direct naar inhoud van Regels

Oude Stad Noordwest 2016, 3e herziening (Hasseltstraat 171-181)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2019007-e001
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Plan en plangebied

 

1.1 Aanleiding tot planontwikkeling

Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van vijf grondgebonden woningen gelegen achter de Hasseltstraat 171-181 aan het Van Bylandtpad te Tilburg. Het betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie O, nr. 7089 en 7091 (ged.).

 

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat het gebied gelegen achter de woningen aan de Hasseltstraat huisnummers 171 -181. De beoogde woningen worden geörienteerd op het Van Bylandtpad.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1 - Luchtfoto plangebied

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 2 - Ligging plangebied in Tilburg (rode stip).

1.3 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het op 17 oktober 2016 vastgestelde bestemmingsplan "Oude Stad Noordwest 2016". Dit bestemmingsplan is op 17 januari 2017 in werking getreden en onherroepelijk sinds 12 december 2017.

 

In het genoemde bestemmingsplan hebben de gronden aan de achterzijde van de Hasseltstraat 171-181 de bestemming 'Gemengd- Lint' met de functieaanduiding 'erf'. De gronden kennen geen bouwvlakken en zelfstandige woningen zijn op deze gronden dan ook niet toegestaan. Daarom is deze herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.4 Ruimtelijke en functionele structuur

 

1.4.1 Inleiding

Het Van Bylandtpad is een fietspad met een parallelle, gescheiden auto-ontsluiting voor de achterzijden van de percelen die hun adres hebben aan de Hasseltstraat. Het gebied zou gebaat zijn bij meer sociale controle, aangezien er geen woningen direct zijn georiënteerd op het fietspad. Daarnaast blijft het uitgangspunt dat het Van Bylandtpad een achterzijde is van de Hasseltstraat. De groene inrichting blijft ook gehandhaafd. Dat informele karakter kan alleen in stand blijven als eventuele ontwikkelingen hier kleinschalig, bijzonder en individueel zijn.

1.4.2 Analyse ruimtelijke structuur

 

De wijk Hasselt

De wijk Hasselt ligt in de oude stad van Tilburg, dat is het gebied binnen de ringbanen. Hasselt ligt globaal genomen tussen de Kwaadeindstraat, Ringbaan-West, Ringbaan-Noord en de Goirkestraat. De ontstaansgeschiedenis van de wijk is terug te vinden in de ruimtelijke opbouw ervan. Structurerende elementen in het plangebied zijn de oude 'linten' met daarnaast de twee latere grootschalige elementen: de Ringbaan en het Wilhelminakanaal. Tussen deze opvallende elementen bevinden zich de meer 'verscholen' delen van de wijk. Hasselt bestaat voornamelijk uit woonbuurten, kleine pleinen en plantsoenen, nauwe straten, binnenterreinen met bedrijven en garages, als ook de overblijfselen van een het kasteel van Tilburg in de Stenen Kamerpark. De hoofdstructuur van de wijk wordt gevormd door verschillende historische lijnen waarvan de lijn de Hasseltstraat - Tongeloosehoefstraat/Kwaadeindstraat de belangrijkste is. De hoofdstructuur is onderdeel van een grotere structuur, de structuur van historische linten die een belangrijke ruggengraat vormt van de oude stad van Tilburg. De linten hebben een divers en organisch karakter, zowel in functies als in bouwstijl (bouwjaar, maat, schaal en dichtheid). Tussen de historisch lijnen en de daaraan organisch gegroeide bebouwing liggen de meer planmatig opgezette woongebieden. In het gebied rond de Van Bylandtstraat waar zich het kasteel van Tilburg bevond, zijn na een opgraving rond 1980 de funderingen tot boven het maaiveld opgemetseld. Enkele van de aangrenzende straten verwijzen voor wat betreft de naamgeving naar het kasteel.

 

 [image]

Figuur 3 - Een inventarisatiekaart uit 1975 waarbij in een oogopslag het structurele onderscheid tussen linten en planmatige (woning)bouw zichtbaar is. Afbeelding is afkomstig uit tijdschrift Stichting tot behoud van Tilburg Cultuurgoed.

 

De Hasseltstraat 

De Tilburgse linten vormen een onmiskenbaar onderdeel van de stad en zijn niet meer weg te denken uit onze stad. De geschiedenis van de linten zal voor de meeste Tilburgers geen geheim zijn. De stad Tilburg wordt ermee geïdentificeerd en is als het ware onlosmakelijk deel van ons collectieve geheugen. De linten zijn iets waar Tilburg trots op kan zijn; iets wat we moeten koesteren en waar we zorgvuldig mee moeten omgaan.

 

Met de 'linten' worden in dit gebied ook de oudste straten in het gebied bedoeld. Ze zijn voor het overgrote deel nog in tact. Tot vandaag de dag blijven ze belangrijk als ruimtelijke dragers van de wijk. Ook in dit plangebied zijn de linten zijn herkenbaar aan hun min of meer doorlopende straatwanden en grote diversiteit in vormgeving van de individuele gebouwen. De bebouwing erlangs is namelijk in de loop der tijd perceelsgewijs 'gegroeid' in wisselend tempo en ten behoeve van zeer diverse invullingen. Daardoor zijn de korrelgrootte, massaopbouw, vormgeving en uitstraling zeer gevarieerd. Deze variatie levert een levendig, goed herkenbaar beeld op.

