direct naar inhoud van Regels

Koolhoven Buiten Oost 2017

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2016021-e001
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Het plangebied

1.3 Voorgaande plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijk

3.2 Provincie

3.3 Gemeente

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

4.1 Inleiding

4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.4 Volkshuisvesting

4.5 Groen en speelruimte

4.6 Verkeer en parkeren

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

5.2 Milieuhinder bedrijven

5.3 Externe veiligheid

5.4 Geluid

5.5 Lucht

5.6 Geur

5.7 Bodem

5.8 Natuur en ecologie

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

7.1 Inleiding

7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels

7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels

7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels

7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

9.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

9.2 Burgerparticipatie

9.3 Zienswijzen

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Op 25 juni 2012 is het bestemmingsplan Koolhoven Buiten 2011 vastgesteld. Dit plan maakt de bouw van de woonwijk Koolhoven Buiten mogelijk. Op basis van dit plan is de woonwijk ten westen van de Dongezone in dit plangebied gerealiseerd. De ervaring is dat de in het plan opgenomen groene wiggen beperkend zijn voor een optimale verkaveling van de woonwijk. Daarom is met de ontwikkelaar van dit gebied, de GEM Koolhoven, afgesproken dat meegewerkt gaat worden aan een optimalisatie van het deel Koolhoven Buiten Oost. Afgesproken is dat bij de optimalisatie ongeveer 12600m² extra woongebied aan het gebied zal worden toegevoegd, door het deels laten vervallen van groene wiggen. Het gaat om extra woongebied bestemd voor o.a. ontsluiting, parkeren, groen, waterberging en extra uitgeefbaar terrein.

Dit bestemmingsplan maakt die optimalisatie mogelijk.

Aan dit plan is een perceel ten zuiden van Koolhoven Buiten Oost in de landgoederenzone toegevoegd om hier de mogelijkheid voor de ontwikkeling van een landgoed, dat ook in het voorheen geldende bestemmingsplan aanwezig was, op te nemen.

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat Koolhoven Buiten Oost en wordt globaal begrensd door de spoorlijn in het noorden, de bosrand in het oosten, de Bredaseweg in het zuiden en de Dongezone in het westen.

1.3 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk:

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

 

2.1 Ruimtelijke structuur

Het stadsdeel Reeshof ligt in het noordwesten van Tilburg en bestaat uit een aantal deelgebieden. Eén van deze deelgebieden is Koolhoven Buiten, dat voornamelijk een woongebied is. Koolhoven Buiten is gelegen tussen Koolhoven West, de spoorlijn, het bosgebied ten westen van de Reeshofweg en de Landgoederenzone langs de Bredaseweg. Centraal door dit gebied, in noordzuidelijke richting, stroomt de Donge. Aan beide zijden van de Donge wordt een brede ecologische zone aangelegd (deels in uitvoering). Het stedenbouwkundige concept van Koolhoven Buiten, met als thema "wonen in de natuur", speelt in op deze ligging. Door de aanleg van grote groenstroken in aansluiting op de Dongezone, met een vergelijkbare natuurlijke inrichting, wordt het natuurlijk ingerichte gebied opgerekt tot Koolhoven West (Vreeswijkstraat /-pad) in het westen en het bosgebied langs de Reeshofweg in het oosten. In deze brede zone is vervolgens een aantal "wooneilanden" gesitueerd, waardoor de bewoners van Koolhoven Buiten direct aan de natuur of op korte afstand van de natuur wonen. In oostwestelijke richting wordt Koolhoven Buiten doorkruist door de Koolhovenlaan, met een brug over de Donge. De Koolhovenlaan is de hoofdontsluitingsweg van Koolhoven, met een aansluiting op de Burgemeester Letschertweg in het westen en de Reeshofweg in het oosten. De wooneilanden worden ontsloten door twee buurtontsluitende straten, de zogenaamde boslaan, vanaf de Koolhovenlaan. [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het ten westen van de Donge gelegen gedeelte van Koolhoven Buiten is inmiddels grotendeels gerealiseerd. Dit gebied bestaat uit drie wooneilanden, twee ten noorden van de Koolhovenlaan en één ten zuiden daarvan. In het middelste eiland is een basisschool gerealiseerd.

Op dit moment worden de voorbereidingen getroffen voor de realisatie van het oostelijk deel van Koolhoven Buiten. In vergelijking met het vigerende bestemmingsplan is het de bedoeling om hier geen zes maar drie wooneilanden te realiseren, één ten noorden van de Koolhovenlaan en twee ten zuiden daarvan. Hierbij blijft de ambitie van "wonen in de natuur" echter nadrukkelijk uitgangspunt. Om deze (woon-) kwaliteit ook bij grotere eilanden waar te kunnen maken, zijn in het Kwaliteitsplan Koolhoven Buiten een aantal uitgangspunten geformuleerd. Het kwaliteitsplan is voor het oostelijk deel van Koolhoven Buiten herzien en zal gekoppeld aan dit bestemmingsplan door de raad worden vastgesteld, Hierbij worden met name de "groene inprikkers" en de zichtlijnen genoemd. De "groene inprikkers" brengen de natuurbeleving tot binnen in de wooneilanden. De zichtlijnen zorgen ervoor dat de natuur vanuit het midden van de wooneilanden zichtbaar en beleefbaar is. Op deze wijze wordt dezelfde stedenbouwkundige kwaliteit als in het westelijk deel van Koolhoven Buiten nagestreefd.

 

In het oorspronkelijke (stedenbouwkundige) plan voor Koolhoven Buiten Oost bestond het meest zuidelijke wooneiland uit gestapelde woningen. Dit is in het nu voorliggende plan echter om programmatische redenen vervallen. Wel zijn er in het plan, omwille van programmatische differentiatie en om stedenbouwkundige accenten te realiseren op markante punten, twee zones opgenomen waar gestapelde woningen zijn toegestaan. Het betreft een zone bij de oostelijke entree (ten noorden van de Koolhovenlaan) en een zone in de zuidwestelijke hoek van het plan. Als maximale bouwhoogte is 15 meter opgenomen, met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid tot maximaal 22,5 meter onder voorwaarde dat de betreffende gestapelde bebouwing op een stedenbouwkundig verantwoorde wijze is ingepast ten opzichte van de omliggende (woon-) bebouwing.

 

De eerder genoemde boslaan, die de verschillende wooneilanden ontsluit en verbindt, dient een sterk bosachtig karakter te krijgen.

