Bij de verordening horen verschillende kaarten. De kaarten maken de gewenste ontwikkeling voor een aantal deelaspecten inzichtelijk, te weten: stedelijke ontwikkeling, ontwikkeling intensieve veehouderij, overige agrarische ontwikkeling en windturbines, water, natuur en landschap en cultuurhistorie.
Ten aanzien van de ontwikkeling van intensieve veehouderij in de Verordening Ruimte is de integrale zonering uit de reconstructieplannen leidend. De reconstructieplannen hebben hun basis in de Reconstructiewet concentratiegebieden. In de concentratiegebieden vindt reconstructie plaats ter bevordering van de ruimtelijke structuur. De reconstructie moet in ieder geval betrekking hebben op de regulering van de intensieve veehouderij.
De integrale zonering is gebiedsdekkend onderverdeeld in extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Met de integrale zonering wordt beoogd de intensieve veehouderij zodanig te herstructureren dat de milieubelasting op natuurgebieden afneemt en het aantal stankgehinderden in en rond kernen wordt teruggebracht.
In artikel 9.2 van de Verordening Ruimte wordt gesteld dat binnen de extensiveringsgebieden nieuwvestiging is uitgesloten. Voor de verwevingsgebieden is er sprake van een menging van functies van onder meer landbouw, wonen en natuur. In deze gebieden is nieuwvestiging niet wenselijk, maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn op die plaatsen waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functie zich daartegen niet verzet. Om een gegronde afweging te maken moet het een duurzame locatie betreffen. Dit is een bestaand bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om het bedrijf ter plaatse door te laten groeien. Door middel van een 'duurzaamheidstoets' kan dit onderzocht worden.
Binnen het buitengebied van Valkenswaard zijn geen landbouwontwikkelingsgebieden gelegen.
Een groot deel van het buitengebied is onderdeel van de EHS. Het doel is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Nieuwe plannen, projecten en handelingen zijn niet toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.
Binnen de groenblauwe mantelgebieden geldt eveneens een verbod op nieuwvestiging. Hervestiging en omschakeling op een bestaand bouwblok zijn wel mogelijk.
Ten aanzien van de gebieden met een cultuurhistorische waarde geldt dat de provincie de onvervangbare waarden wil beschermen. Binnen de cultuurhistorische vlakken zijn plannen, projecten en handelingen niet toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
Voor het agrarisch gebied legt de provincie de verantwoordelijkheid bij de gemeenten. Zij moeten aangeven welke ontwikkelingsmogelijkheden er zijn voor een gevarieerde plattelandseconomie en in welke gebieden het agrarisch gebruik prevaleert. Functies die niet binnen het gewenste ontwikkelingsperspectief passen, zijn niet toegestaan. Om de ruimte ten behoeve van de agrarische sector ook naar de toekomst toe te bewaren, is het wenselijk strijdige functies te beperken. De verantwoordelijkheid voor welke functies als 'in strijd met' worden beoordeeld, ligt bij de gemeente.
Betekenis voor het bestemmingsplan: De provinciale regels dienen in het bestemmingsplan te worden vertaald en op de verbeelding te worden weergegeven. De verordening richt zich met name op de thema's ruimtelijke kwaliteit, EHS, water, de groenblauwe mantel, aardkunde en cultuurhistorie, agrarisch gebied en intensieve veehouderij. In het bestemmingsplan zal expliciet worden opgenomen wanneer wordt aangesloten op (of afgeweken van) de Verordening Ruimte. |
Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, Rood-met-groen regeling Noord-Brabant
Vanuit de Structuurvisie is de vraag om een ontwikkelingsgericht beleid voor het buitengebied ontstaan, met aandacht voor de landschapskwaliteit in Noord-Brabant. Deze kwaliteitsverbetering is zowel in de provinciale structuurvisie als de provinciale verordening vastgelegd. De 'Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, Rood-met-groen regeling' van de provincie Noord-Brabant (concept, april 2011) biedt informatie om invulling te geven aan de 'kwaliteitsverbetering van het landschap'. Het is een hulpmiddel om invulling te geven aan de Verordening Ruimte, en geen verplicht beleidskader.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap. Het achterliggende idee hierbij is dat ontwikkelingen actief bijdragen aan versterking van het landschap. Dit gaat dus verder dan het mitigeren van de effecten van een ontwikkeling op de omgeving of het beperken van verlies aan omgevingskwaliteit. Dit uitgangspunt geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied én buiten de ecologische hoofdstructuur.