 

De Hasseltstraat heeft een bijzondere plek als doorlopende 'ruggengraat' centraal in het plangebied. Ongeveer halverwege de straat, in de bocht, bevindt zich de Hasseltse kerk met een ruim voorplein. Dit voorplein vormt een opvallende verruiming van het straatprofiel en is daarmee een duidelijke herkenningspunt. Het pleintje voor de kerk en het kerkhof daarnaast zijn tevens open plekken in de verder grotendeels dichtgeslibde buurt. Vanwege de verbindingsroute tussen de oude nederzettingen Veldhoven en Hasselt heeft de straat een meer 'dorps' karakter met bebouwing van doorgaans één tot twee lagen. Met de aanleg van de ringbanen is deze route bij de Hasseltse rotonde abrupt afgesneden.

 

Een deel van deze linten is in de tijd door ontwikkeld tot meer bedrijvige stadsstraten. Een aantal zijn in kracht afgenomen en nu te typeren als woonstraten. In de structuurvisie voor de is een onderscheid gemaakt in bedrijvige linten en rustige linten. Het zuidelijk deel van de Hasseltstraat en de "linten" van de Kwaadeindstraat en van Dillenburglaan zijn aangewezen als meest dynamische en bedrijvige linten. Deze laatste twee zijn vanuit historisch perspectief niet direct te verklaren maar wel van wegen hun verkeersfunctie en vanuit de wens om een continue logische structuur te definiëren. In deze straten zijn in het bestemmingsplan dan ook ruimere ontwikkelingsmogelijkheden, de verwachting is dat hier beperkt gebruik van zal worden gemaakt.

 

Het noordelijk deel van de Hasseltsraat, Textielplein, de Van Hogendorpstraat, de Kapelstraat, Witte Bollenstraat, Tongerloose hoefstraat, Kuiperstraat en Philips Vingboomstraat, zijn veel minder dynamisch, de rustige linten. De bedrijvige linten zijn veel dynamischer met veel meer menging van programma en een grote diversiteit aan bebouwing, de rustige linten hebben een meer woonfunctie. De linten tezamen vormen de hoofdstructuur van de wijk en hebben in tegenstelling tot de buurten en de randen van de wijk een wisselend straatbeeld en verkavelingspatroon.

1.4.3 Beoogde stedenbouwkundige inrichting plangebied

Het Van Bylandtpad heeft ter hoogte van het plangebied een nieuwe ontsluiting gekregen ten behoeve van de achterzijden van de percelen aan de Hasseltstraat. Deze ontsluiting wordt gebruikt om met een auto te kunnen komen bij de achterste bijgebouwen van de woningen aan de Hasseltstraat, of om een enkele andere functie (bijvoorbeeld het makelaarskantoor) te ontsluiten. De ontsluiting ontlast daarmee verkeerskundig de Hasseltstraat en zorgt voor een verbetering van de sociale controle op het fietspad. De nieuwe woningen zijn direct georiënteerd op dit fietspad en zorgt voor nog meer sociale controle. Het is de bedoeling dat ontwikkelingen aan het Van Bylandtpad kleinschalig, bijzonder en individueel zijn.

 

Het voorliggende plan voldoet aan deze uitgangspunten. De woningen zijn ontworpen met als uitgangspunt de eenvoud en soberheid van de omliggende bijgebouwen. Toch is veel aandacht besteed aan de kwaliteit en de bruikbaarheid van de woningen. De verschillen in hoogte spelen daarin een belangrijke rol en zijn daarom ook vastgelegd in het bestemmingsplan. Daarmee zijn tevens de privacy en bezonning van de belendende percelen gewaarborgd.

 

Parkeren vindt achter de woningen plaats, aansluitend op de parkeerplaats van de appartementen aan de Hasseltstraat. De parkeerplaatsen zijn bereikbaar via de bestaande entree tussen deze appartementen aan de Hasseltstraat. Voor voetgangers zijn de woningen en achtertuinen bereikbaar vanaf het van Bylandtpad.

 

 [image]

Figuur 4 - Plattegrond beoogde ontwikkeling.

 

 [image]

Figuur 5 - Impressie beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

 

2.1 Rijk

 

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

 

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken, om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.

 

Hoe werkt de NOVI?

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en

  3. Afwentelen wordt voorkomen.

 

Belangrijkste keuzes in de NOVI

 

Uitvoering van de NOVI

Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. Het Rijk werkt de NOVI uit in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma’s, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling en werkt gebiedsgericht met Omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking

getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch

wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is

op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de

inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van

de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.

In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op

doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels

opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en

deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan

bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

 

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de

gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een

bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

 

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing

zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe

ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet

een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een

of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.

Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde

projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.

Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden.

Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van

de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro

vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.

In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de

bij het Barro behorende kaarten.

 

De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen.

Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van

strijdigheid met nationale belangen.

2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

 

Met dit bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Het betreft de ontwikkeling van vijf woningen. Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State blijkt dat voor een dergelijk kleine ontwikkeling geen toetsing hoeft plaats te vinden aan de ladder voor duurzame verstedelijking, omdat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling te kwalificeren is.

2.2 Provincie

 

2.2.1 Brabantse Omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

 

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.

 

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning 1 januari 2023) echt klaar te zijn, is er eerst een Interim Omgevingsverordening gemaakt. In deze verordening zijn de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening ondergebracht. De Interim Omgevingsverordening is relatief beleidsarm.

 

Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Deze spelen voor dit bestemmingsplan geen rol.

2.2.2 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim Omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. Het betreffen hier de regels uit de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

 

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de Interim Omgevingsverordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de efinitieve omgevingsverordening in 2022 vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).

 

Het plangebied is gelegen in het werkingsgebied Stedelijk gebied.

2.3 Gemeente

 

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.

Inhoudelijk richt de Omgevingsvisie zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen: de Brabantstrategie, de Regiostrategie en de de Stadsstrategie. Deze worden hierna toegelicht.

 

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

 

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten (Bedrijvenpark Zuid, Zorgcluster Leijpark en Duurzaam energielandschap Noord) en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad. Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied. Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. De hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

2.3.2 Structuurvisie Linten in de Oude Stad

De Structuurvisie Linten in de Oude Stad is vastgesteld omdat de huidige bestemmingsplannen onvoldoende de gewenste kwaliteit in de linten te sturen. Naast ruimtelijke aspecten (o.a. hoogte/ breedte nieuwbouw) is ook de eenzijdige gerichtheid van ontwikkelaars op appartementen een punt van zorg. Er wordt (te) kolossaal (in hoogte en breedte) gebouwd, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, historische panden worden gesloopt en er is een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, de linten gaan in zijn algemeenheid in sfeer en functie achteruit en de roep om meer bijsturing wordt steeds luider. Algemene wens is te komen tot een introductie van een nieuwe manier van omgaan met de linten (dit gaat niet alleen om het bouwen, maar ook om de contacten met bewoners, ondernemers, de inrichting openbare ruimte etc.). Deze manier moet meer bijdragen en beter aansluiten op het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost. De linten zijn erg belangrijk voor de economie van Tilburg. Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich in de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels zijn sterke punten.

 

In de structuurvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten. Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad. In rustige linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt.

 

Doelen

De doelen met betrekking tot rustige en bedrijvige linten in de Oude Stad zijn de volgende:

  1. bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten: naast behoud van de meest waardevolle beeldbepalende ensembles kan de historie in de linten als randvoorwaarde, inspiratiebron of referentie voor nieuwe ontwikkelingen benut worden;

  2. vergroten van de herkenbaarheid van de linten en hun identiteit (openbare ruimte en verkeer;

  3. introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost;

  4. behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten: onder dynamiek wordt verstaan de combinatie van doorgaand verkeer en de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid winkels en bedrijven (meer dan 20%);

  5. behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze van woningen en door beperking van de mogelijkheden van appartementenbouw.

 

Visie en uitvoeringsprogramma

De visie op de linten volgt de drie thema's ruimtelijke ordening (met de subthema's detailhandel/bedrijvigheid, wonen, cultuurhistorie en stedenbouw), openbare ruimte en samenwerking met partijen op de linten.

 

 [image]

Figuur 6 - Structuurvisie Linten in de Oude Stad: bedrijvige en rustige linten.

 

De Hasseltstraat is aangewezen als bedrijvig lint. De voorzijde van het perceel (Hasseltstraat 171-181) is als bedrijvig lint aangewezen en heeft ook een daarbij passende bestemming gekregen. De nieuwe woningen zijn georiënteerd op het van Bylandtpad en maken daardoor geen onderdeel uit van het lint langs de Hasseltstraat. Vandaar dat deze woningen zijn voorzien van een woonbestemming.

Hoofdstuk 3 Thematische beleidskaders

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.1 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

 

3.1.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand', zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.

 

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

3.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

3.2.1 Historische geografie

3.2.2 Archeologie

3.2.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

3.2.4 Conclusie

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling; er worden geen historische objecten of structuren aangetast. Vanwege de grondverstoring van de sanering van het plangebied is archeologisch onderzoek niet nodig.

3.3 Volkshuisvesting

De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart van Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar, dit op basis van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2030 moet de woningvoorraad in Tilburg volgens de actuele prognoses van de provincie (september 2020) met 14.000 woningen toenemen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke bevolkingsgroei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De bouwopgave tot 2030 bedraagt daarmee meer dan 1.400 woningen per jaar, aangezien ook onttrekkingen gecompenseerd moeten worden.

 

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie.

 

Centraal staat de gemeentelijke opgave om te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus. De woonmilieus vormen de basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, waarin zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend bij de huishoudenssamenstelling, het inkomen en de mate van zelfredzaamheid van de inwoners, maar ook passend bij de verschillende leefstijlen.

 

Het plan tot de bouw van vijf woningen past ruimschoots binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context. Daarnaast past voldoet het plan aan de beleidsdoelen-Wonen in de WoonVisie, met name voor wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave aan grondgebonden woningen in een stedelijk buitencentrum woonmilieu.

 

Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woning levensloopbestendig te ontwerpen en te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.

3.4 Groen en biodiversiteit

 

3.4.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

 

Bomenverordening

De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels.

 

Boomwaardezoneringskaart 2017 (BWZ-kaart)

Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een eco-, hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de Buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.

 

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)

Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)

In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten-zone. Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.

 

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). In de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar deze kaart. De juridisch-planologische bescherming van de bomen bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

Aan de westzijde van het plangebied langs het Van Bylandtpad staan bomen met een klimaatwaarde. Deze zijn opgenomen op de boomwaardekaart en hoewel de woningen geprojecteerd zijn binnen de straal van 15 meter rond de bomen, is er geen boomeffectanalyse nodig om te kunnen onderbouwen dat deze bomen behouden kunnen blijven. Het gaat om jonge bomen (prunus) en de boomkronen beslaan niet de volledige 15 meter. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen zal de ontwikkelaar wel maatregelen moeten treffen om te zorgen dat de bomen geen schade zullen ondervinden.

