direct naar inhoud van Regels

Spoorzone, 6e herziening (Mindlabs)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2017008-e001
Plantype: bestemmingsplan

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Spoorzone, 6e herziening (Mindlabs) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017008-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die , die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 6.3 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 additionele horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

  1. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 5% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;

  2. de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;

  3. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  4. geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.9 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.16 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.21 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.22 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.23 Cultuur en Ontspanning

Voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals atelier, bowlingbaan, casino, dierentuin, evenemententerrein, speeltuin, museum, creativiteitscentrum, dansschool, kinderboerderij, muziekschool, muziektheater, sauna, welness, schouwburg, bioscoop, theater.

Prostitutie, raamprostitutie/ raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.

1.24 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.

1.25 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld en aan het van rijkswege/gemeentewege beschermde stadsgezicht '..' in zijn algemeenheid.

1.26 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.27 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.28 dove gevel

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.29 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.31 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.32 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.34 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.35 geluidsscherm

Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).

1.36 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.37 geurgevoelig object

Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.38 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.39 Hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.40 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.42 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.43 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.44 kantoorachtige bedrijvigheid

Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.

1.45 kantoorhoudendheid

Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.

1.46 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. seksuele en erotische dienstverlening;

  2. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;

  3. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;

  4. horeca.

1.47 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.48 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.49 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen in de zin van middelbaar, hoger en wetenschappelijk onderwijs (geen basisonderwijs), beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  2. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;

  3. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.

1.50 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.51 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.52 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.53 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.54 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.55 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.56 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.

1.57 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.58 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.59 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.60 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.61 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.62 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.

1.63 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.

1.64 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.65 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.66 Sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.67 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.68 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.69 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.70 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.71 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.72 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.73 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.74 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.75 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Functie

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven, almede kantoorachtige bedrjivigheid, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (-functiemenging) onder de categorieën A, B en C;

  2. kantoren tot maximaal 6500m2 bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak, en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (-functiemenging);

  3. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen;

  4. recreatie, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (-functiemenging);

  5. sport, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten(-functiemenging);

  6. dienstverlening, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (-functiemenging);

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. bouwwerken van algemeen nut.

met dien verstande dat de totale bruto vloeroppervlakte van de functies genoemd onder a t/m f maximaal 14.000m2 mag bedragen.

3.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. kantines / restauratieve voorzieningen;

  7. additionele horeca;

  8. objecten voor beeldende kunst;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 3.1.1 en genoemde functies.

3.1.3 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (Bijlage 2) en de daarin opgenomen voorwaarden.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de regels in hoofdstuk 3 algemene regels;

  3. aangetoond dient te worden dat, mede gelet op de dichtheid van personen, de oriëntatiewaarde externe veiligheid niet wordt overschreden, waarbij de uitgangspunten van het rapport Spoorzone: Mindlabs Beschouwing Omgevingsveiligheid projectnummer 0414525.00 d.d. 7 december 2017 (bijlage 4 bij de toelichting)gehanteerd dienen te worden;

  4. op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;

3.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen;

  3. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 10m bedragen;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen;

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.1 sub d voor ondergronds bouwen ten behoeve van ondergeschikte onderdelen welke voor het functioneren van het gebouw noodzakelijk zijn;

  2. het bepaalde in 3.2.4 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  3. het bepaalde in 3.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

Daarnaast zijn de in 3.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

3.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.2 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met in achtneming van het bepaalde in artikel 7;

  2. het bepaalde in 3.2.1 sub a voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag of maximaal 3m betreft ;

  1. de in 3.2.4 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 3.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 3.2.4 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

  5. het bepaalde in 3.2.2 voor het uitbreiden van het hoofdgebouw

  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - deelgebied-1' met een maximale bouwhoogte zoals met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven op de op de verbeelding aansluitende bouwvlakken vermeerderd met maximaal 10%;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -deelgebied-2' met een maximale bouwhoogte van 9 meter.

3.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 wordt slechts verleend indien:

  1. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  2. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 Functies

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. bouwwerken van algemeen nut.

4.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;

  2. objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 en 4.1.2 genoemde functies.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;

  3. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de regels in hoofdstuk 3 algemene regels.

4.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.

4.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 4.1 toegelaten functies;

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk geen gebouw zijnde' mag een bouwwerk geen gebouw zijnde worden opgericht met een maximale hoogte zoals met de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is aangegeven.

  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 4.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 4.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.

4.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk;

met dien verstande dat:

  1. niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;

  2. niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;

  3. sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling)

4.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  2. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Ruimte tussen bouwwerken

 

6.1.1 Begrenzing perceelsgrenzen

Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

6.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.1.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

6.2 Monumenten

Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 1 oktober 2010) van toepassing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

 

7.1 luchtvaartverkeerzone

 

7.1.1 luchtvaartverkeerzone - funnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in de Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone-funnel, overschrijdt.

7.2 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 30m.

9.4 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

10.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 12 Overige regels

 

12.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  3. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  4. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  5. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

12.2 Parkeerregeling

 

12.2.1 Parkeren

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn;

  2. Hierbij moet worden voldaan aan de parkeernormen en rekenmethode, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;

  3. De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

12.2.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.

12.2.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 4.1 en 4.2 indien:

  1. op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien;

  2. wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

De regels van dit bestemmingsplan worden aangehaald als regels van het het bestemmingsplan "Spoorzone, 6e herziening (Mindlabs)