Betekenis voor het bestemmingsplan: De handreiking vormt een hulpmiddel voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering in ruimtelijke plannen. In het bestemmingsplan kan dit vorm krijgen door 'ruimtelijke kwaliteitsverbetering' als voorwaarde op te nemen in wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. |
Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010-2015
Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' van Waterschap De Dommel is een strategisch document. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. De volgende thema's worden gehanteerd:
- Droge voeten: Er worden waterbergingsgebieden aangelegd, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast.
- Voldoende water: De plannen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden staan uiterlijk in 2015 vast. Met de realisatie van maatregelen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden ('topgebieden') gaat het waterschap aan de slag.
- Natuurlijk water: Voor het thema 'Natuurlijk water' richt het waterschap zich op de inrichting en het beheer van de watergangen, op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies ‘waternatuur’ en ‘verweven’ uit het provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen, wordt verder gegaan met beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières voor vismigratie.
- Schoon water: Het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen wordt voortgezet. Het waterschap voert gezamenlijke optimalisatiestudies uit en legt afspraken vast in afvalwaterakkoorden. Een deel van de rioolwaterzuiveringen wordt vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Er worden bron- en effectgerichte maatregelen genomen om kwetsbare gebieden te beschermen.
- Schone waterbodem: Bij het thema 'Schone waterbodems' pakt het waterschap vervuilde waterbodems aan in samenhang met beekherstel.
- Mooi water: Voor 'Mooi water' wordt bij inrichtingsprojecten de waarde van water voor de mens vergroot door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
Binnen de kerntaken worden twee onderwerpen met hoge prioriteit aangepakt:
- Het voorkomen van wateroverlast.
- Het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden.
Betekenis voor het bestemmingsplan: In het kader van de 'watertoets' (zie paragraaf 4.1) moet het bestemmingsplan rekening houden met het waterbeleid. Het bestemmingsplan dient, met inachtname van de reikwijdte ervan, aan te sluiten op het waterbeheersplan. |
Keur Waterschap De Dommel 2009
Het Waterschap De Dommel zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de ‘Keur Waterschap De Dommel 2009’.
De Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater. De verboden in de Keur zijn onder andere:
- het graven, dempen en verleggen van waterlopen;
- het leggen, verplaatsen of weghalen van duikers, stuwen, bruggen en dergelijke;
- op stroken van 4 m breed naast de hoofdwaterlopen (zgn. A-wateren) obstakels, bouwwerken en beplantingen neerzetten, omdat dit het onderhoud belemmert;
- op stroken van 25 m langs beken met een natuurfunctie bouwwerken plaatsen die beekherstel bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken;
- op kaden ploegen, spitten, graven, motorrijden et cetera, waardoor de kade minder stevig wordt;
- onttrekken van grondwater;
- draineren in en rondom natte natuurparels.
Afwijken van de verboden is mogelijk na het verkrijgen van een watervergunning van het waterschap.
Het waterschap wil voorkomen dat de verdroging in het gebied verder toeneemt. De grondwaterstand mag niet verder zakken. Om hieraan te kunnen bijdragen, is in de Keur geregeld dat in verdrogingsgevoelige gebieden een vergunning moet worden aangevraagd voor bijvoorbeeld het draineren of het onttrekken van grondwater.
Op kaarten die bij de Keur horen, zijn de verdrogingsgevoelige gebieden ingetekend. Zodra iemand een vergunning aanvraagt, wordt deze aanvraag getoetst door het waterschap. Er wordt vooral gekeken naar het effect op de verdroging. In natuurgebieden (Groene hoofdstructuur – natte natuurparels) en kwetsbare beekdalen mag bijvoorbeeld geen nieuwe drainage of onderbemaling aangelegd worden, tenzij er sprake is van vervanging van bestaande drainage of compenserende maatregelen.
Betekenis voor het bestemmingsplan: In het kader van de 'watertoets' (zie paragraaf 4.1) moet het bestemmingsplan rekening houden met het waterbeleid. Het bestemmingsplan dient, met inachtname van de reikwijdte ervan, aan te sluiten op de keur. Echter, het is niet de bedoeling dat de regelgeving uit de Keur wordt herhaald in het bestemmingsplan. Overlap dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. |
Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk, Definitie en randvoorwaarden hydrologisch neutraal ontwikkelen
De beleidsterm “hydrologisch neutraal bouwen” geeft invulling aan het “niet afwentelen”-principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal
ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. Voorbeelden hiervan zijn infrastructurele en recreatieve ontwikkelingen.
In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm hydrologisch neutraal heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied.
Betekenis voor het bestemmingsplan: In het kader van de 'watertoets' (zie paragraaf 4.1) moet het bestemmingsplan rekening houden met het waterbeleid. Omdat het echter om een consoliderend bestemmingsplan gaat, vinden er geen ingrijpende ontwikkelingen plaats. |