direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achterstraat naast 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Achterstraat naast 2" van de gemeente Vught.

1.1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de ontwikkeling van een woning net buiten de kern van Cromvoirt. Om de bouw van de woningen in het buitengebied mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling. De Achterstraat ligt op korte afstand van de rand van de kern Cromvoirt. De kavel is op dit moment in gebruik als agrarisch perceel.


De locatie heeft in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’ van de gemeente Vught een agrarische bestemming zonder bouwvlak. Binnen deze bestemming zijn geen woningen toegestaan. Middels voorliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van de woning juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.1.2 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan biedt de ruimte voor de verwachtingen in de komende tien jaar.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie H, nummer 1800

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2.538 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2011":

  • vastgesteld door de gemeenteraad op 20 september 2012;
  • onherroepelijk door uitspraak Raad van State op 1 mei 2014.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0003.jpg" UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden–Kampen- of hoevenlandschap’, bedoeld voor onder meer een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening en het behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van het kleinschalige cultuurlandschap. Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan.

Het plan kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens geschiedenis, wijdere omgeving en directe omgeving en plangebied.

2.1 Wijdere omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0004.jpg"

WIJDERE OMGEVING

Het plangebied ligt in een omgeving met sterke landschappelijke karakteristieken, op de overgang van de Brabantse dekzandgronden naar de riviergronden van de Maas. Kenmerkend voor de zandgronden met de vele beken is het relatief kleinschalige, besloten landschap. Cromvoirt wordt aan de west- en oostzijde begrensd door de beken Zandley en Broekley. De verkavelingsstructuur is er kleinschalig en organisch. Er zijn veel beplantingselementen zoals lanen, houtsingels, houtwallen en bosjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0005.png"

Het rivierlandschap van de Gement is daarentegen relatief vlak en open met een grootschalige verkavelingsstructuur. Dit gebied ligt lager dan de dekzandgronden en is veel natter, mede door kwelwater vanuit de Loonse en Drunense Duinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0006.png"

Het Drongelens Kanaal (circa 1910) vormt de relatief scherpe begrenzing tussen de twee landschapstypen. Vóór aanleg van dit kanaal vormde de Cromvoirtsedijk die overgang. Deze ringdijk werd al in de Middeleeuwen om het dorp Cromvoirt gelegd om overstromingen vanuit de Maas te voorkomen. Vanuit de St. Lambertusstraat en vanaf de dijk werden de natte gronden ontgonnen. Dit gebeurde in een patroon van relatief lange en smalle percelen waarlangs houtsingels (elzen) stonden. Na 1950 is deze structuur door agrarische schaalvergroting (ruilverkaveling) verdwenen. In het gebied tussen de Cromvoirtsedijk en woonoord Lunetten is deze verkaveling met houtsingelstructuur nog wel goed zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0007.jpg"

In de Gement overheerst de agrarische functie, terwijl op de dekzandrug ten zuiden van het Drongelens Kanaal een functiemenging voorkomt van met name (agrarische) bedrijvigheid en wonen. Het plangebied is ontsloten op de Deutersestraat die - licht slingerend - vanaf Cromvoirt door het kleinschalige dorpslandschap en de open polder naar Deuteren loopt; een gehucht net ten zuiden van 's-Hertogenbosch.

2.2 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0008.jpg"

DIRECTE OMGEVING

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0009.png"

VANAF DE ACHTERSTRAAT

2.2.1 Ontsluiting

Het plangebied ligt aan de Achterstraat ten noorden van de kern Cromvoirt. De Achterstraat is een landbouwweg waaraan naast het plangebied nog bedrijven en woningen liggen. Via deze weg kan men Cromvoirt bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0010.png"

ACHTERSTRAAT RICHTING HET WESTEN

2.2.2 Bebouwing en functies

Het plangebied ligt in het buitengebied net buiten de kern Cromvoirt. De omgeving in de nabijheid van de locatie wordt gekenmerkt door een mix van (agrarische) bedrijven en woningen. Verder van de kern af neemt de dichtheid van de bebouwing af. Hier bepalen afwisselend agrarische gronden en boscomplexen het beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0011.png"

ACHTERSTRAAT 2

Direct ten westen van het plangebied staat een woning met bijbehorende schuur. Ten oosten van het plangebied is een agrarisch gebied aanwezig met paardenweiden. Op afstand van het plangebied is in het noordoosten een cultuur- en civieltechnisch bedrijf (J. van Esch b.v.) met een uitgebreid machinepark gevestigd. Op het bedrijfsperceel bevinden zich een werkplaats, wasplaats en stallingruimten met bijbehorende buitenruimte. Hier vindt o.a. stalling van machines en toebehoren plaats evenals buitenopslag van materialen als zand en bestrating. De gronden rondom dit bedrijf zijn in gebruik als bomen- en graszodenkwekerij.

