direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerreinen Woensdrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Woensdrecht is voornemens om de bestaande bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied te actualiseren. Reden hiervoor is met name de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking is getreden, waarin wordt voorgeschreven dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Op grond van het bepaalde in artikel 3.1, lid 4 van de Wro is de gemeenteraad van Woensdrecht in principe verplicht om bestemmingsplannen ten minste één maal in de tien jaar te herzien. Als alternatief voor een bestemmingsplan kan ook een beheersverordening worden opgesteld. Een beheersverordening kost minder tijd in de voorbereiding. Voor de bedrijventerreinen Driehoeven en De Kooi zijn recent beheersverordeningen vastgesteld. Deze beheersverordeningen zijn vastgesteld om na 1 juli 2013 te blijven voldoen aan de wettelijke verplichtingen.

Deze beheersverordeningen zijn echter niet afgestemd op hedendaagse inzichten omtrent beleid en milieuwetgeving. Om ervoor te zorgen dat de bedrijventerreinen voldoen aan deze hedendaagse inzichten wordt het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerreinen Woensdrecht opgesteld.

1.2 Doel

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande planologische mogelijkheden worden in het bestemmingsplan vertaald. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om intensivering van het ruimtegebruik op de kavel, het bouwen van aan- of bijgebouwen of het aanleggen van paden of verhardingen.

1.3 Ligging plangebied

Driehoeven

Bedrijventerrein Driehoeven is gelegen ten oosten van het dorp Ossendrecht. Het onderhavige plangebied heeft een harde begrenzing in het oosten (de Putseweg) en een mix van functies (bos, wonen en agrarisch) voor de overige grenzen.

De totale oppervlakte van het besluitgebied is circa 24 ha. Op figuur 1.1. is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied Driehoeven

De Kooi

Bedrijventerrein de Kooi is gelegen ten oosten van het dorp Hoogerheide. Het onderhavige plangebied wordt begrensd door de Kooiweg in het noorden, de leidingenstraat in het zuiden en oosten en de Postweg (inclusief parkeerterrein) in het westen. De totale oppervlakte van het plangebied is circa 39 ha. Op figuur 1.2. is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Ligging plangebied De Kooi

1.4 Geldende ruimtelijke plannen

In de onderstaande tabel zijn het voor het plangebied van toepassing zijnde beheersverordeningen

opgenomen.

Naam van de beheersverordening   Vastgesteld  
Driehoeven   26 juni 2013  
De Kooi   26 juni 2013  

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In deze structuurvisie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.

De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota’s, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal platteland. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Voor de plangebieden zijn geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Voor de plangebieden zijn geen nationale ruimtelijke belangen in het geding.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Provinciale Staten hebben op 1 oktober 2010 nieuw ruimtelijk beleid vastgesteld: de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie is op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

2.2.2 Verordening Ruimte

Op 11 mei 2012 is de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant in werking getreden. In deze Verordening is aangegeven hoe men omgaat met ruimtelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant. In de Verordening ruimte zijn diverse regels opgenomen ten aanzien van ontwikkelingen die plaats kunnen vinden in de provincie Noord-Brabant. Deze verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee

gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen en het beoordelen van omgevingsvergunningaanvragen.

Voor de actualisering van de bedrijventerreinen is artikel 2.5.3. van de Verordening Ruimte van belang. Op basis van dit artikel moet in de toelichting van een bestemmingsplan een verantwoording worden opgenomen over de mogelijkheden tot herstructurering.

Op basis van de bestemmingslegging is herstructurering op de bedrijventerreinen mogelijk. Het bestemmingsplan staat herstructurering dan ook niet in de weg. Geconstateerd is dat op de terreinen is beperkt sprake van leegstand waardoor er geen directe noodzaak tot herstructurering is. In het kader van de uitbreiding van de bedrijventerreinen wordt een studie opgesteld waarin de mogelijkheden voor herstructurering blijken.

Op basis van artikel 3.8 vindt de provincie in het algemeen dat bedrijven met een kavel van meer dan 5.000 m² vanwege hun schaal niet passen in de kernen in het landelijk gebied. In het bestemmingsplan is ervoor gekozen, vanwege het principe van zuinig ruimtegebruik, voor grote bestemmingsvlakken en bouwvlakken met een bedrijfsbestemming, met daarbij een bebouwingspercentage van 75%. Hierdoor zouden bedrijven groter dan 5.000 m² kunnen ontstaan. Door deze grote vlakken kunnen grote delen van de bedrijventerreinen worden bebouwd. In een aantal situaties is dat ook al het geval. Voor nieuwe situaties is in de regels opgenomen dat bedrijven niet groter mogen zijn dan 5.000 m².

