direct naar inhoud van 5.8 Watertoets
Plan: Waalre
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00162-0301

5.8 Watertoets

Het Rijk heeft voor alle ruimtelijke plannen de opstelling van een zogenaamde waterparagraaf verplicht gesteld, als onderdeel van de watertoets. In dit hoofdstuk wordt de afstemming tussen waterhuishouding en ruimtelijke ordening in het licht van de integrale afweging expliciet in beeld gebracht. De watertoets is een beoordeling van de ruimte, die bij ruimtelijke ontwikkelingen voor water behouden blijft, vooral in relatie tot veiligheid en overlast. Wel dient opgemerkt te worden dat onderhavig plan een beheersplan betreft en geen ontwikkelingsplan waardoor het verhard oppervlak niet in betekenende mate zal toenemen.

5.8.1 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen een watertoets uit te voeren. Deze toets moet inzicht bieden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente voorafgaand aan de opstelling van dit bestemmingsplan het voornemen van de ruimtelijke ingreep (inclusief bouwplan) aan het waterschap te verzenden. Hiertoe moet, afhankelijk van de ingreep, meerdere malen overleg gevoerd worden met de waterbeheerder (waterschap De Dommel). De gemeente en het waterschap kunnen afspraken maken over wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan is opgenomen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de volgende onderdelen:

  • beschrijving waterrelevant beleid;
  • kenmerken van het watersysteem;
  • de invulling van mitigerende maatregelen;
  • bestaand gemengd en gescheiden rioolstelsel.

In het kader van dit bestemmingsplan hebben meerdere (voor)overlegmomenten plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot enkele wijzigingen in het bestemmingsplan.

5.8.2 Rijksbeleid

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Voor het plangebied is in het Nationaal Waterplan geen expliciet beleid opgesteld.

Beschrijving waterrelevant beleid

In de Vierde Nota waterhuishouding (NW4) is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige watersystemen waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft. Voor wat betreft het buitengebied stelt NW4 dat met name aspecten als verdroging en beperking van emissies van bestrijdingsmiddelen van belang zijn. Waterkwaliteit staat dus voorop.

Het provinciale beleid richt zich op het bereiken en in stand houden van watersystemen die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde. Vijf hoofdthema's vormen de kern van het beleid:

  • het realiseren van een duurzame watervoorziening;
  • het verbeteren van de waterhuishoudkundige situatie;
  • het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • het inrichten van waterlopen met het oog op de versterking van natuurwaarden;
  • het anders omgaan met water in bebouwd gebied.


Waterschap De Dommel is de beheerder van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in de gemeente Waalre. In het (tweede) Waterbeheerplan van het waterschap is met name het beleid en de actiepunten voor de periode van 2001-2006 vastgelegd. Tevens wordt een doorzicht gegeven naar 2018. In het Waterbeheersplan wordt uitgegaan van het streven naar duurzaam, integraal waterbeheer. Het waterbeheer is gericht op het behoud van gebruiksmogelijkheden op de lange termijn, zowel voor wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van het water. Belangrijke thema's zijn:

  • ruimte voor water;
  • water als ordenend principe;
  • duurzaam stedelijk waterbeheer;
  • de relaties tussen het watersysteem en de waterketen.


Afvalwater / hemelwater

Het overgrote deel van het rioolwater in het stroomgebied wordt door middel van transportleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Eindhoven.

Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal bouwen'. Dit houdt in dat het hemelwater, dat valt op daken en verhardingen, niet versnel mag worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Voor de afvoer van dit water wordt de volgende trits gehanteerd (optie 1 is de meest wenselijke, en optie 4 het minst wenselijk):

  • 1. hergebruik;
  • 2. vasthouden (infiltratie in de bodem, bijvoorbeeld door middel van een wadi);
  • 3. bergen (bijvoorbeeld door middel van een vijver);
  • 4. afvoeren naar oppervlaktewater.


Mitigerende maatregelen

Bij nieuwe bouwplanen wordt uitgegaan van hydrologisch neutraal bouwen. Volgens de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren' wordt nadat vasthouden niet mogelijk is, eerst gezocht naar maatregelen om dakwater af te koppelen en te bergen op het eigen terrein.