3.4.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

3.4.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

 

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

 

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

 

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

 

Doelstellingen Nota Biodiversiteit

1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied: In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

2. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur': Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

3. In 2020 is 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit: Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

 

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'Agenda Groen in de Stad' vastgesteld (collegevergadering 19 juli 2016). De 'Agenda Groen in de Stad' gaat samen met het 'Beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's Groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de Omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).

3.5 Verkeer en parkeren

 

3.5.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

 

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

 

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

3.5.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

3.5.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' (Bijlage 1 Nota Parkeernormen Tilburg 2017) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

 

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

 

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

3.5.4 Verkeer en parkeren in plangebied

Het plangebied ligt centraal in Tilburg en wordt begrensd door het van Bylandtpad en de Hasseltstraat. Het plan ligt binnen de bebouwde kom.

 

Functies

De Hasseltstraat is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Tevens is dit een busroute en onderdeel van het secundaire fietsnetwerk van Tilburg. Het van Bylandtpad is een doodlopende erftoegangsweg welke enkel is bedoeld voor de ontsluiting van de aanliggende percelen. Hiernaast loopt een tweerichtingsfietspad welke onderdeel uitmaakt van het secundair fietsnetwerk van Tilburg.

 

Ontsluiting

De voorzijde van de het plan is ontsloten aan het van Bylandtpad. Het betreft een doodlopende erftoegangsweg welke ontsloten wordt vanaf de Willem de Rijkestraat. De achterzijde van het plan grenst aan een parkeerterrein dat bereikt kan worden via de Hasseltstraat. Dit is een gebiedsontsluitingsweg. Op beide wegen geldt een snelheidsregime van 50 km/uur.

 

Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan de vastgestelde normen van de gemeente Tilburg zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen gemeente Tilburg. Op basis van de nota genereert het plan een parkeerbehoefte van zes plaatsen (zone B, parkeernorm van 1,2 inclusief bezoekersaandeel × 5 woningen). Er zijn acht plaatsen aangelegd ten behoeve van deze ontwikkeling op het parkeerterrein gelegen achter de woningen.

 

Calamiteitenvervoer

Het openbaar gebied moet altijd bereikbaar zijn voor de noodhulpdiensten.

 

Afvalinzameling

Het terrein moet goed bereikbaar zijn voor afvalinzameling. Een vuilniswagen moet altijd vooruit kunnen rijden bij arriveren en bij het wegrijden.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

4.1 Milieueffectrapportage

 

4.1.1 Algemeen

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een milieueffectrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

 

  1. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

  2. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

 

ad. a.

In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet opgenomen in de bijlagen bij het Besluit mer, en zijn derhalve niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Specifiek wordt ingegaan op de vraag of de ontwikkeling kwalificeert als stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in de bijlagen bij het Besluit m.e.r. Bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r., worden de concrete omstandigheden afgewogen, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene wijziging van de ontwikkeling een rol spelen. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de bouw van vijf woningen, maar het extra ruimtebeslag van de voorziene bebouwing is te beperkt om aangemerkt te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 januari 2020 met nummer ECLI:NL:RVS:2020:100.

 

ad b.

Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft

derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn ‘Kampina en Oisterwijkse vennen’ en ‘Regte Heide en Riels laag’, beide op ca. 4,5 kilometer afstand van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.

4.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. De VNG publicatie is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-publicatie staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

Het plangebied ligt tegen het gemengde lint van de Hasseltstraat aan. Hoewel er in dit deel van de Hasseltstraat voornamelijk woningen aanwezig zijn, zijn er binnen de gemengde bestemming ook kleinschalige bedrijfjes toegestaan. Hierbij zijn categorie A en B bedrijven uit de lijst functiemenging uit de VNG-publicatie toegestaan. Omdat er geen sprake is van een aanpandige situatie wordt er voldaan aan de voorwaarde van de categorie A en B bedrijven. Daarnaast zijn ook bestaande bedrijven met een afwijkende milieucategorie bestemd in het bestemmingsplan Oude Stad Noordwest 2016. Aan het aangrenzende perceel Van Bylandtpad 2 is op grond van dit bestemmingsplan een categorie 3.2-bedrijf toegestaan. Voor dit bedrijf geldt - op basis van een gemengd gebied - een maximale richtafstand van 50 meter (voor geluid). Het plangebied ligt binnen deze richtafstand. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze wordt verder toegelicht onder de paragraaf 4.5.3 Industrielawaai.

 

4.3 Externe veiligheid

 

4.3.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.3.2 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling in het invloedsgebied van een risicobron ligt. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

 

In het document "Risicoinventarisatie en verantwoording groepsrisico" (Bijlage 3 Risicoinventarisatie en verantwoording groepsrisico) zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Hieruit blijkt dat het plangebied in zowel het invloedsgebied van het spoortraject Breda - Tilburg - Vught als het invloedsgebied van de Rijksweg A58 ligt. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.

4.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:

 

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De beoogde ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

4.3.4 Conclusie en restrisico

Het plangebied ligt zowel binnen het invloedsgebied van het spoortraject Breda - Tilburg - Vught als binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A58. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen deze invloedsgebieden is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 3 Risicoinventarisatie en verantwoording groepsrisico). De Brandweer Midden- en West-Brabant heeft aangegeven dat gebruik kan worden gemaakt van het standaardadvies. De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

 

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

 

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.4 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.5.1 Wegverkeerlawaai

Het bestemmingsplan maakt de bouw van vijf woningen mogelijk. Het bestemmingsplan is gelegen in de geluidzones van de Dillenburglaan/Willem de Rijkestraat (50 km/h-weg) en de Hasselstraat (deels 50 km/h-weg). De gemeente Tilburg beschikt over een eigen akoestisch rekenmodel (prognosejaar 2030); met dit rekenmodel zijn de geluidbelastingen van deze wegen bepaald.

 

Uitgangspunten

Als basis is de planologische situatie genomen. In een deel van het plan is een bouwhoogte van 10,5 meter toegestaan. Voor de overige twee delen een bouwhoogte van 7 meter. In het rekenmodel is voor de bouwhoogte van 7 meter uitgegaan van een waarneemhoogte van 1,5 en 4,5 meter. Reden hiervoor is dat het aannemelijk is dat er maximaal twee bouwlagen worden gerealiseerd. Voor het gedeelte waar een bouwhoogte van 10,5 meter planologisch is toegestaan zijn waarneempunten op 1,5 en 4,5 en 7,5 meter boven maaiveld (rekenpunten 02-H en 05-HA, zie onderstaande afbeelding) gelegd. Hierbij is uitgegaan van een bouwplan met drie bouwlagen.

 

 [image]

Figuur 7 - Overzicht rekenpunten.

 

De omliggende gebouwen zijn conform werkelijke bouwhoogte in het rekenmodel ingevoerd. Er is gerekend met een akoestisch harde bodem vanwege de stedelijke omgeving.

 

De gehanteerde verkeersgegevens zijn afkomstig uit het gemeentelijk verkeersmodel. Daarbij is de Dillenburglaan/Willem de Rijkestraat als één weg beschouwd, omdat deze twee wegen vanuit het bestemmingsplan gezien worden als één doorlopende weg (tot de kruising met de Hasseltstraat). De aangehouden wegdekverharding is voor de Dillenburglaan oppervlaktebewerking. Voor de Willem de Rijkestraat en de Hasseltstraat is uitgegaan van standaard asfalt. De aangehouden rijsnelheid voor de wegen bedraagt 50 km/h. De overige 30 km/h wegen zijn akoestisch gezien niet relevant geacht (o.a. van Bylandpad).

 

Rekenresultaten

Uit de berekening blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Dillenburglaan/Willem de Rijkestraat bij twee waarneempunten een overschrijding plaatsvindt van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Zo is ter plaatse van waarneempunt 01-H op een hoogte van 4,5 meter een geluidbelasting van 50 dB berekend en is ter plaatse van rekenpunt 02-H sprake van een belasting van 49 dB (op 7,5 meter hoogte). Het wegverkeer op de Hasseltstraat leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximaal optredende geluidbelasting bedraagt 40 dB.

 

Voor het bestemmingsplan is een (ontwerp)besluit hogere grenswaarde genomen. Dit besluit is toegevoegd als bijlage bij de regels.

4.5.2 Railverkeerlawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

4.5.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. Het plangebied is niet gelegen binnen de 50 dB(A) contour van een gezoneerd industrieterrein respectievelijk de 50 dB(A) contour van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld.

 

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de richtafstand van 50 meter van een 3.2 bedrijf is door De Roever Omgevingsadvies een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor de uitgangspunten en rekenresultaten wordt verwezen naar het rapport “Akoestisch onderzoek industrielawaai Van Bylandtpad naast 2, d.d. 7 juli 2020 met referentie 20190887.v02” (Bijlage 2 Akoestisch onderzoeksrapport industrielawaai).

 

In het kader van de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening wordt op basis van de VNG-publicatie voor stap 2, uitgaande van gebiedstype gemengd gebied, geadviseerd de rekenresultaten te toetsen aan:

Indien niet aan de richtwaarden van stap 2 wordt voldaan kan de gemeente hogere geluidniveaus toestaan tot de waarden zoals aangegeven in stap 3 van de VNG-publicatie. Het bevoegd gezag dient dan wel te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.

 

Uit de rekenresultaten blijkt dat:

4.5.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

 

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van vijf woningen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.7 Geur

 

4.7.1 Industriële geurhinder

In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

4.7.2 Agrarische geurhinder

In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.

4.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek. In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, die niet ouder is dan vijf jaar.

4.8.1 Bodembeleid gemeente Tilburg

Naast het bovengenoemde, landelijk erkende onderzoeksprotocol is voor de paragraaf en de herontwikkeling verder van belang.

 

Nota "In goede aarde"

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg (specifiek Bodembeleid gemeente Tilburg). In deze context en de navolgende wordt opgemerkt dat in Noord-Brabant, zo ook in Tilburg, regelmatig verhoogde waarden voor (zware) metalen in grond en grondwater aangetroffen worden zonder direct aanwijsbare bron. Dergelijke verhoogde waarden zijn eerder regel dan uitzondering, hebben een diffuus verspreidingsbeeld en kunnen sterk in tijd en ruimte variëren. Conform de nota zijn verhoogde waarden aan (zware) metalen, met name nikkel, koper, zink en arseen, in dergelijke gevallen als verhoogde achtergrondgehalten te beschouwen. Deze vormen over het algemeen geen actuele risico's voor de gezondheid en het milieu.