Voor een uitbreiding van bestaande bedrijven is wel ruimte mits deze voldoen aan de voorwaarden van de provincie. Op de bedrijventerreinen zijn van oudsher een aantal bedrijven aanwezig die groter zijn dan 5.000 m². Voor het verplaatsen van de bestaande bedrijven groter dan 5.000 m² naar een bedrijventerrein bij stedelijk gebied zijn geen financiële middelen voorhanden om deze verplaatsing te bekostigen. Tevens leveren deze bedrijven een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid in de gemeente Woensdrecht. Ook is er op de gronden waar bedrijven groter dan 5.000 m² gevestigd zijn sprake van een uitermate zuinig ruimtegebruik. Indien de bedrijven toch verplaatst worden dan zijn de vrijkomende locaties niet zonder grote kosten beschikbaar te maken voor bedrijven kleiner dan 5.000 m². Hiermee worden de bestaande bedrijven groter dan 5.000 m² gehandhaafd.

2.3 Regionaal beleid

Zo doen wij dat in West-Brabant

In mei 2008 is er gestart met het interactief opstellen van een ruimtelijke visie voor West- Brabant. Doel daarvan is het maken van een gezamenlijk gedragen, ruimtelijk toekomstbeeld van 19 gemeenten en de samenwerkende waterschappen voor de periode tot 2030. West-Brabant is ervan overtuigd, dat er door regionale samenwerking meer collectief inzicht en bestuurskracht beschikbaar is om richting te geven aan grote ruimtelijke opgaven die op de regio afkomen. En door samenwerking ontstaat er ook meer eensgezindheid om West-Brabant nadrukkelijk te profileren als zelfbewuste regio met een eigen

identiteit. De Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030 kan daarom worden gelezen als een statement: ‘Zo doen wij dat in West-Brabant!’. De ontwerp Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030 is namens de stuurgroep voorgelegd aan de Bestuurlijke Regiegroep (BRG) op 7 oktober 2009. Na vaststelling, 18 mei 2010, is de ontwerp Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030 voorgelegd aan de colleges, raden en waterschappen ter instemming, waarbij ook de consequenties van instemming worden belicht. Hiermee wordt een eerste stap voltooid van aftasten, enthousiasmeren en ontdekken van de samenwerking, om te komen tot een weloverwogen koers met meerwaarde voor de gehele regio.

Economische structuur wordt versterkt door regionale specialisaties

De Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030 biedt ruimte voor versterking van de economische structuur. Er wordt ingezet op doorontwikkeling van regionale specialisaties met veel toegevoegde waarde en een hoge arbeidsproductiviteit. De stuwende sectoren, zoals de maak- en procesindustrie, land- en tuinbouw, logistiek met toegevoegde waarde (Value Added Logistics), alsmede de zakelijke en financiële dienstverlening zijn daarin van belang. Bij het faciliteren van de ruimtebehoefte voor deze regionale specialisaties gaat de benutting van bestaande terreinen vóór ontwikkeling. Daarnaast ligt de focus op enkele nieuwe bedrijvenconcentraties, op multi-modale locaties, Hi-tec Maintenance en de regionale ontwikkeling van een aantal aandachtsgebieden.

Herstructurering vóór ontwikkeling

West-Brabant beschikt over een aanzienlijk areaal bedrijventerreinen. Een fors deel van de bestaande bedrijvenlocaties in de regio is in onbruik geraakt of voldoet niet geheel (meer) aan de vraag uit de markt. Ingegeven door de behoefte aan het zorgvuldig omgaan met ruimte is het streven om bestaande terreinen beter te benutten en de toegevoegde waarde per hectare verder te laten toenemen. Door het intensiever benutten van bestaande bedrijventerreinen en het herstructureren van verouderde bedrijventerrein en komt nieuwe ruimte beschikbaar. Deze ambitie legt een aanzienlijke claim op (rijks-) middelen die de herstructurering ondersteunen en maakt regionale afstemming van de herstructureringsopgaven en de ontwikkeling van (nieuwe) bedrijventerreinen noodzakelijk.

Bovenlokale clusters

Buiten de hiervoor beschreven ruimtebehoefte voor reguliere bedrijvigheid worden er twee typen gespecialiseerde, doelgroepgerichte clusters onderkend; clusters voor bovenlokale (grootschalige) bedrijvigheid en gespecialiseerde clusters. De grootschalige clusters worden gesitueerd in het noordelijke kleigebied nabij spoor, snelweg en water. In een compacte ‘eilandstrategie’ wordt ontwikkelingsruimte geboden aan twee aaneengesloten gebieden met een aanzienlijke ruimtebehoefte.

Specifieke clusters van regionale specialisaties

Op kleinschaliger niveau wordt eveneens ingezet op gespecialiseerde, meer netwerkgerichte clusters. Op en rondom de vliegbasis Woensdrecht wordt ingezet op een duurzame gebiedsontwikkeling (Aviolanda Woensdrecht) waar de ontwikkeling van bedrijven en toeleveranciers gerelateerd aan luchthavengebonden maintenance, repair en overhaul een wezenlijk onderdeel van uitmaakt.

