Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. het wonen;
-
b. woongroepen voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten tot een maximum van 15 wooneenheden met de daarbij behorende voorzieningen;
-
c. de uitoefening van beroepsmatige activiteiten op maximaal 40% van het oppervlak van het hoofd- en bijgebouw tot maximaal 50 m², met dien verstande, dat ter plaatse van de Kornetstraat 8 een kapsalon op maximaal 50% van het oppervlak van de begane grond is toegestaan; deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande, dat:
-
1. deze functie uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
-
2. de woonfunctie behouden dient te blijven;
-
3. het maximale oppervlak van deze functie niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens voor niet-publiekgerichte dienstverlening, met dien verstande, dat:
-
1. deze functie uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
-
2. de woonfunctie behouden dient te blijven;
-
3. het maximale oppervlak van deze functie niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de cultuurhistorische waarde van de op deze gronden aanwezige bouwwerken;
-
g. de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen;
-
h. water, waterbergingen en watergangen.
18.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
b. ter plaatse van:
-
1. de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
-
2. de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde woningen toegestaan;
-
3. de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengesloten woningen toegestaan;
-
4. de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
-
5. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;
met dien verstande, dat (met uitzondering van gestapelde woningen) per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan;
-
c. splitsing van een bouwperceel is uitsluitend mogelijk wanneer de breedte van het bouwperceel na de splitsing minimaal 25 m¹ bedraagt;
-
d. hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in tabel 1;
-
e. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende bepalingen:
-
1. de voor- en zijgevellijn mogen uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
- de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
- de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
- de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1, 50 m¹;
- de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3 m¹, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 m¹ dan wel een kapconstructie;
- de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw;
-
2. voor vrijstaande woningen op bouwpercelen met een breedte van 35 m¹ of meer gelden de volgende bepalingen:
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 m¹ te bedragen;
- voor de woningen aan de Heinsbergenstraat geldt geen maximale breedte;
-
3. de maximale diepte van hoofdgebouwen voor zover gelegen aan de Groenewoud ter plaatse van de aanduiding 'maximaal 4 woningen toegestaan' (verbeelding 12) bedraagt 12 m¹;
-
4. indien binnen het bouwvlak de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is aangegeven gelden de op het tijdstip van de ter inzage van het ontwerp van het plan bestaande goothoogte, dakhelling dan wel bouwhoogte. Deze mogen niet worden gewijzigd. Tevens geldt dat bij geheel of gedeeltelijke herbouw en verbouw, de cultuurhistorische waarde van de hoofdgebouwen niet in onevenredige mate mag worden aangetast, tenzij het betreft een herstel van de oorspronkelijke waarden.
18.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens Tabel 1, en buiten dat vlak met inachtneming van de volgende bepalingen;
-
b. bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2;
-
c. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 2 gelden de volgende bepalingen:
-
1. bijgebouwen, binnen het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a, worden niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a;
-
2. op bouwpercelen met een breedte van 35 m¹ of minder voor vrijstaande woningen dient aan één zijde van de woning vanaf de zijdelingse perceelsgrens een niet met gebouwen bebouwde strook aanwezig te zijn met een minimale breedte van 3 m¹;
-
3. op bouwpercelen met een breedte van meer dan 35 m¹ voor vrijstaande woningen dient aan beide zijden van de woning een niet met gebouwen bebouwde strook aanwezig te zijn met een minimale breedte van 5 m¹;
-
4. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevellijn moet minimaal 5 m¹ bedragen;
-
5. als op de verbeelding een bouwvlak voor een gevellijn is aangegeven mag binnen dat vlak een bijgebouw worden gebouwd;
-
6. als op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding (sba-ber) is aangegeven mag binnen het bouwvlak een bijgebouw worden gebouwd.
18.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 3.
18.5 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 4, met dien verstande dat op de percelen Broekmorgen nummers 2 t/m 74 (even) (verbeelding 13) ook overkappingen voor de voorgevellijn zijn toegestaan.
De oppervlakte aan overkappingen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel.
18.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 30 ten aanzien van:
-
a. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.7 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 en lid 2, sub b, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.
Tabel 1: Bouwregels voor hoofdgebouwen (woningen)
Maatvoeringseisen
|
Vrijstaande woning
|
Halfvrijstaande woning
|
Geschakelde woning
|
Aaneengesloten woning
|
Gestapelde woning
|
Patiowoning
|
maximale bouwdiepte
|
15 m¹
|
12 m¹
|
12 m¹
|
10 m¹
|
-
|
|
maximale breedte
|
15 m¹
|
12 m¹
|
-
|
-
|
-
|
|
minimale breedte bouwperceel bij nieuwbouw
|
12 m¹
|
9 m1
|
9 m¹
|
6 m¹
|
-
|
6m¹
|
|
|
|
|
|
|
|
Situeringseisen
|
|
|
|
|
|
|
Voorgevel in of op een maximale afstand tot voorgevellijn
|
2 m¹
|
2 m¹
|
2 m¹
|
2 m¹
|
2 m¹
|
2m¹
|
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij bouwpercelen met een breedte van 35 m' of minder
|
3 m¹ aan beide zijden
|
3 m¹ aan één zijde
|
3 m¹ aan één zijde
|
-
|
-
|
|
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij bouwpercelen met een breedte van 35 m' of meer
|
5 m¹ aan beide zijden
|
|
|
|
|
|
minimale afstand tot achterste perceelsgrens
|
10 m¹
|
10 m¹
|
10 m¹
|
10 m¹
|
-
|
|
Tabel 2: Bouwregels voor bijgebouwen
Maatvoeringseisen
|
Eis
|
Maximale oppervlakte aan bijgebouwen: bouwpercelen tot en met 500 m²
bouwpercelen van meer dan 500 m²
|
50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd 50 m², vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
|
maximale goothoogte
|
3 m¹
|
maximale bouwhoogte
|
5 m¹
|
Tabel 3: Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen.
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Situering
|
erf- afscheidingen
|
tuinmeubilair en speeltoestellen
|
vlaggenmasten en antennes
|
overige bouwwerken
|
Tussenperceel
|
|
|
|
|
voor de voorgevellijn :
|
1 m¹
|
1 m¹
|
6 m1
|
1 m1
|
achter de voorgevellijn:
|
2 m¹
|
3 m¹
|
6 m1
|
3 m¹
|
|
|
|
|
|
Hoekperceel:
|
|
|
|
|
voor de voorgevellijn
|
1 m¹
|
1 m¹
|
6 m1
|
1 m1
|
aan de zijde van het zijerf dat direct grenst aan de openbare weg of openbaar groen:
|
|
|
|
|
< 1 m1 achter de voorgevellijn
|
1 m¹
|
3 m¹
|
6 m1
|
1 m1
|
> 1 m1 achter de voorgevellijn
|
2 m¹
|
3 m¹
|
6 m¹
|
3 m¹
|
Tabel 4: Bouwregels voor overkappingen
Situerings- en maatvoeringseisen
|
Eis
|
|
overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak
|
minimale afstand tussen voorgevellijn en voorzijde overkapping
|
1 m¹
|
maximale goothoogte
|
3 m¹
|
maximale bouwhoogte
|
5 m¹
|
maximale totale oppervlakte
|
25 m²
|
18.8 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
-
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
b. het gebruik voor seksuele dienstverlening;
-
c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
d. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
-
e. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
-
f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
Het bepaalde in lid 9, sub c t/m f is niet van toepassing voor zover het betreft:
-
a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
-
b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
-
c. het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent op het erf van een woning.