direct naar inhoud van Regels

Buitengebied 2014

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0856.BPBuitengebied2014-VA01

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 32 Algemene bouwregels

 

32.1 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de navolgende regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

32.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden.

  2. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

 

32.3 Karakteristieke bebouwing

  1. Het slopen van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is niet toegestaan.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de sloop en herbouw dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt meer gewenst te zijn dan restauratie.

 

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

 

33.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

  2. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg).

  3. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van paardenbakken.

  4. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.

 

33.2 Parkeernormen

In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van de gebouwen en/of gronden) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 opgenomen ‘Nota parkeernormen’.

 

Artikel 34 Algemene aanduidingregels

 

34.1 100% letaliteitscontour

 

34.1.1 Bouw- en gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘100% letaliteitscontour’ is het verboden objecten voor minder zelfredzame personen op te richten en/of gebouwen te gebruiken als een zodanig object.

 

34.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. De aanduiding ‘100% letaliteitscontour’ vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld.

  2. De aanduiding ‘100% letaliteitscontour’ wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting het invloedsgebied kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving.

 

34.2 aardkundig waardevol gebied

 

34.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2.

 

34.2.2 Uitzonderingen

Het in 34.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

34.2.3 Toelaatbaarheid

De in 34.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aardkundige waarden.

 

34.3 Beekdal

 

34.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

  2. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen.

  3. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  4. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  6. Het aanleggen van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

 

34.3.2 Uitzonderingen

Het in 34.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

34.3.3 Toelaatbaarheid

De in 34.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het beekdal.

 

34.4 Breuklijn

 

34.4.1 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’ is het verboden enig bouwwerk te bouwen.

 

34.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 34.4.1, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de provincie en het waterschap Aa en Maas.

 

34.4.3 Gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  1. Het diepploegen en diepwoelen.

  2. Aanbrengen van oppervlakteverharding.

  3. Aanleggen van een folie (mest/water) bassins.

 

34.4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de provincie en het waterschap Aa en Maas.

 

34.5 Geluidzone – industrie

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie’ mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

34.6 Geluidzone - luchtvaart

 

34.6.1 geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke’ gelden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:

  1. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:

1      nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing;

2      nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan, voor zover die dienen ter vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidsgevoelige bebouwing.

  1. Vervangende nieuwbouw:

1       vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan.

 

34.6.2 geluidzone - luchtvaart 40 - 45 Ke

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 40 - 45 Ke’ gelden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:

  1. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:

1       nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van dringend noodzakelijke redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

2       nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, waarbij sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing en nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen waarbij sprake is van vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidsgevoelige bebouwing, is toegestaan, mits:

-         sprake is van reeds geprojecteerde woningen of geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen, of

-         sprake is van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die dienen ter vervanging van reeds eerder geprojecteerde woningen of geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen, mits:

1e     het voorziene aantal geluidgehinderden niet wezenlijk toeneemt;

2e     de geluidbelasting op de uitwendige scheidingsconstructie niet wezenlijk toeneemt.

  1. Vervangende nieuwbouw:

1        vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan.

 

34.6.3 geluidzone - luchtvaart 45 - 55 Ke

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 45 - 55 Ke’ gelden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:

  1. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:

Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is niet toegestaan.

  1. Vervangende nieuwbouw:

Vervangende nieuwbouw van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan, indien:

  1. er geen sprake is van een ingrijpende bestaande stedenbouwkundige structuur;

  2. er geen sprake is van een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden;

  3. er geen sprake is van een wezenlijke toename van de geluidsbelasting.

 

34.6.4 geluidzone - luchtvaart 55 Ke en meer

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 55 en meer’ gelden, met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen de volgende bepalingen ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen:

  1. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:

Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is niet toegestaan.

  1. Vervangende nieuwbouw:

Vervangende nieuwbouw van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan, indien:

1     de bestaande te vervangen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen op het tijdstip van vaststelling van de geluidzone reeds een hogere geluidbelasting dan 40 Ke ondervonden;

2     er geen sprake is van een ingrijpende bestaande stedenbouwkundige structuur;

3     er geen sprake is van een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden;

4     er geen sprake is van een wezenlijke toename van de geluidsbelasting.