Bedrijventerrein de Kooi kan in de bovenstaande kansen mee groeien aangezien deze terreinen aangrenzend zijn. Een grote toename van luchthavengebonden bedrijven wordt echter niet verwacht op de Kooi omdat dergelijke bedrijven zich direct aan de vliegbasis willen verbinden.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 StructuurvisiePlus Woensdrecht

De gemeente heeft in 2001 een structuurvisie opgesteld voor de gehele gemeente. Op 14 mei 2009 is de actualisatie van de StructuurvisiePlus vastgesteld door de gemeenteraad van Woensdrecht. Er is geen nieuw beleid geformuleerd, hierdoor is de essentie en de uitwerking van de visie gelijk gebleven. De StructuurvisiePlus uit 2001 is ongewijzigd in zijn geheel opgenomen in de nieuwe geactualiseerde StructuurvisiePlus. De actualisatie is als een afzonderlijk document vormgegeven.

De StructuurvisiePlus vormt het kader waarin de verschillende ruimteclaims op het gebied van wonen, werken, natuur, recreatie, voorzieningen etc. zijn afgewogen. Voor extra ontwikkelingsruimte zal in de toekomst buiten het plangebied van het bestemmingsplan worden gezocht.

2.4.2 Visie bedrijventerreinen Woensdrecht

De gemeente Woensdrecht heeft een Visie Bedrijventerreinen Woensdrecht opgesteld. De visie dient ter voorbereiding op de “Bestemmingsplanherziening van de bedrijventerreinen” en tevens als verplichting van de gemeente Woensdrecht in het kader van de ontwikkeling van Aviolanda. Uit de visie blijkt dat er een lokale ruimtevraag is van 13,4 ha (netto), waarvan 6 ha zich rond De Kooi concentreert. Daarnaast heeft Aviolanda ook nog een ruimtevraag van 32,5 ha bruto (6,5 ha op het Business Park Aviolanda, 11 ha op Defensieterrein en 15 ha op en rondom bedrijventerrein De Kooi voor de spin-off en lokale behoefte).

2.4.3 Geluid politieacademie te Ossendrecht

In het bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' is niet specifiek ingegaan op de geluidsbelasting van de activiteiten van de Politieacademie te Ossendrecht op de omgeving. Na vaststelling van voornoemd bestemmingsplan, hebben berekeningen uitgewezen dat de geluidscontouren van de Politieacademie over een groot gedeelte van de gemeente Woensdrecht liggen. Naar aanleiding hiervan is een onderzoek uitgevoerd naar het akoestisch effect van de Politieacademie op bestemmingsplannen. Dit onderzoek met de titel 'Geluidsrapport Politieacademie locatie Ossendrecht' is in bijlage 6 van het voorliggende bestemmingsplan toegevoegd.

De conclusie van voornoemd onderzoek luidt als volgt:

'De Politieacademie wordt, doordat de rechten zijn vastgelegd in de bestaande milieuvergunning, niet gehinderd door de realisatie van nieuwe woningbouw. De woningbouw dient dan wel gerealiseerd te worden buiten de beoordelingspunten van de bestaande milieuvergunning. Het industrielawaai zorgt voor een relatief lage geluidsbelasting op de nabijgelegen woningen. Voor nieuwe woningen die verder van de Politieacademie gerealiseerd worden zal deze geluidsbelasting nog lager zijn. Het industrielawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van nieuwe woningen.

Het 'schietlawaai' zorgt een aantal maal per jaar voor een hoge geluidsbelasting op de omliggende en nieuwe woningen. Deze geluidsbelasting op de bestaande en de nieuwe woningen en de ontwikkeling van nieuwe woningen zijn aanvaardbaar omdat:

  • er sprake is van een unieke inrichting in Nederland;
  • het schietgeluid reeds van oudsher aanwezig is;
  • er een milieuvergunning verleend is voor de schietactiviteiten;
  • het door de aard van de activiteiten binnen de inrichting niet mogelijk is om geluidsreducerende maatregelen binnen de inrichting te treffen;
  • de berekening van de geluidscontouren vanwege het schietlawaai gebaseerd zijn op een 'worstcase' scenario; niet alle schietactiviteiten vinden gelijktijdig plaats;
  • er de laatste tijd weinig klachten zijn, (afgelopen 3 jaar 3 stuks).'

2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Woensdrecht past in het geldende beleid van zowel het Rijk, de provincie als de gemeente Woensdrecht. Door intensivering van het ruimtegebruik mogelijk te maken op de kavels is sprake van zuinig ruimtegebruik. Een belangrijk thema volgend uit het beleidskader.