 

Het zuidelijk deel van het plangebied, gelegen langs de Bredaseweg, is bestemd voor Natuur - Landgoed, omdat deze gronden in ruimtelijk opzicht aansluiten op de (landgoederen-) zone ten westen van de Donge en niet op het bosgebied ten oosten van het plangebied. Er is op deze gronden immers geen sprake van bos, maar van een open weidelandschap in combinatie met lineaire boomstructuren. De bestemming Natuur - Landgoed is hier dus veel meer aan de orde.

Dit was reeds het geval in bestemmingsplan DE Wijk. In het daaropvolgende bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg kreeg dit perceel ten onrechte een bosbestemming. In het nu voorliggende bestemmingsplan wordt deze omissie gerepareerd en krijgen de gronden wederom de bestemming Natuur - Landgoed.

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Rijk

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt

Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Deze stappen zijn:

 [image]

Met dit bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Hierna worden de bovenstaande stappen doorlopen voor dit bestemmingplan.

 

Trede 1: Is er een regionale behoefte?

De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.

De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio worden jaarlijks gezamenlijke afspraken met de provincie Noord-Brabant gemaakt in het Regionaal Ruimtelijke Overleg/RRO. Deze afspraken gaan over de kwantitatieve woningbouwopgave van de gemeenten, dit voor een voortschrijdende tienjaars-periode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en huishoudensprognose, waarvan de recentste dateert van 2014.

In de actuele tienjaars RRO-planperiode 2015 t/m 2024 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.500 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2020.

De woningbouwopgave die Tilburg in deze context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd.

De gemeente Tilburg wil met de planontwikkeling Koolhoven Buiten Oost voorzien in de bouw van ongeveer 360 woningen. Het plan Koolhoven Buiten Oost voorziet in de lokale woningbehoefte, met name die in een groen stedelijk woonmilieu.

Afgaand op de provinciale prognose behelst de gemeentelijke woningbouwopgave tot zeker 2025 gemiddeld zo'n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor ca. 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt momenteel nog wat lager in verband met uitloop crisiseffecten, in verband waarmee tot 2020 een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar wordt aangehouden. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan trede 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).

 

Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?

Koolhoven Buiten ligt in een bestaand stedelijk gebied. De regionale behoefte wordt daarmee opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied. Trede 3 is daarom niet meer van toepassing.

 

Conclusie

Er is sprake van een regionale behoefte, welke wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.

3.2 Provincie

 

3.2.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

 

Inhoud van de Structuurvisie

 
Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

 
Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

 

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

 

Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

 

Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.

 

Specifiek voor dit plan.

Het woongebied Koolhoven Buiten is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Woningbouw past in de Verordening.

 

Onderdeel van dit bestemmingsplan is het perceel AG 7773. Dit is een agrarsich perceel. Dit perceel ligt in de groenblauwe mantel en in de aanduiding integratie stad - land.

Dit perceel sluit in ruimtelijk opzicht aan op de (landgoederen-) zone ten westen van de Donge en niet op het bosgebied ten oosten van het plangebied. Er is op dit perceel immers geen sprake van bos, maar van een open weidelandschap in combinatie met lineaire boomstructuren. De bestemming Natuur - Landgoed is hier dus veel meer op zijn plaats dan de geldende bestemming Bos.

Het perceel had in het bestemmingsplan DE Wijk de bestemming "Natuur landgoed". In het daaropvolgende bestemmingsplan Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg kreeg dit perceel ten onrechte een bosbestemming. In het nu voorliggende bestemmingsplan wordt deze omissie gerepareerd en krijgen de gronden wederom de bestemming Natuur - Landgoed.

 

In het bestemmingsplan Witbrant Koolhoven 2012, dat geldt voor de landgoederenzone ten westen van de Donge, is een binneplanse afwijkingsmogelijkheid voor opleidingsinstituten, conferentieoorden enz, die ook in het bestemmingsplan "DE Wijk" zat.

 

Deze afwijkingsbevoegdheid luidt:

9.5.4 Binnenplans afwijken t.b.v. opleidingsinstituten, conferentieoorden, medische voorzieningen, recreatieve- en horecavoorzieningen

 

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwjken van het bepaalde in 9.1.2. voor het bouwen ten behoeve van de functies zoals genoemd in artikel 9.1.2 sub b, c en e en voor horeca tot ten hoogste categorie 3, waarbij discotheken, bar-dancings, nachtcafé's en een bordeel/nachtclub zijn uitgesloten, onder de volgende voorwaarden:

  1. de afwijking uitsluitend mag worden verleend op de gronden met de aanduiding WRO-zone-ontheffingsgebied;

  2. het oppervlak van het bouwperceel bedraagt ten minste 2 ha;

  3. minimaal 50% van het perceel is bebost, dan wel wordt met bomen beplant, met dien verstande dat ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan bestaande bosopstanden dienen te worden gehandhaafd;

  4. tussen de naastgelegen bebouwing en de bebouwing op het perceel dient ten minste een afstand van 75m in acht te worden genomen;

  5. er mag niet gebouwd worden voor de lijn die aangeduid staat op bijlage 7 bij de regels (lijn betreft afstand van 50 meter ten opzichte van de oorspronkelijke plangrens van het bestemmingsplan 'De Wijk)'(Bebouwingsvrije zone);

  6. er worden geen woningen gebouwd;

  7. maximaal 5,5% van de gronden mag worden bebouwd;

  8. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;

  9. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;

 

2. en er moet een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten en structuren van het gebied (zoals bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie) zijn of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft, zoals aangegeven in de verordening Ruimte. Zulks dient te gebeuren op basis van een door de gemeente goedgekeurd landschapsplan.

 

De eisen die gesteld worden aan de ontwikkeling op grond van de Verordening worden via de voorwaarden bij de afwijkingsmogelijkheid opgenomen in het bestemmingsplan.

 

 

3.2.2.1 Visie integratie stad-land

 

 

In artikel 9.1 lid 1 sub a van de Verordening is aangegeven dat een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'integratie stad-land' kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze geschiedt in samenhang

en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling. In lid 2 zijn tevens aanvullende voorwaarden hiervoor opgenomen.

In de toelichting op artikel 9.1 lid 2 van de Verordening is aangegeven dat daarbij van belang is dat de gemeente in een integrale visie weergeeft hoe zij in deze gebieden de nieuwe stedelijke en landschapsontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar willen ontwikkelen.

 

 [image]

 

 

figuur: Ligging Koolhoven to.v. de landgoederenzone.

 

De strook gelegen tussen Koolhoven West en Koolhoven Buiten en de Bredaseweg is een strook waar al van oudsher boerderijen aanwezig zijn. De landerijen behorende bij deze boerderijen zijn in de loop der jaren ontwikkeld tot stedelijk gebied (de wijk Koolhoven). Deze strook tussen de woonwijk Koolhoven (stedelijk gebied) en de Bredaseweg kenmerkt zich als een overgangsgebied. Al in het kader van de opstelling van het bestemmingsplan DE Wijk is er voor gekozen om dit gebied aan te merken als landgoederenzone. (zie schets onder aan de paragraaf). In deze zone wordt bestaande bebouwing gehandhaafd en kan onder zeer strikte voorwaarden nieuwe bebouwing die zich manifesteert als landgoed worden gerealiseerd.

 

In de toelichting van het bestemmingsplan DE Wijk staat:

 

"De gronden die langs de Bredaseweg zijn gesitueerd zullen onderdeel uitmaken van een landgoederenzone. Daar waar landgoederen met bossen aanwezig zijn zullen deze wor-den beschermd, maar op plaatsen waar nog geen landgoederen met bossen aanwezig zijn, kunnen deze ontwikkeld worden. Beperkte bebouwing is daarbij alleen mogelijk in samenhang met bebossing en natuurontwikkeling.

De zone langs de Bredaseweg is op een extensieve wijze bebouwd. De zone is een onderdeel van een lange zone die doorloopt tot in de oude stad. Aan de rand van de gemeente heeft deze zone het karakter van een landgoederenzone, waarin zich statige panden in een parkachtige omgeving bevinden. De kwaliteiten van deze zone staan niet ter discussie en conservering ervan wordt met dit plan beoogd.

 

Landgoederenzone

Het gehele zuidelijk deel van het plangebied, een strook van ongeveer 200 m¹ breed, wordt beheerst door extensieve bebouwing in een waardevol landschap, met name voor het deel oostelijk van de Reeshofweg: woningen, een melkrundveehouderij en een manege op grote percelen grond die met bomen zijn begroeid. Dit landschap dient in tact te blijven. Wel mag er ten westen van de Reeshofweg een dergelijk landschap met het ruimtelijk karakter van een landgoed gerealiseerd worden.

 

Alleen met een vrijstelling mogen aan de westkant nieuwe functies gevestigd worden. Te denken valt aan de volgende (niet geluidgevoelig en geen milieuhinder gevend voor de geplande woningbouw in Koolhoven) functies:

  1. opleidingsinstituten, conferentieoorden, medische voorzieningen en hiermee vergelijkbare voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen voor zover men er niet verblijft (ziekenhuis, school) ;

  2. horecagelegenheid;

  3. recreatieve voorzieningen.

Belangrijke voorwaarde is dat het perceel minstens 2 ha groot moet zijn (200 m¹ diep en 100 m¹ breed) en dat het perceel tenminste 50% is bebost (bestaand bos wordt gehandhaafd) dan wel wordt bebost. De voorwaarden zijn erop geënt dat er een gebied ontstaat met de uitstraling van een landgoed. Een voorwaarde is verder dat het oppervlak aan toegelaten bebouwing de 5% niet te boven gaat en dat de afstand van de bebouwing tot de bebouwing op het naastgelegen perceel tenminste 75 m¹ is. Dit alles is gedaan om te voorkomen dat het extensieve karakter verloren gaat en dat zoveel mogelijk kansen voor natuurontwikkeling bestaan. Voor het verlenen van vrijstelling moet een inrichtingsplan zijn opgesteld waarin met alle voorwaarden rekening is gehouden. Ook in deze bestemming is voorzien in een aanlegvergunningstelsel."

 

Deze visie die de grondslag was voor het bestemmingsplan DE Wijk is nog steeds geldend. Daarom is in dit bestemmingsplan aan het betreffende perceel de bestemming "Natuur - Landgoed" toegekend met de hiervoor bedoelde afwijkingsmogelijkheid.

3.3 Gemeente

 

3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe e dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

 

De drie stadsregionale parken zijn:

 

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

 

De twee ecologische verbindingszones:

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

 

3.3.2.1 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP)

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het vervolg van de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Daarin geeft Tilburg haar beleidsmatige invulling aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in het vGRP.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

 

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

 

4.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

Historische geografie.

 

Archeologie.

 

Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen.

 

Conclusie.

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.

 

Voor wat betreft de archeologie is er op de planlocatie vanwege de lage archeologische verwachting geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

4.4 Volkshuisvesting

Onderbouwing provinciale afspraken

Provincie en regio Midden Brabant (Hart-van-Brabant) maken jaarlijks in het Regionaal Ruimtelijk Overleg/RRO afspraken over het woningbouwprogramma. Afgesproken is dat Tilburg in de planperiode tot en met 2023 in ruim 9.600 woningen dient toe te voegen aan de woningvoorraad om te voorzien in de gemeentelijke woningbehoefte. Van dit aantal worden 730 woningen gerealiseerd in drie omliggende gemeenten teneinde tot 2020 in hun programmadoelen te kunnen voorzien.

De woningbouwopgave die Tilburg in deze context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd.

De gemeente Tilburg wil met de planontwikkeling Koolhoven Buiten Oost voorzien in de bouw van ongeveer 360 woningen. Het plan voorziet in de lokale woningbehoefte, met name die in een groen stedelijk woonmilieu.

 

Woonvisie en Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek/KWBO

Woonvisie

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse Woonvisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie Tilburg 2015 wordt, in navolging van de vorige, versterkt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk beleidsthema, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.

Centraal in de Woonvisie staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd en aantrekkelijk woningaanbod, opdat zo veel mogelijk inwoners een passende woongelegenheid kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, identiteit/beleving–keuzevrijheid, zelfredzaamheid & zorg, duurzaamheid én betaalbaarheid); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving c.q. het woonmilieu.

Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, in de basis onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk), waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken, c.q. "woonwerelden" van bewoners.

 

De gemeente Tilburg voert periodiek woningbehoefteonderzoek uit. Enerzijds betreft dit het Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO, vierjaarlijks uitgevoerd, het meest recente in 2012. Aanvullend is in 2013 ook onderzoek verricht naar de drijfveren van mensen in hun woon(keuze)gedrag door middel van het SmartAgent leefstijlonderzoek.