5.8.3 Provinciaal beleid

Verordening Ruimte

De Verordening strekt ertoe dat een aantal wateronderwerpen in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het Provinciaal Waterplan (PWP) 2010-2015 is op 20 november 2009 vastgesteld door de Provinciale Staten en heeft de status van structuurvisie onder de Wro. In het PWP zijn een aantal wateronderwerpen genoemd die in de Verordening zijn uitgewerkt (enkel die genoemd die in dit plangebied van toepassing zijn):

  • Ruimte voor behoud en herstel van watersystemen. Er is ruimte nodig voor maatregelen op het gebied morfologie, onder meer om de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) te behalen op het gebied van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren;
  • Beschermingspzones voor grondwaterwinningen voor openbare watervoorziening, waarbij het provinciale doel uit het PWP is zekerheidstelling van grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening;
  • Regionale waterberging en reserveringsgebieden. Waterbergingsgebieden worden ingezet om wateroverlast uit regionale watersystemen (beken, waterlopen) tegen te gaan.

De boringsvrije zone valt over een deel van het plangebied. Ingevolge de Verordening Ruimte hoeft hiervoor niet planologisch geregeld te worden.

5.8.4 Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan 'krachtig water', derde waterbeheerplan 2010-2015

Waalre en omgeving maken onderdeel uit van het waterschap de Dommel. In het waterbeheerplan 'Krachtig Water' heeft het waterschap de strategische doelen voor de periode 2010-2015 beschreven. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. In dit beleid worden meerdere thema's besproken. Twee onderwerpen hebben echter een hoge prioriteit gekregen. Dit betreft het voorkomen van wateroverlast en het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden.


Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk (2006)

In deze beleidsnotitie wordt ingegaan op het concept hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het instrument "watertoets" biedt de mogelijkheid vroegtijdig te anticiperen op ruimtelijke ontwikkelingen door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan "hydrologische neutraliteit" conform het waterbeleid. Dit concept vormt het uitgangspunt bij het uitvoeren van de watertoets. In de beleidsnotitie wordt ingegaan op de definitie en randvoorwaarden.

De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. Voorbeelden hiervan zijn infrastructurele en recreatieve ontwikkelingen.

In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm hydrologisch neutraal heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.


Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Toetsingscriteria zijn:

  • het plan mag niet leiden tot een toe- of afname van de afvoer van water;
  • er mogen geen veranderingen optreden in de oppervlaktewaterstanden;
  • er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen;
  • de grondwateraanvulling blijft gelijk;
  • er mogen geen veranderingen optreden in de grondwaterstanden.

5.8.5 Gemeentelijk beleid

Per 1 januari 2008 is de Wet Gemeentelijke Watertaken van kracht geworden. De gemeenten zijn met deze nieuwe wet verantwoordelijk geworden voor de ruimtelijke inpassing van maatregelen die de waterbeheerder treft. Daarnaast kent de wet drie zorgplichten toe aan de gemeenten: voor afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeente is hiermee verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk afkoppelen van neerslag van het rioolstelsel, binnen bepaalde grenzen van effectiviteit.


Rioolstelsel

Het rioolstelsel van de kern Waalre-dorp kenmerkt zich door een gemengd rioolstelsel. Aan De Kranssen is het rioolgemaal van het Waterschap De Dommel gevestigd. Via dit gemaal en de daarbij behorende persleiding wordt het afvalwater verpompt naar de RWZI in Eindhoven. Bij hevige regenval, als de afvoercapaciteit van het stelsel onvoldoende is, wordt het water getransporteerd naar het bergbezinkbassin aan de Meerbergschelaan (voorheen Broekweg). Dit bergbezinkbassin heeft een capaciteit van 800 kubieke meter. De externe overstort van dit bergbezinkbassin loost op het Gat van Waalre.

De voormalige uitbreidingsgebieden hebben een verbeterd gescheiden rioolstelsel (ten westen van de Stephan Zoetmulderdreef) of een gescheiden rioolstelsel (ten westen van de Hulterbussel, maar ook Smeleweg). Het vuilwater van deze gebieden wordt afgevoerd via het gemengde rioolstelsel van Waalre-dorp. Het regenwater wordt via een aantal regenwateruitlaten geloosd op sloten in het aangrenzende buitengebied of geïnfiltreerd in de bodem.

Uit capaciteitsberekeningen is gebleken dat bij regenbuien met een herhalingstijd van eens in de 10 jaar geen wateroverlast in woningen optreed. Wel treed op ruime schaal water op straat op.

De grondwaterstand van het plangebied is dusdanig laag dat er geen klachten voorkomen over te hoge grondwaterstanden.

