direct naar inhoud van Regels

Piushavengebied 2009, 8e wijziging (Stadskade)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.WYZ2015007-e001
Plantype: gemeentelijke overheid/wijzigingsplan

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding tot planontwikkeling

Er is een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan binnengekomen voor de ontwikkeling van het deelplan Stadskade voorheen Cementbouw in de gebiedsontwikkeling Piushaven. Dit deelplan is gesitueerd op de hoek Piushaven/Schoenerstraat/Galjoenstraat. In dit deelplan zullen 49 woningen worden gerealiseerd bestaande uit 29 grondgebonden woningen, 11 appartementen in een appartementengebouw van 7,5 bouwlagen, en 9 “startersappartementen” (grootte ca. 60m2) voor de sociale huur/sociale koop. Indien er voor de 9 “startersappartementen” geen afnemers zijn zullen deze worden gewijzigd in 3 grondgebonden woningen.

 

In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is de mogelijkheid opgenomen om de geldende bestemmingsplan onder voorwaarden te wijzigen. Zie voor de voorwaarden paragraaf 2.3.3). Dit wijzigingsplan wijzigt de geldende bestemming "Bedrijf" in de bestemming "Gemengd". Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanwijziging waarmee medewerking kan worden verleend aan de realisatie van het deelplan Stadskade.

1.2 Het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Piushaven aan de zuidkant, de Schoenerstraat aan de westkant, de Galjoenstraat aan de noordkant en de perceelsgrens van Galjoenstraat 50 en Piushaven 6 aan de oostkant. Het perceel is in gebruik geweest voor bedrijvigheid. Alle opstallen zijn inmiddels gesloopt. Het perceel is bouwrijp.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

 

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit wijzigingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

2.2 Rijk en provincie

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken. Een uitzondering hierop is de ladder voor duurzame ontwikkeling (zie hoofdstuk 3).

2.3 Gemeente

 

2.3.1 Ontwerp Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Specifiek voor dit plan geeft de Omgevingsvisie aan:

Het Piushavengebied is onderdeel van het stedelijk weefsel. De Piushaven zelf is aangemerkt als groene inprikker. Groene ‘inprikkers’ (groene verbindingen) en aantrekkelijke fiets- en wandelroutes zorgen voor een goede verbinding van de stad met de omliggende stadsregionale parken en het buitengebied en omgekeerd.

2.3.2 Stedenbouwkundige visie

In de Stedenbouwkundige Visie 2015 staat m.b.t. de locatie Stadskade voorheen Cementbouw:

"De eigenaar van de ontwikkellocatie, BPD (voorheen Bouwfonds), heeft in 2013 de raamovereenkomst getekend. In 2015 is het plan goedgekeurd door het Kwaliteitsteam en wordt nog dit jaar de realisatie overeenkomst getekend en gaat het plan in procedure.

Het plan is ten opzichte van de ontwikkelvisie flink gereduceerd en bevat nu overwegend grondgebonden woningen.

Het deelplan sluit aan op de campusachtige karakteristiek van het bouwblok. Het binnengebied is publiek doorwaadbaar en geeft toegang tot een pocketparkje met woningen. De woonbebouwing is gedifferenieerd en biedt aansluitingsmogelijkheden op de omliggende buurt en de havenkom.

Op de hoek van Piushaven – Schoenerstraat wordt een appartementsgebouw voorzien dat zich qua hoogte inpast tussen de bestaande torens bij Shinzo en de Admiraal. De havenkom wordt verder aaneengesloten door grondgebonden woningen."

De realisatieovereenkomst is in 2015 getekend.

2.3.3 Toetsing wijzigingsvoorwaarden

In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 zijn de voorwaarden voor de wijziging van de bestemming opgenomen (artikel 26.1). In dit artikel is bepaald dat:

  1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Bedrijf´ al dan niet in samenhang met de bestemming van de aangrenzende gronden gelegen binnen de 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen, onder de voorwaarden dat:

  1. er een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;

  2. er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;

  3. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;

  4. dat het bewonersparkeren op eigen terrein plaatsvindt;

  1. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing;

  2. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en bebouwingspercentage uitgaande van de volgende uitgangspunten:

  1. er dient sprake te zijn van een campusachtige invulling;

  2. in het noordelijk deel van de locatie neemt de hoogte van de bebouwing af in relatie tot de bestaande bebouwing;

  3. aan de zuidzijde, de havenzijde, is een hogere bebouwing toelaatbaar met een hoogteaccent waarbij deze zich dient te voegen in de kadewand die aan de noordoever zal ontstaan.

 

Toetsing aan deze voorwaarden levert het volgende op:

In hoofdstuk 5 is de waterparagraaf opgenomen.

In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op het flora en fauna onderzoek.

 

Het parkeren vindt merendeels in het plangebied gebied plaats.

Uit bijgaande tabellen blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernormen.

 

type woning

parkeernorm

grondgebonden woning

 

standaard 60m2 - 130m2

1,4

comfort 130m2 - 160m2

1,5

appartementen

 

klein ca 80m2

1,4

groot ca 120m2

1,4

penthouse standaard 120m2

1,5

groepswonen

0,5

 

 

 

 

 
parkeerbalans

variant 1

 

Parkeernorm per eenheid

Totaal benodigde pp

Waarvan bewoners

Waarvan voor bezoekers

eenheden

type

 

25

grondgebonden

standaard

1,4

35

24,5

10,5

5

havenwoningen standaard

1,4

7

4,9

2,1

9

grote appartementen

1,4

12,6

8,82

3,78

2

penthouse

1,6

3,2

2,24

0,96

8

startersappartementen

0,3

2,4

1,68

0,72

49

 

totaal

60

42

18

 

 

 

 

 

 

 

variant 2

 

Parkeernorm per eenheid

Totaal benodigde pp

Waarvan bewoners

Waarvan voor bezoekers

eenheden

type

 

28

grondgebonden

standaard

1,4

39,2

27,44

11,76

5

havenwoningen standaard

1,4

7

4,9

2,1

9

grote appartementen

1,4

12,6

8,82

3,78

2

penthouse

1,6

3,2

2,24

0,96

 

 

 

 

 

 

44

 

totaal

62

43

19

 

 

 

 

 

 

 

 

Er kunnen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Hierbij geldt wel de randvoorwaarde dat alle parkeerplaatsen bruikbaar en toegankelijk moeten zijn (= eis uit parkeernota, voldoen aan ASVV en NEN2443). Concreet in dit geval betekent dit:

 
M.b.t. de overige voorwaarden wordt ook voldaan.

Het plan heeft een campusachtige setting. De woningen worden gesitueerd rond een pocketpark.

 

De woningen aan de noordkant, aan de Galjoenstraat en de Schoenerstraat krijgen een maximale hoogte van 10m of een goothoogte van 6m en een nokhoogte van 12m (kap). Hiermee wordt aangesloten op de omliggende bebouwing. Er komt een hoogteaccent aan de zuidwestkant van de locatie. Dit hoogteaccent past qua hoogte tussen de bestaande hoogteaccenten bij Shinzo en de Admiraal.

Hoofdstuk 3 Wonen

 

3.1 Zorgvuldig ruimte gebruik (i.r.t. ladder voor duurzame verstedelijking)

Conform Artikel 2.1 en 3.3 van de provinciale Verordening Ruimte dient verantwoord te worden hoe de planontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, in het bijzonder beantwoordt aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierna wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.

 

De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, meest recent die uit 2014. In de planperiode 2015-2024 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.600 woningen. Zo wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Van dit aantal worden 730 woningen ingezet om de programmadoelen in een drietal buurgemeenten tot 2020 te kunnen verwezenlijken.

Zeker tot 2025 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt momenteel lager mede als gevolg van de crisis. In verband hiermee wordt een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 aangehouden.

 

Het project Cementbouw (Schoenerstraat / Piushaven) in woningmarktgebied Oud-Zuid Oost betreft de ontwikkeling en bouw van 30 grondgebonden woningen en 19 appartementen. Deze woningen maken onderdeel uit van één van de transformatielocaties (i.c. inbreiding) in het Piushavengebied.

Met het vorenstaande is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan trede-1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).

3.2 WoonVisie en Kwalitatief Woning Behoefte Onderzoek

Behalve de aantallen (de kwantitatieve opgave) is in toenemende mate de kwalitatieve samenstelling van het bouwprogramma van belang in het woonbeleid. Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie Tilburg 2015 wordt, in navolging van de vorige, versterkt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk beleidsthema, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.

Centraal in de WoonVisie staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd en aantrekkelijk woningaanbod, opdat zo veel mogelijk inwoners een passende woongelegenheid kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, identiteit/beleving–keuzevrijheid, zelfredzaamheid & zorg, duurzaamheid én betaalbaarheid).

Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften/klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt primair –naar analogie van de rijksoverheid– onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk. Waar nodig wordt hierbij verbijzonderd naar leefstijlkenmerken c.q. "woonwerelden" van bewoners. Per stadsdeel (/binnengemeentelijk woningmarktgebied) wordt –afgestemd op onderzoekdata (KWBO en SmartAgent– aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan de gewenste woonmilieuvariatie/-differentiatie te kunnen voldoen.

 

De planlocatie Cementbouw (in woningmarktgebied Oud-Zuid Oost) ligt in bestaand stedelijk gebied.

In het bouwplan is rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar centrum-stedelijk woonmilieu. Van de verhuisgeneigde huishoudens in Tilburg oriënteert ruim 20% zich op dit woonmilieutype, waarmee burgers met daarbij passende leefstijlen kunnen worden bediend. Tot 2025 betreft dat een woningvraag van circa 2.000 woningen in dit woonmilieutype. Hiermee is ook de vraag met betrekking tot trede-2 van de ladder beantwoord, namelijk de vraag of (een deel van) de regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied.

3.3 Woonkwaliteiten

Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds voortkomend uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds vanuit de verander(en)de klantvraag die steeds kwalitatiever van aard is, ook qua identiteit/beleving (leefstijl). Aspecten waarop gebiedsgericht sturing plaatsvindt zijn leefstijl/"woonwereld", het aandeel appartementen in bouwplannen, het aandeel goedkope (huur)woningen, de beschikbaarheid van bouwkavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de hoeveelheid levensloopbestendige nieuwbouw (/ wonen-met-zorg) en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen/PkVW.

 

Leefstijl/"woonwereld"

Het KWBO biedt inzicht in de zgn. "harde" kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.). Complementair levert het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de "zachte" kant) van burgers op de woningmarkt.

Samen bieden beide onderzoeken aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, uitmondend in zgn. "woonwerelden". Hiermee kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct(gamma).

Het bouwplan Stadskade voorheen Cementbouw biedt ruimte voor stedelijk wonen, meer specifiek voor de "woonwerelden" Stedelijk & authentiek en (met deel van de grondgebonden woningen) Stads & allure.

 

Toetsingskader nieuwbouw-appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

Het plan Stadskade voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.

 

Levensloopbestendig bouwen (/ wonen met zorg)

De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.

Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.

 

In dit plan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw zo veel mogelijk invulling gegeven, m.n. in de appartementen. Zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1.

 

Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.

 

Het plan Stadskade zal aan het Politiekeurmerk voldoen voor wat betreft het plangebied. Omdat het plan grenst aan bestaande infrastructuur zal met de inrichting van het openbaar gebied hier ook rekening mee worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

 

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan.

4.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslag-voorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

In de omgeving is deels sprake van een woonfunctie deels van een gemengde functie. Binnen de gemengde functie zijn naast bedrijfsmatige activiteiten ook woningen mogelijk zoals ook binnen het plangebied. Binnen de functie gemengd is gebruik gemaakt van de lijst functiemenging om een goede afstemming te hebben tussen de woningen en andere activiteiten zodat zowel voor de woningen binnen de functie gemengd als de woningen binnen de functie Wonen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

4.3 Externe veiligheid

 

4.3.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit transportroutes externe veiligheid (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.3.2 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het plangebied Schoenerstraat aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

4.3.3 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloeds- gebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In Bijlage 1 Externe veiligheid zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen van een risicobron) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de A58 en het spoortraject Breda-Tilburg-Vught. De verantwoordings-

plicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de bijlage.

4.3.4 Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A58 en het spoortraject Breda-Tilburg-Vught. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 1 Externe veiligheid). Voor de verantwoording is gebruik gemaakt van het standaard advies van de Brandweer Midden- en West-Brabant. De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.4.1 Weg- en railverkeerslawaai

In het moederplan Piushavengebied 2009 is de locatie Stadskade voorheen Cementbouw aangemerkt als een ontwikkelgebied. Het ontwikkelgebied is niet gelegen binnen zones van wegen zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wgh ("zones langs wegen"). Dit betekent dat er geen toetsing aan de (normen van de) Wgh hoeft plaats te vinden.

De geluidbelasting t.g.v. het spoortraject Breda-Tilburg-Eindhoven/Den Bosch gebaseerd op het Geluidregister spoor bedraagt maximaal 70dB. Dit komt overeen met een zonebreedte van 600m conform artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder. De nieuwe woningen/appartementen liggen buiten deze zone. Dit betekent dat er geen toetsing aan (de normen van) de Wgh/Besluit geluidhinder hoeft plaats te vinden.

 

Goede ruimtelijke ordening

Alle straten rondom het plangebied vallen onder het 30 km/uur regime. De hoogste geluidbelasting op het plangebied wordt veroorzaakt door het wegverkeer op de straat de Piushaven. De woningen worden zodanig gepositioneerd dat ze allemaal kunnen beschikken over een geluidluwe gevel en -buitenruimte waardoor sprake is van een aanvaard akoestisch woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening.

 

De woningen/appartementen/penthouses die aan de zuidkant worden gebouwd van het plangebied ondervinden een hoge geluidbelasting t.g.v. de Piushaven. Om zorg te dragen dat ook voor deze woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dienen de woningen over voldoende gevelwering te beschikken conform het bouwbesluit. De geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies dient hierbij minimaal gelijk te zijn aan het verschil tussen het invallend geluid en een binnenniveau van 33dB. Aan de hand van een akoestisch rapport in het kader van de aanvraag Wabo onderdeel bouwen dient dit aangetoond te worden. Met betrekking tot de buitenruimten, voor zover deze aan de zuidkant geprojecteerd worden, wordt geadviseerd om deze geluidluw te maken conform het gemeentelijk geluidbeleid. Onder geluidluw wordt verstaan dat de cumulatieve geluidbelasting niet hoger is dan 55dB berekend volgens het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

4.4.2 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

4.4.3 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

 

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan, dat voorziet in de bouw van 29 grondgebonden woningen en 20 appartementen op het terrein aan de Piushaven waar voorheen Cementbouw was gevestigd, wordt gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Daarnaast zijn er geen luchtgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), aanwezig. Vanuit de Wet milieubeheer, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen, bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.6 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

 

De gronden zullen plaatselijk nog worden gesaneerd om geschikt te zijn voor de bestemming woningbouw. Na de sanering zijn op de locatie geen belemmeringen vanuit bodemkwaliteit voor de voorgenomen herontwikkeling. .

4.7 Natuur en Ecologie

Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Natuurnetwerk Nederland en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.

 

Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.

Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Hiertoe dient de zogenaamde habitattoets.

In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.

Er zijn drie mogelijkheden:

 

Analyse plangebied

Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Omliggende Natura 2000-gebieden zijn: de Regte Heide & Riels Laag, Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De Kampina & Oisterwijkse Vennen liggen het dichtstbij: ruim 3,2 kilometer ten oosten van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied heeft een doelstelling voor 13 habitatttypen, 4 habitatsoorten, 2 broedvogelsoorten en 1 niet-broedvogelsoort. Kampina en de naastgelegen Oisterwijkse vennen en bossen vormen samen een voorbeeld van het licht glooiende Brabants dekzandlandschap, met U-vormige paraboolduinen, met bossen, vennen, heide en overgangen naar schraalgraslanden in beekdalen. Kampina is een restant van het halfnatuurlijke Kempense heidelandschap, met droge en vochtige heidevegetaties, akkertjes, een meanderend riviertje, voedselarme vennen en blauwgraslanden. In de oeverzones van de vennen komt nog hoogveenvorming voor, in het zuiden liggen dopheidevelden. In het stroomdal van de vrij meanderende Beerze staan hoge populieren, elzenbroek, vochtige heide met gagelstruweel en blauwgraslanden. De vennen in het gebied zijn vaak langgerekt in zuidwest-noordoostelijke richting, de dominerende windrichting van de laatste ijstijd, toen dit landschap grotendeels werd gevormd. Vennen die in het gebied aanwezig zijn betreffen doorstroomvennen (o.a. de Centrale Vennen in de Oisterwijkse Bossen), geïsoleerde zure vennen, en vennen in beekdalflanken die (van oorsprong) onder invloed staan van inundatie met beekwater. De vennen in de Oisterwijkse bossen zijn merendeels ontstaan als uitgestoven laagten in een stuifzandlandschap, waar veentjes in ontstonden. Door vervening is hierin sinds de Middeleeuwen weer open water ontstaan. (Bron: Ministerie van Economische Zaken).