Hoofdstuk 3 Sectorale toetsen

3.1 Bedrijven en Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van SBI-codes uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit 2008.

De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Ten opzichte van milieugevoelige functies die zijn gelegen in gebieden met een andere typering kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied wordt ter plaatse van bestaande bedrijven de bedrijfsbestemming gehandhaafd. De toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten (uitgedrukt in milieucategorieën) is gebaseerd op de afstand tot de bestaande burgerwoningen om het plangebied en op de afstand tot bestaande bedrijfswoningen.

Burgerwoningen

Het plan maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de omgeving van het bedrijventerrein De Kooi zijn geen burgerwoningen aanwezig. De bestaande woningen in de omgeving van het bedrijventerrein Driehoeven wordt getypeerd als gemengd gebied. Ten opzichte van deze woningen (op Driehoeven) zijn de richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten aangehouden voor een gemengd gebied. Dit zijn de richtafstanden zoals deze gelden voor een rustige woonwijk minus één afstandsstap. Dit houdt in dat de richtafstand van een milieucategorie 3.2 bedrijf geen 100 meter bedraagt zoals dit voor een rustige woonwijk geldt, maar een richtafstand van 50 meter (zoals deze behoort bij categorie 3.1). Voor de verspreid liggende burgerwoningen op het bedrijventerrein Driehoeven is een woonbestemming opgenomen. Ook voor deze bestemmingen geldt dat het gebiedstype 'gemengd gebied' is gehanteerd, zij het dat bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 direct naast de woningen zijn toegestaan. Deze situatie wordt aanvaardbaar geacht gelet op het feit dat de woningen zijn gelegen in een gebied waar overwegend een bedrijfsbestemming aanwezig is.

Bedrijfswoningen

In het plangebied zijn eveneens een groot aantal bestaande bedrijfswoningen aanwezig. Deze bedrijfswoningen worden gehandhaafd. Bedrijven hebben zich in het verleden juist op de bedrijventerreinen gevestigd, omdat er zich reeds bedrijfswoningen bevonden en omdat mogelijkheden bestonden om bedrijfswoningen te realiseren. Vanwege de bedrijfsvoering is het in sommige gevallen gewenst dat eigenaren/werknemers 24 uur per dag op of bij het bedrijf kunnen zijn. Daarbij komt dat bedrijfswoningen de veiligheid op het bedrijventerrein verhogen. Vanuit het oogpunt van het doelmatig gebruik van het bedrijventerrein, waarbij een zo hoog mogelijke toelaatbaarheid zou moeten worden toegestaan, is het wegbestemmen van de bedrijfswoningen niet noodzakelijk. Nieuwe bedrijfswoningen zijn echter niet toegestaan omdat deze beperkingen opleggen aan de algemene toelaatbaarheid en bedrijfsvoering van bedrijven in de directe omgeving hiervan.

Mocht een bedrijfswoning niet langer als zodanig worden gebruikt dan is door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid het mogelijk om de milieucategorie ter plaatse te verhogen tot categorie 3.2. Als deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, dan mogen er in de directe omgeving van de gronden waar de wijzigingsbevoegdheid betrekking op heeft geen andere gevoelige functies aanwezig zijn.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de bovenstaande uitgangspunten is de milieuzonering uitgewerkt. Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de Standaard SvB en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven.

Afhankelijk van de locatie op de bedrijventerreinen zijn bedrijven uit categorie 2 tot en met 3.2 algemeen toelaatbaar. Het maximum van de toelaatbare milieucategorisering is ontleend aan de verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant. Verder is deze categorisering ontleend aan de aanwezige (bedrijfs)woningen in de directe omgeving. In een milieucirkel rond deze woningen zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan uit de volgende categorieën.

De Kooi  
Situatie   Milieucategorie  
Op een afstand van meer dan 30 meter van een bedrijfswoning   maximaal 3.2  
Op een afstand van minder dan 30 meter van een bedrijfswoning   maximaal 3.1  

Afwijkingsbevoegdheid voor het hele terrein tot 4.1, mits wordt voldaan aan het activiteiten besluit.

Driehoeven  
Situatie   Milieucategorie  
Op een afstand van meer dan 30 meter van een burgerwoning of een cluster van bedrijfswoningen   maximaal 3.1  
Op een afstand van minder dan 30 meter van een bedrijfswoning buiten een cluster   maximaal 3.1  
Op een afstand van minder dan 30 meter van een burgerwoning of een cluster van bedrijfswoningen   maximaal 2  

Afwijkingsbevoegdheid voor het hele terrein tot 4.1, mits wordt voldaan aan het activiteiten besluit.