2.2.3 Groen en water

Cromvoirt ligt op de overgang van een hoog gelegen dekzandrug naar een lager gelegen beekdal. De Cromvoirtsedijk rondom de akkers moest het dorp beschermen tegen overstromingen vanuit de Gement. De dijk met de houtwal omringt Cromvoirt als een groen lint en is duidelijk in het landschap te onderscheiden. Het plangebied ligt binnen het beschermingsgebied van de dijk.

In dit deel van het buitengebied is sprake van een kleinschalig landschap met lanen, houtwallen en -singels en bosjes. Deze zorgen ervoor dat er landschappelijke kamers ontstaan. De wegen Den Hoek en Achterstraat zijn voorzien van een laanbeplanting met oude eiken.

Op de westelijke perceelgrens van onderhavig plan is nu geen beplanting aanwezig. Op de oostelijke perceelsgrens staat vooraan op het perceel een haag en verder achterop het perceel staan bomen. Het perceel zelf is in gebruik als parkeerplaats, tuin en grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0012.png" WESTELIJKE PERCEELSGRENS VAN ONDERHAVIG PLAN GEZIEN VANAF DE ACHTERSTRAAT
Binnen het plangebied, grenzend aan de Achterstraat, is oppervlaktewater in de vorm van een zaksloot aanwezig.

Hoofdstuk 3 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan.

3.1 Inrichtingsschets/stedenbouwkundig plan

De ruimtelijke structuur is nader uitgewerkt in de inrichtingsschets, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding en bijgevoegd als bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0013.jpg"

INRICHTINGSSCHETS

Het plangebied is gelegen aan de Achterstraat ten noorden van Cromvoirt. Op deze locatie wordt één vrijstaande Ruimte voor Ruimte woning gerealiseerd. De woning is georiënteerd op de Achterstraat.

De woning wordt ca. 6 meter achter het verlengde van de rooilijn van de naastgelegen woning Achterstraat 2 geplaatst waardoor een ruime voortuin zal ontstaan. De voorgevel wordt in de rooilijn gebouwd zodat de woning niet te ver van de Achterstraat komt af te liggen. Doordat de woning op minimaal 4 meter van de zijdelingse perceelgrenzen wordt gesitueerd blijft voldoende open ruimte aanwezig.

Ten behoeve van de woning Achterstraat 2 wordt de nieuwe perceelsgrens op een afstand van 2,9 meter van de bestaande schuur gelegd. Zo wordt een deel van het plangebied (143 m²) bij het eigendom van Achterstraat 2 betrokken. De rest van het plangebied behoort tot het perceel van onderhavig plan. Het nieuwe perceel krijgt een oppervlakte van 2.395 m2. De nieuwe woning zal wat het bebouwingsbeeld betreft aansluiten op de omgeving. De hoogte bedraagt één tot twee bouwlagen met een zadeldak. Om het straatbeeld te versterken wordt de keuze van kapvorm en de nokrichting vrij gelaten. Hierdoor ontstaat een gedifferentieerd architectonisch beeld dat verwijst naar de woningen in de omgeving.

De goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen en de bouwhoogte 9 meter. De woning mag een inhoud van maximaal 1.500 m3 hebben.

De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning bedraagt maximaal 80 m² oppervlakte, met dien verstande dat bij woningen die groter zijn dan 1000 m³ de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal 10% van de inhoud van de woning bedraagt tot een maximum van 150 m².

De goothoogte van de bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 meter.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeer

In de huidige situatie is er geen woning aanwezig binnen het plangebied. In de nieuwe situatie is sprake van 1 woning. De verkeersaantrekkende werking van één woning is 6 verkeersbewegingen per dag. De toename van het aantal verkeersbewegingen is dus 6 verkeersbewegingen per dag. De capaciteit van de Achterstraat is ruim voldoende om deze toename te kunnen opvangen.

Om de woning te ontsluiten is een nieuwe inrit nodig, hiervoor dient een inritvergunning aangevraagd te worden. De aanleg van de inrit gaat over de bestaande zaksloot heen. Om de doorstroming van de zaksloot te waarborgen dient er een duiker aangelegd te worden. De extra inrit zorgt niet voor een gevaarlijke verkeerssituatie.

3.2.2 Parkeren

De gemeente Vught heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in het rapport Parkeerbeleid en Parkeernota 2013-2017. Hierin zijn tevens de parkeernormen vastgelegd.

Voor een vrijstaande koopwoning in Cromvoirt wordt een parkeernorm van 2,0 gehanteerd. Deze parkeerplaatsen moeten op het eigen terrein worden gerealiseerd.

Uit de inrichtingsschets blijkt dat bij de woning ruim voldoende plaats is om twee parkeerplaatsen per perceel te realiseren.