 

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot. En de storende factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied zijn te verwachten.

 

Natuurnetwerk Nederland

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is het Natuurnetwerk Nederland (ook bekend als Ecologische Hoofdstructuur) begrensd. De het Natuurnetwerk Nederland is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot het Natuurnetwerk Nederland.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor het Natuurnetwerk Nederland is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van het Natuurnetwerk Nederland worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuurcompensatie plaats te vinden.

 

Analyse plangebied

In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Natuurnetwerk Nederland. Het

dichtstbijzijnde Natuurnetwerk is ten zuidoosten gelegen op ca. 1050m afstand van het plangebied. Dit betreft de Leij met het beheertype N03.01 Beek en Bron.

 

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op het Natuurnetwerk Nederland in de omgeving. Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van het dichtstbijzijnde het Natuurnetwerk Nederland.

 

Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van het Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het Natuurnetwerk Nederland. Vanuit de watercomponent wordt vooral ingezet op het kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen, zoals het wijstverschijnsel op de Peelrandbreuk in Oost Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de zogenaamde Naad van Brabant. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Analyse plangebied

In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Groenblauwe mantel. De dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel is ten oosten van het plangebied gelegen op ruim 1,2km afstand (Moerenburg).

 

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op de Groenblauwe mantel. Het plangebied ligt niet in de Groenblauwe mantel en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel.

 

Flora- en faunawet

Volgens de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.

Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen voor artikel 75 Flora- en faunawet.

 

Analyse plangebied

Door een deskundige ecoloog van de gemeente Tilburg is het plangebied op basis van bronnenonderzoek (Nationale Databank Flora en Fauna) en een verkennend veldonderzoek (op 01-12-2015) op (potentieel) aanwezige beschermde soorten geanalyseerd.

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 30 woningen en 19 appartementen op het perceel hoek Piushaven / Schoenerstraat.

Het plangebied ligt in Tilburg, binnen de Ringbanen, iets ten noorden van de Piushaven. Het plangebied was ten tijde van het veldbezoek recent volledig bouwrijp gemaakt. Voorheen was het een bedrijventerrein.

De aanwezigheid van voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten zijn gebaseerd op het huidige habitat in het plangebied op voorhand uit te sluiten. Op basis van het bronnenonderzoek te verwachten soorten hebben een (essentieel) habitat dat in het plangebied afwezig is. Ondanks dat ten tijde van het veldbezoek wel potentieel geschikt leefgebied aanwezig is voor rugstreeppad wordt deze mobiele soort niet verwacht. Het verspreidingsgebied van deze soort in Tilburg is gelegen in het noorden van de gemeente. Door de vele barrières (w.o. de Ringbanen, Wilhelminakanaal) zullen ze het plangebied in het hart van Tilburg logischerwijs niet kunnen bereiken.

Diverse vleermuissoorten (vnl. gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) zijn overvliegend en foeragerend in het plangebied te verwachten. Voor beide functies heeft het plangebied geen essentiële betekenis. Veel vergelijkbaar en geschikter habitat - als alternatief - rondom het plangebied is aanwezig.

Het plangebied is potentieel matig geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels.

Het plangebied is potentieel matig geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten. Het gaat om vnl. verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor grondgebonden zoogdieren. Door het habitat zijn potentieel te verwachten soorten: vnl. huisspitsmuis.

 

Conclusie

De aanwezigheid van voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen, groeiplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten is gebaseerd op het huidige habitat op voorhand uit te sluiten. Schadelijke effecten door de geplande activiteiten treden niet op. Het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet nodig.

Het plangebied is potentieel matig geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van vogels. Het treffen van mitigerende maatregelen om verstoring tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen is hiervoor nodig. In gebruik zijnde nesten zijn strikt beschermd, daarbuiten mogen ze worden verwijderd. Uitgangspunt is dat de geplande activiteiten alleen kunnen worden uitgevoerd indien bezette nesten niet worden verstoord. Om deze reden wordt geadviseerd te starten met de (voorbereiding voor) bouwwerkzaamheden in de periode 1 aug - 1 maart (buiten het vogelbroedseizoen).

Er is in het plangebied een kleine kans op beschermde tabel 1 soorten, vnl. huisspitsmuis. Er dient derhalve zorgvuldig gehandeld te worden teneinde eventuele schadelijke effecten tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen of tot het minimum te beperken.