  

34.6.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen en de contouren van de geluidszones te wijzigen, indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van gewijzigde wet- en regelgeving.

 

34.7 Grootschalig cultuurlandschap

 

34.7.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  2. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

  3. Het aanbrengen van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen.

 

34.7.2 Uitzonderingen

Het in 34.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

34.7.3 Toelaatbaarheid

De in 34.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het grootschalig cultuurlandschap.

 

34.8 Kleinschalig cultuurlandschap

 

34.8.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  2. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

  3. Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

34.8.2 Uitzonderingen

Het in 34.8.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.8.3 Toelaatbaarheid

De in 34.8.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het kleinschalig cultuurlandschap.

 

34.9 Kwelgebied

 

34.9.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘kwelgebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2.

 

34.9.2 Uitzonderingen

Het in 34.9.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.9.3 Toelaatbaarheid

De in 34.9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het kwelgebied.

 

34.10 Leefgebied amfibieën

 

34.10.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

  2. Het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  5. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2.

 

34.10.2 Uitzonderingen

Het in 34.10.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.10.3 Toelaatbaarheid

De in 34.10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van amfibieën.

 

34.11 Leefgebied dassen

 

34.11.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.

  2. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

  3. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur.

  4. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofilering van waterlopen, sloten en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  7. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

 

34.11.2 Uitzonderingen

Het in 34.11.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.11.3 Toelaatbaarheid

De in 34.11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van de dassen.

 

34.12 Leefgebied weidevogels

 

34.12.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.50 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  7. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur.

  8. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden.

  9. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  10. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

 

34.12.2 Uitzonderingen

Het in 34.12.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.12.3 Toelaatbaarheid

De in 34.12.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van de weidevogels.

 

34.13 Luchtvaartverkeerzones

 

34.13.1 Luchtvaartverkeerzone - funnel

Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - funnel’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 20 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’.

  2. 20 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’.

  3. 25 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’.

  4. 30 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 4’.

  5. 35 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 5’.

  6. 40 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 6’.

  7. 45 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 7’.

  8. 50 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 8’.

  9. 55 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 9’.

  10. 64 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 10’.

  11. 125 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 11’.

 

34.13.2 Luchtvaartverkeerzone – ILS-zone

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 18,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’;

  2. 28,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’;

  3. 21,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS –zone 3’;

  4. 31,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’;

  5. 41,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’;

  6. 51,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;

  7. 61,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’;

  8. 71,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’;

  9. 81,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 9’;

  10. 38,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 10’;

Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.

 

34.13.3 Luchtvaartverkeerzone – IHCS-zone

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 1’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 2’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 70 m + NAP.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 3’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 75 m + NAP.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 4’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 80 m + NAP.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 5’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 85 m + NAP.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 6’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 90 m + NAP.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 7’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 95 m + NAP.

  8. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 8’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 100 m + NAP.

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 9’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 105 m + NAP.

  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 10’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 110 m + NAP.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 11’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 115 m + NAP.

  12. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 12’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 120 m + NAP.

  13. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 13’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 125 m + NAP.

  14. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 14’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 130 m + NAP.

  15. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 15’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 135 m + NAP.

  16. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 16’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 140 m + NAP.

  17. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 17’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 145 m + NAP.

  18. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 18’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 150 m + NAP.

  19. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 19’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 155 m + NAP.

  20. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 20’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 160 m + NAP.

 

34.14 Milieuzone – boringsvrije zone

 

34.14.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – boringsvrije zone’ zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

 

34.14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere, expliciet aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd.

 

34.15 Monumentale bomen

 

34.15.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zijn mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen.

 

34.15.2 Bouwregels

Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. De herbouw van bestaande bouwwerken.

  2. Hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

34.15.3 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;

  3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  6. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  8. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

34.15.4 Uitzonderingen

Het in 34.15.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

34.15.5 Toelaatbaarheid

  1. De in 34.15.3 genoemde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

  2. De in 34.15.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke openheid.

 

34.16 Oude akkers

 

34.16.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren.