 

Bodembeheerplan (Bodemkwaliteitskaart)

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 'Wonen' (Toepassingskaart/Bodemfunctieklassenkaart). Ten aanzien van voornoemde zone mag de bodemkwaliteit niet verslechteren d.w.z., er mag in principe geen grond worden toegepast van een slechtere kwaliteit. Grond uit deze zone kan worden toegepast in worden in de eigen zone of een zone met dezelfde kwaliteit ('Wonen') en in de zone 'Industrie'.

 

Uitdrukkelijk wordt verwezen naar de 'Nota bodembeheer gemeente Tilburg'. Daarin staat beschreven wat de (on-)mogelijkheden en uitzonderingen zijn van de toepassing of hergebruik van gebiedseigen grond van een mindere kwaliteit. De actuele/werkelijke grondkwaliteit wordt hierna behandeld.

4.8.2 Bodemkwaliteit plangebied

In verband met deze herziening van het bestemmingsplan is geen nieuw bodemonderzoek aangeleverd, maar er zijn voldoende bodemgegevens bekend (locatiecode iBIS: AA085500239):

 

  1. Verkennend bodemonderzoek Hasseltstraat 173 t/m 179 te Tilburg, Lankelma Geotechniek Zuid BV, rapportkenmerk 1702573, definitief, 22 december 2017 (TBG rapportcode AA085531021), inclusief de daarin genoemde oudere/verouderde onderzoeken,

  2. Milieukundige begeleiding en bodemonderzoek Hasseltstraat 175 t/m 181 te Tilburg, Tritium, rapportkenmerk 1810/129/HL-02, versie 0, 17 december 2018 (TBG rapportcode AA085531946),

  3. Plan van Aanpak grondsanering Hasseltstraat 175-177, Tritium, rapportkenmerk 1812/062/HL-01, 18 december 2018 (TBG rapportcode AA085532003),

  4. Nader asbestonderzoek Hasseltstraat 175-181 te Tilburg, Tritium, rapportkenmerk 1812/063/HL-01, versie 0, 5 februari 2019 (TBG rapportcode AA085532020),

  5. Instemmingsbrief bevoegd gezag Wet bodembescherming op Plan van Aanpak sanering onder 4) genoemd (exclusief asbest), Omgevingsdienst OMWB, briefkenmerk/zaaknummer 18121083, 5 februari 2019,

  6. Evaluatie grondsanering Hasseltstraat 175-179 te Tilburg, Tritium, kenmerk: 1812/062/HL-02 versie 0, 25 maart 2019,

  7. Instemmingsbrief bevoegd gezag Wet Bodembescherming op evaluatieverslag onder 6) genoemd, Omgevings OMWB, briefkenmerk/zaaknummer: 19031794, 9 april 2019

  8. BUS-melding sanering asbest-in-grond, 1812/062/HL-01, 18-12-2018

  9. BUS-melding immobiel, 27032019

  10. Evaluatieverslag BUS-sanering asbest-in-grond, 1812/062/HL-02, 25-03-2019

  11. Evaluatieverslag BUS-sanering asbest-in-grond, 1902/130/HL-02, 27-06-2019

  12. Instemming Instemmingsbrief bevoegd gezag Wet bodembescherming op BUS-sanering asbest-in-grond,

  13. Indicatieve Partijkeuringen grond Hasseltstraat te Tilburg, Tritium, (brief-)rapportkenmerk 1810/129/HL-01, 14 november 2018 (TBG rapportcode: partijkeuringen worden niet in het bodeminformatiesysteem geregistreerd en hebben daarom geen AA-rapportcode),

 

De onder 1. en 2. genoemde bodemonderzoeken zijn verkregen en beoordeeld tijdens twee aanvragen omgevingsvergunning '(ver)bouwen van een bouwwerk' (Wabo). De omgevingsvergunning is onder (bodem-)voorwaarden verleend. De bodemvoorwaarden hebben geleid tot de overige bodemdocumenten, waaronder drie grondsaneringen (verwijderingen).

4.8.3 Conclusie

Op basis van de onderzoeken en na sanering kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geschikt is (gemaakt) voor de voorziene functies: de tot ten hoogde licht verhoogde gehalten aan diverse stoffen in zowel grond als grondwater, vormen geen belemmering voor het voorgenomen herbestemming/gebruik. Met in achtneming van het navolgende zijn er geen gebruiksbeperkingen.

 

Op aanvoer van grond of afvoer van overtollige, overwegend licht verontreinigde grond, is het landelijk Besluit bodemkwaliteit van toepassing en het gemeentelijke bodembeheerplan/de bodemkwaliteitskaart, indien de overtollige grond binnen Tilburg wordt hergebruikt/toegepast.

4.9 Natuur en ecologie

 

4.9.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

 

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

 

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

 

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

4.9.2 Analyse plangebied

 

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina & Oisterwijkse Vennen op een afstand van circa 5,3 kilometer. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Verordening ruimte

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 800 meter (Wilhelminekanaal) van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 7 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.

 

Soortenbescherming

Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men maatregelen in acht nemen. Deze maatregelen zijn enerzijds gericht op zorgvuldig werken en anderzijds op het creëren van vervangende verblijfplaatsen.

Gezien de aard van het gebouw en de verspreidingsgegevens van gebouwbewonende soorten is de locatie het meest kansrijk voor huismus en gierzwaluw. Met name de achtergevels (oostgevels) van de lessenaarsdaken zijn ideaal voor gierzwaluwen. Om die reden wordt voorgesteld dat in de nieuwbouw terug gebracht wordt:

  1. Toegankelijke ruimten onder overstekende dakpannen voor gierzwaluwen. Als dat niet mogelijk is, dan als alternatief inmetselstenen voor gierzwaluw (tenminste 4 stuks).  