3.3 Groen en water

De bestaande landschappelijke inpassing van het perceel blijft behouden. Dit betekent dat de bestaande groensingels aan de oost- en noordzijde van het perceel behouden blijven, evenals de laanbeplanting langs de Achterstraat. De woning wordt als het ware in een groene kamer ingepast. De aan te brengen groene afscherming in de vorm van een beukenhaag aan de westzijde zal het beeld van een groene kamer verder versterken. Het nieuwe woonperceel krijgt een groene tuin- en erfinrichting met hagen, bomen, opgaande inheemse beplanting en gazons. Bestaande afscheidende beplanting worden zoveel mogelijk behouden. Het nieuwe en bestaande groen zijn weergegeven op de inrichtingsschets (zie bijlage 1 bij de toelichting) en de tekening van de landschappelijke inpassing (zie bijlage 1 bij de regels). De nieuwbouw van de woning heeft geen invloed op bestaande zichtlijnen.

Ten behoeve van de waterberging en de landschappelijke inpassing voorziet het plan in nieuw oppervlaktewater in de vorm van een natuurvijver.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen rechtstreeks aan de orde. Er hoeft derhalve geen toetsing aan het Barro plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren: de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en dat - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Projecten die minder dan negen woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0014.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Analyse

Het plangebied ligt binnen de groenblauwe mantel. Het provinciale beleid binnen de

groenblauwe mantel staat nieuwe ontwikkelingen toe, mits deze de bestaande natuur-,

bodem- en waterfuncties respecteren, of bijdragen aan het behoud van cultuurhistorische

waarden.

Als gevolg van het plan worden geen bestaande waarden of functies aangetast, zoals

nader uitgewerkt in hoofdstuk 5. Door middel van een groene inpassing sluit het initiatief aan op de omgeving en respecteert het de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Provinciale Staten hebben de Verordening ruimte 2014 vastgesteld op 7 februari 2014. Deze Verordening ruimte is op 19 maart 2014 in werking getreden. Op 15 juli 2015 is de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Vanaf 1 januari 2016 was de geconsolideerde versie van kracht. Op 1 januari 2017 is weer een nieuwe geconsolideerde versie beschikbaar gesteld. De Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied gelden er één of meerdere aanduidingen.

Het plangebied ligt binnen de structuur 'Groenblauwe Mantel'. Daarnaast zijn de volgende aanduidingen aan de orde ''Cultuurhistorisch vlak'' en ''Beperkingen veehouderij''. Deze laatste aanduiding is op onderhavig plan niet van toepassing omdat het hier een woning betreft.

Voor het plan zijn de volgende artikelen van toepassing:

  • artikel 6 - Groenblauwe mantel (6.8 Ruimte-voor-ruimte)
  • artikel 22 - cultuurhistorisch vlak

Artikel 6 - Groenblauwe mantel (6.8 - Ruimte-voor-ruimte)

Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'groenblauwe mantel', een gebied ter

bescherming van ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden. In afwijking van artikel 6.7, eerste lid (wonen) en artikel 3.1, tweede lid, onder a (verbod op nieuwvestiging), regelt artikel 6.8 dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel kan voorzien in de bouw van één of meer woningen mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. Er is sprake van een bebouwingsconcentratie bij kernrandzones, bebouwingslinten en bebouwingsclusters. De Achterstraat vormt de noordelijke rand van Cromvoirt en is daarmee gezien een zogenaamde kernrandzone. Om af te wijken moet voldaan worden aan de 'Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006' en er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. In paragraaf 4.2.3 is de toetsing aan de beleidsregel verder toegelicht.

Artikel 22 - Cultuurhistorisch vlak

Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak'. Een bestemmingsplan gelegen binnen deze aanduiding is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Paragraaf 5.2.2 bevat een beschrijving van de cultuurhistorische waarden. Door het toekennen van een woonbestemming aan de agrarische gronden krijgen deze gronden een nieuwe inpassing die aansluiting zoekt bij de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Er is sprake van behoud door ontwikkeling.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Verordening ruimte.

4.2.3 Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006

De 'Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006' heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit te

verbeteren door, in afwijking van de regel dat geen burgerwoningen mogen worden

toegevoegd aan het buitengebied, op passende locaties de bouw van woningen toe te

staan in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen. Op 20 december 2005

hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de (aangepaste) "Beleidsregel Ruimte voor

Ruimte 2006" vastgesteld. Ondanks dat de RvS de beleidsregel op 26 april 2016 onverbindend heeft verklaard wegens strijd met artikel 4.1. Wro. blijven de materiële eisen uit de beleidsregel echter wel van toepassing.

De beleidsregel bevat zowel voorwaarden voor de sloop van de agrarische

bedrijfsgebouwen (sloopregeling) als voor de locaties waar de Ruimte-voor-Ruimte-kavels

mogen worden gerealiseerd.

De ontwikkeling van Ruimte-voor-Ruimte-kavels is direct gerelateerd aan concreet te

slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stallen en de bijbehorende milieuwinst

mag één Ruimte-voor-Ruimte-woning worden gebouwd.

