Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Waalwijk, Laageinde 103
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0867.BPLaageinde103-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Waalwijk, Laageinde 103’ met identificatienummer NL.IMRO………………….. van de gemeente Waalwijk;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende Bijlage;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aaneengebouwde hoofdmassa
hoofdmassa welke deel uitmaakt van meer dan twee aaneengebouwde, grondgebonden, hoofdmassa's;
 
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is;
 
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.8 achterkant
gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;
 
1.9 bebouwing
  1. één of meer gebouwen en/of;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:
  1. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de hoofdmassa mag komen;
  2. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;
1.11 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
 
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig verlenen van werkzaamheden en/of diensten waaronder internetbedrijven en internetafhaalpunten, daaronder niet begrepen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen);
 
1.13 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)
uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
 
1.14 bergbezinkvoorziening
ondergrondse ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt opgeslagen;
 
1.15 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
 
1.16 bestaand
Bestaand zoals op moment van de inwerkingtreding van dit plan:
  1. legaal bestaat, in uitvoering is of in gebruik mag worden genomen krachtens een geldige omgevingsvergunning;
  2. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;
Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het bestaand aantal woningen, bestaand bouwwerk, bestaand gebruik, de bestaande situatie (gebruik en gebouwen) en de bestaande maatvoering van bouwwerken;
 
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 
 
1.21 bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
 
1.22 bouwlaag
een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peil en zolder;
 
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.24 bouwvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
 
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.26 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.27 dakkapel
opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;
 
1.28 dakopbouw
een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
 
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.30 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit plan deze inrichting niet verbiedt;
 
1.31 garagebox
een zelfstandig niet voor bewoning bestemd gebouw, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor stalling van voertuigen en/of huishoudelijke bergruimte;
 
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 
 
1.33 geluidswal
een aarden wal of grondlichaam om het geluid van het verkeer van een snelweg of spoorbaan voor een fors deel tegen te houden, zodat de in de erachter liggende woningen minder geluidshinder van het verkeer is.
 
1.34 geluidsscherm
een betonnen of stenen muur, glazen of houten wand, stalen damwand, gekooide steenwol of iets dergelijks om het geluid van het verkeer van een snelweg of spoorbaan voor een fors deel tegen te houden, zodat de in de erachter liggende woningen minder geluidshinder van het verkeer is.
 
1.35 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
1.36 gevellijn
de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;
 
1.37 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.38 hoofdmassa
het hoofd(woon)gebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofd(woon)gebouw;
 
1.39 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;
 
1.40 internetafhaalpunt
internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en zonder uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder bedrijf;
 
1.41 internetbedrijf
internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met opslag- en verzendfunctie. Dit type valt onder bedrijf;
 
1.42 kamerverhuur
de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;
 
1.43 kruisingsvlak
het gemeenschappelijk vlak, door de elkaar kruisende openbare wegen gevormd, bij het fictief
doortrekken van de rijbaankanten;
 
1.44 langzaam verkeer
voetgangers- en (snor)fietsverkeer; 
 
1.45 ondergronds bouwen
bouwen onder peil;
 
1.46 open opslag
het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;
 
1.47 openbaar toegankelijk gebied
openbare weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
 
1.48 openbare weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
 
1.49 overkapping met een open constructie
een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte ruimte vormt, met maximaal twee wanden die al dan niet tot de constructie zelf behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw;
 
1.50 peil
  1. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  2. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.51 perceelsgrens
grens van het bouwperceel;
 
1.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.53 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.54 twee-aaneengebouwde hoofdmassa
  1. hoofdmassa welke deel uitmaakt van twee aaneengebouwde, grondgebonden hoofdmassa's;
  2. hoofdmassa waarbij één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens valt met uitzondering van aaneengebouwde hoofdmassa's;
1.55 voorkant van de hoofdmassa
de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering;
 
1.56 voorste grens van het bouwvlak
de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de hoofdmassa is georiënteerd;
 
