direct naar inhoud van Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
Plan: Keldonk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0860.KE01bb000000BP2010-OH01

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Molenbiotoop
21.1.1 Doel aanduiding

De op de verbeelding als ‘Molenbiotoop’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het beschermen van de functie van de in de nabijheid van dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als beeldbepalend cultuurhistorisch betekenisvol element.

21.1.2 Bouwregels

Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt binnen de op de verbeelding als molenbiotoop aangeduide gronden dat:

  • a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht hoger dan het onderste punt van de verticale staande wiek;
  • b. binnen de straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het onderste punt van de verticaal staande wieken van de molen.

21.1.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.1.2 voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de voorgaande artikelen mits de vrije windvang of het zicht ter plaatse niet wordt beperkt.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 21.1.4, wordt advies ingewonnen van een door het bevoegd gezag daartoe aangewezen ter zake deskundige, eventueel met raadpleging van de Vereniging Hollandsche molen.

21.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in 21.1.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, hoger dan 4 meter binnen een straal van 100 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen, en hoger dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het onderste punt van de verticaal staande molen, binnen een straal van 100 tot 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen, uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
    • 2. het ophogen van gronden;
    • 3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer ten behoeve van de andere bestemmingen dan wel werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.
  • c. De werken en werkzaamheden, als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de functie van de molen als werktuig en de waarde als landschapsbepalende elementen niet onevenredig worden geschaad.
  • d. Alvorens omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te verlenen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de molen omtrent de vraag of verlening van de vergunning aanvaardbaar is in verband met de belangen van de molen.