Voor voorliggende Ruimte-voor-Ruimte-woning is een Ruimte-voor-Ruimte-bouwtitel aangekocht. Er vindt door initiatiefnemer zelf geen sloop plaats.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie

De gemeenteraad van Vught heeft op 19 december 2013 de Structuurvisie Vught vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Het plangebied ligt in het buitengebied van Cromvoirt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0015.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Het algemene beleid in het buitengebied van Cromvoirt is gericht op behoud en versterking van de kleinschalige en gevarieerde ruimtelijke en functionele karakteristiek. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zodanig te investeren in het landschap, dat het kleinschalige beeld in stand blijft. Belangrijk is het behoud van de groene uitstraling van het dorp en het vormgeven van de grenzen van het gebied. Voorliggend plan past goed in dit beleid, omdat het een toevoeging van één woning in een bestaande kernrandzone betreft. Gepaard met een goede landschappelijke inpassing is er sprake van een kwaliteitsverbetering van het landschap en in stand houding van het gebied.

Gebiedsvisie Buitengebied

De gebiedsvisie Buitengebied is als bijlage opgenomen bij de Structuurvisie Vught en onderstaand voor de omgeving plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0016.jpg"

UITSNEDE GEBIEDSVISIE BUITENGEBIED

Onderhavig plangebied is gelegen in de ruimtevormende hoofdgroep 'zeer kleinschalig agrarisch landschap'. Onder het zeer kleinschalig agrarisch landschap wordt verstaan de kavels die binnen 250 meter afgebakend zijn door een opgaand element. Op deze afstand zijn details nog zichtbaar.

Het zeer kleinschalig agrarisch landschap komt voor rondom Cromvoirt en in de zones

tussen de landgoedbossen aan de zuidkant van de gemeente Vught. Aan de noordoostzijde van Cromvoirt vormt de aanwezigheid van de Cromvoirtsedijk Dijk en de smalle kleinschalige verkaveling, met lijnvormige beplanting haaks op de dijk, een kwaliteit.

Nieuwe woningen in dit gebied zijn mogelijk, mits dit bijdraagt aan de relatie dorp – buitengebied. Uiteraard zijn stedenbouwkundige aspecten van belang en dient er aangesloten te worden bij de bestaande structuur. Nieuwe woningen zijn toelaatbaar, mits:

  • er aan een bestaande sloop-bonus- of Ruimte-voor-Ruimteregeling wordt deelgenomen;
  • er geen belangrijke zichtlijnen worden weggenomen;
  • er rekening wordt gehouden met de landschapswaarden;
  • er rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige waarden van het straatbeeld;
  • de relatie met het achterliggende landschap niet wordt verstoord;

Onderhavig plan voorziet in een nieuw Ruimte voor Ruimte kavel die qua omvang vergelijkbaar is met de agrarische kavels in de omgeving. Een landschappelijke inpassing zorgt voor behoud van de aanwezige landschapswaarden. Het initiatief voorziet in een goede inpassing in de bestaande stedenbouwkundige straatbeeld en doet geen inbreuk op bestaande belangrijke zichtlijnen. Hiermee past het initiatief binnen de Gebiedsvisie Buitengebied.

4.3.2 Welstandsnota

In de gemeentelijke welstandsnota uit 2015 (2e herziening) zijn gebieden onderscheiden op basis van welstandsniveau. Het plangebied ligt in het gebied ''Welstandsniveau 1 - Buitengebied''. In het buitengebied komen zes bebouwingstypologieën

voor: landgoederen, traditionele boerderijen, (agrarische) bedrijven in het buitengebied,

recreatiewoningen / complex recreatiegebied, woningen in het buitengebied en kazernes.

De beoordelingscriteria zijn afgeleid van deze typologieën.

Het ontwerp van de Ruimte-voor-ruimte-woning in voorliggend plan zal te zijner tijd met de

Welstandscommissie worden afgestemd.

4.3.3 Overige gemeentelijke beleid

Naast bovenstaande beleidsstukken is ook het vigerende bestemmingsplan relevante voor de locatie. Het virgerende bestemmingsplan wordt besproken in paragraaf 1.3.

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek

Achterstraat (naast nr. 2) te Cromvoirt (20 oktober 2016, 1600011)". Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2. Hierna zijn de conclusies van het onderzoek beschreven.

Algemene bevindingen veldwerkzaamheden

De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 3,6 m-mv uit matig fijn siltig zand. Met name de bovengrond is humushoudend. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid. In de uitkomende grond zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem.

Grond

In de bovengrond (MM1 en MM2) zijn lichte verhogingen aan PAK en minerale olie gemeten. Deze gehalten overschrijden de achtergrondwaarden doch niet de interventiewaarden.

In de mengmonster MM3 van de ondergrond zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate aangetoond. Allen liggen onder de achtergrondwaarden.

Grondwater

In het grondwater uit peilbuis B1 zijn analytisch licht verhoogd gehalte aan barium, cadmium en zink aangetoond. Deze overschrijden de streefwaarden doch niet de interventiewaarden.

Asbest in grond In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.

Nader bodemonderzoek

Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodemonderzoek vanuit

milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.

Toetsing hypothese grond en grondwater

De hypothese ‘onverdacht’ dient op basis van de resultaten formeel te worden verworpen.

Resumé en aanbevelingen

Middels onderhavig bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd. In het kader van de Wet bodembescherming zijn geen aanvullende procedures noodzakelijk. Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek zijn er, ons inziens, vanuit milieuhygiënisch oogpunt derhalve geen belemmeringen c.q. beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustig buitengebied. In de omgeving

is immers sprake van beperkte functiemenging en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de omgeving van het plangebied ligt het bedrijf J. van Esch bv, dat zich met name richt

op de aanleg en het onderhoud van groenvoorzieningen en sportaccommodaties. Volgens

de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" bedraagt de grootste richtafstand van dit

aannemersbedrijf - met een werkplaats met een bruto vloeroppervlakte van meer dan

1.000 m2 en SBI-2008 code 41, 42, 43 nummer 2 - 50 meter voor de factor geluid.

Voorliggend plangebied ligt ruimschoots buiten deze richtafstand. Hiermee is aangetoond

dat het bedrijf niet belemmerd wordt door de geplande ontwikkeling en dat ter plaatse van

de nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De gemeente Vught heeft geen eigen geurbeleid vastgesteld. Het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij is daarom van toepassing. De afstand tussen een veehouderij, waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen. De maximaal toegestane geurbelasting voor dieren met een geuremissiefactor bedraagt 14,0 OUE/m³ in een concentratiegebied buiten de bebouwde kom.

In de nabije omgeving van het plangebied ligt één veehouderij, op het adres Deutersestraat 22, waar 100 vleesstieren en overig vleesvee (met geuremissie 35,6) en 102 vrouwelijk jongvee en melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar vergund zijn. Het betreft hier een diercategorie zonder geuremissiefactor, derhalve moet het geurgevoelige object op minstens 50 meter gelegen zijn. Onderhavig plangebied ligt op een afstand van ongeveer 200 meter en ligt daarmee ruimschoots boven de 50 meter grens.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai

Op de Achterstraat geldt het 30 km/uur-snelheidsregime. Dergelijke straten hebben geen onderzoekszone, waardoor er vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht is.

In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' is het wenselijk te verantwoorden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De inrichtingsschets laat zien dat de woning op 15 meter afstand van de straat wordt gesitueerd, dit is een ruimte afstand. De Achterstraat zelf is een erftoegangsweg met relatief weinig verkeersbewegingen. Daarnaast zal de woning uitgevoerd worden met een gevel die voldoet aan de huidige eisen omtrent geluid. Voorgaande toont aan dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is

geen akoestisch onderzoek nodig. Het aspect geluidhinder van het nabijgelegen

bedrijventerrein is in paragraaf 5.1.2 aan de orde gekomen.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat 1 woning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere)

intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit

wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving. Aan de hand van een monitoringstool (NSL-monitoringstool) kan de luchtkwaliteit in de omgeving van deze wegen worden bepaald. Daaruit volgt dat de concentratie van de stoffen PM10 en NO2 nabij de wegen in de omgeving onder de grenswaarden blijft. Dat betekent dat de luchtkwaliteit binnen het plangebied voldoende goed is. Er is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang

volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit

milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een

m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet

m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk

ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' zoals

genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Maar aangezien de omvang van het

plan ver onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige

activiteiten ligt en gezien de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieuanalyse,

kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significante

nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige

milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Om de mogelijk aanwezige archeologische waarden in beeld te brengen heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de nieuwbouw van een woning aan de Achterstraat 2 te Cromvoirt, gemeente Vught (11 januari 2017, V1432)". De rapportage is na reactie van het bevoegd gezag aangepast (13 februari 2107, V1432). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3. Hierna zijn de conclusies van het onderzoek beschreven.

Het plangebied had op basis van het bureauonderzoek een hoge archeologische verwachting op het in situ aantreffen van archeologische vondsten en sporen vanaf het Laat-Paleolithicum / Neolithicum tot aan de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Binnen het plangebied komen volgens de bodemkaart hoge zwarte enkeerdgronden voor die in principe een hoge archeologische verwachting hebben.

