direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Driessen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.BpWWDriessen-va01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden in de vorm van agrarische bodemexploitatie;

met aan lid a ondergeschikte:

  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de bij lid a tot en met d behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van schuilgelegenheden voor vee en tijdelijke lage ondersteunende voorzieningen.

3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'houtsingel' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de natuur- en landschappelijke waarde van de bestaande boomsingels;
  • b. 'specifieke vorm van water – zone rietoever' zijn de gronden mede bestemd voor een watergang met rietoever;
  • c. 'specifieke vorm van water – oeverzone' zijn de gronden mede bestemd voor een watergang met oeverzone;
  • d. 'specifieke vorm van waarde - attentiegebied EHS' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken mogen worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 1,5 m bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen, indien zulks in het kader van het beheer van de gronden gewenst of noodzakelijk is waarbij:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte van gebouwen niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
  • b. de perceelsoppervlakte van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht niet minder dan 1 ha bedraagt;
  • c. de grondoppervlakte per gebouw niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
  • d. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. de hoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 3.1 en artikel 23 (Algemene gebruiksregels) is het in ieder geval verboden de gronden en/of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. gronden en bouwwerken als veestal;
  • b. gronden ten behoeve van open opslag;
  • c. gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. gronden en bijgebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 3.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 200 m2 per perceel;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • c. het uitvoeren van de onderstaande werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - attentiegebied EHS':
    • 1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voorzover groter dan 100 m2 per perceel;
    • 2. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0.60 m onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
    • 3. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 4. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden of de instandhouding van het gebied, waaronder begrepen de normale agrarische bedrijfsvoering voor zover niet anders is bepaald;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en/natuurwetenschappelijke waarde van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden evrkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning niet kan worden geweigerd;
  • b. voor een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - attentiegebied EHS, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap.