Piushavengebied 2009, 4e herziening (Koopvaardijstraat 3-9 / Piushaven 30A-31)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2017021-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders
4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels
7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels
7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg
9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een appartementencomplex op de hoek van de Koopvaardijstraat en de Piushaven. Het betreft de percelen die kadastraal bekend staan als sectie G, nummers 11353, 11353, 11354, 11355, 9833 en 9011.
De huidige gebouwen worden gesloopt, waardoor ruimte ontstaat voor de bouw van 29 appartementen, verdeeld over twee woongebouwen. Aan de straatzijde is een gebouw voorzien met een maximale hoogte van 26,5 meter, waarin 19 appartementen worden gerealiseerd. Deze wooneenheden bevinden zich vanaf de eerste verdieping; in de plint bevinden zich enkele ruimten voor commerciele doeleinden, alsook de toegang tot de parkeergarage en een containerruimte.
Het tweede woongebouw staat haaks achterop het eerste gebouw en bevindt zich aan de westzijde van het plangebied. Het gebouw is gepositioneerd op de parkeergarage, die zich over nagenoeg het gehele achtererf uitstrekt. Vanaf de straatzijde is dit gebouw met een hoogte van 11 meter (inclusief de onderliggende parkeergarage) niet zichtbaar. In dit gebouw zijn 10 wooneenheden voorzien.
De beoogde parkeergarage strekt zich uit over nagenoeg het gehele plangebied. Daar waar geen gebouwen zijn voorzien, wordt het dak van de parkeergarage ingericht als verblijfsruimte (tuin). Dit onbebouwde erf is vanaf de Piushaven met een trap te bereiken.
Afbeelding 1: Impressie van de beoogde nieuwbouw vanaf Piushaven.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het plangebied
Het plangebied is gelegen in het stadsdeel Oud-Zuid en bevindt zich in de zuidwest hoek van de wijk Hoogvenne. De percelen Koopvaardijstraat 3 t/m 9 en Piushaven 30A t/m 31 vormen het gehele plangebied, waarbij de begrenzing is gebaseerd op kadastrale grenzen van deze percelen.
Afbeelding 2: Ligging van het plangebied.
1.3 Voorgaande plannen
Dit bestemmingsplan vervangt:
Piushavengebied 2009, vastgesteld op 19 juli 2010 en onherroepelijk sinds 14 november 2011.
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
2.1 Ruimtelijke structuur
Op 4 april 1923 is de Piushaven officieel geopend, nadat in oktober 1921 is gestart met de aanleg ervan. Doordat het Tilburgse bedrijfsleven met deze haven betere mogelijkheden kreeg voor de aan- en afvoer van goederen, had de Piushaven grote aantrekkingskracht op de bedrijvigheid. Ook werden diverse woonwijken gerealiseerd. In de jaren zestig van de vorige eeuw nam door de veranderende economische structuur van Tilburg de economische betekenis van de Piushaven. Grootschalige bedrijvigheid werd namelijk verplaatst naar nieuwe industrieterreinen, waarbij steeds meer goederen via (spoor)weg werden vervoerd. Dit heeft er toe geleid, dat in 1983 de zuidelijke arm van de Pushaven is gedempt ten behoeve van woningbouwontwikkelingen. Eind jaren negentig van de overige eeuw is gestart met de eerste plannen voor de grootschalige ontwikkeling van het gebied, zoals die nu gaande is.
Vanwege deze geschiedenis kan zijn de gebieden rondom de Piushaven afzonderlijk en in verschillende tijdvakken gerealiseerd. Het ruimtelijke totaalbeeld van de omgeving toont zich dan ook als een verzameling van stedelijke fragmenten. De schaal en maat van het stratenpatroon en de bebouwing is hierbij zeer divers. Zo zijn de woongebieden kleinschalig van opzet, terwijl de bedrijventerreinen een meer grootschalig karakter hebben.
Het plangebied kan gezien worden als de afronding van de Koopvaardijstraat en het beginpunt van de Havenkom. In die zin heeft het plangebied dan ook een belangrijke positie in de stedenbouwkundige opbouw van het Piushavengebied.
2.2 Functionele structuur
Het plangebied ligt in de zuidwest hoek van de wijk Hoogvenne. Het betreft hier een levendige stadsbuurt die wordt gekenmerkt door een mix van woonfuncties en verspreid liggende clusters en structuurlijnen met tal van andersoortige functies. Vanwege deze functiemix en de dynamiek is Hoogvenne te typeren als een centrumstedelijke buurt.
Nadat de beroepsvaart uit de Piushaven is verdwenen, is de haven voor een meer recreatieve en culturele functies in gebruik genomen. Tevens heeft de haven een waardevolle betekenis als een brede blauwgroene 'inprikker' vanaf de oostelijke stadsrand tot aan het centrumgebied.
De directe omgeving van het plangebied wordt voornamelijk gekenmerkt door de woonfunctie, al bevinden zich aan het einde van de Koopvaardijstraat (aan de zijde van de Piusstraat) enkele detailhandels- en horecavestigingen. Ook aan de Piushaven bevinden zich naast de aanwezige woningen enkele bedrijfsmatige activiteiten. In het plangebied zelf is ook sprake van een mix aan functies. Zo wordt het merendeel in beslag genomen door het voormalige gebouw van De Harense Smid, dat moment niet meer in gebruik is. De overige gebouwen zijn in gebruik voor de woonfunctie.
2.3 Technische infrastructuur
Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones).
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk en provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" maken deze gemeenten samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit mei 2017.
In de periode 2016-2026 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.700 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt. Zo heeft Tilburg zo'n 730 woningen van de eigen opgave beschikbaar gesteld aan drie buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2019. Zeker tot omstreeks 2030 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 woningen per jaar sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ondervindt nog wat na-ijleffecten van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden.
Het plan tot de bouw van 29 wooneenheden in dit gedeelte van het Piushavengebied betreft een binnenstedelijke herontwikkeling en inbreiding. Dit aantal past ruimschoots binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context. Gesteld wordt dat sprake is van een duurzame verstedelijking en dat hiermee toepassing is geven aan artikel 3.1.6 Bro.
3.3 Gemeente
3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
de Brabantstrategie
de Regiostrategie
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
Binnenstad van de 21e eeuw
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
Stadsregionaal park Stadsbos013
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
Bedrijvenpark Zuid
Zorgcluster Leijpark
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
In de omgevingsvisie wordt niet concreet ingegaan op het plangebied, al wordt het Piushavengebied aangemerkt als onderdeel van het stedelijk weefsel. De Piushaven zelf is aangemerkt als groene inprikker. Groene ‘inprikkers’ (groene verbindingen) en aantrekkelijke fiets- en wandelroutes zorgen voor een goede verbinding van de stad met de omliggende stadsregionale parken en het buitengebied en omgekeerd. Daarnaast wordt met betrekking tot het thema 'wonen' gesteld, dat herstructurering via maatwerk wenselijk is. Het gaat hierbij om kleinschalige en gerichte ingrepen. Daarbij is het wenselijk om in te spelen op differentiatie in het aanbod van woonmilieus, het binden van nieuwe doelgroepen en thema's zoals verduurzaming. Wel dient het aanbod aan woningen regionaal afgestemd te worden.
Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
4.2.1 Hoogbouw
In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de Raad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. Deze Handreiking vervangt de Handreiking uit 2007.
Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.
De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan. De Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017.
Ingevolge de Handreiking Hoogbouw dient een hoogbouwintiatief op acht aspecten getoetst te worden. Hieronder wordt voor beoogde ontwikkeling binnen het plangebied ingegaan op deze aspecten:
1. Windhinder
Uit een door Peutz uitgevoerd windhinderonderzoek (zie bijlage 1) blijkt, dat de openbare ruimte geen noemenswaardige windhinder ondervind rondom het bouwplan. Zo wordt in de nabije omgeving van het geplande woongebouw overal een goed windklimaat voor doorlopen verwacht. Alleen in de Barkstraat is na realisatie van het beoogde bouwplan bij de entrees lokaal sprake van een matig windklimaat. Ter plaatse van de noordelijke en zuidelijke entrees naar De Koopvaardij is sprake van een goed windklimaat (beoordeeld als slenteren). Het gevaarcriterium wordt nergens in het onderzoeksgebied overschreden.
2. Schaduwwerking
Het bouwplan bestaat uit twee volumes: een laag volume van twee bouwlagen boven op de parkeerlaag in het binnengebied en een hoog volume van 26,5m aan de straat. Beide volumes zijn zodanig gepositioneerd en vormgegeven dat de schaduwwerking voldoet aan de Haagse norm die bij hoogbouw wordt gehanteerd.
3. & 4. Uitzicht en privacy
Het lage volume op het binnenterrein is naar het oosten georiënteerd op de eigen buitenruimte (daktuin op parkeergarage). De afstanden tot de omliggende tuinen en achtergevels van de woningen aan de Clerxstraat en Barkstraat zijn ruim voldoende. Verder is aandacht besteed aan de privacy van de tegenoverliggende buren door de inrichting van de verhoogde binnenplaats terug te trekken van de erfscheiding. Bovendien wordt de rand begroeid uitgevoerd en wordt de muur op de erfscheiding opgehoogd. Aan de westzijde worden de wooneenheden op de binnenplaats met een galerij ontsloten. Deze ontsluiting grenst aan het naastgelegen perceel; hierover is tussen initiatiefnemers en de eigenaar van het betreffende pand een akkoord gesloten.
Het hoge volume heeft een positie aan de Koopvaardijstraat, waardoor de afstanden tot de omliggende bebouwing maximaal zijn, zowel in de richting van de woningen in Clerxstraat en Barkstraat als de Koopvaardijstraat. Daarnaast is specifiek aandacht besteed aan de indeling van de plattegronden van de beoogde wooneenheden.
5. Schaalsprong
In de stedenbouwkundige visie Piushaven 2015 is betekenis en ontwikkelrichting aangegeven voor de Koopvaardijstraat in relatie tot de havenkom en de binnenstad / het Koningsplein. Zo vormt de Koopvaardijstraat de verbinding tussen deze gebieden, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwingskarakteristieken. Om de entree naar de havenkom te markeren is ingezet op een hoogteaccent, dat de overgang bepaalt tussen straat en havenkom. Dit hoogteaccent plaatst zich daarbij ook in de huidige ritmiek van hoog- en laagbouw aan de noordzijde van de havenkom, zoals onderstaande aanzichttekening laat zien. De schaalsprong van het hoekgebouw is zodoende op zijn plaats als verbindende schakel tussen straat en havenkom en als markering van de entree Piushaven vanuit binnenstad (en andersom).
Afbeelding 3: Aanzichtstekening bebouwing noordzijde Piushaven, inclusief bouwplan De Koopvaardij.
6. Relatie plint / openbare ruimte / groen
Zoals onder 'schaalvergroting' al aangegeven, is in de stedenbouwkundige visie Piushaven 2015 het belang geduid van de Koopvaardijstraat als verbindende straat tussen binnenstad/koningsplein en piushaven. De verbindende werking vereist een levendige plint. Het bouwplan voorziet nu in twee kleine eenheden voor commerciële doeleinden. Op de hoek is hoogte accent verder naar voren geschoven, waardoor verbetering ontstaat van de omslotenheid van de bestaande pleinruimte. De positie biedt niet alleen een bijzondere oriëntatie en uitzicht vanuit het gebouw naar de havenkom, maar draagt ook bij om de hoeksituatie los te maken van de bestaande bebouwing ten oosten. De trappartij en entree naar het verhoogde binnengebied dragen daarnaast bij aan meer verblijfskwaliteit van de pleinruimte.
Daarnaast stelt de visie voor de Koopvaardijstraat het behoud van de enkelrichting voor autoverkeer, een grotere inzet voor vergroening en een doorstrekken van de havensfeer tot aan de Piusstraat. Dit wordt ondermeer bereikt door herinrichting van de openbare ruimte ter hoogte van het plangebied.
7. Verkeer en parkeren
Het bouwplan voorziet in parkeerplaatsen op eigen terrein en voldoet aan de gestelde normen. De in- en uitrit sluit aan op de Koopvaardijstraat en wordt afgestemd op de nieuw te plaatsen bomen. De toename in verkeersbewegingen als gevolg van de beoogde herontwikkeling blijft ruimschoots binnen de acceptabele grenzen en vormt geen probleem voor de afwikkeling van het verkeer.
8. Ruimtelijke kwaliteit
Het plan is stedenbouwkundig beoordeeld en akkoord bevonden door:
Het Q-team Piushaven; het bouwplan past binnen de stedenbouwkundige kaders en ruimtelijke ambities van de gebiedsontwikkeling en stedenbouwkundige visie 2015.
Het planteam; er is akkoord over de stedenbouwkundige opzet na afstemming over kwesties als bezonning, privacy, veiligheid, impact.
De omgevingscommissie; er is instemming over de architectuur van het bouwplan.
De stuurgroep stedelijke ontwikkeling; de stuurgroep is akkoord met het woonprogramma en gemengde doeleinden.
Conclusie
Op grond van bovenstaande beschouwing wordt gesteld, dat het beoogde bouwplan past binnen de Handreiking Hoogbouw.
4.2.2 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
4.3.1 Historisch gebruik
Het Piushavengebied ligt grotendeels op een dekzandrug in de nabijheid van het stroomgebied van de Nieuwe Leij, al dan niet met een oud landbouwdek. Daarnaast komt ook de aan de Korvelse Waterloop gerelateerde beekdalglooiing voor. De Korvelse Waterloop verdween uit het plangebied bij de aanleg van de Piushaven tussen 1921 en 1923.
In de late Middeleeuwen waren in het Piushavengebied de kleine gehuchten Hogendries en Hoeven gelegen. De rest van het gebied was zo goed als onbewoond. In het noordelijk deel bevond zich de gemeenschappelijke heide (gemeijnt) met enkele leemputten.Rond 1840 is het Piushavengebied vrijwel geheel in gebruik als akkerland en mogelijk deels als grasland. Dit gebruik gaat mogelijk zelfs terug tot de prehistorie, maar in ieder geval tot de Middeleeuwen. Slechts een klein deel aan de oostzijde van het Piushavengebied behoorde tot de bebouwde stadskern. Sinds de Middeleeuwen was langs de oude linten al enige bebouwing te vinden, met name langs de Oude Beekse Dijk (Lanciersstraat-Kruisvaardersstraat), langs de huidige Prinsenhoeven (het gehucht Hogendries) en langs de Hoevenseweg (het gehucht Hoeven). Achter de bebouwing bevonden zich tot aan het begin van de twintigste eeuw weiden en akkers.
Na de aanleg van de haven (1921-1923) vestigden zich in hoog tempo bedrijven aan beide oevers. De belangrijkste hiervan was de ten zuidoosten van het plangebied gelegen AaBe-fabriek die een groot terrein in beslag nam en in verschillende fases vanaf 1930 is gebouwd. Tussen 1930 en 1950 werden grote delen ten noorden en ten zuiden van de Piushaven volgebouwd met woningen.
4.3.2 Archeologische verwachting
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK. Ruim ten oosten van het plangebied bevinden zich in het gebied Moerenburg enkele op de AMK gewaardeerde terreinen.
IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.
ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
Het plangebied ligt midden in het dal van de Korvelse Waterloop. Waar de flanken van het dal een middelhoge archeologische waarden kunnen bezitten, is dat voor centrum niet het geval.
4.3.3 Cultuurhistorische waarden
Objecten
In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten. Wel zijn in de (ruimere) omgeving van het plangebied enkele monumenten aanwezig. Zo bevindt zich op het perceel Piushaven 1 een in 1935 naar ontwerp van de architect Jos Schijvens voor de firma A.C. van Loon en Zn. Coöperatieve Meelfabriek gebouwd bedrijfsgebouw met kantoor en woonhuizen, dat als rijksmonument is aangewezen.
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In de nabijheid van het plangebied komen enkele panden voor uit die periode. Dit zijn: Piushaven, nrs. 4 (bedrijfsruimte ca. 1930), 5-6 (woonhuis/ bedrijfspand uit 1940) en 22 (het voormalige café Havenzicht, nu Burgemeester Jansen uit 1923). Aan de noord- en zuidzijde van de havenkop bevinden zich nog twee vooroorlogse transformatorhuisjes.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit deze periode aanwezig.
Historische structuren
Met name de ten oosten van het plangebied gelegen Lanciersstraat, die mogelijkerwijs al in de Bronstijd een belangrijke noord-zuid route was van waaruit de Korvelse Waterloop en de Leij overgestoken konden worden, is een historisch-geografische lijn van zeer hoge waarde. Ook de haven zelf kan worden beschouwd als een historisch geografische structuur van hoge waarde.
4.3.4 Conclusie
Aangezien in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren aanwezig zijn, is het niet noodzakelijk om hiervoor een dubbelbestemming of aanduiding op te nemen. De in de (ruimere) omgeving liggende cultuurhistorisch waardevolle objecten en/of structuren worden door de beoogde ontwikkeling niet aangetast, aangezien geen aanpassingen aan deze objecten en/of structuren plaatsvinden.
Voor wat betreft de archeologie is geadviseerd om geen dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" aan het plangebied toe te kennen. Deze is dan ook niet opgenomen.
4.4 Volkshuisvesting
4.4.1 Woonvisie en Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.
Centraal in de Woonvisie Tilburg 2015 –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (waaronder demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu. De woningbouwopgave die Tilburg in de eerder genoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (ondermeer woonmilieudifferentiatie), maakt het nodig om –in beperkte mate– ook te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied.
Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk (& -Plus), Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk, waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.
Het beoogde ontwikkeling binnen het plangebied vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Het bouwplan betreft een vorm van binnenstedelijke (her)ontwikkeling, c.q. verdichting stedelijk gebied, waarbij rekening is gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave. Zo voorziet de beoogde ontwikkeling in de vraag naar Centrum-Stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, veel functiemenging met (groot-)stedelijke voorzieningen, grootschalige (ruimtelijke) complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.
Het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek (KWBO; elke vier jaar, meest recent 2012) toont de behoefte aan het Centrum-Stedelijk (-Plus) woonmilieu onmiskenbaar aan. Zo blijkt de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ruim 20% van de gevallen uit te gaan naar een (centrum-)stedelijk woonmilieu, waarmee burgers met specifieke leefstijlen beter worden bediend. Tot 2025 betreft dat een woningvraag van zo'n 2.200 woningen in dit woonmilieutype.
4.4.2 Woonkwaliteiten (KWBO & SmartAgent)
Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het aandeel goedkope huurwoningen, de beschikbaarheid van kavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).
Leefstijl / 'woonwereld'
Het KWBO biedt inzicht in de 'harde' kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.). Complementair levert het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de 'zachte' kant) van burgers op de woningmarkt. Samen bieden beide onderzoeken aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, uitmondend in 'woonwerelden'. Hiermee kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct(gamma).
Het beoogde bouwplan biedt ruimte voor (hoog)stedelijk wonen, primair voor mensen behorend tot de rode leefstijl, en meer specifiek voor de woonwereld 'Stedelijk & authentiek'. Door ook ruimte te bieden aan grotere, luxere appartementen wordt hier ook de blauwe leefstijl (woonwereld 'Ruim & hoogwaardig') bediend.
Toetsingskader nieuwbouwappartementen
De gemeente stuurt nadrukkelijker op het aantal en soort nieuwbouwplannen voor appartementen om overaanbod tegen te gaan. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.
Het woningbouwplan voor de realisatie van 29 woningen/eenheden ter plaatse van het plangebied voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.
Levensloopbestendige nieuwbouw (/ wonen met zorg)
De huisvesting van zorgbehoevenden (met name ouderen en gehandicapten) gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van deze groep, is het van belang dat nieuwbouwwoningen levensloopbestendig worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de primaire ruimten (zoals woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet) gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning. Daarenboven bestaat het streven dat voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd kunnen worden. Hiertoe is het concept van de servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar zijn/worden afgestemd. Met name bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.
In dit bouwplan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw invulling gegeven. Zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1.
Politiekeurmerk Veilig Wonen
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het PkVW bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw. Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt, dat het PkVW dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving. Dit geldt dus ook voor het beoogde woningbouwplan.
4.5 Groen en speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Afbeelding 4: Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op de boomwaardekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom. Omdat dit bestemmingsplan geen betrekking heeft op huidig openbaar gebied en daardoor ook geen openbare bomen aanwezig zijn, is geen noodzaak aanwezig om deze regeling en de bijbehorende boomwaardekaart in de planregels van dit bestemmingsplan op te nemen.
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
4.5.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
4.6 Horeca
4.6.1 Algemeen
De raad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.
"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."
Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod
Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.
Evenwichtig aanbod
Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.
4.6.2 Horeca-categorieën
In het horecabeleid zijn categorieën opgenomen. Zo ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de ontwikkeling van horeca die past bij het karakter van het gebied. Denk hierbij aan de wenselijkheid van daghoreca in winkelgebieden en het voorkomen van overlast van horeca die lang geopend is in gebieden waar ook (relatief veel) woningen aanwezig zijn. In het horecabeleid is daarom gekozen voor een nieuwe typering van horeca-categorieën waarmee aansluiting gezocht wordt bij het belangrijkste bezoekmotief van de consument en waarmee richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van horeca die aansluit bij de kwaliteiten van een specifiek gebied.
Categorie I (Daghoreca)
Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:
hoofdzakelijk (kleine etenswaren) en/of dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.
Categorie II (Droge horeca):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.
Categorie III (Eetgelegenheden):
Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar
hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.
Categorie IV (Café - Barconcepten):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.
Categorie V (Uitgaan & Zalen):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.
Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.
Categorie VI (Verblijfshoreca):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.
4.6.3 Horeca in Piushavengebied
In het horecabeleid is ten aanzien van horeca in de Piushaven opgenomen, dat dit gebied door de ligging aan het water een eigen kwaliteit heeft. Horeca is in ruime mate vertegenwoordigd en uitbreidingsruimte hier is dan ook nog beperkt. Alleen in de restaurantsector is nog ruimte voor concepten die zich op doelbezoek richten. Tevens moet verder worden ingezet op de verbinding met toeristisch buitengebied en kunnen leisure functies de aantrekkelijkheid van het verblijfsklimaat verhogen. De leidraad voor de ontwikkeling van horeca in de Piushaven is hierbij de 'horeca en terrassenkaart' uit de ontwikkelingsvisie Piushaven. Daarop is vastgelegd dat in de Piushaven in totaal 14 horecavestigingen opgericht mogen worden, waarvan er op dit moment 2 onbenoemd zijn.
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk dat in de plint van het beoogde gebouw aan de Koopvaardijstraat één horecavoorziening gerealiseerd kan worden. Deze voorziening is gemaximeerd op 220 m2, waarbij alleen horeca in de categorie 1 t/m 3 is toegestaan. Het vastleggen van de horecafunctie in de planregels van dit bestemmingsplan leidt ertoe dat nog slechts één horecavestiging in de Piushaven onbenoemd is.
4.7 Verkeer en parkeren
4.7.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
4.7.2 Hooflijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
4.7.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Zie hiervoor bijlage 1 Parkeernormen bij de regels van dit wijzigingsplan. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent parkeernormen voor een range aan functies. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies op te nemen die in de gemeente Tilburg voorkomen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
4.7.4 Beschouwing verkeersaspecten plangebied
Ligging/ontsluiting plangebied
Het plangebied ligt aan de Koopvaardijstraat in het Piushavengebied, vlakbij het centrum van Tilburg. De meest directe route naar deze locaties is vanaf de Ringbaan Zuid, wethouder Baggermanlaan en via de brug D'n Ophef langs de Piushaven richting de Koopvaardijstraat. Zowel op de Piushaven als de Koopvaardijstraat geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/u en is alleen éénrichtingsverkeer toegestaan. Autoverkeer dat het plangebied wil verlaten moet hierdoor via de Piusstraat en Paleisring rijden om de hoofdwegenstructuur te bereiken.
Uit het ten behoeve van de beoogde herontwikkeling uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt, dat deze herontwikkeling zo'n 170 verkeersbewegingen per etmaal produceert. De in dit onderzoek weergegeven etmaalintensiteiten van de wegen rondom het plangebied zijn hierbij afkomstig uit het verkeersmodel Tilburg. De prognose voor de Koopvaardijstraat in 2030 bedraagt 3.200 motorvoertuigen per etmaal. De toename als gevolg van de beoogde herontwikkeling blijft daarmee ruimschoots binnen de acceptabele grenzen en vormt geen probleem voor de afwikkeling van het verkeer. Ook de omliggende straten kunnen dit extra verkeer goed verwerken.
Langzaam verkeer
Het Piushavengebied is een aantrekkelijk gebied voor recreatief gebruik. Hiervoor zijn op diverse plaatsen voorzieningen voor fietsers en voetgangers aangebracht. Zo bevinden zich rondom de Piushaven brede en groene stroken voor voetgangers. Er liggen sternetfietsroutes op de Hoevenseweg/Prinsenhoeven en Piusstraat, alsook een secondaire fietsroute over de Lanciersstraat. Op de Koopvaardijstraat zijn fietsstroken aangebracht.
Openbaar Vervoer
Binnen het Piushavengebied is beperkt openbaar vervoer mogelijk. Er rijdt busverkeer op de Fatimastraat, Ringbaan Oost en de Piusstraat. De dichtstbijzijnde halte bevindt zich in de Piusstraat op zo'n 300 meter afstand van het plangebied. Dit betreft een ruimschoots acceptabele afstand.
Parkeren
Herontwikkelingen moeten voldoen aan het op dat moment geldende gemeentelijk parkeerbeleid en de daarin vastgelegde parkeernormen. Het plangebied is hierbij gelegen in zone A. In het plan is een gebouwde parkeervoorziening beoogde met een capaciteit van 43 parkeerplaatsen. Hiermee kan voldaan worden aan de parkeereis, zowel voor bewoners als bezoekers. Bij de vergunningverlening wordt de definitieve parkeertoets uitgevoerd.
4.7.4 Beschouwing verkeersaspecten plangebied
Ligging/ontsluiting plangebied
Het plangebied ligt aan de Koopvaardijstraat in het Piushavengebied, vlakbij het centrum van Tilburg. De meest directe route naar deze locaties is vanaf de Ringbaan Zuid, wethouder Baggermanlaan en via de brug D'n Ophef langs de Piushaven richting de Koopvaardijstraat. Zowel op de Piushaven als de Koopvaardijstraat geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/u en is alleen éénrichtingsverkeer toegestaan. Autoverkeer dat het plangebied wil verlaten moet hierdoor via de Piusstraat en Paleisring rijden om de hoofdwegenstructuur te bereiken.
Uit het ten behoeve van de beoogde herontwikkeling uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt, dat deze herontwikkeling zo'n 170 verkeersbewegingen per etmaal produceert. De in dit onderzoek weergegeven etmaalintensiteiten van de wegen rondom het plangebied zijn hierbij afkomstig uit het verkeersmodel Tilburg. De prognose voor de Koopvaardijstraat in 2030 bedraagt 3.200 motorvoertuigen per etmaal. De toename als gevolg van de beoogde herontwikkeling blijft daarmee ruimschoots binnen de acceptabele grenzen en vormt geen probleem voor de afwikkeling van het verkeer. Ook de omliggende straten kunnen dit extra verkeer goed verwerken.
Langzaam verkeer
Het Piushavengebied is een aantrekkelijk gebied voor recreatief gebruik. Hiervoor zijn op diverse plaatsen voorzieningen voor fietsers en voetgangers aangebracht. Zo bevinden zich rondom de Piushaven brede en groene stroken voor voetgangers. Er liggen sternetfietsroutes op de Hoevenseweg/Prinsenhoeven en Piusstraat, alsook een secondaire fietsroute over de Lanciersstraat. Op de Koopvaardijstraat zijn fietsstroken aangebracht.
Openbaar Vervoer
Binnen het Piushavengebied is beperkt openbaar vervoer mogelijk. Er rijdt busverkeer op de Fatimastraat, Ringbaan Oost en de Piusstraat. De dichtstbijzijnde halte bevindt zich in de Piusstraat op zo'n 300 meter afstand van het plangebied. Dit betreft een ruimschoots acceptabele afstand.
Parkeren
Herontwikkelingen moeten voldoen aan het op dat moment geldende gemeentelijk parkeerbeleid en de daarin vastgelegde parkeernormen. Het plangebied is hierbij gelegen in zone A. In het plan is een gebouwde parkeervoorziening beoogde met een capaciteit van 43 parkeerplaatsen. Hiermee kan voldaan worden aan de parkeereis, zowel voor bewoners als bezoekers. Bij de vergunningverlening wordt de definitieve parkeertoets uitgevoerd.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering". Deze brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het plangebied ligt aan de Piushaven in een gemengde omgeving waar wonen en kleinschalige bedrijvigheid (o.a. horeca) elkaar afwisselen. Bij de vastleggen van de milieucategorie van de kleinschalige bedrijven is in het bestemmingsplan rekening gehouden met naastgelegen woningen. Daarom is gebruik gemaakt van de lijst functiemening. Hierdoor is voor de nieuwe woningen die dit plan mogelijk maakt sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.3 Externe veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld (zie 5.3.3).
5.3.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In bijlage 2 'Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording groepsrisico - Piushavengebied 2009, 4e herziening (Koopvaardijstraat 3-9)' zijn de risicobronnen die relevant zijn (risicobronnen met invloedsgebieden die het plangebied overlappen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in de invloedsgebieden van de Rijksweg A58, de spoortrajecten Breda-Tilburg - Vught en Breda - Tilburg - Boxtel. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in bijlage 2.
5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
5.3.4 Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A58, de spoortrajecten Breda-Tilburg-Vught en Breda-Tilburg-Boxtel. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie bijlage 2). De brandweer Midden- en West-Brabant heeft op 10 oktober 2017 advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
Er bevinden zich geen PR 10-6-contouren noch plasbrandaandachtsgebieden van risicobronnen binnen het plangebied. Het plaatsgebonden risico en het PAG vormen daarmee geen belemmering.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen en spoorlijnen bevindt zich op meer dan 200 m van het plangebied. Vanwege deze afstand zijn geen significante gevolgen voor het groepsrisico.
De bereikbaarheid van het plangebied is goed.
Goede communicatie levert een bijdrage aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart en NL-Alert.
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem) en NL-Alert, dit biedt de mogelijkheid de aanwezigen tijdig te waarschuwen.
De aanwezigen kunnen het plangebied via de bestaande infrastructuur goed ontvluchten.
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing.
De brandweer voldoet in het gehele gebied aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Wegverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreffen hier de beoogde woningen. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is door Tritium advies een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3) en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder. Uit dit onderzoek blijkt, dat geen overschrijding plaatsvindt met betrekking tot de geluidgezoneerde weg Piusstraat. Voor de 30 km/uur wegen Koopvaardijstraat en Piushaven geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de richtwaarde met respectievelijk maximaal 13 en 11 dB overschrijdt
Aangezien in deze situatie geen sprake is van een procedure hogere waarde, wordt een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels van de woningen normaal gesproken niet noodzakelijk geacht. Echter, in verband met de hoge geluidbelasting (66 dB excl. aftrek Artikel 110g Wgh) ten gevolge van de niet zoneplichtige wegen, wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de aanvraag omgevingsvergunning bouwen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels noodzakelijk geacht. Daarnaast is in de planregels geregeld, dat de binnenwaarde van een verblijfsruimte van een woning maximaal 33 dB mag bedragen. Alleen bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is er dus te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat.
5.4.2 Railverkeerlawaai
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk dat binnen de zone van de spoortrajecten Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven en Tilburg-'s-Hertogenbosch nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden opgericht. Het betreffen de beoogde woningen. In het eerder aangehaalde akoestisch onderzoek (zie bijlage PM) heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder. Uit deze toetsing blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden. Er is sprake van een goede "ruimtelijke ordening".
5.4.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht uitgesloten. Tevens ligt het plangebied niet binnen de toetsingszone van een gezoneerd industrieterrein. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
Bij bouwplan is sprake van een grotendeels overdekte parkeergelegenheid. Hoewel dit vanuit wet- en regeling niet verplicht is, is vanuit "een goede ruimtelijke ordening" onderzoek verricht naar de impact van deze parkeergelegenheid op de omliggende woningen in de directe omgeving. De conclusies hiervan zijn beschreven in het onderzoek "akoestisch onderzoek omgevingslawaai de Koopvaardij Tilburg, 1705/095/RV-03, d.d. 16 oktober 2017" (zie bijlage 4). Als toetsingskader is aangesloten bij de brochure bedrijven & milieuzonering.
Uit het onderzoek blijkt dat voor de bestaande woningen in de directe omgeving voor de nachtperiode niet voldaan kan worden aan het maximale geluidsniveau van 70 dB(A) etmaal waarde volgens de VNG-uitgave. Het betreft de waarneempunten t39/t40/t40, t43/t45 en t52. Hierbij is het dichtslaan van autoportieren van de dichtstbijzijnde parkeerplaatsen ten opzichte van de bestaande woningen de bepalende bron. De hoogst optredende geluidbelasting van het maximale geluidsniveau bedraagt 64 dB met betrekking tot de omliggende woningen.
Dit geluid (dichtslaan autoportier) doet zich ook voor bij het parkeren aan de openbare weg. Vandaar dat dit als een gebiedseigen piekgeluid wordt beschouwd, waardoor deze minder snel als hinderlijk wordt ervaren. Bovendien zullen deze pieken niet vaak voorkomen en zal men naar verwachting zoveel mogelijk rekening met de eigen buurtbewoners houden. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
5.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied, waardoor een nadere beschouwing van deze geluidsbron niet aan de orde is.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Voor parkeerterreinen in de open lucht kan alleen bij zeer grote aantallen voertuigbewegingen, waar al sprake is van een hoge achtergrond concentratie benzeen, bij het in- en uitrijden sprake zijn van een verhoogde concentratie benzeen. Gezien het relatief geringe aantal motorvoertuigbewegingen van- en naar de parkeervoorziening (circa 170 motorvoertuigenbewegingen per dag ) is het onwaarschijnlijk dat sprake zal zijn van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnorm voor benzeen. Voor de overige relevante stoffen wordt gezien de relatief lage concentraties aan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) geen overschrijdingen van de norm verwacht.
5.6 Geur
5.6.1 Industriële geur
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
5.6.2 Agrarische geur
In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.
5.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Bodemkwaliteit plangebied
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied Koopvaardijkstraat is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen (zie afbeelding 6).
Afbeelding 5: Uitsnede bodemkwaliteitskaart.
Om de bodemkwaliteit in het plangebied te bepalen, is een bodemkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5). Uit dit onderzoek blijkt, dat in het plangebied verhoogde gehalten aan cadmium, koper, kwik, lood, zink, PAK en minerale olie zijn aangetoond. Tevens is in mengmonster MM5 een sterke verhoogd gehalte aan PCB aangetroffen. Dit mengmonster is uitgesplitst en separaat geanalyseerd op de parameter PCB. Uit deze aanvullende analyseresultaten blijkt dat een lichte verhoging met PCB is aangetoond in grondmonsters B6-1 en B7-1. In grondmonster B4-1 is een sterke verhoging met PCB gemeten.
In het grondwater uit peilbuizen B16, B27, B30 en B389 zijn lichte verhogingen met naftaleen en/of een licht tot matig verhoogd gehalte met minerale olie aangetoond. Tevens zijn licht tot sterke verhogingen met BTEXN aangetroffen.
Sloopwerkzaamheden
Tijdens het uitvoeren van het bodemonderzoek was op de locatie nog bebouwing aanwezig. Als de oude bebouwing wordt gesloopt wordt de toplaag (tot 1,0 m beneden maaiveld) van de locatie verdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Nadat de oude bebouwing gesloopt is, moet de toplaag van de locatie volgens NEN 5740 onderzocht worden. Geadviseerd om na sloopwerkzaamheden een verkennend bodem asbestonderzoek uit te voeren.
Dempingen
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen dempingen hebben gelegen.
Ondergrondse tank
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie boven en ondergrondse tanks aanwezig zijn.
Conclusie
In het kader van de Wet bodembescherming zijn aanvullende procedures noodzakelijk, aangezien de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging is. Een nader bodemonderzoek is noodzakelijk naar het voorkomen van met name BTEXN en minerale olie in het grondwater en PCB in de grond. Mocht uit dit aanvullende onderzoek blijken dat sanering aan de orde is, dan wordt hieraan gehoor gegeven.
5.8 Natuur en ecologie
Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Gebiedsbescherming
Het hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Soortenbescherming
Het hoofdstuk "Soorten" heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
vogels met een jaarrond beschermde nestplaats;
overige inheemse broedvogels;
soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn;
nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling;
nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.
Analyse plangebied
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Oisterwijkse Vennen & Kampina op 3,2 km afstand. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 1 km ten zuidoosten van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing .Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men een aantal voorzorgsmaatregelen bij de sloop in acht nemen. Tevens worden voorzieningen voor gebouw bewonende soorten opgenomen in de nieuwbouw. In het gebied zijn geen begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Ook voor andere beschermde soorten is het door de aanwezige verhardingen niet geschikt.
Conclusie
Zowel vanuit de Wet Natuurbescherming als vanuit de provinciale Verordening Ruimte zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
De sloop van de aanwezige bebouwing wordt uitgevoerd conform het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg.
In de nieuwbouw worden verblijfplaatsen voor vleermuizen gerealiseerd.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het "Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021" vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.
Het provinciale "Milieu- en Waterplan 2016 - 2021" (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het "vGRP 2016-2020" (vastgesteld november 2016). Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het vGRP is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
6.2 Huidig watersysteem
Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn weergegeven in tabel 1.
Tabel 1. Gebiedskenmerken
Kenmerk |
In plangebied |
Waterbeheerders |
Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte |
Ca. 2.250 m² |
Terreinhoogte |
Ca. 13,5 m+NAP |
Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) |
Ca 11,75 m+NAP |
Ontwateringdiepte |
Ca 1,75 m |
Bodem |
Sterk lemig, matig fijn zand |
Riolering |
Gemengd stelsel |
Afkoppelgebied |
Niet van toepassing |
Keur beschermde gebieden |
Niet relevant |
Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie van waterschap De Dommel aan de noordkant van Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking. Het met regenwater verdunde afvalwater wordt dan geloosd op oppervlaktewater.
De referentiesituatie voor wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande situatie. In tabel 2 zijn de bestaande oppervlakten weergegeven.
Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande situatie
Oppervlakten * |
Niet-afvoerende oppervlakte (m²) |
Afvoerende oppervlakte (m²) |
Totaal (m²) |
Verharding particulier (incl. dak) |
0 |
2.250 |
2.250 |
Openbare ruimte |
0 |
0 |
0 |
Open water(berging) |
0 |
0 |
0 |
Totaal (m²) |
0 |
2.250 |
2.250 |
6.3 Duurzaam watersysteem
Het plangebied is in de bestaande situatie volledig verhard. Het afvalwater wordt samen met het regenwater afgevoerd naar de gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de verbeelding en bijhorende regels en aannames voor oppervlakten waarvan een variabele oppervlakte afgewaterd kan worden. In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte blijft gelijk ten opzichte van de bestaande situatie.
Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie
Oppervlakten
|
Niet-afvoerende oppervlakte (m²) |
Afvoerende oppervlakte (m²) |
Totaal (m²) |
Verharding particulier (incl dak) |
0 |
2.250 |
2.250 |
Openbare ruimte |
0 |
0 |
0 |
Open water(berging) |
0 |
0 |
0 |
Totaal (m²) |
0 |
2.250 |
2.250 |
Naast vasthouden van het gebiedseigen water is het bergen (inzamelen) van regenwater uitgewerkt in de Tilburgse aanpak. De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant: de toename van afvoerende oppervlakte is minder dan 2.000 m². Daarom worden geen bijzondere compensatiemaatregelen / (bergings)eisen vastgesteld voor deze ontwikkeling. De vuil- en regenwaterafvoer kan direct aangesloten worden op de bestaande riolering. Hierbij is het voor een eventuele toekomstige gescheiden riolering van belang dat beide waterstromen, regenwater en huishoudelijk afvalwater, inpandig apart worden ingezameld. Als de gemengde riolering in de omgeving van het plangebied in de toekomst wordt gescheiden, dan kunnen de waterstromen ieder op het daarvoor bestemde riool aangesloten worden. Tot dat moment worden beide afvoerstromen bij de perceelgrens gecombineerd en via de gemengde riolering verder verwerkt.
Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend. Als de afvoer- en bergingscapaciteit van het systeem volledig benut zijn, kunnen de waterpeilen stijgen tot boven het maaiveld. De laag gelegen delen zullen als eerste overstromen. In eerste instantie moet het teveel aan regenwater in de openbare ruimte worden opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de (toekomstige) openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Op deze manier worden hinder en schade zoveel mogelijk beperkt.
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
voldoende ontwateringdiepte;
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;
de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;
aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.
Uit de verkenning met WOLK blijkt dat het plangebied niet bovenmatig gevoelig is voor extreme neerslag. Desondanks adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing ten minste 15 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te realiseren. Zo wordt de kans op inpandige schade zo veel mogelijk beperkt.
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.
6.4 Watertoets
De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019.
Conform deze aanpak kan het watertoetsproces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Opzet planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op .
7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.
7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden en dergelijke.
In dit bestemmingsplan is de volgende bestemming opgenomen:
Wonen - Gestapeld
Hieronder wordt deze bestemming nader toegelicht.
Artikel 3 - Wonen - Gestapeld
Zoals de naam van de bestemming al aangeeft zijn de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden bestemd voor gestapelde woningen, alsook voor bouwwerken van algemeen nut en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ook de bij deze functies behorende voorzieningen worden als passend in de bestemming ervaren. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen, tuinen en erven, bijbehorende bouwwerken, groen- en speelvoorzieningen. Ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding 'gemengd', zijn tevens de volgende functies toegestaan:
maatschappelijke voorzieningen;
recreatie;
sport;
dienstverlening;
één horeca-voorziening met een maximum bruto vloeroppervlak van 220 m2 en met dien verstande dat het horeca betreft behorende tot horeca-categorie I, II of III.
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt, dat deze alleen zijn toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak. Dit bouwvlak mag hierbij voor 100% bebouwd worden; de bouwhoogte is op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' vastgelegd. Bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, waarbij voldaan moet worden aan de gestelde hoogte- en oppervlaktemaat. Daarnaast mag de binnenwaarde van een verblijfsruimte van een woning niet meer dan 33 dB bedragen. Ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, dat deze binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden opgericht. Hierbij zijn diverse maximale bouwhoogten vastgelegd. Voor de beoogde trap aan de zijde van de Piushaven geldt hierbij een maximum van 4,5 meter. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk geen gebouw zijnde' mag een muur worden gebouwd met een maximale hoogte van 11 meter. Deze muur mag echter niet als erfafscheiding dienen.
Aan deze bestemming is tevens een nadere eisen-regeling gekoppeld. Daarnaast zijn enkele afwijkingsbevoegdheden ten aanzien van de bouwregels opgenomen. In artikel 3.5 is bepaald wat als strijdig gebruik moet worden aangemerkt. Ten aanzien van 'onzelfstandige wooneenheden' en 'bedrijfsmatige activiteiten' zijn weer afwijkingsbevoegdheden opgenomen.In de gebruiksregels is naast het strijdig gebruik tevens bepaald, dat de beoogde woningen pas in gebruik mogen worden genomen, als de beoogde geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd. Het betreft hier een 3,2 meter hoge muur ter plaatse van de rode lijn in afbeelding 6. Deze geluidwereknde voorziening dient tevens instand gehouden te worden.
Afbeelding 6: Locatie (rode lijn) noodzakelijke geluidwerende voorziening.
7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 4 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 5 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een parkeerregeling.
Algemene gebruiksregels
In artikel 6 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene afwijkingsregels
Artikel 7 bevat een aantal afwijkingsregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om een regeling voor het gering kunnen afwijken van maten en/of grenzen, een afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep, alsook ten behoeve van evenementen.
Algemene wijzigingsregels
In artikel 8 zijn vier algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Zo is sprake van een bevoegdheid om aanduidingen te kunnen verwijderen en een bevoegdheid om bestemmingsvlakgrenzen te kunnen wijzigen. De derde wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op bouwwerken van algemeen nut en de laatste bevoegdheid ziet op een broedplaatsfunctie.
Algemene procedureregel
Met artikel 9 is bepaald welke procedure van toepassing is op het stellen van nadere eisen.
Overige regels
Burgemeester en wethouders zijn met artikel 10 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.
7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij een bestemmingsplan een exploitatieplan dient te worden vastgesteld, tenzij:
het kostenverhaal anderszins verzekerd is door een anterieure overeenkomst en
er geen noodzaak is tot het stellen van lokatieeisen.
De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische haalbaarheid van het plan te toetsen.
Ten behoeve van onderhavig plan is een koop- en realisatieovereenkomst gesloten met de beoogde planontwikkelaar. Hierin is de koop van de grond, kostenverhaal voor de gemeente en de dekking van eventuele planschadekosten geregeld. Ook de noodzaak tot het stellen van aanvullende locatie-eisen vervalt door deze overeenkomst.
Op basis van de programmatische invulling en de stedenbouwkundige randvoorwaarden is de (financiele) haalbaarheid van het plan door de gemeente getoetst. Hieruit blijkt dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het onderhavige plan kan dus uitvoerbaar worden beschouwd.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg
9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 29 september 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Aangezien met deze ontwikkeling geen provinciale en rijksbelangen zijn gemoeid is het concept-ontwerpbestemmingsplan niet ingebracht in het vooroverleg.
9.3 Omgevingsdialoog
Op 18 oktober 2016 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in het Projectbureau (Piushaven 3-02). Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het stedenbouwkundig plan. Daarnaast is het eerste concept van het stedenbouwkundig plan gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen en om zich aan te melden voor het 'Planteam De Koopvaardij'. Dit planteam, waarin ongeveer 8 omwonenden zijn gezeteld, is diverse malen bijeen gekomen om het stedenbouwkundig plan en de daaruit volgende aanpassingen te bespreken. Het verslag bij deze bijeenkomst is opgenomen als bijlage 6.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Piushavengebied 2009, 4e herz. (Koopvaardijstraat 3-9 / Piushaven 30A-31)' heeft van maandag 22 januari 2018 tot en met maandag 5 maart 2018 ter inzage gelegen. Eenieder is in deze periode in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Binnen de genoemde termijn zijn drie zienswijzen binnengekomen. Deze zijn tijdig ingekomen en zodoende ontvankelijk. In de 'Notitie behandeling zienswijzen bestemmingsplan 'Piushavengebied 2009, 4e herz. (Koopvaardijstraat 3-9 / Piushaven 30A-31)' zijn de binnengekomen zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie (zie bijlage 7). De ingediende zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing aan het bestemmingsplan.