Artikel 27 Algemene ontheffingsregels
27.1 Algemene ontheffingsbevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels ontheffing kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
-
a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
b. het oprichten van een antenne-installatie.
De in lid 1, sub b genoemde ontheffing mag slechts onder de navolgende voorwaarden worden verleend:
-
a. de hoogte van de antenne-installatie mag, gemeten vanaf het peil, niet meer bedragen dan 40 m1;
-
b. aangetoond moet worden dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van al bestaande antennedragers;
-
c. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast.
27.2 Ontheffing ondergronds bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 26, lid 2, sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarden dat:
-
a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
-
b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 26, lid 4, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad.
27.3 Ontheffingen bestemming 'Wonen', 'Wonen Hoeven'
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 18, lid 1 en artikel 19, lid 1, voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten dan wel kapsalons in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
-
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
-
b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
-
1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
-
2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
-
3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
-
4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
-
5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten dan wel de uitoefening van een kapsalon in of bij het hoofdgebouw;
-
6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten dan wel een kapsalon in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
-
7. voor zover de gronden gelegen zijn binnen de bestemming 'Wonen – Hoeven' mag de ontheffing slechts worden verleend, indien de cultuurhistorische waarde van de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing niet in onevenredige mate wordt geschaad;
-
8. bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden.
27.4 Ontheffingen bestemming 'Wonen', 'Wonen - Hoeven'
27.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 18, lid 1 en artikel 19, lid 1, voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofd- of bijgebouw dat ondergronds is gelegen, met dien verstande dat:
-
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
-
b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
-
1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
-
2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
-
3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
-
c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
-
d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
-
e. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
-
f. voor zover de gronden gelegen zijn binnen de bestemming 'Wonen - Hoeven' mag de ontheffing slechts worden verleend, indien de cultuurhistorische waarde van de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing niet in onevenredige mate wordt geschaad.
27.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen aan het bepaalde in artikel 18, lid 1 en artikel 19, lid 1, voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
-
a. de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
c. de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;
-
d. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bijgebouw dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd.
27.4.3
Burgemeester en wethouders trekken een ontheffing, verleend op grond van lid 7, in als de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
27.5 Ontheffingen bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 18, lid 2, sub c voor het splitsen van een bouwperceel waarbij de minimale breedte van het bouwperceel 20 m¹ mag bedragen onder voorwaarde dat de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit mag niet worden aangetast.
27.6 Ontheffing bestemming 'Bedrijf'
27.6.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4, lid 1 met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. ontheffing kan worden verleend ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 3.1 of 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
-
b. ontheffing kan worden verleend ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
-
c. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
27.6.2
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1, sub c en sub h van artikel 4 voor de vestiging van perifere detailhandel onder de voorwaarde, dat dit past binnen de detailhandelsstructuur van de gemeente.
27.6.3
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3, sub b onder (1) van artikel 4 tot een situering van de voorgevel op ten hoogste 6 meter achter de voorgevellijn.
27.7 Ontheffing dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water'
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 van artikelen 21 tot en met 24 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven ondergeschikte bestemming, mits:
-
a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen. Daartoe wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding c.q. directeur van het energiebedrijf.
-
b. de maximale hoogte van bouwwerken binnen de beschermingszone van de hoogspanningsleiding niet meer bedraagt dan 6 m¹.
27.8 Functie
De in lid 15 tot en met 21 genoemde criteria gelden, voor zover van toepassing, in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het verlenen van ontheffing van het plan.
27.9 Stedenbouwkundige en beeldkwaliteit
Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
-
b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
-
c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
-
d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
27.10 Milieukwaliteit
Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
a. de mate van hinder voor de omliggende functies;
-
b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
-
c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
-
d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
-
e. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
27.11 Verkeersveiligheid
Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
-
b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
-
c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
-
d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
-
e. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
27.12 Sociale veiligheid
Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
-
b. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
27.13 Brandveiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
a. de aanwezigheid van vluchtwegen;
-
b. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
-
c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
27.14 Woon- en leefklimaat
Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
-
a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
-
b. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
-
c. de bezonning;
-
d. het uitzicht;
-
e. privacy.