1.57 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen;
 
1.58 vrijstaande geschakelde hoofdmassa
een vrijstaande woning, die niet vrijstaand is volgens de definitie van vrijstaande hoofdmassa, want een zijde ligt in de zijdelingse perceelsgrens, en naast de woning ligt een berging, die eveneens in de zijdelingse perceelsgrens ligt;
 
1.59 vrijstaande hoofdmassa
hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;
 
1.60 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.61 zijkant (hoofdmassa)
gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel);
 
2.2 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk
  1. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  2. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
  3. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil;
2.3 breedte hoofdmassa
evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa;
 
2.4 bruto-vloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;
 
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.6 diepte hoofdmassa
  1. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
  2. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
2.7 goothoogte van een bouwwerk
  1. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
  2. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten;
2.8 hoogte bouwlaag
bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak;
 
2.9 (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 9
 
2.10 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.11 nokhoogte van een bouwwerk
vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;
 
2.12 verticale diepte
vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;
 
2.13 uitzonderingen
bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen gelden de volgende uitzonderingen:
  1. ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden binnen het plangebied zijn bestemd voor:
  1. wonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij per bouwperceel maximaal 1 woning is toegelaten, met dien verstande dat indien een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  2. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een woning, in de vorm van dienstverlening, op een maximum van 30 m2 bruto vloeroppervlak van de hoofdmassa per woning;
met de daarbij behorende:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen en erven;
  4. paden in het achtererfgebied;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdmassa
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aan-eengebouwd’ [aeg] mogen alleen grondgebonden niet-vrijstaande woningen worden gebouwd;
  3. het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  4. gebouwen dienen te worden gebouwd in de gevellijn, waarbij de voorste bebouwingsgrens van het bouwvlak als gevellijn wordt aangemerkt;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  6. de goothoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  7. aan de voorzijde van de hoofdgebouwen zijn dakkapellen en / of dakopbouwen toegestaan, over een breedte van maximaal 60% van het totale dakvlak per woning, waarbij, voor zover noodzakelijk, over die breedte mag worden afgeweken van de onder f. bedoelde goothoogte tot maximaal 6 meter.
  8. het bouwen van woningen is slechts toegestaan indien de woningen voorzien zijn van een dove gevel, tenzij:
    1. wordt voldaan aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde;
    2. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ [bg];
  2. ter plaatse van de functieaanduiding ‘garageboxen’ [gab] mogen alleen garageboxen worden opgericht;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  4. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ (bg) bedraagt niet meer dan:
    1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. op de gronden achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  2. op de gronden vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  3. in afwijking van lid b mag op de gronden aan de zijkant hoofdmassa vóór de gevellijn de hoogte maximaal 2,2 m bedragen mits:
    1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer Ontsluiting;
    2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa tenminste 1 meter bedraagt;
    3. de afstand tot het kruisingsvlak tenminste 5 meter bedraagt
3.2.4 Geluidsscherm
  1. ter plaatse van de functieaanduiding ‘geluidsscherm’ [gs] mag alleen een geluidsscherm worden gerealiseerd;
  2. de bouwhoogte van de ‘geluidsscherm’ bedraagt minimaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte.
3.3 Nadere eisen
 
