direct naar inhoud van Artikel 7 Tuin
Plan: Zeelberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPzeelberg-VA01

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding als tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' opslag;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'; behoud van cultuurhistorische waarden;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': het behoud en de bescherming van een monumentale boom;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. in- en uitritten;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 7.1 omschreven bestemming en bouwwerken die ten dienste staan van de aangrenzende bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
7.2.2 Aanbouwen

Voor het bouwen van aanbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw (erkers) gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale dakhelling bedraagt 45 graden;
  • c. de maximale aanbouwdiepte aan de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 1,5 meter;
  • d. de breedte van de aanbouw bedraagt maximaal 2/3 deel van de voorgevel van het hoofdgebouw.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. erfafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 1 meter;
  • b. erfafscheidingen gelegen op een afstand van 1,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en niet grenzend aan de openbare weg, geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • c. vlaggenmasten geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken m.b.t. de dakhelling

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 lid b voor het realiseren van een steilere dakhelling dan 45 graden, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.

7.3.2 Afwijken m.b.t. erfafscheidingen tot 1,5 meter achter voorgevel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 lid a voor het bouwen van erfafscheidingen gelegen tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en 1,5 meter daarachter, tot een maximale bouwhoogte van 2 meter, mits:

  • a. het voor de verkeersveiligheid noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft;
  • b. dit stedenbouwkundige aanvaardbaar wordt bevonden.
7.3.3 Afwijken m.b.t. erfafscheidingen grenzend aan de openbare weg

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 lid b voor het bouwen van erfafscheidingen grenzend aan de openbare weg tot een maximale bouwhoogte van 2 meter, mits:

  • a. de erfafscheiding gebouwd wordt op een afstand van ten minste 1,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. het voor de verkeersveiligheid noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft;
  • c. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
7.3.4 Afwijken m.b.t. erfafscheidingen vóór de voorgevel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 lid a voor erfafscheidingen gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, mits:

  • a. het af te scheiden perceel een breedte heeft van tenminste 35 meter;
  • b. het bouwwerk een transparantie heeft van tenminste 75%;
  • c. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
7.3.5 Afwijken m.b.t. bouwen van aanbouwen en overkappingen aan de zijgevel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van aanbouwen en overkappingen aan de zijkant van het hoofdgebouw, mits

  • a. de maximale goothoogte 3 meter bedraagt;
  • b. de maximale dakhelling 45 graden bedraagt, met dien verstande dat het realiseren van een steilere dakhelling dan 45 graden mogelijk is, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden;
  • c. de aanbouwen en overkappingen aan de zijkant van het hoofdgebouw tot maximaal 1,5 meter vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. het bepaalde in artikel 10.2.2 lid g reeds is, dan wel gelijktijdig kan worden toegepast;
    • 2. op straathoeken het voor de verkeersveiligheid noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft;
    • 3. het stedenbouwkundig karakter van de straatwand behouden blijft;
    • 4. vóór aanbouwen en overkappingen een tuindiepte van ten minste 5 meter overblijft, welke bepaling alleen geldt als in een aanbouw een autostalling vervalt of eerder vervallen is en aldus fysieke ruimte overblijft om op hetzelfde perceel te parkeren.
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.4.1 Cultuurhistorische waarden

Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.

7.4.2 Monumentale boom

Voor het verrichten van zodanige handelingen binnen 6 meter van de aanduiding 'monumentale boom', die de dood van of ernstige schade aan de boom veroorzaken is een omgevingsvergunning vereist. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door het vellen of rooien of door de andere handelingen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende waarden van de boom en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.4.3 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.2 is niet vereist voor:

  • a. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.