 

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan.

5.1 Bestaand watersysteem

Het watersysteem van het stedelijke gebied van Tilburg is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. Ingezoomd op het plangebied zijn de gebiedskenmerken in de bestaande situatie (vóór de sloop van de bedrijfshal) in tabel 1 aangegeven.

 

Tabel 1. Gebiedskenmerken

Kenmerk:

In plangebied:

Stroomgebied

Voorste Stroom

Waterbeheerders

Gemeente Tilburg (stedelijk water), Waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Ca. 6.460m²

Afvoerende oppervlakte

Ca. 6.380m²

Terreinhoogte

Ca. 13,75m+

Maatgevende grondwaterstand

Ca. 11,85m+

Ontwateringdiepte

Ca. 2m (voldoende voor alle doelen)

Riolering

Gemengd stelsel in Schoenerstraat

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Oppervlaktewater

Piushaven (streefpeil 12,55m+)

Keur beschermde gebieden

Niet van toepassing

 

De samenstelling van de bodem is globaal bekend: sterk lemig matig fijn zand. Onder de deklaag (ca. 10m dik) ligt de eerste watervoerende pakket (ca. 50m dik), bestaande uit grof zand. In mei 1999 is een oriënterend waterbodemonderzoek in de Piushaven uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Piushaven'. De bodem is met name vervuild met zware metalen als Zink en Cadmium met verontreinigingklasse 3 en 4. Daarnaast dragen Nikkel, PAK, en organische Chloor verbindingen bij aan de vervuiling.

 

Het plangebied ligt aan de Piushaven, dat in directe verbinding staat met het Wilhelminakanaal. De verschillende beheertaken ervan zijn in tabel 2 aangegeven.

 

Tabel 2. Beheertaken

Beheerder

Waterpartij

Gemeente

Tilburg

Rijkswaterstaat

Waterschap

De Dommel

Piushaven

Nautisch, objecten en waterkwantiteit

 

Waterkwaliteit

Wilhelminakanaal

 

Nautisch, objecten en waterkwantiteit en -kwaliteit

 

 

5.2 Duurzaam waterbeheer

Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

 

Afwegingen

Het plangebied was bij de referentiesituatie (vóór de sloop van de fabriekshal) nagenoeg volledig verhard. Bij de ontwikkelingen is een nieuwe inrichting gepland met grondgebonden woningen en dan ook onverharde oppervlakten in tuinen en groenstroken. Bij het plangebied wordt de bebouwing aangepast. De afwaterende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de plankaart en weergegeven in tabel 3.

 

Tabel 3. Afwaterende oppervlakten

Bestaande situatie

Oppervlakten

Niet-afwaterende oppervlakte (m²)

Afwaterende

oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak

0

2.590

2.590

Verharding particulier *

1.275

320

1.595

Openbare ruimte

500

1.775

2.275

Water(berging)

0

0

0

Totaal (m²)

1.775

4.685

6.460

* Geschat: 20% wordt verhard / op termijn aangebouwd

 

Niet alle oppervlakten voeren hetzelfde af; er treedt altijd een verlies op bij de inloopproces, in verband met bevochtiging, verdamping, plasvorming, infiltratie, enz. Globaal berekend is de netto afvoerende oppervlakte ongeveer 4.685m². Dat is een afname van de afvoerende oppervlakte ten opzichte van de bestaande situatie van 1.695m².

 

Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied dat met gemengde riolering wordt afgewaterd. Conform het gemeentelijk beleid is het streven om de vuil- en regenwaterstromen te ontvlechten en de afvoer geleidelijk te vervangen door een gescheiden afvoer van vuil- en regenwater. Deze waterstromen dienen te allen tijde inpandig gescheiden te worden.

 

De afvoer van vuilwater moet op de bestaande gemengde riolering aan te sluiten. De afvoer van regenwater moet per plan afgewogen worden met behulp van het door Tilburg vastgestelde beslisboom. Als de afvoerende oppervlakten afgekoppeld worden van de gemengde riolering en om overbelasting te voorkomen van het ontvangend watersysteem, moet een berging ertussen zitten van 15,8mm.