Deze tweeledige onderzoekbenadering van Tilburg heeft model gestaan voor het eerste regionale woningbehoefteonderzoek. Begin 2014 is het eerste Regio-WBO Hart-van-Brabant, een synthese van het Tilburgse KWBO en het SmartAgent leefstijlonderzoek, uitgevoerd door SmartAgent.

Met betrekking tot Tilburg zijn de data van de reeds plaatsgevonden lokale onderzoeken, resp. uit 2012 en 2013, nader bewerkt en getoetst om tot vergelijkbaarheid en (actuele) integratie in de Regio-WBO-rapportage te komen.

Regionale afstemming en samenwerking rond Wonen pleiten voor een blijvend, periodiek te houden regionaal woningbehoefteonderzoek. Dit is bij de besluitvorming tot uitvoering van het Regio-WBO 2014 ook als zodanig vastgelegd. Derhalve zal tweede helft 2017 een volgend, i.c. tweede, Regio-WBO plaatvinden.

Uit het periodiek Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek (KWBO Tilburg 2012) blijkt dat de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in circa 40% van de gevallen uitgaat naar wonen in een groenstedelijk woonmilieu. Koolhoven Buiten is op de korte termijn dé locatie waar in dit woonmilieu kan worden voorzien.

Voldoende differentiatie aan woonmilieus is nodig om aan de vraag(variatie) van de woonconsument tegemoet te kunnen komen.

 

Het voorgenomen programma voor Koolhoven Buiten is conform het voor deze locatie opgestelde woonprofiel: een eigentijdse woningtypologie, vrijwel volledig grondgebonden woningen mét buitenruimte, in een mix van prijsklassen, voornamelijk koop, met accent op middeldure woningen, alsmede ruime mogelijkheden voor (vormen van) particulier opdrachtgeverschap.

 

Bij de herprogrammering van deze locatie is qua woningtypologieën meer specifiek op de hedendaagse vraag ingespeeld; kwaliteitsbevordering en vraaggerichtheid staan daarbij centraal.

 

Woonkwaliteiten

Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het percentage goedkope (huur)woningen, bevordering van consumentgericht bouwen w.o. de beschikbaarheid van kavels voor eigenbouw / (collectief) particulier opdrachtgeverschap, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).

 

a. Toetsingskader nieuwbouw-appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

In het plan is de mogelijkheid voor appartementen opgenomen met name vanuit de task force betaalbaar wonen. Het betreft een relatief beperkt aantal van 40 appartementen.

 

b. Goedkope (huur)woningen

Om omvang en spreiding, als ook de kwaliteit van de voorraad aan goedkope/betaalbare (huur)woningen optimaal te houden, wordt –met name bij grotere– gebiedsontwikkelingen aangestuurd op een per locatie te bepalen productie-aandeel goedkope woningen. In afstemming met locaties elders, is m.b.t. het plan Koolhoven de bouw van circa 15% goedkope (/sociale) huur overeengekomen, e.e.a. vastgelegd in de exploitatieplanovereenkomst.

 

c. Consumentgericht bouwen – eigenbouw / (C)PO

Getuige de Woonvisie staat de woonconsument centraal in het woonbeleid. Consumentgericht bouwen, in z'n ultieme vorm het ruimte geven aan eigenbouw / (C)PO, dient in dat verband zo veel mogelijk gefaciliteerd te worden, met name in de grondgebonden woningproductie.

In het plangebied Koolhoven zal zoveel mogelijk sprake zijn van consumentgericht bouwen; voor eigenbouw is daarentegen geen/weinig ruimte beschikbaar.

 

d. Levensloopbestendig bouwen (/ wonen met zorg)

De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.

Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.

In dit plan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw zo veel mogelijk invulling gegeven. Zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1. Voorts draagt de voorgenomen realisatie van detailhandels- en maatschappelijke functies ter plaatse, dit in samenhang met reeds aanwezige voorzieningen, bij aan het creëren van een woonservicezone.

 

e. Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.

Een folder is te vinden op www.tilburg.nl.

4.5 Groen en speelruimte

 

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

 

 [image]

Boomwaardezoneringskaart

 

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. Binnen het plangebied zijn geen "potentieel waardevolle boom" of monumentale bomen aanwezig.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

 

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

4.5.4 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

 

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  1. per hectare uitgegeven gebied wordt 300m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte;

  2. de huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

 

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

 

In het plangebied komen voldoende speelgelegenheden voor alle leeftijdsgroepen.

4.6 Verkeer en parkeren

 

4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen

  1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen;

  2. alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

 

Autoverkeer

  1. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde;

  2. voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.

 

Parkeren

  1. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.

 

 

 

 [image]

Categorisering wegen

 

Specifiek voor dit plan:

Ligging:

Het plan ligt in het westen van Tilburg in de Reeshof, buurt Koolhoven Buiten. Het wordt begrensd door de Bredaseweg, Reeshofweg, spoorweg en de Dongezone en wordt doorkruist door de Koolhovenlaan. Het plan ligt binnen de bebouwde kom.

 

Functies:

De Koolhovenlaan en Reeshofweg zijn gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een snelheidsregiem van 50 km/h en de Bredasweg is een gebiedsontsluiting buiten de bebouwde kom met een snelheidsregiem van 80 km/h. Al de overige straten in dit plangebied zijn erftoegangswegen, 30 km/h.

De Reeshofweg en Bredaseweg zijn onderdeel van busroutes, ook de Koolhovenlaan is onderdeel van een busroute.

De Bredaseweg is onderdeel van een secundaire fietsroute en de Reeshofweg en Koolhovenlaan zijn onderdeel van twee sternetfietsroutes.

 

Parkeren:

Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moeten voldoen aan de vastgestelde parkeernormen. Er is binnen het plangebied voldoende ruimte om het parkeren te faciliteren.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

 

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

 

5.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

Binnen het plan worden nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Voor de milieubelastende bedrijven in de omgeving geldt dat ze niet belemmerd worden door de komst van de nieuwe woningen. Dit komt omdat in een groot deel van het plangebied al woningen mogelijk waren. De toegevoegde woningen liggen niet op kortere afstand zodat omliggende bedrijven niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Er zijn dus geen belemmeringen.

 

5.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

 

Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

 

In bijlage Risico-inventarisatie en verantwoording zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoor. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in bijlage Bijlage 5 Verantwoordiing groepsrisico.

 

Beleidsvisie externe veiligheid

De spoorlijn Breda-Tilburg- Vught/ Tilburg-Boxtel, de A58 en de N260 zijn aangewezen als transportasgebieden waar binnen 200m geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan; grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het plangebied ligt op minder dan 200m van de N260. De veiligheidszone van 200m afkomstig van de N260 is op de plankaart opgenomen. Binnen deze veiligheidszone is in de planregels opgenomen dat er geen bijzonder kwetsbare objecten gebouwd mogen worden, en moet de verantwoordingsplicht worden ingevuld bij bouwactiviteiten die leiden tot een toename van het aantal personen.

 

Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 5 Verantwoordiing groepsrisico). De brandweer Midden -en West Brabant heeft advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

 

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

 

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.4.1 Wegverkeerlawaai

Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft de bouw van circa 325 woningen. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen d.d. 9 maart 2017 referentie 02204-17127-06. zie Bijlage 2 Akoestisch rapport. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Er zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting te reduceren. De resultaten staan in het akoestisch onderzoek. Bij afweging van de te nemen maatregelen bleek dat op negen woningen van cluster E de voorkeursgrenswaarde vanwege het toekomstige wegverkeer op de Koolhovenlaan wordt overschreden. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen heeft het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde-besluit genomen. Dit besluit is bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd. In het hogere waarde besluit is uitgegaan van de realisatie van geluidafschermende voorzieningen. Zie hiervoor paragraaf 2.1.2. uit het akoestisch onderzoek. Deze afschermende voorzieningen dienen voor de oplevering van de woningen gerealiseerd te worden.

5.4.2 Railverkeerlawaai

Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. Het betreft de bouw van circa 325 woningen. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen d.d. 9 maart 2017 referentie 02204-17127-06 (zie Bijlage 2 Akoestisch rapport).

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor 20 woningen van cluster A (alleen op de derde bouwlaag) en op de noordgevel van het appartementengebouw van in cluster C (enkel 8e bouwlaag) de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Er zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting te reduceren. De resultaten staan in het akoestisch onderzoek.

Voor deze geluidgevoelige bestemmingen heeft het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde-besluit genomen. Dit besluit is bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

In het hogere waarde besluit is uitgegaan van de realisatie van geluidafschermende voorzieningen. Zie hiervoor paragraaf 2.1.2. uit het akoestisch onderzoek. Deze afschermende voorzieningen dienen voor de oplevering van de woningen gerealiseerd te worden.

5.4.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.4.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen over het plangebied en zijn weergegeven op de verbeelding. Binnen de zones worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegestaan.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

 

Voor het bestemmingsplan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen d.d. 13 januari 2017 referentie 02204-17127-05. In het onderzoek is de planontwikkeling getoetst aan de meest kritische en maatgevende stoffen voor wat betreft luchtkwaliteit te weten stikstofdioxide (NO2), en fijn stof (PM10 en PM2,5) . Voor de andere stoffen genoemd in het besluit luchtkwaliteit zijn overschrijdingen van de normen redelijkerwijs niet te verwachtten.

 

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ;

 

De conclusie van het onderzoek is dat uit de berekeningen blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden uit bijlage II van de Wet milieubeheer voor de stoffen stikstofdioxide en fijn stof.
Deze stoffen zijn veruit het meest kritisch voor toetsing aan de Wet luchtkwaliteit. Er is sprake van "een goede ruimtelijke ordening ".

5.6 Geur

Industriële geur

In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

 

Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

 

In de omgeving zijn enkele veehouderijen actief. In het vigerend plan heeft de afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening plaatsgevonden voor woningbouw op deze plek. Ook voor het aspect agrarische geurhinder. In de omgeving is het aantal veehouderijen niet toegenomen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

 

Voor geheel Koolhoven heeft een verkennend en nader bodemonderzoek plaatsgevonden. Van beide onderzoek worden hieronder de conclusies weergegeven.

 

Conclusies

Op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennende bodemonderzoek kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat de kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie geen belemmering vormt voor de bouwplannen op de locatie. Om vast te stellen of er sprake is van een ernstige verontreiniging als genoemd in de Wet Bodembescherming zijn tijdens het nader onderzoek 21 aparte monsters geanalyseerd op arseen.

Op basis van de resultaten van het nader onderzoek kan geconcludeerd worden dat het volumecriterium niet wordt overschreden. Dit betekent dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet Bodembescherming. Saneringsmaatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

 

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

5.8 Natuur en ecologie

Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

 

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

 

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

(1) Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" (Dienst Regelingen, 2009). Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn.

(2) De algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

 

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Analyse plangebied

Voor de beoordeling van het plan aan natuurwetgeving en beleid is een natuurtoets uitgevoerd door Cobra Adviseurs. Dit rapport is toegevoegd als bijlage bij het bestemmingsplan, de belangrijkste bevindingen zijn hieronder weergegeven.

 

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op circa 6km afstand van het plangebied. Gezien deze afstand worden negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied redelijkerwijs uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Verordening ruimte 2014

Het plangebied grenst zowel aan de oostzijde als de westzijde aan het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur), zoals begrensd op de kaarten van de Verordening ruimte. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening ruimte zijn nader in beeld gebracht. Doordat de achtergrondgeluidniveau voor het Natuurnetwerk Brabant gebied door verkeerslawaai op omliggende infrastructuur boven de 38 dB ligt is er qua gluid geen nadelige invloed op het bosgebied te verwachten. M.b.t. licht is er geen negatief effect door het afschermen van de verlichtingsarmaturen zodat er geen strooilicht in het bosgebied komt.

Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. Dit deel van het plangebied wordt volledig natuurlijk ingericht met inachtneming van de bestaande natuurwaarden en past daarmee binnen de provinciale doelstellingen voor de Groenblauwe Mantel.

In het plangebied liggen wel natuurzones die in het vigerende bestemmingsplan een bos- en natuurbestemming hebben en die in het nieuwe bestemmingsplan zullen verdwijnen. Het betreft gebieden die als bos en natuur zijn bestemd vanwege een eerdere natuurcompensatieopgave. De te verwijderen bos- en natuurzones hebben een oppervlakte van circa 0,515 hectare. Deze oppervlakte zal worden gecompenseerd in de nabije omgeving, namelijk op een gemeentelijk agrarisch perceel naast het Bleukbos, direct ten zuiden van de Bredaseweg. Deze compensatie zal via een afzonderlijk wijzigingsplan worden vastgelegd. Voor deze locatie wordt een inrichtings- en beheerplan uitgewerkt. De boscompensatie is hiermee voldoende geborgd.