  2. Nestgelegenheid voor huismus, bv. onder dakpannen of tenminste 6 inmetselstenen.

4.9.3 Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

 

5.1 Bestaand watersysteem

De belangrijkste kenmerken van het gebied zijn weergegeven in tabel 1. Het plangebied betreft een deel van de percelen aan de achterzijde van de woningen aan de Hasseltstraat 171 t/m 181 te Tilburg.

 

Kenmerk

In plangebied

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

ca. 960 m²

Terreinhoogte

ca. NAP+13,4 m

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

ca. NAP+11,8 m

Ontwateringdiepte

ca. 1,6 m

Bodem

Zwakzandige leemlenzen dikker dan 1 meter

Riolering

Gemengde riolering

Afkoppelgebied

Deels vastgesteld afkoppelgebied

Oppervlaktewater

Niet van toepassing

Keur beschermde gebieden

Niet van toepassing

Tabel 1 - Gebiedskenmerken

 

In de omgeving van het plangebied is gemengde riolering aanwezig. Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie van waterschap De Dommel aan de noordkant van Tilburg.

 

In de bestaande situatie is een het plangebied in gebruik als achtererf van enkele woningen. Naast een groot deel erfverharding zijn er enkele schuren gesitueerd en is er sprake van een deel onverharde tuin. In tabel 2 zijn de bestaande oppervlakten weergegeven.

 

Oppervlakten *

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende

oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak

0

290

290

erfverharding

0

480

480

tuin

190

0

190

Totaal (m²)

190

770

960

Tabel 2 - Afvoerende oppervlakten bestaande situatie (bron: KRT en luchtfoto)

5.2 Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vastgesteld. Het Waterbeheerprogramma schetst de visie en ambities van het waterschap voor de lange termijn (2050). Dit Waterbeheerprogramma is een echte koersverandering van het waterschap. De Dommel is op een andere manier gaan denken over omgaan met water. Dat is nodig om goed in te kunnen spelen op de veranderingen in ons klimaat en in onze omgeving.

 

Het water- en bodemsysteem is onontbeerlijk voor een gezonde en leefbare ruimtelijke inrichting van Noord-Brabant. Meer dan ooit is het belangrijk om rekening te houden met het concept van de lagenbenadering om een toekomstbestendige leefomgeving te waarborgen. Door klimaatverandering en ruimtelijke druk, staat immers de veerkracht van het water- en bodemsysteem onder druk. De lagenbenadering beschrijft de ruimte in drie lagen. De eerste laag bestaat uit de fysieke ondergrond, het water- en bodemsysteem. De tweede laag bevat netwerken van infrastructuur met onder meer wegen, spoorlijnen en waterwegen. Tot slot de derde laag met de menselijke activiteiten zoals wonen, werken en recreëren en de fysieke neerslag daarvan. Ruimtelijke planning en gebiedsontwikkeling is een proces waarin continu keuzes worden gemaakt. De lagenbenadering helpt in dit keuze- en afwegingsproces en dient als kwaliteitskader voor alle (ruimtelijke) plannen. Elke laag draagt bij aan de ontwikkeling. De lagenbenadering betekent wel dat een onderliggende laag voorwaarden stelt aan andere lagen. Zeker vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling zijn veerkracht en omkeerbaarheid van ingrepen belangrijke gegevenheden.

 

Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5) start Waterschap De Dommel met de ‘watertransitie’: op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in het hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.

 

We hanteren drie principes die inhoudelijke sturing geven aan de watertransitie:

 

We moeten ons, nog meer dan voorheen, aanpassen aan de veranderende leefomgeving en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en antwoorden. Juist de voor Midden-Brabant zo karakteristieke verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur is een kans om de wateropgaven slim in te passen. Dit vereist een integrale, gebiedsgerichte aanpak samen met alle partijen. Een gebiedsgerichte aanpak is alleen succesvol als naast de wateropgaven ook de opgaven vanuit natuur, stikstof, economie, landbouwtransitie, energietransitie, biodiversiteit, mobiliteit en woningbouw onderdeel van de aanpak zijn. Niet sectoraal, maar integraal. Alleen dan gaan we oplossingen vinden voor een leefbaar Midden-Brabant met een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem dat goed is voor inwoners, bedrijven, landbouw en natuur. De grote uitdaging zit hem vooral in de vraag hoe we dit gaan bereiken. Meer dan voorheen gaan we daarbij:

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020 - 2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. Het PWR is de invulling

van het lange termijnbeleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de

Structuurvisie Water en Riolering en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie

2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze Omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten voor de

komende decennia vastgelegd.

 

Het waterbeleid in het PWR 2020-2023 bevat de gemeentelijke zorgplichten en de uitwerking van het

gemeentelijke klimaatbeleid voor water en riolering: verdroging en wateroverlast en opgaven vastgesteld voor

de openbare ruimte en voor bouw- en ontwikkelingsplannen. In de volgende paragraaf worden de belangrijkste uitgangspunten van het gemeentelijke beleid toegelicht.

5.3 Duurzaam watersysteem

De ontwikkeling op de achtererven is georiënteerd naar het Van Bylandtpad aan de westzijde van de bestaande percelen. Hier wordt de bouw van een vijftal woningen mogelijk gemaakt. De afvoerende oppervlakken voor de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de verbeelding en de bijbehorende regels. In tabel 3 zijn deze oppervlakken weergegeven. De afvoerende oppervlakte neemt iets af ten opzichte van de bestaande situatie.

