direct naar inhoud van Artikel 10 Centrum - 3
Plan: Waalre
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00162-0301

Artikel 10 Centrum - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor centrumvoorzieningen met de functies:

  • a. horeca van categorie 1, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van een hotel;
  • b. horeca van categorie 2, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijk;
  • d. wonen;
  • e. kantoren;
  • f. dienstverlening;

Met de daarbij behorende:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. op de in 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Centrum - 3' worden gebouwd;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel met de bestemming 'Centrum - 3' buiten het bouwvlak 50%, met een maximum van 100 m2  met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage de oppervlakte van een kelder beneden het maaiveld en gelegen buiten de bebouwing, en de oppervlakte van niet-overdekte zwembaden niet meegerekend worden.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met dien verstande dat de helft van de constructiebreedte van de gevels buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
  • c. de maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • d. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • e. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.

10.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen
  • a. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende regels:
    • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt 0 of minimaal 1 meter;
    • 5. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 50 m²;
    • 6. ter plaatse van vrijstaande woningen (deze worden gekenmerkt door bouwvlakken waarop het aantal wooneenheden één bedraagt) mag aan maximaal één zijde van het hoofdgebouw worden aangebouwd.

10.2.4 Kelders

Voor het bouwen van kelders gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen één of meer kelders worden gebouwd;
  • b. de kelders moeten vanuit het hoofdgebouw of een aangebouwd bijgebouw bereikbaar zijn;
  • c. de oppervlakte van de kelders mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 maal de oppervlakte van het hoofdgebouw, exclusief aan- en bijgebouwen;
  • d. de bovenkant van een kelder gelegen buiten de bebouwing dient geheel gelegen te zijn beneden maaiveld.

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, achter de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • c. In afwijking van hetgeen bepaald is onder a en b gelden voor het bouwen van overkappingen de volgende regels;
    • 1. overkappingen mogen enkel worden opgericht op tenminste 1 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan);
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 meter;
    • 3. de oppervlakte van een overkapping bedraagt maximaal 25 m2.

10.2.6 Zwembad

Voor het bouwen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan per bouwperceel;
  • b. de oppervlakte mag maximaal 10 % van het gedeelte van het bouwperceel met de bestemming 'Centrum - 3' bedragen met een maximum van 100 m²;
  • c. er mag geen bedrijfsmatige exploitatie van het zwembad plaats te vinden.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Het is verboden om de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • a. bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • b. gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een seksinrichting.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Woonruimte in vrijstaande of aangebouwde bebouwing
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.1, sub a, en toestaan dat een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze omgevingsvergunning schriftelijk wordt ingediend door de eigenaar van de hoofdwoning (mantelzorgverlener) en de mantelzorgontvanger;
    • 2. uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon/personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 3. de tijdelijke bewoning van een bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 4. in de aanvraag het oppervlak van de afhankelijke woonruimte wordt aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt (dit dient te geschieden middels een gemaatvoerde plattegrond met gevels en doorsnede);
    • 5. het brutovloeroppervlak van de afhankelijke woonruimte maximaal 50 m² bedraagt; Voor bestaande bijgebouwen welke groter zijn dan 50 m² geldt een maximum van 80 m²;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 7. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
    • 8. de bebouwing blijft voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Bouwverordening en het Bouwbesluit;

  • b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1 sub a op naam van de mantelzorgontvanger;
    • 1. degene aan wie de omgevingsgvergunning is verleend dient, op het moment dat het bijgebouw gebruikt kan worden ten behoeve van de mantelzorg, hiervan het bevoegd gezag op te hoogte te stellen;
    • 2. degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger of de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon/personen ten behoeve waaraan de omgevingsvergunning is verleend;

  • c. Het bevoegd gezag trekt de ingevolge artikel 10.4.1 sub a verleende omgevingsvergunning in, indien:
    • 1. de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door degene(n) ten behoeve van wie de omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    • 3. binnen 26 weken na onherroepelijk worden van het afwijkingsbesluit, geen gebruik is gemaakt van deze omgevingsvergunning;
    • 4. de mantelzorgverlener(s), niet meer op het adres woonachtig is waar de mantelzorg plaatsvindt;
    • 5. uiterlijk 3 maanden na de intrekking van het afwijkingsbesluit, dienen aangebrachte voorzieningen in het betreffende bijgebouw verwijderd te worden, zodat bewoning van het bijgebouw niet meer mogelijk is.