direct naar inhoud van Artikel 26 Waterstaat - Waterberging
Plan: Aalst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00142-0301

Artikel 26 Waterstaat - Waterberging

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water en het behoud van het waterbergend vermogen van het regionaal waterbergingsgebied, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterberging' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor Waterstaat - Waterberging mede bestemde gronden.
  • b. Het onder 26.2 sub a genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Waterstaat - Waterberging met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 26.2 sub a voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits het behoud van het waterbergend vermogen van het regionaal waterbergingsgebied is verzekerd en het waterschap daarover heeft geadviseerd.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
  • a. Het is verboden om op de voor Waterstaat - Waterberging aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegd gezag:
    • 1. het ophogen van gronden;
    • 2. het aanbrengen of wijzigen van kaden.

  • b. Het in 26.4 sub a genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
    • 2. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

  • c. De in 26.4 sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:
    • 1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering;
    • 2. handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
    • 3. door deze werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, het waterbergend vermogen van het regionale waterbergingsgebied niet onevenredig wordt aangetast.

d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4 sub a hoort zij het waterschap.