 

Regenwater afkoppelen betekent voor het plangebied het aanleggen van een minimale berging van 75m³, bijvoorbeeld een infiltratiesysteem, het aanleggen van verzamelleidingen en het verleggen van bestaande leidingen. Er zijn twee oplossingsrichtingen voor de afvoer van het overtollige regenwater in dit plangebied: afvoer op de Piushaven of op de bestaande riolering. De kosten van afkoppelen bij beide mogelijkheden blijken de grenswaarde ruim te overschrijden. De afwatering wordt dan ook gerealiseerd via de bestaande riolering.

 

Verondersteld dat de maatgevende extreme neerslag (T100) een bui is met een volume van 79mm en een duur van 24 uur (Stochastenmethode), faalt de afvoersysteem en ontstaat grootschalig water op straat, terwijl een deel verwerkt wordt door de riolering. In die situatie is het streven het watersysteem zodanig in te richten dat er geen onacceptabele schade ontstaat bij wateroverlast. Gesteld dat dit gebeurt als de woningen overstroomd worden, kan het overtollige regenwater op straat geborgen worden. Aan de hand van theoretische berekeningen zou dit overtollige regenwater een waterdiepte op straat geven van ongeveer 15cm. In de praktijk is de situatie niet eenvoudig in te schatten. In dit plan speelt de ligging naast het Wilhelminakanaal en de Piushaven een gunstige rol, waardoor geen overmatige wateroverlast verwacht wordt in deze extreme scenario's.

 

Om eventuele onacceptabele schade te voorkomen in het plangebied dient er rekening gehouden te worden met een zekere hoogteverschil tussen de percelen en de openbare ruimte. De kruin van de weg mag hiervoor niet hoger te zijn dan 5cm onder de terreinhoogte van het openbaar gebied ter hoogte van de perceelgrens (T-hoogte). Uit het Basis rioleringsplan blijkt dat het regenwater tot / nabij de oppervlakte stijgt bij buien met een herhalingstijd van 2 jaar.

 

Dit alles betekent voor het plangebied dat de aanleghoogte van het openbaar gebied niet lager aangelegd mag worden bij eventuele herinrichting van het openbaar gebied. Uitgaande van een minimaal verval van 10cm in particulier terrein, moeten de T-hoogten minimaal 5cm boven de kruin van de weg komen liggen.

 

Watersysteem

Voor het watersysteem in het plangebied gelden de volgende randvoorwaarden:

5.3 Watertoets

Aangezien er nauwelijks sprake is van invloed op de waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, conform eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies afgegeven. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging. Het waterschap heeft gereageerd op 3 mei 2016. men heeft aangegeven dat Het plan voldoende duidelijk is uitgewerkt en geeft geen aanleiding om een zienswijze in te dienen. Men heeft wel 2 aandachtspunten aangegeven. Naar aanleiding hiervan is het stukje over beleid in de paragraaf aangepast.

 

Hoofdstuk 6 Juridische regelgeving

 

6.1 Indeling van de regels

In dit wijzigingsplan worden de regels van het moederplan "Piushavengebied 2009" van toepassing verklaard.

In het eerste artikel wordt de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding benoemd en wordt geregeld dat deze voor de betreffende percelen in de plaats treedt van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009". Op de verbeelding is de bestemming "Gemengd" toegekend aan de betreffende percelen/perceelsgedeelte.

In het tweede artikel wordt de aanduiding "erf" geregeld die toegekend is aan de gronden achter de woningen en de aanduiding parkeerterrein en parkeergarage.

Per november 2014 is het verwijzen naar de parkeernormen uit de Bouwverordening niet meer mogelijk. Parkeernormen dienen voortaan in de ruimtelijke plannen opgenomen te worden. Derhalve zijn in dit wijzigingsplan de regeling van de normen voor parkeren opgenomen in artikel 3 en de bijlage. Uit het concept plan blijkt dat het parkeren opgelost kan worden. Bij de bouwplan uitwerking dient nog wel aandacht besteed te worden aan de maten van de parkeerplaatsen en de weg. (zie paragraaf 2.3.3).

Omdat er nog een bureauonderzoek Archeologie naar met name de mate van verstoring dient plaats te vinden is vooralsnog de dubbelbestemming Waarde Archeologie opgenomen. Die is in artikel 4 geregeld.

In het vijfde artikel worden de regels van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009" van toepassing verklaard.