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
  1. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  3. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. het hoofdgebouw ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  2. het hoofdgebouw ten behoeve van kamerverhuur;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  4. gronden ten behoeve van open opslag;
  5. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast;
  7. gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerbewoning voor meer dan 4 bewoners per woning;
  8. gronden ten behoeve van tuin indien meer dan 50% van de gronden behorend bij het hoofdgebouw wordt verhard (exclusief het hoofdgebouw), met dien verstande dat bij een overschrijding van 50% verharding van de gronden behorend bij het hoofdgebouw het niet is toegestaan de overschrijding van verharding aan te sluiten op de HWA;
  9. de woningen zonder dat de geluidsafschermende voorziening als bedoeld in artikel 3.2.4 is gerealiseerd.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ten behoeve van het bouwen van een woning zoals bedoeld in lid 3.2 staat vast dat ten behoeve van parkeren van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan artikel 8 van de Algemene gebruiksregels;
  2. De woningen die met dit plan mogelijk worden gemaakt, mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat het geluidsscherm als bedoeld in artikel 3.2.4 is gerealiseerd;
  3. Na in gebruikname van de woningen dient het geluidsscherm als bedoeld in artikel 3.2.4 in stand te worden gelaten.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan per woning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.4 voor de uitoefening van:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening op meer dan 30 m² bruto-vloeroppervlak van de hoofdmassa per woning;
  2. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening activiteiten in bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie;
  3. bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een bedrijf in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie;
waarbij in ieder geval geldt dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet meer bedraagt dan 50 m²;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van de omgeving, waarbij in ieder geval geldt dat uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in bijlage I behorende bij deze regels of indien zij niet voorkomen in bijlage I, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage I, mits:
    1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    2. het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI)  
  3. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  4. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming is;
  5. het niet gepaard gaat met zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke ontsluitingssituatie;
  6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  7. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  8. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
3.5.2 Bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning per woning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.4 voor de uitoefening van bed & breakfast in de hoofdmassa en in aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij in ieder geval geldt dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer bedraagt dan 100 m²;
    2. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers zijn toegestaan en de maximale onafgebroken verblijfsduur per gebruiker van de bed & breakfast voorziening één week is;
    3. kamerbewoning is niet toegestaan;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van de omgeving, waarbij in ieder geval geldt dat:
    1. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming is;
    2. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent onder meer dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  3. het niet gepaard gaat met zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke ontsluitingssituatie;
  4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals bedoeld in artikel 7 van de Algemene gebruiksregels;
  5. er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid.
3.5.3 Combinatie van activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan per woning een combinatie gemaakt worden van de afwijkende gebruiksactiviteiten zoals genoemd in de artikelen 3.5.1 en 3.5.2, waarbij in afwijking van de maximale oppervlakte in ieder geval geldt dat:
  1. de totale te gebruiken oppervlakte voor de combinatie van activiteiten beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
  2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet mag worden overschreden.
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. verkeerstekens.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mogen niet worden gebouwd.
 
4.2.2 Nutsvoorzieningen
Nutsvoorzieningen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. oppervlakte maximaal 15 m2
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:
  1. lichtmasten 6 m;
  2. verkeerstekens 6 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte tot maximaal 4 m en een oppervlakte van maximaal 25 m2 mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen met bijbehorende hekwerken;
  3. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins;
  4. nuts- en openbare voorzieningen;
  5. straatmeubilair;
  6. verkeerstekens.
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
  1. Gebouwen, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mogen niet worden gebouwd;
5.2.2 Nutsvoorzieningen
Nutsvoorzieningen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. oppervlakte maximaal 15 m2.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:
  1. bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 6 m;
  2. lichtmasten 6 m;
  3. verkeerstekens 6 m;
  4. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m;
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte tot maximaal 4 m en een oppervlakte van maximaal 25 m2, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
3 Algemene regels
 
Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 Vrijwaringszone - weg
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijksweg A59 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.
  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', mits door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
  3. De in lid b bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het vastgesteld van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning. Dit geldt niet voor bebouwing die gerealiseerd is zonder verleende omgevingsvergunning of zonder dat dit ten tijde van realisatie vergunningvrij was.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Parkeren, laden en lossen
 
Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
  1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  2. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
8.2 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 8.1 onder a en b;
  2. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het laden of lossen van goederen aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bouwperceel, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen.
8.3 Afwijken van de parkeerregels
 
Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  3. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijkingsregels
  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. De onder a bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid.
  3. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken. 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Waalwijk, Laageinde 103’.