  4. Het verwijderen of rooien van bos.

  5. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

  7. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

34.16.2 Uitzonderingen

Het in 34.16.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.16.3 Toelaatbaarheid

De in 34.16.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de cultuurhistorische waarden.

 

34.17 Plasbrandzone

 

34.17.1 Bouw- en gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘plasbrandzone’ is het verboden objecten voor minder zelfredzame personen op te richten en/of gebouwen te gebruiken als een zodanig object.

 

34.17.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. De aanduiding ‘plasbrandzone’ vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld.

  2. De aanduiding ‘plasbrandzone’ wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting het invloedsgebied kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving.

 

34.18 Reserveringsgebied - waterberging

Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ is de vestiging van grootschalige, kapitaalintensieve functies niet toegestaan.

 

34.19 Veiligheidszone – Leiding

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ is het bouwen van nieuwe bebouwing ten behoeve van (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ is het gebruiken van bebouwing ten behoeve van (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

34.19.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat de zone wordt gewijzigd onder de volgende voorwaarden:

  1. De zone wordt niet vergroot.

  2. Er dient afstemming plaats te vinden met de betreffende leidingbeheerder.

 

34.20 Veiligheidszone - munitie A

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie A' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aan- gewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.

  2. In afwijking van het bepaalde in de onderliggende bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone – munitie A' de volgende voorwaarden:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;

  2. openbare wegen, persoonspoorwegen en druk bevaren waterwegen mogen niet worden opgericht;

  3. geen parkeerterrein worden opgericht;

  4. recreatie is niet toegestaan;

  5. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafe’s, e.d. zijn niet toegestaan;

  6. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthaven, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d. zijn niet toegestaan;

  7. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan;

  8. er kunnen geen agrarische bouwvlakken worden opgenomen die niet kunnen worden gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen.

 

34.21 Veiligheidszone - munitie B

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie B' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aan- gewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.

  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone – munitie B' de volgende voorwaarden:

  1. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafe's, e.d. zijn niet toegestaan;

  2. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthaven, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d. zijn niet toegestaan;

  3. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan.

 

34.22 Veiligheidszone - munitie C

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie C' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aan- gewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.

  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone – munitie C' de volgende voorwaarden:

  1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan.

 

34.23 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

34.23.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

34.23.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:

  1. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd of beplanting worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek).

  2. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 500 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/75+0,2*Z

waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen

Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte)

 

34.23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 34.23.2, met dien verstande dat:

  1. De vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet aantoonbaar verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige.

  2. Toepassing van de in 34.23.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

 

34.24 Vrijwaringszone - radar

De maximale hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 49 m + NAP oplopen met 4,3 meter per kilometer vanaf de radarantenne. Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan 49 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.

 

 

34.25 Wijstgronden

 

34.25.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘wijstgronden’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2.

 

34.25.2 Uitzonderingen

Het in 34.25.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

34.25.3 Toelaatbaarheid

De in 34.25.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de wijstgronden.

 

34.26 Zoekgebied ecologische verbindingszone

 

34.26.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen wegen of paden worden aangelegd en/of verhard dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2.

 

34.27 Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen

 

34.27.1 Verboden werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  2. Het ophogen van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’.

 

34.27.2 Uitzonderingen

Het in 34.27.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

34.27.3 Toelaatbaarheid

De in 34.27.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de watersystemen.

 

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

 

35.1 Afwijking bouwregels

 

35.1.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  1. Het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

  2. Het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

  3. Overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen.

  4. Het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;

  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;

  3. de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 m bedragen;

  1. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarden dat:

  1. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;

  2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.

  1. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

 

35.1.2 Bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en voldaan wordt aan het bepaalde in 35.1.1.

 

35.1.3 Inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en/of de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat:

  1. Deze afwijking is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’ .

  2. Bij sloop van overtollige (bedrijfs)bebouwing maximaal 25% van de oppervlakte van de overtollige (bedrijfs)gebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m², waarbij de oppervlakte per bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 100 m2.

  3. In afwijking van het bepaalde in sub b mag, na sloop van nog op het perceel aanwezige overtollige voormalige (agrarische) (bedrijfs)bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’, 60% van de gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  4. De karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ dienen gehandhaafd te blijven.

