Plan: | Kromstraat-Luikerweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0858.BPLuikerweg100-VA01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan "Kromstraat-Luikerweg" met identificatienummer 'NL.IMRO.0858.BPLuikerweg100-VA01' van de gemeente Valkenswaard;
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
het in een woning (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentverzorgend of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen kappers, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
gedeelte van het perceel dat aan de achterzijde van het bouwvlak is gelegen en het zijdelingse verlengde daarvan, en welke gronden dezelfde bestemming hebben als die van het bouwvlak;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de bouwgrens aan de zijde van de weg;
de bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;
vormen van dagrecreatie die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere -meestal natuur, bosgebied of landbouw- is, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, ligweides en picknickplaatsen;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of logies. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 4 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare horecasoorten:
Horeca 1
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
Horeca 2
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;
Horeca 3
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
Horeca 4
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische dranken zoals bars, cafés, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
De verhuur van een woning of woongebouw waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kookgelegenheid, badkamer en toilet;
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals voorzieningen/ installaties ten behoeve van gas, water, elektriciteit en (tele)communicatie;
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
de grens van een (bouw)perceel;
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
rooien, kappen, dunnen, afzetten, verplanten, vormsnoeien (indien dit nog niet eerder heeft plaatsgevonden) of verrichten van andere handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
een constructie geen gebouw zijnde;
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
gebruik van een woning of wooneenheid door één afzonderlijk huishouden;
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
gedeelte van het perceel dat aan de zijkant van het bouwvlak is gelegen, en welke gronden dezelfde bestemming hebben als die van het bouwvlak.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met de daarbij behorende:
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 3.1, sub a. en sub b. omschreven bestemming met een maximale hoogte van 5 meter.
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden voor uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - in- en uitrit'.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen, mits
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met de daarbij behorende:
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 4.1 omschreven bestemming en bouwwerken die ten dienste staan van de aangrenzende bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van aanbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw (erkers) gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1, sub b. voor het realiseren van een steilere dakhelling dan de helling van de hoofdbouw, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2, sub a., onder 1 voor het bouwen van erfafscheidingen gelegen tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en 1 meter daarachter, tot een maximale bouwhoogte van 2 meter, mits:
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2, sub a., onder 2. voor het bouwen van erfafscheidingen grenzend aan de openbare weg tot een maximale bouwhoogte van 2 meter, mits:
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2, sub a., onder 1. voor erfafscheidingen gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, mits:
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor het bouwen van zijaanbouwen en overkappingen aan de zijkant van het hoofdgebouw, mits:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de gronden zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 5.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.4 en de regeling ten aanzien van vergunningsvrij bouwen, is het niet toegestaan te bouwen (zonder omgevingsvergunning) als bedoeld in artikel 10.2 juncto artikel 10.3 ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevolle groenstrook' ter bescherming van de ter plaatse aanwezige monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2, sub b. voor het bouwen van hoofdgebouwen maximaal 2 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits:
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3, sub f. voor het realiseren van een steilere dakhelling dan de helling van de hoofdbouw, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
Het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor de functie wonen als bedoeld in artikel 6.1, sub a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hogere grenswaarde wet geluidhinder' is toegestaan als is voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarden (Bijlage 1) en de daarin opgenomen voorwaarden.
Bij een vrijstaande woning dient op eigen terrein, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.1, voorzien te worden in ten minste 2 parkeerplaatsen.
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, mits:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
Het gebruik van de woningen als bedoeld in artikel 6.1, sub a. ten behoeve van het wonen is slechts toegestaan als op de woonpercelen in het plangebied is voorzien in de aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging zoals bedoeld in artikel 13.3.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.3 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van maximaal 75 m² (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) mits:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 7.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 7.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:
Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:
alsmede het verlagen van het waterpeil.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het in artikel 7.3 gestelde verbod geldt niet:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 7.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (Gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 8.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 8.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:
Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:
alsmede het verlagen van het waterpeil.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het in artikel 8.3 gestelde verbod geldt niet:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 8.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (Gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 9.5, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in artikel 9.1 bedoelde gronden bodemverstoringen te veroorzaken ten gevolge van de uitvoering van:
Het verbod is van toepassing op het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen waarbij de grond wordt geroerd/omgewoeld, waaronder begrepen:
alsmede het verlagen van het waterpeil.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het in artikel 9.3 gestelde verbod geldt niet:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.6 in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 9.6.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.6 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
De voor 'Waarde - Waardevolle groenstrook' aangewezen gronden:
Op of in de voor 'Waarde - Waardevolle groenstrook' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, waaronder tevens begrepen het vergunningsvrij bouwen in relatie tot het bepaalde als bedoeld in artikel 10.1, sub b.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.2, mits door middel van het overleggen van een bomen effectrapportage er is aangetoond dat door het bouwen van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de ter plaatse aanwezige monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom niet wordt aangetast.
Het is verboden ter plaatse van de voor 'Waarde - Waardevolle groenstrook' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning materialen en/of afvalstoffen op te slaan, die de dood of ernstige beschadiging van de ter plaatse aanwezige monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom tot gevolg heeft of kan hebben.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 10.4, mits door middel van het overleggen van een bomen effectrapportage er is aangetoond dat door het opslaan van materialen en/of afvalstoffen op en/of in de gronden, de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de ter plaatse aanwezige monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom niet wordt aangetast.
Het is verboden ter plaatse van de voor 'Waarde - Waardevolle groenstrook' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of handelingen te verrichten, die de dood of beschadiging van de monumentale boom, waardevolle of behoudenswaardige boom tot gevolg hebben of kunnen hebben:
Het in artikel 10.6 bepaalde is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, die:
Indien het gestelde in sub c., aanhef niet vooraf is aangetoond, blijft artikel 10.6 onverminderd van toepassing.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door (een deel van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Waardevolle groenstrook' al dan niet gedeeltelijk te verwijderen, indien blijkt dat ter plaatse geen bijzondere monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom (meer) aanwezig is en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan voorziet in de bescherming van de gronden behorende bij deze (voormalige) monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom.
De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het waterbergend vermogen.
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 11.1, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2.2 voor het bouwen overeenkomstig een onderliggende enkelbestemming indien:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
De in artikel 11.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige aardkundige waarden van de gronden.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 50%, buiten beschouwing gelaten, mits:
Het gebruik conform de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Groen' is alleen toegestaan indien voldoende waterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden met uitgangspunt 60 mm.
Hiervan moet elk perceel 30 mm waterbergen op eigen terrein per m2 verhard oppervlak. Het restant (30 mm) wordt in het openbaar terrein geborgen.
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘waardevolle boom’ zijn mede bestemd voor het behoud en bescherming van de ter plaatse aanwezige monumentale, waardevolle of behoudenswaardige boom.
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' de aangegeven boom te vellen of te rooien dan wel zodanige werkzaamheden te verrichten welke de dood dan wel ernstige beschadiging van de aangeduide 'waardevolle boom' tot gevolg hebben, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.
Het bepaalde in artikel 14.2.1 is niet van toepassing voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden, die:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hogere grenswaarde wet geluidhinder' gelden vastgestelde hogere grenswaarden met de daaraan verbonden voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels.
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening omgevingsvergunning verlenen, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van geringe overschrijdingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde overschrijdingen niet meer dan 10% bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van de aanduiding 'waardevolle boom', om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen.
Op de voorbereiding van het besluit tot het stellen van een nadere eis, zoals bepaald in voorliggend bestemmingsplan, is de volgende procedure van toepassing:
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kromstraat - Luikerweg'.