Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
41.1 Ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met inachtneming van het volgende:
- de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk;
- het nieuwe bestemmingsvlak wordt beperkt tot een maximum van 1.000 m²;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- de nieuwe woning dient milieutechnisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
41.2 Ten behoeve van het omzetten van een (agrarische bedrijfs-)woning naar een plattelandswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning, bedrijfswoning of woning naar een plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:
- de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de (bedrijfs-)woning in gebruik is als burgerwoning en het bedrijf waartoe de (bedrijfs-)woning behoord de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
- er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- ten hoogste 1.000 m² van de te wijzigen bestemming wordt gewijzigd middels het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
- het gezamenlijk bebouwingsoppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m²;
- de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk.
41.3 Wijzigingsbevoegdheid t.b.v. natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen met dien verstande dat bestemmingen gewijzigd kunnen worden in de bestemming Natuur onder voorwaarde dat:
- de eventueel aanwezige agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
- er geen onevenredige beperkingen optreden voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
- dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld.
41.4 Woningsplitsing cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen te einde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' te splitsen in maximaal twee wooneenheden onder voorwaarde dat:
- het betreft de splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- na splitsing de woning een minimale inhoudsmaat heeft van 350 m3;
- de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt (tenzij deze gebouwen monumentale kwaliteiten bezitten);
- de bebouwde oppervlakte wordt niet vergroot;
- de (agrarische) verschijningsvorm blijft gehandhaafd en de cultuurhistorische kwaliteiten niet worden aangetast;
- er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
- per wooneenheid mag maximaal 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd;
- bij sloop van meer bebouwing mag 25% worden teruggebouwd aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- bij een aanpassing van het erf wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
- dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
41.5 Woningsplitising twee-aan-een-gebouwde woningen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen te einde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' of 'aaneengebouwd' te splitsen in maximaal twee vrijstaande woningen onder voorwaarde dat:
- het niet betreft de splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- na splitsing het bepaalde in artikel 22 Wonen onverkort van toepassing is;
- er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- bij een aanpassing van het erf wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
- dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
41.6 Ten behoeve van geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen.
41.7 Ten behoeve van hulpgebouwen
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de specifieke bouwaanduiding 'hulpgebouw' of 'hulpgebouw - 76' op de verbeelding op te nemen onder voorwaarde dat:
- het betreft het opnemen van de aanduiding voor een hulpgebouw waarvoor in het verleden een omgevingsvergunning is afgegeven of welke aantoonbaar voor 1976 is opgericht;
- het opnemen van de aanduiding niet tot gevolg heeft dat het aanwezige hulpgebouw in omvang kan worden vergroot.
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de specifieke bouwaanduiding 'hulpgebouw' of 'hulpgebouw - 98' op de verbeelding op te nemen onder voorwaarde dat:
- het betreft het opnemen van de aanduiding voor een hulpgebouw waarvoor in het verleden een omgevingsvergunning is afgegeven of welke aantoonbaar voor 1998 is opgericht;
- de goothoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 2,5 meter;
- de bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 3 meter;
- het oppervlak van het hulpgebouw niet meer mag bedragen dan maximaal 30 m2.