 

Oppervlakten *

 

Niet afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak woningen

0

265

265

Parkeren

0

100

100

Binnenterrein (erf)

185

275 (60%)

460

Bebouwd erf

55

80 (60%)

135

TOTAAL

240

720

960

Tabel 3 - Afvoerende oppervlakten in de plansituatie (bron: verbeelding bestemmingsplan)

 

De eigenaar van de grond bepaalt de terrein- en vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

 

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

 

Grondwater

Door de bodemsamenstelling kan het regenwater lokaal stagneren in zijn neerwaartse weg naar het grondwater. In dat geval blijft het regenwater 'hangen' in de bodem. Er kunnen zogenaamde schijngrondwaterspiegels ontstaan. Dat water kan zorgen voor overlast. Om dat te voorkomen is het mogelijk ondiepe drainage aan te leggen binnen het plangebied. Deze drainage mag geen water afvoeren onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), namelijk NAP+11,8m. De afvoer van het gedraineerde water wordt aangesloten op de regenwaterafvoer.

 

Regenwater

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).

Alle beetjes helpen; andere/innoverende ideeën zijn mogelijk.

 

In het Programma Water en Riolering 2020 - 2023 is bepaald dat van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De voorgenomen bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de nieuwe situatie. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch positief (her)ontwikkelen van Tilburg.

 

Vooruitlopend op het nieuwe beleid en op basis van afvoerende oppervlakken in de toekomstige situatie is daarmee voor het plangebied de bergingsopgave vastgesteld op 44 m³. Als invulling worden de toepassing van bovengrondse waterbergende voorzieningen als verlaagd maaiveld of zaksloot en groene-/waterbergende daken als kansrijk gezien. De voorziening(en) worden voorzien van een overloop op de regenwaterafvoer.

 

Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend. Als de afvoer- en bergingscapaciteit van het systeem volledig benut zijn kunnen de waterpeilen stijgen tot boven het maaiveld. De laag gelegen delen zullen als eerste overstromen. In eerste instantie zal het teveel aan regenwater in de openbare ruimte worden opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) percelen hoger liggen dan de aangrenzende openbare ruimte. Op deze manier worden hinder en schade zoveel mogelijk beperkt.

 

Uit beschikbare berekeningen blijkt dat de directe omgeving van het plangebied gevoelig is voor extreme neerslag. De gemeente adviseert de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing ten minste 15 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te realiseren. Zo wordt de kans op inpandige schade zo veel mogelijk beperkt.

 

In het van Bylandtpad is een toekomstige regenwaterriolering (Blauwe Ader) voorzien. Het overtollige regenwater van de percelen dient gescheiden te worden aangeboden aan de zijde van het Van Bylandtpad. Als het regenwaterriool nog niet beschikbaar is kan de afvoer tijdelijk worden gecombineerd met de afvoer van huishoudelijk afvalwater op de gemengde riolering.

 

Er moet worden voorkomen dat het regenwater verontreinigd raakt. Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.

 

Huishoudelijk afvalwater

Het huishoudelijk afvalwater van de woningen wordt gescheiden aangeboden aan de perceelgrens met het openbaar gebied aan de zijde van het Van Bylandtpad. In de huidige situatie is direct ter plaatse van het projectgebied geen riolering aanwezig. In overleg met gemeente Tilburg wordt vastgesteld hoe en waar de riolering kan worden aangesloten op de bestaande riolering. De mogelijkheden hiervoor zijn het stelsel in de Willem de Rijkestraat en in het Koetshuis, beide op ca. 40m van het plangebied. De kosten voor de benodigde uitbreiding van de openbare riolering zijn voor rekening van de ontwikkeling.

5.4 Watertoets

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk. Conform deze aanpak kan het watertoetsproces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 6 Opzet planregels

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

 

Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit plan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

 

Bestemmingen en aanduidingen

In het bestemmingsplan is de bestemming Wonen aanwezig. Daarnaast zijn binnen deze bestemming de aanduidingen 'erf' en 'parkeerterrein' gebruikt.

 

Bouw- en gebruiksregels

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

 

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

 

 

 

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog en vooroverleg

 

8.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieueffectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 26 april 2019 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

8.2 Omgevingsdialoog

Op 7 mei 2019 is ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog een informatieavond gehouden in De Postelse Hoeve. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Voor de avond zijn uitnodigingen verstuurd naar 94 adressen. De avond is bezocht door zes personen. Er zijn vragen gesteld over het ontwerp en over hoe het parkeren is geregeld. Voor het verslag van de omgevingsdialoog wordt verwezen naar Bijlage 4 Verslag omgevingsdialoog.

 

In maart/april 2022, kort voor de behandeling van het ontwerpbestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders, zal de ontwikkelaar in het kader van de omgevingsdialoog nog een update versturen over het plan.

 

Van de eigenaar van het perceel aan het Van Bylandtpad 2 heeft de gemeente in mei 2019 een prematuur bezwaar ontvangen. Op deze locatie is een bedrijf gevestigd en de eigenaar vreesde voor een beperking van zijn rechten door de bouw van de vijf woningen. Op dat moment was hier nog geen onderzoek naar verricht. In juli 2020 is hier onderzoek naar gedaan. De bevindingen worden beschreven in paragraaf 4.5.3 van deze toelichting. De bezwaarmaker zal door middel van een bewonersbrief op de hoogte worden gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), van maandag 25 april tot en met dinsdag 7 juni 2022 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Binnen deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.