Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Pieter Vreedestraat
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0867.bpWWPieterVreedest-vas1

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van woonhuizen al dan niet in combinatie met de uitoefening van: 
    1. beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum van 30 m² van het bruto-vloeroppervlak van de wooneenheid;
    2. bedrijfsmatige activiteiten na afwijking van de regels;
  2. aan- uitbouwen en bijgebouwen;
  3. tuinen en erven;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voorzieningen voor ondergrondse afvalinzameling;
 met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ;

4.2 Bouwregels

4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
  1. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. de totale diepte van het hoofdgebouw met de daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevelrooilijn mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen
  3. In aanvulling op (of onverminderd) het bepaalde in de leden a, b, mogen buiten het ‘bouwvlak’ bijgebouwen worden gebouwd mits:
    1. voor gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, de totale oppervlakte van bijgebouwen maximaal 20% van het bouwperceel bedraagt met een maximum van 500 m².
    2. de afstand tot de voorgevelrooilijn minimaal 3 m bedraagt met dien verstande dat een overkapping met een open constructie tot in de voorgevelrooilijn mag worden gebouwd.
    3. op hetzelfde bouwperceel de afstand minimaal 1 m bedraagt tussen:
      • hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
      • aaneengebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
      • vrijstaande bijgebouwen onderling.
    4. de goothoogte maximaal 4 m bedraagt of ingeval van een aaneengebouwd bijgebouw waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 4 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m.
    5. de nokhoogte maximaal 5 m bedraagt.
    6. in afwijking van het bepaalde in sub 6 de goothoogte van een overkapping met een open constructie voor zover deze is gelegen op een afstand van minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn maximaal 4 m is en voorzien is van een plat dak.
    7. de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de flauwste dakhelling van het hoofdgebouw.
  4. In afwijking van het bepaalde in lid a mogen aangebouwde bijgebouwen vóór de voorgevelrooilijnen worden gebouwd mits:
    1. de diepte maximaal 1 m is;
    2. de bouwhoogte maximaal 0,25 m hoger is dan de eerste bouwlaag van de woning, met een maximale bouwhoogte van 4 m;
    3. de totale breedte maximaal 3/5 deel bedraagt van het gedeelte van de voorgevel dat in de voorgevelrooilijn valt, met een maximale breedte van 6 m;
    4. de totale oppervlakte van aangebouwde bijgebouwen maximaal 6 m² bedraagt.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. op de gronden, gelegen binnen de aanduidingen ‘bouwvlak’ en 'bijgebouwen'mag de bouwhoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  2. op de gronden, buiten de aanduidingen ‘bouwvlak’ en 'bijgebouwen' mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 1 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.

4.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a. ondergronds bouwen is alleen binnen de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' toegestaan;
b. onverminderd het bepaalde in lid a mag op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van artikel artikel 4 lid 2.1  ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is;
c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen;
d. in afwijking van lid a tot en met c is ondergronds bouwen op het gehele bouwperceel toegestaan ten behoeve van ondergrondse energievoorzieningen en/of ondergrondse afvalinzameling met uitzondering van inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer.
  

4.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen)
en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
  1. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  3. het bevorderen van de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en brandveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van de wooneenheid;
  2. vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van wonen;
  3. het hoofdgebouw ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten;
  4. gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde voor de uitoefening van:
  1. beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het bruto-vloeroppervlak in de wooneenheid;
  2. bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open constructie; mits:
    1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
    2. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
      1. uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen, mits:
        1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft; \
        2. het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
    3. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
    4. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn.
    5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
    6. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten.
    7. op het bij de woning behorende bouwperceel ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd indien (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
    8. wordt voorzien in het parkeren op eigen terrein.
    9. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
    10. per wooneenheid maximaal 50 m² van het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik wordt genomen.