5.8.6 Conclusie

Het hemelwater wordt momenteel nog grotendeels in een gemengd stelsel opgevangen. Bij vervanging van de riolering wordt bezien of het ter plaatse mogelijk is om een gescheiden stelsel aan te leggen. Het geheel van voorzieningen kan in het geval van een bui met een herhalingstijd van 1 keer per 10 jaar voldoende opvang bieden zodat er geen wateroverlast in de woningen ontstaat.

Het bestemmingsplan 'Waalre' betreft een beheersplan. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat middels dit bestemmingsplan de bestaande situatie wordt geconserveerd. Het bestemmingsplan is niet in strijd met beleidsuitgangspunten op rijksniveau, provinciaal niveau, waterschapsniveau en gemeentelijk niveau.

5.8.7 Watertoets garagebedrijf Dereumaux e.o.

Voor de herontwikkeling van het terrein aan de Willibrorduslaan 7-9 te Waalre kan plaatsvinden, dient in beeld te zijn gebracht wat de gevolgen zijn voor de waterhuishouding ter plaatse. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd. Dit heeft geleid tot onderstaande resultaten en conclusies die zullen moeten worden doorvertaald in maatregelen.

Vuil- en hemelwater zullen gescheiden worden ingezameld. Het vuile water kan worden afgevoerd naar het bestaande gemengde stelsel in de Willibrorduslaan of Jan van Genugtenstraat. Voor de behandeling van hemelwater wordt de voorkeursvolgorde: hergebruik – vasthouden/infiltreren - bergen - afvoeren naar oppervlaktewater, gehanteerd. Infiltreren van hemelwater heeft binnen dit plan de voorkeur.

Als uitgangspunt voor de berging in de infiltratievoorziening is door de gemeente Waalre gekozen een bui T = 10 + 10% binnen het plangebied te bergen. Voor een afwaterend verhard oppervlak van 5570 m2 komt dit neer op 235 m3. Voor het invullen van deze bergingsopgave kan voor verschillende infiltratiemethoden gekozen worden waaronder:

  • Aquaflow. Dit is een methode om regenwater te bergen, te zuiveren en vertraagd af te voeren. Door de aanleg van speciale poreuze bestrating kan het hemelwater wegzakken naar de wegfundatie met bijna 40 % holle ruimte. Voor het bergen van 235 m3 is dan een systeem nodig met een volume van 585 m3. Als onder de helft van het oppervlak aan parkeerplaatsen en overige verhardingen (4670 / 2 = 2335 m2) een aquaflowsysteem wordt aangelegd is een dikte van circa 0,25 m benodigd.

  • Infiltratiekratten. Deze worden ook onder de grond aangelegd. Via hemelwaterleidingen wordt hemelwater naar de kratten afgevoerd. In de kratten kan hemelwater langzaam infiltreren. De kratten dienen minimaal 0,30 meter beneden het wegdek te worden aangelegd. Als uitgegaan wordt van een GHG van minimaal 2,00 meter –maaiveld is er 1,70 meter ruimte voor de kratten. Voor het bergen van 235 m3 is dan een oppervlakte van circa 140 m2 benodigd, deze is ruim aanwezig binnen het plangebied.

  • Infiltratieleidingen. Door voldoende grote diameters van de infiltratieleidingen aan te leggen kan voldoende berging worden gecreëerd. Bij aanleg van IT-riolering met een diameter van Ø 500 mm dient circa 1200 meter aan riolering te worden aangelegd.

Er kan ook gekozen worden bovengenoemde technieken te combineren. Het is aan de initiatiefnemer om hierin een definitieve keuze te maken. Voor alle voorzieningen geldt dat deze boven de GHG worden aangelegd.

Belangrijk is dat een overloop wordt aangelegd waarlangs bij hevige regenval hemelwater kan overstorten. Deze kan worden aangebracht richting het gemengd riool in de Willibrorduslaan of Jan van Genugtenstraat. Belangrijk is dat deze constructie zodanig wordt gerealiseerd dat er geen terugstroming vanuit het gemengde stelsel naar de infiltratievoorziening kan plaatsvinden.

Naast de grondwaterstanden is de bodemopbouw van belang bij infiltratie. De bodem bestaat uit zandgronden. In de omgeving worden leemlagen in de bodem aangetroffen. Om na te gaan of er binnen plangebied ook leemlagen aanwezig zijn wordt geadviseerd hier onderzoek naar uit te voeren. Daarnaast wordt een infiltratieonderzoek geadviseerd om de infiltratiecapaciteit van de bodem en daarmee de infiltrerende voorziening te bepalen.