Vanuit het verkennend veldonderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in de vijf boringen binnen het plangebied tot in de C-horizont verstoord is. De geroerde bovengrond bestaat uit matig humeus, siltig zand. De overgang naar het onderliggende dekzand (C-horizont) is in alle boringen scherp, waarbij de topvan de C-horizont is afgeschoven dan wel opgenomen in de geroerde humushoudende bovengrond. In de directe omgeving van het plangebied zijn in drie boringen (uit 1988-1990) die zich op vergelijkbare hoogte in het landschap bevinden wel B-horizonten in het profiel aangetroffen. Deze boringen bevinden zich in de zelfde eenheid op de bodemkaart als het plangebied. Gezien de vergelijkbare landschappelijke omstandigheden gaan we voor het plangebied uit van de meest voor de hand liggende situatie, namelijk dat er wel sprake is geweest van podzolering, maar dat de oorspronkelijke B-horizont is opgenomen in de geroerde toplaag. Hoewel strikt genomen in vier van de vijf boringen sprake is van een bodem die als hoge zwarte enkeerdgrond geclassificeerd kan worden (slechts op basis van de dikte van de humushoudende bovengrond), is van de aanwezigheid van een intact esdek geen sprake. De overgang van de geroerde humushoudende bovengrond naar het onderliggende dekzand is scherp van aard waardoor ook een eventueel aanwezig archeologisch vondstniveau volledig in de verstoorde bodemlaag zal zijn opgenomen of zijn afgetopt. Van een oorspronkelijk aanwezige B-horizont of zelfs BC-horizont zijn geen intacte resten aangetroffen. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Hierbij dient echter wel vermeld te worden dat het onderzoek verkennend van aard was en niet tot doel had om archeologische indicatoren op te sporen.

Advies

In relatie tot de ijzertijd-vindplaats aan de overzijde van de Deutersestraat werd verwacht dat in het plangebied mogelijk off-site fenomenen aanwezig zouden kunnen zijn. Gezien de aangetroffen verstoringen, in combinatie met de gehanteerde boordichtheid en het ontbreken van archeologische indicatoren, kan echter worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is. De top van de C-horizont is vergraven en opgenomen in de basis van de esdek waarbij ook de top van eventuele archeologische sporen vergraven zullen zijn.

Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar 'laag' en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).

Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische 'toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Vught en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Reactie bevoegd gezag op conceptrapport

Mevr. J.A.S.M. Bosman (Erfgoed 's-Hertogenbosch) heeft het conceptrapport namens de gemeente Vught beoordeeld. In het selectieadvies wordt aangegeven dat de gemeente Vught niet kan instemmen met het selectieadvies. Met betrekking tot de verwijzing in het rapport naar het proefsleuvenonderzoek van Econsultancy bij de Deutersestraat 20 wordt opgemerkt: "Wanneer ook de resultaten van het booronderzoek erbij betrokken worden, valt op dat alleen in de diepere delen van het plangebied Deutersestraat 20 een duidelijke B-horizont is aangetroffen. Daarnaast valt op dat nergens een laag is aangetroffen waarin de A en de C-horizont vermengd zijn. Ook is de Nap-hoogte van de C-horizont in het huidige plangebied hoger dan in het plangebied Deutersestraat 20. Beide argumenten maken een

diepgaande verstoring niet aannemelijk. Daar komt nog bij dat het plangebied gelegen in de historische kern van Cromvoirt. Dat maakt het aannemelijk dat het plangebied een lange gebruiksduur kent."

"Vanwege bovenstaande argumenten behoud het plangebied de hoge archeologische verwachting. Dat betekent dat bij werkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of archeologische begeleiding volgens protocol opgraven nodig is. Voor beide vormen van vervolgonderzoek is een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen vereist. Vanwege de relatief kleine omvang van het plangebied wordt, wanneer gekozen wordt voor een proefsleuvenonderzoek, geadviseerd in het PvE de mogelijkheid op te nemen voor een doorstart naar een opgraving. Wanneer wordt gekozen voor een archeologische begeleiding van de werkzaamheden worden de af te graven locaties onder archeologische condities laagsgewijs uitgegraven. Bij deze graafwerkzaamheden is de permanente aanwezigheid van een KNA-archeoloog of senior-veldtechnicus vereist. Wanneer er archeologisch relevante sporen worden aangetroffen dan dienen de graafwerkzaamheden te worden stilgelegd om de mogelijkheid te bieden om deze sporen te documenteren, te couperen en af te werken alvorens de graafwerkzaamheden kunnen worden hervat. Dat betekent dat de initiatiefnemer rekening moet houden met eventuele vertraging van de werkzaamheden die kan optreden in het geval archeologische sporen worden aangetroffen."

Nader onderzoek

Na overleg tussen onderzoeksbureau en bevoegd gezag is besloten de gronden nog niet vrij te geven maar een afgraving onder archeologisch begeleiding uit te voeren. Hiervoor is een Programma van eisen opgesteld. Na goedkeuring van dit PVE door het bevoegd gezag kan de bouwput onder archeologische begeleiding worden gegraven.

5.2.1.3 Conclusie

Met het nader onderzoek in de vorm archeologische begeleiding wordt rekening gehouden met de mogelijk aanwezige archeologische waarden. Er is geen belemmering meer voor het bestemmingsplan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0017.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT

Op de cultuurhistorische waardenkaart is de Cromvoirtsedijk als een historisch groen- en

lijnelement aangeduid. Het plan tast deze structuur niet aan. Binnen het plangebied zelf

zijn geen cultuurhistorische waarden aangegeven.