Bij de milieuzonering zijn de milieucirkels in eerste instantie zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Bij nader inzien is er gekozen voor een opsplitsing van bestaande bedrijven ( of bedrijfspercelen) in verschillende milieucategorieën. Hierdoor kan een perceel verschillende milieucategorieën hebben. In onderstaand figuur is dit gevisualiseerd. Hierbij laat de rode lijn zien op welke afstand van de woning bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 toelaatbaar zijn. Deze "richtafstand" is voor een deel gelegen over het bedrijfsperceel. Tussen de rode en blauwe lijn zijn activiteiten tot en met milieucategorie 3.1 mogelijk. Deze worden voor dat deel van het perceel dan ook opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0003.jpg"

Figuur 3.1. Milieuzonering

Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, krijgen een maatwerkbestemming (zie bijlage 7). Hiermee zijn de bestaande activiteiten toegestaan. Mocht het bedrijf op houden te bestaan of zich elders vestigen dan zijn ter plaatse alleen bedrijven uit de lagere milieucategorie toegestaan.

Inschaling huidige bedrijven

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB 'bedrijventerrein'. De gehanteerde bedrijvenlijsten inclusief de eventuele aanduiding zijn opgenomen in bijlage 7. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan ter plaatse algemeen toelaatbaar wordt geacht of voeren bedrijfsactiviteiten uit die niet in de SvB 'bedrijventerrein' zijn opgenomen. Deze bedrijven krijgen een specifieke aanduiding (aanduiding 'sb'). Dit wordt ook wel een maatbestemming genoemd. Op de locaties met deze aanduiding zijn de aangegeven specifieke bedrijfsactiviteiten toegestaan of activiteiten die vallen onder de algemeen toelaatbare categorieën. Gelet op het huidige functioneren van deze bedrijven op het bedrijventerrein acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen/te verplaatsen. Omliggende bedrijven dienen in hun huidige bedrijfsvoering al rekening te houden met de omliggende (bedrijfs)woningen. In de huidige situatie is ook geen sprake van knelpuntsituaties, er zijn geen klachten van omwonenden of andere bedrijven bekend. In de regels is een overzicht opgenomen van de bedrijven met een specifieke bedrijfsbestemming. In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven wat de bijbehorende bestemmingsregeling is.

Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste één hogere categorie dan de algemeen toelaatbare categorieën toe te staan, mits deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten uit de algemeen toelaatbare milieucategorieën. Ook wordt bedrijven de mogelijkheid geboden om zich te vestigen indien voldoende maatregelen op basis van het activiteitenbesluit worden getroffen. Hierbij moet het gaan om maatregelen voor ruimtelijk relevante onderwerpen zoals: verkeer, stof, gevaar en geluid. Als door het treffen van maatregelen een vergelijkbare bedrijfsvoering ontstaat als activiteiten die al zijn toegestaan dan wordt ook dit toelaatbaar geacht. Ook voor deze mogelijkheid is een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Conclusie

In dit bestemmingsplan is aan de hand van de uitgewerkte milieuzonering, die is vertaald in een algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Tevens is daarmee bereikt dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen vestigen in het plangebied wanneer zij vallen binnen de algemeen toelaatbare categorieën, dan wel in het kader van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.2 Water

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt in het kader van het wettelijke vooroverleg overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.

Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit 2 bedrijventerreinen. Dit betreffen de bedrijventerreinen De Kooi en Driehoeven, beide gelegen binnen de gemeente Woensdrecht. Beide bedrijventerreinen zijn in de huidige situatie nagenoeg volledig verhard. Op de bedrijventerreinen zijn naast bedrijven en wegen ook (bedrijfs)woningen aanwezig.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgronden. Er is sprake van grondwatertrap VI ter plaatse van het bedrijventerrein De Kooi en grondwatertrap VII ter plaatse van het bedrijventerrein Driehoeven. Grondwatertrap VI wil zeggen een gemiddelde hoogste grondwaterstand variërend van 0,4 tot 0,8 meter onder maaiveld en een gemiddelde laagste grondwaterstand van meer dan 1,2 meter onder maaiveld. Grondwatertrap VII wil zeggen een gemiddelde hoogste grondwaterstand van meer dan 0,8 meter onder maaiveld en een gemiddelde laagste grondwaterstand van meer dan 1,2 meter onder maaiveld.

Waterkwantiteit

Ten westen van het bedrijventerrein De Kooi zijn twee A-watergangen gelegen. Deze staan haaks op de plangrens en liggen niet binnen het plangebied. Door het bedrijventerrein Driehoeven zijn zowel A, als B-watergangen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0004.jpg"

Figuur 3.2. Ligging waterlopen De Kooi

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0005.jpg"

Figuur 3.3. Ligging waterlopen Driehoeven

Op alle watergangen en sloten binnen het plangebied is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:

  • waterlopen categorie A: voor deze watergangen geldt dat het waterschap tot 5 m vanaf beide insteken van de watergang randvoorwaarden stelt aan de inrichting. Binnen 4 m mogen geen obstakels aangebracht worden en binnen 5 m geen opgaande gebouwen en/of beplanting hoger dan 1,2 m. De inrichting is gericht op het onderhoud van de watergang;
  • waterlopen categorie B: de eigenaren van gronden langs deze watergangen moeten de sloten eenmaal per jaar - in het najaar - schoonmaken. Het waterschap controleert of de sloten goed schoon zijn (= schouwen);
  • voor ingrepen die binnen 5 m vanaf de insteek van waterlopen categorie A (voorheen leggerwatergangen) plaatsvinden, dient een ontheffing van de keur te worden aangevraagd. Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B (voorheen schouwsloten) en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.

Veiligheid en waterkeringen

Kern-/beschermingszones

Binnen de beide bedrijventerreinen zijn geen kern- of beschermingszone van waterkeringen gelegen.

Afvalwaterketen en riolering

Aan de zuidzijde binnen het bedrijventerrein de Kooi is een afvalwatertransportleiding gelegen.

Toekomstige situatie

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.3 Ecologie

Door middel van bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

De terreinen liggen bij de kernen Woensdrecht en Ossendrecht. Rondom de kernen ligt het Natura-2000 gebied de Brabantse wal. Aangezien op de terreinen nagenoeg geen ecologische waarden aanwezig zijn is de kans dat dergelijke waarden worden verstoord zeer klein.

Indien kleinschalige ontwikkelingen plaatsvinden in bestaande bebossing of op braakliggende kavels dan dient een ecologische toets plaats te vinden. Deze toets moet plaatsvinden op basis van het geldend beleid. In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de normstelling en de soorten die ter plaatse van het plangebied voor kunnen komen.

Conclusie

Gezien bovenstaande vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.4 Bodem

Beleid en toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in ontwikkelingen. Ten gevolge van het bestemmingsplan is daarmee geen sprake van een functiewijziging ten opzichte van de huidige situatie. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is uitsluitend nodig bij het indienen van een nieuwe omgevingsvergunning voor bouwen. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Nabij en binnen het plangebied zijn verschillende wegen gelegen met een geluidszone. Daarnaast ligt het bedrijventerrein binnen de geluidzone van het militaire vliegveld Woensdrecht. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Van nieuwe geluidgevoelige functies is dan ook geen sprake. Het aspect geluid staat de uitvoering van de beheersverordening daarom niet in de weg.

3.6 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Wanneer het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van risicovolle objecten dient het groepsrisico te worden verantwoord.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Op, of in de nabije omgeving van het bedrijventerrein Driehoeven zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. In de omgeving van dit bedrijventerrein is tevens geen sprake van transporten met gevaarlijke stoffen.

In de nabije omgeving van het bedrijventerrein De Kooi zijn geen BEVI- of BRZO-inrichtingen aanwezig. Ten zuiden van het bedrijventerrein De Kooi zijn drie buisleidingen gelegen waardoor aardgas onder hoge druk getransporteerd wordt. Dit betreft leidingen A-530, A-614 en A-657. Deze leidingen zijn onder beheer van de Gasunie. Door de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (voormalige Regionale Milieu Dienst) is in opdracht van de gemeente Woensdrecht een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld voor alle hogedruk aardgasleidingen binnen de gemeente Woensdrecht. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 2. Hieruit blijkt dat voor al de drie hiervoor genoemde leidingen sprake is van een PR 10-6 contour die buiten de gasleiding, en binnen het plangebied (bedrijventerrein De Kooi) is gelegen. Binnen het plangebied zijn geen kwetsbare objecten aanwezig die binnen de PR 10-6 contour vallen. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Van de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is dan ook geen sprake. In de planregels is tevens opgenomen dat binnen het volledige plangebied geen kwetsbare objecten gevestigd mogen worden. Ook zelfstandige kantoren zijn in de regels uitgesloten. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het groepsrisico ten gevolge van de gasleidingen is eveneens berekend in de door de Regionale Milieudienst opgestelde QRA. De hoogte van het groepsrisico is in tabel 3.1 weergegeven.

Tabel 3.1. Groepsrisico ten hogedruk aardgasleidingen

leiding   hoogte groepsrisico  
A-530   0,025 x oriëntatiewaarde  
A-614   0,017 x oriëntatiewaarde  
A-657   < 0,01 x oriëntatiewaarde  

Het groepsrisico zorgt in geen enkel geval voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico zal eveneens niet toenemen ten gevolge van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en zal ten opzichte van de huidige planologische situatie geen ontwikkelingen mogelijk maken. Gezien de locatie ten opzichte van de leiding is wel een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Vanwege het feit dat een groot deel van het bestemmingsplan is gelegen binnen het invloedsgebied van verschillende buisleidingen van de Gasunie dient de gemeente wel het groepsrisico te verantwoorden.

Deze is opgenomen in bijlage 3.

Aan de leidingen zijn reeds mitigerende maatregelen uitgevoerd. Hierdoor zijn de PR 10-6 risicocontouren verkleind of verdwenen en zal het groepsrisico zijn afgenomen. De QRA is hierdoor verouderd. Omdat het voorliggende plan consoliderend van aard is en daardoor geen toename in personendichtheid tot gevolg heeft, de mitigerende maatregelen een afname van het groepsrisico tot gevolg hebben en er bij de reeds uitgevoerde QRA al geen sprake was van een overschrijding van 0,1 maal de oriënterende waarde, is het niet noodzakelijk een nieuwe QRA op te stellen. Een nieuwe QRA zal de conclusie niet wezenlijk veranderen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.7 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteitseisen

Beleid en Normstelling 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven.

Tabel 3.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  • De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Wet milieubeheer

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daardoor zorgt de vaststelling van het bestemmingsplan niet voor meer verkeer dan in de huidige situatie. Het plan draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit in niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 3.6. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten. De maatgevende weg nabij de beide bedrijventerrein is de N286. De locatie van de rekenpunten ten opzichte van de bedrijventerreinen is weergegeven in afbeelding 3.4.

Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2011 bedraagt 24,9 µg/m³ , voor fijnstof bedraagt dit maximaal 26,0 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 19 dagen. Voor het jaar 2020 bedraagt het gehalte stikstofdioxide maximaal 16,1 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit 20,7µg/m³ en het maximale aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 9 dagen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BEDRxBP105xMOEDx04-VG01_0007.png"

Figuur 3.4. Rekenpunten luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool nabij het plangebied.

Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de bedrijventerreinen het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.8 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Gelet op de kenmerken van het project (zoals de kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheid en het consoliderende karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de verbeelding met het renvooi (paragraaf 4.1);
  • de regels (vier hoofdstukken, paragraaf 4.2).

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Woensdrecht. Alle nieuwe ruimtelijke plannen – zoals bestemmingsplannen – moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2012 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.

4.1 Verbeelding en renvooi

Digitaal

Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.

Analoog

Ondergrond

Op de verbeelding(en) is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie juni 2013). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld W) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.

Bestemmingen

De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld W) aangeduid. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.

Aanduidingen en renvooi (analoog plan)

De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Woensdrecht opgesplitst in:

  • gebiedsaanduidingen;
  • functieaanduidingen;
  • bouwvlak;
  • bouwaanduidingen;
  • maatvoeringsaanduidingen.

Leeswijzer

Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.

4.2 Regels

De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

4.2.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.

4.2.2 Bestemmingsregels

Opbouw bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.

  • Bestemmingsomschrijving
    In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming 'als recht' zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste 'toetssteen' voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden/gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
  • Bouwregels
    Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de bouwregels
    De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels is in dit deel van de regels opgenomen.
  • Specifieke gebruiksregels
    In dit onderdeel wordt ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de gebruiksregels
    De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke regels.
  • Wijzigingsregels
    Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Binnen de plangrenzen van het bedrijventerrein Driehoeven is nog een agrarische kavel gevestigd. Voor deze kavel zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 4 Bedrijventerrein

Alle bestaande bedrijfsgronden in het plangebied zijn bestemd tot Bedrijventerrein. De huidige bebouwing en bedrijfsactiviteiten kunnen binnen deze bestemming veelal ongewijzigd worden voortgezet dan wel worden uitgebreid.

Toelaatbare bedrijfsactiviteiten en milieuzonering

Voor de bedrijfsfuncties in het plangebied wordt het systeem van milieuzonering gehanteerd (zie hoofdstuk 3). Per functie is een koppeling gelegd met de categorie-indeling van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Zowel de aard van de activiteit als de milieucategorie liggen derhalve per locatie vast in het bestemmingsplan. Om maatwerk te kunnen bieden, is in lid 5 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om bedrijvigheid, die behoort tot één milieucategorie hoger dan op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, toch toe te staan. Voorwaarden hierbij zijn dat het nieuwe bedrijf naar zijn aard en omvang past binnen één van de milieucategorieën die wel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen.

Een aantal bedrijven past echter niet binnen de milieuzonering zoals deze is opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor deze bedrijven wordt een specifiek op de bedrijfsactiviteiten toegesneden aanduiding opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding is dan het bestaande bedrijf (gekoppeld aan de SBI-code) toegestaan. Worden de bedrijfsactiviteiten beëindigd, dan is uitsluitend dezelfde soort bedrijvigheid, of nieuwe bedrijvigheid die past binnen de algemeen gehanteerde milieuzonering, toelaatbaar op deze locatie.

Bouwbepalingen

In de bouwregels is opgenomen dat bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak moet worden gesitueerd. Het bebouwingspercentage is daarbij gemaximeerd tot 75% en de bouwhoogte tot ten hoogste 10 m.

Voor de randen bij Driehoeven had gekozen kunnen worden voor een lagere bouwhoogte van gebouwen. Dit vanwege de uitstraling richting het buitengebied. Echter in het bestemmingsplan Buitengebied zijn vergelijkbare hoogtes gehanteerd. Een lagere bouwhoogte zou dan ook niet te rechtvaardigen zijn.

Het bebouwingspercentage is hoofdzakelijk ingegeven vanuit de beleidsmatige keuze om het bedrijventerrein zo intensief mogelijk te benutten. Een hoger percentage is op voorhand, vanwege de huidige verkaveling van het bedrijventerrein, niet wenselijk.

Om ervoor te zorgen dat bedrijven niet te dicht op elkaar gaan bouwen is een regeling opgenomen dat bedrijven ten minste 5 m uit de voorste perceelsgrens moeten bouwen. Uit de zijdelingse en achterste perceelsgrens moet in ieder geval 4 m worden gebouwd. Uiteraard is deze bepaling niet van toepassing wanneer het gebouw op de perceelgrens mag worden gerealiseerd. Ook de onderlinge afstand tussen gebouwen moet ten minste 5 m bedragen. Hierdoor zijn bedrijfsgebouwen ook beter bereikbaar voor hulpdiensten in het geval van een calamiteit.

Daarnaast is afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijfsactiviteiten die voldoen aan de ruimtelijke relevante thema's uit het activiteitenbesluit. Een dergelijke bedrijfsactiviteit kan in situaties mogelijk worden doordat het bedrijf maatregelen treft. Denkbaar is het voldoende afstand houden tussen een bepaald onderdeel van het productieproces en (bedrijfs)woningen in de omgeving, maatregelen die geluidhinder of uitstoot van geur of stof beperken. Die maatregelen vormen de voorwaarde voor het toestaan van dergelijke bedrijven.

Veel bedrijven zullen al via de algemeen toegepaste milieuzonering kunnen worden gevestigd. Bedrijven uit een hogere milieucategorie kunnen dan met deze afwijkingsmogelijkheid zich vestigen. Daarmee worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijven volgens de vorige ruimtelijke regelgeving behouden, gecombineerd met voldoende waarborgen voor de omgeving waarin (bedrijfs)woningen aanwezig zijn. Dit is geborgd door koppeling aan maatregelen en aan het voldoen aan het Activiteitenbesluit.

Bedrijfswoningen

Voor de bestaande bedrijfswoningen zijn, overeenkomstig de huidige planregelingen, een goothoogte van 5,5 m en een bouwhoogte van 10 m opgenomen. Qua omvang zijn bedrijfswoningen gemaximeerd op 600 m³. Deze maten sluiten aan bij de regeling voor agrarische bedrijfswoningen en burgerwoningen in het buitengebied van de gemeente Woensdrecht.

Artikel 5 Groen

De bestaande kenmerkende groenstructuren zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn voorts onder andere nutsvoorzieningen en geluidsschermen mogelijk.

Artikel 6 Natuur

De bestemming Natuur is opgenomen voor de bestaande natuur aan de noord-west zijde van het bedrijventerrein Driehoeven. In deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 7 Tuin

De tuinen die bij woningen horen zijn bestemd tot Tuin. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen overkappingen zijnde, toegestaan. Hierdoor zijn erfafscheidingen mogelijk binnen de bestemming. De aanleg van erfontsluitingswegen is ook toegestaan binnen deze bestemming.

Artikel 8 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de hoofdverkeersstructuur (openbare wegen, voet- en fietspaden) in het plangebied.

Artikel 10 Wonen

De bestemming Wonen is afgestemd op de bestemming die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Woensdrecht. In alle woningen is de uitoefening van een beroep aan huis in hoofd- en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 60 m². Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. De inhoud van de woning bedraagt maximaal 600 m³ of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

De maximale goothoogte van de woning bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter.

Artikel 11 Wonen - Woonwagenstandplaats

De woonwagens aan het Putsmolentje hebben een aparte bestemming gekregen. Middels aanduidingen is geregeld wat het maximum aantal wooneenheden betreft. Binnen deze bestemming is geregeld hoe groot de woonwagens mogen zijn en het aantal toegestane woonwagens. Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Nota inspraak- en overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van de inspraakprocedure wordt voor eenieder het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor overleg toegezonden aan de provincie en het waterschap. De nota inspraak- en overleg ex artikel 3.1.1. Bro is opgenomen in bijlage 8 van deze toelichting.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is voornamelijk een "conserverend" bestemmingsplan. Er zijn voor de gemeente geen uitvoeringskosten in relatie tot dit bestemmingsplan aanwezig die noodzaken tot het opstellen van een exploitatieplan.