  5. Het bestaande architectonische karakter van (bedrijfs)woningen met de aanduiding ‘karakteristiek’ en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  7. De uitbreiding van de (bedrijfs)woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De uitbreiding van de (bedrijfs)woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  9. De gesloopte bebouwing nooit mag worden teruggebouwd.

  10. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.

 

35.1.4 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. Ten behoeve van kunstwerken (zoals beelden, etc.), geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m.

  2. Ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.

 

35.1.5 Monumentale bomen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de 34.15.2, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

35.1.6 Openbare gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. De oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen.

  2. De (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.

  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.

 

35.2 Afwijking gebruiksregels

 

35.2.1 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 33.2, mits:

  1. De ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten.

  2. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

35.2.2 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
    2 m.

  4. Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan.

  5. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Voldaan wordt aan het bepaalde in 35.3.

 

35.2.3 Aan huis gebonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijven dan wel kapsalons in het hoofd- of bijgebouw bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:

  1. De woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.

  2. Bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

  1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;

  2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

  4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

  5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten dan wel de uitoefening van een kapsalon in of bij het hoofdgebouw;

  6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten dan wel een kapsalon in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;

  7. bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in 35.3.

 

35.2.4 Bed & breakfast in bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor realiseren van een bed & breakfast in bijgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bijgebouwen.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

  6. De vestiging van de bed & breakfast mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De afwijking is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

35.2.5 Mantelzorg

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 33.1 onder b voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  3. de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;

  4. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bijgebouw dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd.

  1. Het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de afwijking bestaande behoefte aan mantelzorg. 

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in 35.3.

 

35.3 Algemene voorwaarden

De onder 35.1 tot en met 35.2 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

  2. De verkeersveiligheid.

  3. De sociale veiligheid.

  4. De milieusituatie.

  5. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  6. De aanwezige waarden.

 

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

 

36.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving te verwijderen, indien het betreffende gebruik is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.

 

36.2 Wijziging naar ‘Bos’, ‘Natuur’ en ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’ en/of ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden-’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ en/of ’Water - Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  2. De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.

 

36.3 Wijziging naar ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor het natuurnetwerk nederland (NNN) ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’, een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

36.4 Vergroting bestemmingsvlak ‘Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak van bedrijven, agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘natuurnetwerk nederland’.

  3. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen hun bestemmingsvlak uitbreiden tot maximaal 1,5 ha in ‘deelgebied agrarisch’ en ‘deelgebied gemengd’ en in bebouwingsconcentraties, alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  4. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen hun bestemmingsvlak uitbreiden tot maximaal 0,5 ha in het deelgebied ‘natuur-recreatie’.

  5. Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘Groenblauwe mantel’ de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

36.5 Wijziging ten behoeve van verwijderen van aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

36.6 Wijziging ten behoeve van wijziging ‘Nota parkeernormen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 3 opgenomen ‘Nota parkeernormen’ te wijzigen, indien een gewijzigde gemeentelijke Nota parkeernormen is vastgesteld.

 

36.7 Wijziging ten behoeve van het toevoegen van de aanduiding ‘karakteristiek’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding ‘karakteristiek’ toe te voegen mits is aangetoond dat de betreffende bebouwing deze waarde heeft. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Monumentencommissie.

 

 

36.8 Wijziging ten behoeve van wijziging ‘Landschapsinvesteringsregeling’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 4 opgenomen ‘Landschapsinvesteringsregeling’ te wijzigen, indien een gewijzigde gemeentelijke ‘Landschapsinvesteringsregeling’ is vastgesteld.

 

Artikel 37 Overige regels

 

37.1 Algemeen toetsingkader afwijkingen en wijzigingen

Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

a Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

  2. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;

  3. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;

  4. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.

b Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. de mate van hinder voor de omliggende functies;

  2. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;

  3. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;

  4. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;

  5. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.

c Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;

  2. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;

  3. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;

  4. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;

  5. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.

d Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;

  2. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.

e Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. de aanwezigheid van vluchtwegen;

  2. de bereikbaarheid van de bouwwerken;

  3. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.

f Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;

  2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

  3. de bezonning;

  4. het uitzicht;

  5. privacy.

 

37.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.