Het plangebied ligt in een gebied met een hoge/middelhoge indicatieve archeologische waarden. De wij ze van bescherming hiervan is beschreven in paragraaf 5.2.1. Op provinciaal niveau ligt het plangebied in het cultuurhistorisch landschap Beerse en Baardwijkse Overlaat. De waarden en kenmerken van dit landschap worden planologische beschermd zoals beschreven in paragraaf 4.2.2. Onderhavig plan tast de waarden en kenmerken niet aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren is per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze nieuwe wet bundelt de drie vigerende wetten op het gebied van gebieds- en soortbescherming; Boswet, Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet. Onder de nieuwe wet blijft de bescherming van een groot aantal dier- en plantensoorten ongewijzigd. Onderhavig plan is zowel aan het oude als nieuwe beleid getoetst.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Het plangebied ligt op ongeveer 800 meter van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek”. Dit betreft het Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN is de Cromvoirtsedijk en bevindt zich op circa 425 ten noorden en 525 meter ten oosten van het plangebied. De voorgenomen plannen zullen geen negatieve effecten tot gevolg hebben op Natura 2000-gebied en het NNN.

Soortenbescherming
Het plangebied is voor een deel verhard met klinkers. Daarnaast bestaat een deel uit kort gemaaid grasveld met fruitbomen. Op de grens staat een beukenhaag en houtsingel. Alles maakt onderdeel uit van de intensief onderhouden tuin van Achterstraat nummer 2. Er is een Quickscan uitgevoerd door Staro ''Toets flora en fauna, Achterstraat naast 2 te Cromvoirt'', d.d. november 2016, aangepast januari 2017, 16-0297, bijgevoegd als bijlage 4. Staro concludeert dat gezien het intensieve onderhoudsniveau van de tuin, geschikte biotopen ontbreken voor de meeste beschermde planten- en dierensoorten. Beschermde soorten die mogelijk voor kunnen komen, zullen niet worden geschaad door de voorgenomen plannen. Binnen het plan en de directe omgeving blijft er een geschikt foerageergebied voor deze soorten.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau (Noord-Brabant)
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021.
  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
5.3.2.4 Gemeente Vught

Het gemeentelijk water- en rioleringsbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012 - 2017, dat op 22 december 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Gescheiden riolering in Vught
In totaal ligt in de gemeente ruim 200 kilometer vrijvervalriolering (vuil- en hemelwaterriolen). Nagenoeg overal ligt naast het vuilwaterriool ook een hemelwaterriool, behoudens een incidentele straat en delen van de 'Villawijk' waar alleen een vuilwaterriool ligt. In de gemeente Vught ligt nergens een gemengde riolering. Afvalwaterstromen moeten gescheiden blijven. Het is niet toegestaan hemelwater en afvalwater gemengd af te voeren. Dit geldt zowel voor het stedelijk gebied als voor het buitengebied. Regenwater mag niet op het vuilwaterriool worden geloosd.

Hemelwater
Hemelwater moet op een verstandige wijze worden behandeld bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Met behulp van de afvoernormen kan de benodigde waterberging en/of retentievoorziening worden berekend. Conform de landelijke uitgangspunten, is de voorkeursvolgorde voor de te treffen compenserende maatregel: vasthouden - bergen - afvoeren. Op eigen terrein vasthouden en bergen (infiltreren) heeft de voorkeur. In eerste instantie is de perceeleigenaar zelf verantwoordelijk voor de verwerking op zijn/haar terrein. De zorg voor het verwerken van schoon hemelwater rust (in elk geval) op de perceeleigenaar.

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is goed.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Aan de zuidkant van het plangebied ligt een zaksloot deels binnen het plangebied een deels in de openbare ruimte. Deze sloot is geen onderdeel van het door het waterschap onderhouden watersysteem. In de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

Volgens de Wateratlas van de provincie Noord-Brabant bedraagt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied 100 mm - 120 mm-mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bedraagt 200 mm - 250 mm-mv. Hierdoor valt de grondwaterstand binnen het plangebied onder de grondwatertrap (Gt) VII. Ten noorden van het plangebied is de grondwaterstand te typeren als VI.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0018.jpg"

Het plangebied ligt op een hoogte van 5,3 m +NAP aan zijde Achterstraat met een verloop naar 5,0 m +NAP achter op het perceel. Blijkens de inventarisatie ligt de GHG op 4,3 m +NAP. Woningen eisen een drooglegging van minimaal 0,8 m. tot 1,0 m. Veel waterschappen gaan er van uit dat kelders waterdicht behoren te zijn. Om te voldoen aan de ontwateringsdiepte van 1,0 meter wordt het toekomstige vloerpeil 5,3 m +NAP, gelijk aan het huidige maaiveld.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning. De verordening water van de provincie Brabant bepaald in artikel 2.3 de norm voor overstromingskansen voor bepaalde gebieden.

Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt binnen de bebouwde kom van een gemeente, zoals bedoeld in artikel 20 a van de Wegenverkeerswet 1994, als norm een overstromingskans van:

  • a. 1/100 per jaar voor gebieden die in een ruimtelijk plan bestemd zijn voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
  • b. 1/10 per jaar voor overige gebieden.