6.2 Procedure

Voor dit wijzigingsplan dient de procedure zoals opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening te worden gevolgd. Deze procedure verloopt als volgt:

  1. het ontwerp wijzigingsplan ligt gedurende zes weken ter inzage;

  2. Burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij het college tegen het ontwerp wijzigingsbesluit, gedurende onder a. genoemde termijn;

  4. indien tegen het ontwerp wijzigingsplan zienswijzen zijn kenbaar gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;

  5. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben kenbaar gemaakt de beslissing daaromtrent mede en stellen het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd, vast.

Hoofdstuk 7 Financiële uitvoerbaarheid

Ingeval een toekomstige ontwikkeling een particuliere grondexploitatie betreft en er voor het realiseren van het plan voorzieningen van openbaar nut nodig zijn, schrijft de wet kostenverhaal voor. In deze gevallen, waar de gemeente zelf geen grond exploiteert en de voorzieningen en overige kosten dus niet zelf in de grondprijs kan verdisconteren, wordt doorgaans met initiatiefnemers een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst worden alle gemeentelijke kosten bij de initiatiefnemers in rekening gebracht, zoals de gemeentelijke plan- en apparaatskosten, de kosten 'Reserve Bovenwijkse Voorzieningen' en kosten van voorzieningen van openbaar nut, waaronder herstel van aangebrachte schade. Eveneens wordt een planschadeovereenkomst afgesloten. Door het afsluiten van een exploitatieovereenkomst en planschadeovereenkomst zijn deze plannen kosten neutraal voor de gemeente en derhalve economisch uitvoerbaar.

Op basis van de programmatische invulling en de stedenbouwkundige randvoorwaarden is de financiële haalbaarheid van het plan door de gemeente getoetst. Uit deze toets is gebleken dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. De verantwoordelijkheid en het risico van de grond- en vastgoedexploitatie van de verdere ontwikkeling van het deelgebied ligt bij de ontwikkelaar.

 

Met de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst en een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten. In de overeenkomst tegemoetkoming in schade is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door ontwikkelaar. In de exploitatieovereenkomst zijn de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan opgenomen, de bijdrage voor het fonds bovenwijkse voorzieningen en beeldende kunst alsmede de kosten voor de benodigde aanpassingen in het openbaar gebied.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

 

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

 

 

 

 

Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie en overleg

 

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Aangezien er geen Rijks- en provinciale belangen gemoeid zijn met dit wijzigingsplan is toezending niet nodig aan de betreffende instanties.

8.2 Burgerparticipatie

Ter uitvoering van het de handreiking burgerparticipatie en de nadere uitwerking burgerparticipatie Piushaven is voor de ontwikkeling van dit deelplan een planteam (Planteam Cementbouw) in het leven geroepen. Het planteam bestaat uit omwonenden van het plangebied.

Het planteam heeft 4 keer vergaderd en heeft op 16 januari 2015 een gekwalificeerd advies uitgebracht. Het Kwaliteitsteam Piushavengebied heeft gereageerd op dit advies. Voor dit advies en de reactie van het kwaliteitsteam wordt verwezen naar Bijlage 2 Advies planteam.

 

De punten van kritiek zijn vooral gericht tegen de bouwhoogte van het appartementsgebouw op de hoek Piushaven – Schoenerstraat, de aard van het sociaal programma (groepswonen) in het binnengebied en de mate van uitwerking. Daarnaast worden opmerkingen gemaakt over plotse planwijzigingen en het gevoel dat het planteam voor voldongen feiten wordt geplaatst.

Conclusie van het Kwaliteitsteam.
Na dialoog met en bespreking van het advies van het planteam Cementbouw, is het Kwaliteitsteam Piushavengebied van mening dat voor de locatie Cementbouw een stedenbouwkundig plan is gemaakt dat voldoet aan de uitgangspunten van de gebiedsontwikkeling Piushaven. De opdrachtgever heeft in overleg met het planteam, de uiteenlopende belangen van omwonenden en gemeente voldoende afgewogen.
Het Kwaliteitsteam vindt het een goed stedenbouwkundig plan en hoopt dat de verdere samenwerking tussen opdrachtgever, planteam en projectbureau Piushaven bij de planuitwerking tot een door allen uitgesproken positieve consensus leidt.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.9a. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van van 14 maart tot en met maandag 25 april 2016 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er 2 zienswijzen ingediend. Een zienswijze is door 10 personen ondertekend. Deze worden in Bijlage 3 Notitie behandeling zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven.