direct naar inhoud van Artikel 4 Tuin
Plan: Heuvelse hof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00161-0301

Artikel 4 Tuin

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeren (op eigen terrein ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. het behoud van de aanwezige landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen in de vorm van erkers en entreepartijen bij de hoofdgebouwen van de op aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van erkers en entreepartijen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de breedte bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het gevelvlak, danwel is gelijk aan de breedte van de bestaande gevelopening;
  • d. de diepte bedraagt niet meer dan 1/3 van de breedte van de erker of het entreeportaal, met een maximumdiepte van 1,5 meter, voor zover tenminste minimaal 2 meter tussen de erker of het entreeportaal en de voorste perceelsgrens onbebouwd blijft.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. van erfafscheidingen vóór de denkbeeldige lijn op 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan: maximaal 1 m;
    • 2. van erfafscheidingen achter de denkbeeldige lijn op 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan: maximaal 2 m;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen 2,5 m.
  • b. In afwijking van hetgeen bepaald onder a gelden voor het bouwen van carports en overkappingen de volgende regels;
    • 1. carports en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 m;
    • 3. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 25 m2.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2.a en toestaan dat erkers, entreeportalen en luifels worden gebouwd in de ruimte achter de voorgevel en het verlengde daarvan, mits;

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast;
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden, wanneer dit een hoogte c.q. diepte van meer dan 30 cm betreft;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van paden, banen en andere oppervlakteverhardingen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De andere werken als bedoeld in 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien aangetoond is dat het open en onverharde karakter niet wordt bedreigd.