direct naar inhoud van Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
Plan: Aalst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00142-0301

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
29.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone – molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de functie van de molen als werktuig en de waarde als landschapsbepalend element.

29.1.2 Bouwregels
  • a. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke gebouwd mogen worden ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen en hoger dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, zijn uitsluitend toelaatbaar, indien daardoor de functie van de molens als werktuig en de waarde als landschapsbepalende elementen niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Alvorens de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen te verlenen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de molen(s) alsmede de Vereniging De Hollandsche Molen omtrent de vraag of het bouwplan ter plaatse aanvaardbaar is in verband met de belangen van de molen(s).
  • c. Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover zulks, gehoord de beheerder van de molen alsmede de Vereniging De Hollandsche Molen, verenigbaar is met het belang van de molen.

29.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
  • a. Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in 29.1.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden, hoger dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen(s), uit te voeren:
  • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • 2. het ophogen van gronden;
  • 3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.

  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
  • 1. daardoor de functie van de molen(s) als werktuig en de waarde als landschapsbepalende elementen niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de molen(s).

29.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat deze gronden zijn aangewezen voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

29.2.1 Bouwregels
  • a. Binnen deze gebiedsaanduiding mag niet worden gebouwd;
  • b. In afwijking van het vorenstaande mag er op basis van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad of in gevaar wordt gebracht.

29.2.2 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen in het toegestane gebruik van de gronden, uitgezonderd indien het vormen van extensieve recreatie, landschaps-, natuurontwikkeling betreft.

29.2.3 Afwijken van gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2.2, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de provincie Noord-Brabant, voor een verruiming van het toegestane gebruik ten behoeve van grote en grootschalige risicovolle activiteiten/functies zoals woningbouw (minimaal 10 woningen), bedrijventerreinen, stedenbouw (winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening), autowegen, parkeerterreinen;
  • b. deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. de risico's op de verontreiniging van het grondwater niet worden vergroot en de grondwaterkwaliteit niet verminderd.

29.2.4 Omgevingsvergunnig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
  • 1. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals damwanden, diepwanden of schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;
  • 2. het maken en/of het buiten gebruik stellen van boorputten;
  • 3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;
  • 4. het realiseren van funderingswerken dieper dan 1 m beneden peil, zoals het aanbrengen van palen in de grond;
  • 5. het draineren, afgraven of vergraven van gronden;
  • 6. het graven, vergraven of dempen van sloten.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
    • 2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend.
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt aangetast.