 

Soortenbescherming

Cobra Adviseurs heeft op 12 januari 2017 een quickscan natuur uitgevoerd bij het plangebied Koolhoven Buiten Oost in Tilburg. Op basis hiervan zijn effecten op beschermde soorten in beeld gebracht.

In het gebied zijn vogels aanwezig, waaronder buizerd, zwarte kraai, ekster, spechtensoorten, watervogels en verschillende soorten kleine zangvogels. Alle vogels zijn beschermd onder de Wet Natuurbescherming (Wnb).

Er worden vleermuizen in het gebied verwacht. Vleermuizen zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en staan daarom ook op de lijst van Europees beschermde diersoorten en zijn daarmee strikt beschermd.

 

De aangetroffen of te verwachten soorten konijn, vos, ree, egel, rosse woelmuis, veldmuis, bosmuis, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander zijn opgenomen in de lijst van nationaal beschermde soorten. De genoemde soorten zijn door de provincie vrijgesteld van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ontwikkelingen (wel geldt de zorgplicht). Ook worden wezel en hermelijn verwacht. Voor deze soorten geldt geen provinciale vrijstelling, wel geldt als overgangsregeling een tijdelijke vrijstelling tot 1 oktober 2017.

 

Er zijn mogelijk buizerdnesten aanwezig, maar of deze daadwerkelijk in gebruik zijn door buizerds moet nader worden onderzocht. Buizerdnesten zijn namelijk jaarrond beschermd. De nesten van de overige in het gebied aangetroffen of verwachte vogelsoorten zijn niet jaarrond beschermd, maar wel beschermd zolang het nest in gebruik is. De poelen in het gebied zijn mogelijk voortplantingsbiotopen voor gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. Daarnaast zijn in het gebied verblijfplaatsen van konijn, mol, veldmuis, bosmuis, egel en rosse woelmuis aanwezig.

 

Voor vogels waarvan de nesten niet jaarrond zijn beschermd zijn geen overtredingen van de verbodsbepalingen te verwachten mits met de voorgenomen werkzaamheden geen bewoonde nesten verloren gaan. Maar als uit onderzoek blijkt dat de mogelijke buizerdnesten daadwerkelijk gebruikt worden door de buizerd, dan wordt met de voorgenomen werkzaamheden artikel 3.1 lid 2 Wnb overtreden. Voor Europees beschermde soorten zijn ten aanzien van vleermuizen overtredingen van de verbodsbepalingen te verwachten indien vaste rust- en verblijfplaatsen (in dit geval bomen) verloren gaan. Dit moet nader worden onderzocht. Voor nationaal beschermde soorten is sprake van een overtreding van artikel 3.10 lid 1b Wnb. Voor deze soorten geldt in principe een vrijstelling, behalve voor hermelijn en wezel. Effecten op deze soorten worden nader in beeld gebracht. Zorgvuldig handelen blijft echter vereist.

 

De volgende vervolgstappen zijn nodig:

 

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) is van belang dat externe werking op naastgelegen natuurgebied nader in beeld gebracht wordt. Negatieve effecten worden op passende wijze gemitigeerd en/of gecompenseerd.

 

Boscompensatie zal worden gerealiseerd op een nabijgelegen perceel ten zuiden van de Bredaseweg, aansluitend aan het Bleukbos. Het gaat om 0,515 hectare. Dit zal worden verankerd via een wijzigingsplan en een nog op te stellen inrichtings- en beheerplan.

 

Wanneer een nestplaats van de buizerd en/of verblijfplaats van boombewonende vleermuizen verdwijnt, zal een ontheffing vanuit de Wet Natuurbescherming moeten worden aangevraagd bij de provincie. Deze zal worden verleend als er redelijkerwijs geen alternatieven zijn en indien aangetoond wordt dat de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft (al dan niet door het nemen van mitigerende of compenserende maatregelen).

 

Voor een aantal andere soorten geldt dat het bestemmingsplan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming kan worden uitgevoerd, mits specifieke voorwaarden in acht worden genomen.

 

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Het plangebied Koolhoven Buiten-Oost wordt ontwikkeld. Hiervoor is reeds eerder een waterparagraaf opgesteld (1 augustus 2011). Het plangebied wordt uitgebreid en de gebieden met bestemming groen zijn gewijzigd ten opzichte van de reeds eerder opgestelde waterparagraaf. Omdat het bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt ook de waterparagraaf voor dit gebied herzien.

 

Deze waterparagraaf heeft als uitgangspunt de waterparagraaf van 1 augustus 2011 en is aangepast naar bestaand beleid.

 

Bestaande situatie

 

Het plangebied Koolhoven Buiten-Oost is gelegen in het westen van Tilburg en maakt onderdeel uit van de Reeshof.

 

[image] 

Figuur 1: Locatie Koolhoven in Tilburg

 

In figuur 2 is het plangebied weergegeven. Het gebied wordt ten noorden begrensd door de spoorlijn Tilburg-Breda en ten zuiden door de Bredaseweg. Ten oosten van het plangebied is de bosrand met daarnaast de Reeshofweg de grens en ten westen is watergang de Donge de grens. Ten westen van de Donge ligt de wijk Koolhoven Buiten-west. Deze wijk is reeds ontwikkeld maar de ontwikkelingen zijn nauw met elkaar verbonden. In figuur 2 is het plangebied weergegeven. [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

figuur 2 Locatie ontwikkeling Koolhoven buiten-Oost

 

Bestaand watersysteem

 

Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap de Brabantse Delta.

 

De bruto oppervlakte is ongeveer 18 ha. Dit gebied heeft in de bestaande situatie een recreatief gebruik (golfbaan).

 

Het maaiveld ligt tussen de ca NAP +10,0 m in het zuiden bij de Bredaseweg tot ca NAP +8,0 à NAP +8,2 m in het noorden van het plangebied. Ter plaatse van de omgeving van de waterloop de Donge ligt het maaiveld nog iets lager.

 

De Donge, aan de westzijde van de locatie, heeft een EVZ-status en zal worden heringericht. De herinrichting valt buiten deze bestemmingsplanherziening.

 

Grondwater en bodemopbouw

Om de geohydrologisch situatie in beeld te brengen is een het Bodemkundig / hydrologisch onderzoek "Koolhoven", Arcadis, december 1996 uitgevoerd.

