Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nieuw Hoeven
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0856.BPNieuwHoeven-VA01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Nieuw Hoeven met identificatienummer NL.IMRO.0856BPNieuwHoeven-VA01 van de gemeente Uden;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856BPNieuwHoeven-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aaneengesloten woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
 
1.5 achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
 
1.6 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
 
1.7 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.8 autoboxen:
een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor de stalling van vervoermiddelen en voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard;
 
1.9 bedrijfsmatige activiteiten in een woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
 
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
 
1.11 beroepsmatige activiteiten in een woning:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
 
1.12 berging:
een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard;
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.15 bijgebouw:
een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;
 
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.20 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
 
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.22 geschakelde woning:
woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
 
1.23 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;
 
1.24 hoekperceel:
een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;
 
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.26 inwoning:
de huisvestiging van een zelfstandig huishouden in een woning, waarin al een ander zelfstandig huishouden is gehuisvest, en/of in een aan de woning gebouwd bijgebouw;
 
1.27 jongerenontmoetingsplaats:
een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.28 kampeermiddelen:
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.
een en ander voor zover deze onderkomens of (gewezen) voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.29 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van:
  1. openbaar bestuur en overheidsdiensten;
  2. levensbeschouwelijke organisaties;
  3. onderwijs;
  4. gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg;
  5. uitvaartverzorging, crematoria, mortuaria en begraafplaatsen.
1.30 niet-publiek-gerichte dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven zonder een rechtstreeks contact met het publiek;
 
1.31 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
 
1.32 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m1 onder peil;
 
1.33 onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun bestemming onttrokken – voer- of vaartuigen, woonboten, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
 
1.34 overkapping:
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
 
1.35 parkeervoorziening:
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen;
 
1.36 patiowoning:
een woning als onderdeel van een reeks woningen die met tuinen en zijmuren aan elkaar grenzen;
 
1.37 perceelsgrens:
grens van een bouwperceel;
 
1.38 publiekgerichte dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde niet-publiekgerichte dienstverlening, detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;
 
1.39 seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
 
1.40 scheidingslijn:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende woningtypen, functies, hoogten en/of bebouwingspercentages zijn toegelaten;
 
1.41 standplaats:
een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;
 
1.42 tussenperceel:
een bouwperceel dat aan geen van de zijdelingse zijden grenst aan de weg of het openbaar groen;
 
1.43 voorgevel:
de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;
 
1.44 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.45 voorziening van algemeen nut:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
 
1.46 vrijetijdsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de besteding van de vrije tijd, niet zijnde horeca;
 
1.47 vrijstaand bijgebouw:
een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes;
 
1.48 vrijstaande woning:
een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;
 
1.49 weg:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
 
1.50 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.51 woonwagen:
voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
 
1.52 zijgevel:
een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;
 
1.53 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.54 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.55 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, en niet zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensbehoeften kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 oppervlak van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.2 bruto-vloeroppervlak:
de som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle ruimten;
 
2.3 lengte, breedte en diepte bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren);
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.7 peil:
  1. voor onbebouwde terreinen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
  2. voor bebouwde terreinen als het peil van een bestaand hoofdgebouw afwijkt van het onder a bedoelde peil: het peil van het bestaande hoofdgebouw;
  3. in andere gevallen: het door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen peil.
2.8 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;
 
2.9 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. wegen en langzaamverkeersroutes;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water, waterbergingen en watergangen;
  5. voorzieningen van beeldende kunst;
  6. voorzieningen van algemeen nut;
  7. afvalcontainers (boven- en ondergronds);
  8. parkeervoorzieningen;
  9. de daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de aanduidingen zijn van toepassing.
  2. voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel. Voorzieningen van algemeen nut zijn overal binnen de bestemming toegestaan.
Voorzieningen van algemeen nut                      Eis
maximale goothoogte                                        6 m¹
maximale bouwhoogte                                       9 m¹
maximale oppervlakte                                       15 m²
 
3.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde                                 Maximale bouwhoogte
speeltoestellen                                                                      5 m¹
overige bouwwerken                                                            1 m1
  1. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
3.4 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
De totale oppervlakte van de groenvoorzieningen in de bestemmingen Groen-1 en Groen-2 dient minimaal 2.000 m2 te bedragen.
 
Artikel 4 Groen - 2
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de aanleg en instandhouding van beeldbepalende groenvoorzieningen;
  2. langzaamverkeersroutes;
  3. water, waterbergingen en watergangen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. voorzieningen van beeldende kunst;
  6. voorzieningen van algemeen nut;
  7. de daarbij behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de aanduidingen zijn van toepassing.
  2. voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel. Voorzieningen van algemeen nut zijn overal binnen de bestemming toegestaan.
Voorzieningen van algemeen nut                         Eis
maximale goothoogte                                            6 m¹
maximale bouwhoogte                                           9 m¹
maximale oppervlakte                                           15 m²
 
4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde                     Maximale bouwhoogte         Maximale oppervlakte
speeltoestellen                                                          5 m¹                                         -
afvalcontainers                                                          2 m1                                       4 m², indien bovengronds geplaatst
overige bouwwerken                                                1 m1                                        -
afscheidingen rondom speelvoorzieningen e.d.        6 m¹                                       -
  1. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
4.5 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 30 ten aanzien van:
  1. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.6 Specifieke gebruiksregels
 
Voor de voor ‘Groen-2’aangewezen gronden geldn de navolgende specifieke gebruiksregels:
  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor parkeervoorzieningen
  2. De totale oppervlakte van de groenvoorzieningen in de bestemmingen Groen-1 en Groen-2 dient minimaal 2.000 m2 te bedragen.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. de uitoefening van beroepsmatige activiteiten op maximaal 40% van het oppervlak van het hoofd- en bijgebouw tot maximaal 50 m²;
  3. de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen;
  4. water, waterbergingen en watergangen.
  5. wegen;
  6. langzaamverkeersroutes;
5.2 Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  2. indien een woning meer dan 1 bouwlaag bedraagt, dient de woning voorzien te worden van een kap;
  3. ter plaatse van:
    1. de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    2. de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde woningen toegestaan;
    3. de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengesloten woningen toegestaan;
    4. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;
met dien verstande, dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan en dat een keuze kan worden gemaakt per bouwperceel voor de in het bestemmingsvlak opgenomen aanduidingen;
  1. splitsing van een bouwperceel is uitsluitend mogelijk wanneer de breedte van het bouwperceel na de splitsing minimaal 25 m¹ bedraagt;
  2. hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in tabel 1;
  3. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende bepalingen:
    1. De voorgevel van de woning staat op minimaal 3 m. gemeten van de voorste perceelsgrens.
    2. de voor- en zijgevellijn mogen uitsluitend worden overschreden door erkers,
met dien verstande dat:
  • de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60%  van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
  • de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40%  van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
  • de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-,  respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1, 50 m¹;
  • de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3 m¹, met dien  verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 m¹ dan wel een kapconstructie;
  • de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag  worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw;
  1. voor vrijstaande woningen op bouwpercelen met een breedte van 35 m¹ of meer gelden de volgende bepalingen:
  • de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient  minimaal 5 m¹ te bedragen;
  • voor de woningen aan de Heinsbergenstraat geldt geen maximale breedte;
5.3 Bijgebouwen
 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens Tabel 1, en buiten dat vlak met inachtneming van de volgende bepalingen;
  2. bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2;
  3. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 2 gelden de volgende bepalingen:
    1. bijgebouwen, binnen het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a, worden niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a;
    2. op bouwpercelen met een breedte van 35 m¹ of minder voor vrijstaande woningen dient aan één zijde van de woning vanaf de zijdelingse perceelsgrens een niet met gebouwen bebouwde strook aanwezig te zijn met een minimale breedte van 3 m¹;
    3. op bouwpercelen met een breedte van meer dan 35 m¹ voor vrijstaande woningen dient aan beide zijden van de woning een niet met gebouwen bebouwde strook aanwezig te zijn met een minimale breedte van 5 m¹;
de afstand van een bijgebouw tot de voorgevellijn moet minimaal 5 m¹ bedragen;
 
5.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 3.
 
5.5 Overkappingen
 
Voor het bouwen van overkappingen gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 4.
De oppervlakte aan overkappingen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel.
 
5.6 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 30 ten aanzien van:
  1. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.7 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1 en lid 2, sub b, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.
 
tabel 1: Bouwregels voor hoofdgebouwen (woningen)
   
Maatvoeringseisen  
Vrijstaande woning  
Halfvrijstaande woning  
Geschakelde woning  
Aaneengesloten woning  
Patiowoning  
 
maximale bouwdiepte  
15 m¹  
12 m¹  
12 m¹  
10 m¹  
  
maximale breedte  
15 m¹  
12 m¹  
-  
-  
  
minimale breedte bouwperceel bij nieuwbouw  
12 m¹  
9 m1  
9 m¹  
6 m¹  
6m¹  
 
       
Situeringseisen  
      
Voorgevel in of op een maximale afstand tot voorgevellijn  
2 m¹  
2 m¹  
2 m¹  
2 m¹  
2m¹  
 
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij bouwpercelen met een breedte van 35 m' of minder  
3 m¹ aan beide zijden  
3 m¹ aan één zijde  
3 m¹ aan één zijde  
2 m¹  bij
hoekpercelen
grenzend aan
openbaar gebied
  
minimale afstand tot zijdelingse  perceelsgrens bij bouwpercelen met een breedte van 35 m' of meer  
5 m¹ aan beide zijden  
     
                        
Tabel 2: Bouwregels voor bijgebouwen
Maatvoeringseisen  
Eis  
Maximale oppervlakte aan bijgebouwen:
bouwpercelen tot en met 500 m²


bouwpercelen van meer dan 500 m²  
50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
50 m², vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd  
maximale goothoogte  
3 m¹  
maximale bouwhoogte  
5 m¹  
 
Tabel 3: Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen.
 
Maximale bouwhoogte  
Maximale bouwhoogte  
Maximale bouwhoogte  
Maximale bouwhoogte  

Situering  
erf-
afscheidingen  
tuinmeubilair en speeltoestellen  
vlaggenmasten en antennes  
overige
bouwwerken  
Tussenperceel  
       
voor de voorgevellijn :  
1 m¹  
1 m¹  
6 m1  
1 m1  
achter de voorgevellijn:  
2 m¹  
3 m¹  
6 m1  
3 m¹  
         
Hoekperceel:  
       
voor de voorgevellijn  
1 m¹  
1 m¹  
6 m1  
1 m1  
aan de zijde van het zijerf dat direct grenst aan de openbare weg of openbaar groen:  
       
< 1 m1 achter de voorgevellijn  
1 m¹  
3 m¹  
6 m1  
1 m1  
> 1 m1 achter de voorgevellijn  
2 m¹  
3 m¹  
6 m¹  
3 m¹  
 
Tabel 4: Bouwregels voor overkappingen
Situerings- en maatvoeringseisen  
Eis  
  
 
overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak  
minimale afstand tussen voorgevellijn en voorzijde overkapping  
1 m¹  
maximale goothoogte  
3 m¹  
maximale bouwhoogte  
5 m¹  
maximale totale oppervlakte  
25 m²  
 
5.8 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik voor seksuele dienstverlening;
  3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  5. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  6. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
Het bepaalde in lid 8, sub c t/m f is niet van toepassing voor zover het betreft:
  1. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  2. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
  3. het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent op het erf van een woning.
Artikel 6 Verkeer
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. lokale ontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
  2. langzaamverkeersroutes en daarmee verband houdende voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. afvalcontainers (boven- en ondergronds);
  6. water, waterbergingen en watergangen;
  7. voorzieningen van beeldende kunst;
  8. voorzieningen van algemeen nut;
  9. de daarbij behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de aanduidingen zijn van toepassing.
  2. voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel. Voorzieningen van algemeen nut zijn overal binnen de bestemming toegestaan.
  3. Een rijbaan dient, ingeval van haaksparkeren, minimaal 6 m. breed te zijn
Voorzieningen van algemeen nut 
Eis 
maximale goothoogte 
6 m¹ 
maximale bouwhoogte 
9 m¹ 
maximale oppervlakte 
15 m² 
 
6.3 Gebouwen
 
Er zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan, zulks met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut.
 
6.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte         Maximale oppervlakte 
speeltoestellen                                               5 m¹                                    - 
afvalcontainers                                               2 m¹                                   4 m², indien bovengronds geplaatst
overige bouwwerken                                     1 m¹                                    - 
                 
       
  1. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die een werk van beeldende kunst vormen.
6.5 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 ten aanzien van:
  1. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.6 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor een verkooppunt van motorbrandstoffen.
  
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1,5 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.
 
8.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden
 
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
8.3 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden.
  2. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.
  3. Indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.
8.4 Afdekking van gebouwen
 
Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, dient een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 45 graden, met dien verstande dat:
  1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van maximaal 45 graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) zijn toegestaan;
  2. geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  3. in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt bij de toepassing van de regels van dit artikel de goothoogte voor hoofdgebouwen gemeten op de denkbeeldige maximaal toegestane bouwmassa binnen een bouwvlak.
8.5 Bestaande maten en hoeveelheden en afdekkingen van gebouwen
  1. Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten en afdekkingen van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Afwijkingen
 
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
  1. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  3. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  4. het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
    2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenneinstallatie mag niet worden aangetast;
    3. de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 m bedragen;
  5. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarden dat:
    1. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
    2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.
  6. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 11, lid 11.1.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Algemeen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:
  1. het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 5 m mag bedragen;
  2. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  3. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.
  4. het aanpassen van de regels en het oprichten van transformatorhuisjes of gemaalgebouwtjes toe te staan met een inhoud van maximaal 75 m3, welke in het kader van de nutsvoorziening nodig zijn.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 11, lid 11.1.
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen
 
Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:
  1. Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    2. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
    3. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
    4. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
  2. Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. de mate van hinder voor de omliggende functies;
    2. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
    3. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
    4. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
    5. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
  3. Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
    2. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
    3. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
    4. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
    5. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
  4. Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
    2. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
  5. Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. de aanwezigheid van vluchtwegen;
    2. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
    3. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  6. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
    2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
    3. de bezonning;
    4. het uitzicht;
    5. privacy.
  7. Ten aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met het volgende aspect:
    1. de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’.
11.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Nieuw Hoeven Uden’.
 
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Uden d.d. ........................................................... tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuw Hoeven'.
 
Mij bekend,
 
de griffier.