22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Bosvilla's' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen in grondgebonden woningen;
-
b. bos;
-
c. tuinen en erven;
-
d. parkeren (op eigen terrein ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
-
e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
-
a. op de in 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding '(-bg)', zoals op de verbeelding aangegeven mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen worden gebouwd;
-
c. het maximum bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel met de bestemming 'Wonen' buiten het bouwvlak:
-
1. bij twee-aaneengebouwde of vrijstaande woningen (deze worden gekenmerkt door bouwvlakken waarop het aantal wooneenheden één of twee bedragen) 50%, met een maximum van 100m2;
-
2. bij alle overige woningen 60% met een maximum van 100m2;
met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage de oppervlakte van een kelder beneden het maaiveld en gelegen buiten de bebouwing, en de oppervlakte van niet-overdekte zwembaden niet meegerekend worden.
22.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
-
a.
hoofdgebouwen en aan- uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de helft van de constructiebreedte van de gevels buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
-
b. het aantal wooneenheden bedraagt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
-
c. de maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' op de verbeelding mag niet worden overschreden;
-
d. bij een perceelsgrootte van maximaal 2.000 m² mag maximaal 400 m² van een bouwperceel worden bebouwd, inclusief vrijstaande bijgebouwen;
-
e. bij een perceelsgrootte van meer dan 2.000 m² mag maximaal 500 m² van een bouwperceel worden bebouwd, inclusief vrijstaande bijgebouwen.
22.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. vrijstaande bijgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
-
b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
-
d. de totale oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
-
e. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 50 m².
22.2.4 Kelders
Voor het bouwen van kelders gelden de volgende regels:
-
a. bij iedere woning mogen één of meer kelders worden gebouwd;
-
b. de kelders moeten vanuit de woning of een aangebouwd bijgebouw bereikbaar zijn;
-
c. de oppervlakte van de kelders mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 maal de oppervlakte van de woning, exclusief aan- en bijgebouwen;
-
d. de bovenkant van een kelder gelegen buiten de bebouwing dient geheel gelegen te zijn beneden maaiveld.
22.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, waarbij de erfafscheidingen minimaal 75% transparant dient te zijn;
-
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt maximaal 2,5 meter;
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, voor de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt maximaal 1 meter;
-
d. In afwijking van hetgeen bepaald onder a t/m c gelden voor het bouwen van overkappingen de volgende regels:
-
1. overkappingen mogen enkel worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
2. overkappingen mogen enkel worden opgericht op ten minste 1 meter achter de voorgevel(of het verlengde daarvan);
-
3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 meter;
-
4. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 25 m2.
22.2.6 Zwembad
Voor het bouwen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende regels:
-
a. er is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan per bouwperceel;
-
b. de oppervlakte mag maximaal 10 % van het bouwperceel met de bestemming 'Wonen' bedragen met een maximum van 100 m²;
-
c. er mag geen bedrijfsmatige exploitatie van het zwembad plaats te vinden.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod
Het is verboden op de als 'Wonen - Bosvilla's' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
-
a. het vellen of rooien van houtopstanden en het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben;
-
b. het ophogen van de bodem;
-
c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie, waaronder het winnen van bosstrooisel.
22.3.2 Geen omgevingsvergunning
Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en/of werkzaamheden voor het normale onderhoud.
22.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.3.1 is slechts toelaatbaar, indien:
-
a. de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
-
b. door de werken en/of werkzaamheden het bosachtige karakter niet wordt aangetast;
-
c. uit een deskundig verjongings- of beplantingsplan moet blijken dat binnen 3 jaar kan worden voldaan aan een minimale vereiste van 80% kroonprojectie van het te herbeplanten deel van het perceel. Dit dient te gebeuren met inheemse boomvormende soorten door inplanten of bosverjonging.
22.3.4 Voorwaarde omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag stelt bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de voorwaarde dat het gekapte, gevelde of gerooide volledig dient te worden gecompenseerd op basis van een deskundig beplantingsplan.