 

De bodem bestaat voor het overgrote deel uit zeer fijn, matig siltig zand. Het zand is plaatselijk zwak grindhoudend. Op sommige plaatsen worden wel storende lagen aangetroffen maar deze vormen geen aaneengesloten laag. Tijdens verkennend bodemonderzoek zijn geen verontreinigingen aangetroffen welke een belemmering zijn voor het beoogd gebruik, ontgronding en/of ontwikkeling. De doorlatendheid van de bodem is overwegend goed.

 

Uit het onderzoek is gebleken dat de grondwaterstand zich bevindt tussen NAP +6,80 m en NAP +7,90 m met een gemiddelde grondwaterstand van NAP +7,40 m. Bij de gemiddeld hoogste grondwaterstand is de ontwateringsdiepte overwegend groter dan 1,0 meter maar niet overal.

Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen wat in de omgeving vaker voorkomt. Deze verhoogde waarden zijn in het verleden veroorzaakt door de Brabantse industrieën.

 

Oppervlaktewater

Het plangebied watert momenteel af op de aanwezige waterloop de Donge. Deze watergang is onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De waterloop stroomt van zuid naar noord en valt onder het beheer van waterschap de Brabantse Delta. Er is een stuw aanwezig in de waterloop nabij de Bredaseweg welke het achterliggende waterpeil reguleert. De stuwpeilen voor de Donge en Zwaantjesloop zoals door het waterschap gehanteerd zijn; zomerpeil NAP +7,75 m en winterpeil NAP +7,55 m. In de zomer infiltreert het water in de Donge en in de winter werkt de Donge drainerend.

 

Met een duiker gaat de waterloop aan de noordzijde onder het spoor door en loopt dan verder in een natuurlijke zone richting het Wilhelminakanaal. Ter plaatse van de duiker onder het spoor voegt zich ook de Zwaantjesloop toe aan de Donge. De Zwaantjesloop is een watergang die evenwijdig aan de spoorbaan langs Koolhoven west en Koolhoven Buiten fase 1 is gelegen. Uiteindelijk loost De Donge het water op het Wilhelminakanaal met een debiet van maximaal 10 m3/s (vastgelegd in vigerend WATAK). Volgens metingen wordt dit maximale debiet (bijna) nooit gehaald.

 

In het plan is een brug geprojecteerd over de Donge. Bij het ontwerp in het waterhuishoudingplan dient er rekening gehouden te worden met de randvoorwaarden voor doorstroming, ecologie en beheer en onderhoud.

 

Afvalwater

In het plangebied is alleen riolering voor het huidige golfcentrum aanwezig. Het golfcentrum (gelegen in fase 2) komt straks te vervallen, de bestaande riolering die daar dan aanwezig is zal worden verwijderd.

 

Hemelwater

In de bestaande situatie wordt het hemelwater lokaal opgevangen op het onverharde oppervlak waar het infiltreert.

 

Tabel 1. Gebiedskenmerken

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Zandleij

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap Brabantse Delta

Bruto oppervlakte

18 ha

Terreinhoogte

NAP +8,0m - NAP +10,0m

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

NAP +7,90m

Ontwateringdiepte

Ca 0,9m

Bodem

Zwak lemig, matig fijn zand

Riolering

Gemengd stelsel

Oppervlaktewater

De Donge (streefpeil zomer NAP +7,75m winter NAP +7,55m)

Keur beschermde gebieden

Zie figuur 3

 

Het plangebied ligt binnen een Keur beschermd gebied. Hiervoor geldt een antiverdrogingsbeleid. Op die gebieden berust een antiverdrogingsbeleid, waardoor ontwikkelingen mogen plaatsvinden onder hydrologisch neutrale omstandigheden.

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 3: keur beschermde gebieden.

 

Beleidskader

 

Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Brabantse Delta (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

 

Duurzaam watersysteem

 

Grondwater en terrein (T) hoogte

De bouw- en wegpeilen in het plan zijn gerelateerd aan het natuurlijke hoogteverloop van het gebied. De T-hoogte ligt op ca NAP +9,00 m en de weghoogte zit gemiddeld 0,20 m lager dan de aangrenzende de T-hoogte.

 

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

 

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

Lokaal zullen de hoogten wellicht niet voldoen aan de gestelde eisen omdat het maaiveld lokaal wat lager ligt. In deze situaties dient het maaiveld lokaal te worden opgehoogd om voldoende ontwatering te realiseren.

 

Regenwater

Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.

 

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. De ontwikkeling betekent voor het plangebied dat het regenwater versneld tot afstroming komt. Om het plan hydrologisch neutraal te ontwikkelen is compensatie nodig. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren) in zijn weg tussen de afvoerende oppervlakken en de infra voor inzamelen (bergen) zoals de riolering, de blauwe aders, wadi's, enz.

 

Mogelijkheden hiervoor zijn:

Alle beetjes helpen; andere / innoverende ideeën zijn mogelijk.

 

Via een gescheiden stelsel voert het overtollig hemelwater af naar de waterbergingen die tussen en rondom de bebouwingsclusters zijn gesitueerd. Deze waterbergingen functioneren tevens als infiltratievoorziening. Er komt geen directe verbinding met de Donge. Al het hemelwater infiltreert in de waterberging. Er zal wel een nooduitlaat (stuw richting de Donge) gemaakt worden om in extreme situaties overlast zo veel mogelijk te voorkomen en overbelasting van het regionale afwateringsysteem zo veel mogelijk te beperken.

Het hemelwaterriool kan worden uitgevoerd als een infiltratieriool. Hierdoor kan de relatief goede doorlaatbaarheid van de bodem worden benut om regenwater te infiltreren.

Het hemelwater afkomstig van de(mogelijke) bebouwing In het zuidelijk gedeelte (het gedeelte bestemd als Natuur en Landgoed (N-LG)) wordt lokaal in dit deel van het plangebied geïnfiltreerd.

 

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is significant: de toename van afvoerende oppervlakte is meer dan 2.000 m². Daarom is een bergingseis vastgesteld voor deze ontwikkeling. Deze opgave is bepaald conform het verbreed rioleringsplan 2016-2019: het aandeel van de bestaande afvoerende oppervlakten wordt bepaald op basis van de prestaties van het bestaande watersysteem. Voor het bepalen van de waterberging gaat de norm uit van 60 mm. De bergingsopgave van het plangebied is op basis van de beschikbare gegevens 4.944 m³. In tabel 2 wordt deze bergingsopgave weergegeven. Bij de uitwerking van het plan is maatwerk mogelijk, waardoor onderbouwd afgeweken kan worden van deze norm. De bergingsopgave dient bijgesteld te worden als wijzigingen in het ontwerp van het plan leiden tot afwijkende afvoerende oppervlakken.

