direct naar inhoud van Artikel 19 Leiding - Gas
Plan: Driessen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.BpWWDriessen-va01

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een hoge druk aardgastransportleiding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming “Leiding – Gas” voorrang krijgt.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Primair

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.2 Secundair

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • b. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
  • c. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels voor de bouw van:

  • a. andere bouwwerken, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
19.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen met een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en de veiligheid met betrekking tot de gasleiding wordt niet geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegevoegd.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 19.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn voor de leiding (belemmeringenstrook): :

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van riolering, kabels leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het aanbrengen/rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals het plaatsen van lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het permanent opslaan van goederen;
  • h. het aanleggen of vergraven van waterlopen, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
19.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de de leiding of de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 19.2 of 19.4.
19.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.