Onderhavig plan ligt binnen de bebouwde kom. De overstromingskans is dus eens in de 100 jaar.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.

In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De nieuwe situatie van het verhard oppervlak staat in de derde kolom. De laatste kolom geeft de toename van het verhard oppervlak weer.

type verharding   bestaand   nieuw   toename  
bebouwing   0 m²   170 m²   170 m²  
bestrating   180 m²   700 m²   520 m²  
totaal   180 m²   870 m²   690 m²  

De totale toename van de verharding is 690 m2.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

De benodigde bergingscapaciteit is berekend met behulp van de rekenregel uit de Keur: toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Het plangebied ligt in een gebied met gevoeligheidsfactor 1,0. Dat betekent dat de bergingscapaciteit 690 x 1,0 x 0,06 = 41,4 m³ bedraagt. Met een waterschijf van 0,60 m (GHG) resulteert dit in een wateroppervlak van 41,4 / 0,60 = 69 m².

Ten behoeve van een nieuwe inrit wordt de bestaande schouwsloot over een lengte van 6,5 meter gedempt. Middels een duiker met een diameter van 40 cm wordt de doorstroming gewaarborgd. Met een diepte van ongeveer 30 cm en een breedte van 1 meter is de bergingscapaciteit van de schouwsloot over een lengte van 6,5 meter circa 1 m³.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPAchterstrbij2-VG01_0019.jpg"

SCHOUWSLOOT AAN DE ACHTERSTRAAT

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.

Voor onderhavig plan is gekozen om het hemelwater vast te houden middels een voorziening op eigen terrein en vervolgens te infiltreren in de grond. Middels een natuurvijver in de tuin achter de woning wordt het hemelwater opgevangen waarna het de grond in zakt. De vijver wordt dusdanig gedimensioneerd dat er voldoende ruimte voor de waterberging is.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Achterstraat geloosd worden.

5.3.6 Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid van de gemeente en het waterschap met betrekking tot het

water.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1

Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet

ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien

het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In voorliggend geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen gemeente en initiatiefnemer. In deze anterieure overeenkomst zijn onder andere afspraken gemaakt over de plankosten, waarin is geregeld, dat eventuele planschadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer komen.

Gemeentelijke grondexploitatie
Voor de ontwikkeling van de beoogde woning wordt/is door de initiatiefnemer een bouwtitel Ruimte voor Ruimte gekocht. De door de provincie goedgekeurde bouwtitel behoort als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan.

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.2 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Afstemming met andere regelgeving

7.2.1 Welstandsnota

Bouwplannen worden niet alleen getoetst aan de paragraaf beeldkwaliteit en de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van:

  • gebruik, omvang en situering van gebouwen;
  • gebruik, omvang en situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • gebruik, omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

maar worden daarnaast, voor zover van toepassing per geldend welstandsniveau, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid ten aanzien van:

  • aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • dakkapellen;
  • gevelwijzigingen;
  • erfafscheidingen;
  • reclame.

7.3 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen - 5 (artikel 3)

De gronden van het plangebied zijn bestemd als 'Wonen - 2'. Voor het bouwperceel is vastgelegd dat er één woning is toegestaan waarbij de inhoud van de woning maximaal 1.500 m3 bedraagt. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning bedraagt maximaal 80 m² oppervlakte, met dien verstande dat bij woningen die groter zijn dan 1000 m³ de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal 10% van de inhoud van de woning bedraagt tot een maximum van 150 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 4)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 5)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 6)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 7
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 8)
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsregel voor het in beperkte mate verleggen van bestemmingsgrenzen.

Overige regels (artikel 9)
Dit artikel bevat regels aangaande de aanduiding 'Cultuurhistorische waarden'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraak
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad

8.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Achterstraat naast 2'' heeft in het kader van de inspraakprocedure vanaf 16 maart t/m 26 april 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan is daarnaast digitaal toegankelijk gemaakt. Tijdens de periode van terinzagelegging kon een ieder een inspraakreactie indienen. Gedurende deze termijn zijn geen inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties hebben dus niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

Ambtshalve is paragraaf 5.2.1 Archeologie aangepast aan de laatste stand van zaken met betrekking tot het archeologisch onderzoek. Dit heeft geen planologische gevolgen.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan "Achterstraat naast 2" is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Hieronder zijn de reacties van de desbetreffende instanties weergeven.

Provincie Noord-Brabant

De provincie Noord*Brabant heeft geconcludeerd dat bij het voorliggend initiatief geen provinciale belangen in het geding zijn en dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen

Waterschap Aa en Maas

Het waterschap kan instemmen met voorliggende plan. Het plan is volledig en concreet. Er wordt op een goede wijze omgegaan met de waterhuishoudkundige belangen.

Beide vooroverlegreacties leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 18 mei 2017 tot en met woensdag 28 juni 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn gedurende deze periode geen zienswijzen binnengekomen.

8.4 Vaststelling

Op 5 oktober 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Het vaststellingsbesluit is bijgevoegd.