 

Het plangebied is bij de referentiesituatie niet verhard. De afvoerende oppervlakte neemt toe ten opzichte van de bestaande situatie met 82.400 m².

 

Tabel 2. Afvoerende verhard oppervlak in de plansituatie

Oppervlakten

 

Afvoerende

oppervlakte [m²]

Berging (60 mm)

[m3]

Dak

24.700

1.482

Verharding particulier

20.800

1.248

Openbare ruimte

36.900

2.214

Totaal

82.400

4.944

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De waterberging die geprojecteerd is in de groenstroken tussen de woningen (weergegeven in figuur 4) biedt voldoende ruimte om de bergingsopgave te realiseren.

 

Het bodemoppervlak van de waterberging bedraagt ca 6.760 m2. De bodems van de waterbergingen hebben een peil dat varieert van 8,0 m+NAP in het zuiden tot 7,5 m+NAP in het noorden van het plangebied. Hierdoor is er voldoende ruimte voor het bergen van 60 mm neerslag. Indien er meer neerslag valt kan het surplus overstorten naar de Donge. De ontwerpgegevens zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

 

Tabel 3. Ontwerpgegevens

 

Zuidelijk deel plangebied

Noordelijk deel plangebied

Bodemoppervlak

4.307 m2

2.452 m2

GHG

8,0 m+NAP

7,5 m+NAP

Bodempeil

8,0 m+NAP

7,5 m+NAP

Overstorthoogte

8,66 m+NAP

8,35 m+NAP

Waterschijf in berging

0,66 m

0,85 m

Inhoud berging

2.856 m3

2.088 m3

 

 

Het water in de berging infiltreert in de bodem. Bij de dimensionering van de berging is geen rekening gehouden met infiltratie van water tijdens de bui.

 

 

Afvalwater

 

Het afvalwater van het deel Koolhoven Buiten Oost wordt onder vrijverval afgevoerd richting een nieuw gemaal binnen het plangebied. Hiervandaan wordt het water middels een persleiding onder de Donge verpompt. Via verschillende bemalingsgebieden komt het afvalwater uiteindelijk terecht in de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg waar het wordt gezuiverd. Uiteindelijk wordt al het vuilwater uit Koolhoven middels een gemaal in Koolhoven West verpompt naar een gemaal in de wijk Dalem.

 

 

Watertoets

 

De impact van dit plangebied op het watersysteem is significant. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het plan is in het kader van het vooroverleg in een zo vroeg mogelijk stadium voorgelegd aan de waterbeheerder, namelijk het waterschap Brabantse Delta. Deze waterbeheerder heeft per mail gereageerd op de waterparagraaf. De opmerkingen die gemaakt werden zijn doorgevoerd in deze waterparagraaf.

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

 

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

 

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

 

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels

Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.

 

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

 

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Soms is een bestemmingsartikel is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde (denk bijvoorbeeld aan graafwerkzaamheden). Dit geldt met name voor de bestemming Natuur - landgoed

 

Wijzigingsbevoegdheid

Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een parkeerregeling.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in dit artikel.

Algemene wijzigingsregels

Dit artikel bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid.

Overige regels

Burgemeester en wethouders zijn middels dit artikel bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. Het gebruik dat gemaakt werd op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmignsplan mag worden voortgezet. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

 

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

 

8.1 Uitvoerbaarheid

Op 21 juni 2004 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarbij is overeengekomen dat de Grondexploitatiemaatschappij Koolhoven de grondexploitatie van het gebied Koolhoven uitvoert.

 

Daarnaast is er een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten door gemeente en initiatiefnemer. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.

 

Voor de bestemmingsplanherziening zijn leges verschuldigd. De verschuldigde leges zijn inmiddels voldaan. Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

 

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

 

9.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties te weten aan de Provincie Noord-Brabant Directie ROH en Waterschap De Dommel.

 

Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van Burgemeester en wethouders wordt vermeld.

De Provincie heeft op 12 april 217 een reactie gegeven op het concept ontwerp bestemmingsplan.

De reactie luidt als volgt:

Het aan de zuidzijde van het plangebied toegevoegde perceel gelegen in de groenblauwe mantel met de aanduiding 'integratie stad en land' krijgt in onderhavig bestemmingsplan de bestemming 'Natuur- Landgoed' omdat deze bestemming aansluit op de (landgoederen)-zone ten westen van de Donge.

In het kader van onderhavig plan is voor dit perceel in artikel 4.3.2 een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen, om onder de daar in nader aangegeven voorwaarden congrescentra, opleidingsinstituten, medische voorzieningen en dag recreatieve voorzieningen te bouwen.

In artikel 9.1 lid 1 sub a van de Verordening is aangegeven dat een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'integratie stad-land' kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze geschiedt in samenhang en in evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling. In lid 2 zijn tevens aanvullende voorwaarden hiervoor opgenomen.

In de toelichting op artikel 9.1 lid 2 van de Verordening is aangegeven dat daarbij van belang is dat de gemeente in een integrale visie weergeeft hoe zij in deze gebieden de nieuwe stedelijke en landschapsontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar willen ontwikkelen.

In de Toelichting bij onderhavig bestemmingsplan wordt wel verwezen naar het aangrenzende bestemmingsplan Buitengebied landgoederenzone Bredaseweg, maar wordt een nadere beschrijving van dit gebied en de visie van de gemeente op dit gebied gemist.

Wij verzoeken de gemeente het plan op dit onderdeel nader toe te lichten en daarbij in te gaan op de integrale visie van dit gebied en nader te motiveren dat onderhavige bestemming 'Natuur- Landgoed' binnen de visie van dit gebied past.

 

In antwoord op deze vooroverlegreactie is een paragraaf toegevoegd aan hoofstuk 3. Hierin is de visie op dit gebied verwoord. Een visie die er al is sinds de opstelling van het bestemmingsplan DE Wijk in 1999 is en die nog steeds van kracht is.

 

9.2 Burgerparticipatie

De GEM Koolhoven heeft door middel van een bewonersbrief omwonenden geinformeerd over de aanpassingen die in het plan doorgevoerd worden.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 3 juli tot en met 14 augustus 2017. Tijdens deze periode zijn er 2 zienswijzen ingediend. Deze worden in de bijlage zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober