Stappegoor 2013, 2e herziening (woningbouw)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2015020-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders
4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels
7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels
7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg
9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
Het Consortium Stappegoor ontwikkelt een nieuwe woonwijk in het gebied Stappegoor. Deze woonwijk heet Willemsbuiten. De bouw van de woningen wordt mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan Stappegoor 2013.
In een gedeelte van het plangebied waren eerder voetbalvelden voorzien. Deze locatie is voor dit doel niet langer nodig. De helft van de locatie wordt daarom ingezet als (overloop)parkeerterrein. Op de andere helft van de locatie kunnen, als afronding van het stedenbouwkundig plan, 30 woningen worden gebouwd.
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van de extra woningen mogelijk. De huidige bestemmingen Sport en Verkeer - Verblijf wordt gewijzigd in Woongebied en Verkeer-Verblijf.
1.2 Het plangebied
Het plangebied omvat een deel van het gebied Stappegoor gelegen ten westen van de bioscoop Euroscoop, ten zuiden van de Marathonboulevard en ten noorden van de A58. Het is nu een braakliggend terrein.
1.3 Voorgaande plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingplan Stappegoor 2013, vastgesteld 2 december 2013. In dit bestemmingsplan heeft de locatie gedeeltelijk de bestemming 'sport en verkeer-verblijf', waarbinnen woningbouw niet mogelijk is.
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
2.1 Ruimtelijke structuur
Dit bestemmingsplan maakt de afronding van Willems Buiten mogelijk. Deze wijk wordt grotendeels mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan Stappegoor 2013.
Het gebied Stappegoor ligt aan de zuidkant van het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg en ligt ingeklemd tussen de Ringbaan Zuid en de A58. De Ringbaan is een stedelijke ontsluitingsweg en de A58 een rijksweg. De zone tussen de wegen wordt gekenmerkt door een afwisseling van gebieden/wijken met iedere keer een heel eigen karakter en eigen functie. Zo ligt in het oosten een parkgebied gevolgd door het woongebied Groenewoud, het sport/onderwijsgebied Stappegoor, het bedrijventerrein het Laar en de woonwijk de Blaak. Het plangebied Stappegoor zal zich (passend in de opbouw van de zone) als een herkenbare wijk manifesteren aan haar zuid- en noordgrenzen. De oost en westzijde van het gebied worden begrensd door oude noord-zuidroutes die van de binnenstad naar de omliggende dorpen lopen. Dit zijn de Goirleseweg en de Tatraweg/Abcovenseweg.
De gemeente streeft er naar in dit deel van de zuidzone een multifunctioneel gebied te ontwikkelen. De gebiedsontwikkeling is uniek omdat sport, onderwijs, leisure en wonen gemengd worden. De bestaande onderwijs en sportfuncties worden uitgebreid/doorontwikkeld en aangevuld met leisure en wonen. Het doel van deze menging is meer ordening en duurzame leefbaarheid in het gebied te krijgen, het gebied sociaal veiliger te maken en in het gebied een meer stedelijker gebruik mogelijk te maken.
Door meer menging wordt het monofunctionele karakter van het gebied doorbroken waardoor het gebied meer gaat leven. Op verschillende momenten van de dag ontstaan hierdoor pieken in het gebruik, er ontstaan interessante (efficiënte) vormen van dubbelgebruik (bijvoorbeeld parkeren) en de beleving en de sociale veiligheid in het gebied wordt verbeterd.
Om deze menging op een goede wijze tot stand te brengen zijn een aantal zaken van belang:
heldere ordening in het gebied
wonen aanhaken op een bestaande woonidentiteit
benutten van gebiedskwaliteiten, zowel functioneel als ruimtelijk
rekening houden met onderlinge hinder
Het totale gebied is op te splitsen in een westelijk en oostelijk deel met de Stappegoorweg en de Professor Goossenslaan als centrale ontsluitingsas. Dit is een ruim opgezette as met daaraan de fietspaden, bushaltes en de inritten naar de verschillende parkeerterreinen.
Deze as zal op een langere termijn ontwikkeld worden niet zo zeer door een nieuw profiel maar door het transformeren van de wanden. Deze dienen qua maat en schaal aan te sluiten bij het karakter van de weg en de maat van het profiel. Dat wil zeggen: Grootschalige gebouwen van verschillende hoogte gesitueerd in de rooilijn.
Stappegoor-West
Het wonen in het gebied ontleent zijn karakter deels aan de sport sfeer in het gebied en deels aan het karakter van de Goirleseweg. De sport sfeer ontstaat door de aanwezigheid van sport en relaties in de openbare ruimte. Het karakter van de Goirleseweg komt in architectuur en in de overgang privé - openbaar tot uiting.
Benutten van gebiedskwaliteiten
Gebiedskwaliteiten zijn de aanwezige sportvoorzieningen zoals de topsporthal, Willem II stadion, de atletiekbaan, het zwembad en de ijsbanen. Deze blijven gehandhaafd en zijn de functionele dragers voor het gebied die worden aangevuld met buitensportvelden.
Ruimtelijke elementen zijn met name de verschillende boomstructuren/houtsingels, de hoogteverschillen/terrassen in het gebied en de beek.
Omdat hier sport en wonen wordt gemengd, is de mogelijke hinder die kan ontstaan tussen deze functies in kaart gebracht en in ruimtelijke zin is hiermee rekening gehouden. Aandachtspunten zijn licht- en geluidhinder en eventuele parkeerhinder van bezoekers van de sportclubs die gaan parkeren in het woongebied (zie hoofdstuk 5 Milieuaspecten).
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
3.1 Inleiding
In di hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk en provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt
Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
Deze stappen zijn:
Met dit bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Hierna worden de bovenstaande stappen doorlopen voor dit bestemmingplan.
Trede 1: Is er een regionale behoefte?
De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.
De regionale behoefte is afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg waaraan ook de provincie deelneemt. Hierbij is de afspraak gemaakt dat de gemeente Tilburg tot 2020 mag voorzien in een uitbreiding van 9100 woningen (kwantitatieve behoefte).
In paragraaf 4.4 Volkshuisvesting is weergegeven hoe omgegaan wordt met de regionale woonbehoefte.
Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
Stappegoor behoort tot bestaand stedelijk gebied. De woningbehoefte wordt derhalve opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied en leidt tegelijkertijd tot kwaliteitsverbetering van de omgeving. Trede 3 is daarom niet meer van toepassing.
Conclusie
Er is sprake van een regionale behoefte, welke wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.
3.4 Gemeente
3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
de Brabantstrategie
de Regiostrategie
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
Binnenstad van de 21e eeuw
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
Stadsregionaal park Stadsbos013
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
Bedrijvenpark Zuid
Zorgcluster Leijpark
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
4.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.
4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
Nota ´Grond voor het verleden´
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.
4.3.1 Historische geografie
Het plangebied bevindt zich op het meest zuidelijke deel van de hoge gronden van de bebouwde kom van het huidige Tilburg, waarop de verschillende oude nederzettingen van Tilburg lagen. De zuidgrens werd gevormd door het beekdal van De Katsbogte, een waterloop die ontsprong bij de huidige samenkomst van de Rielseweg en de Oude Rielseweg waar zich vroeger een uitgestrekt drassig gebied bevond. Van de bron stroomde de beek door een vrij breed beekdal nagenoeg pal naar het oosten om ten zuiden van Broekhoven uit te monden in de Leij. Het plangebied werd nog door twee andere waterlopen doorsneden. In de omgeving van de huidige Stadssporthal ontsprong de Groenewoudse Loop die, deels evenwijdig aan De Katsbogte, in zuidoostelijke richting stroomde. Ter hoogte van het gehucht De Keel ontsprong een kleine waterloop die ten zuiden van Oerle uitmondde in de Oerlese Waterloop. In het beekdal van De Katsbogte lagen grote aantallen beemden (hooi- en graslanden), weidegronden en 'moerassen', van elkaar gescheiden door een groot aantal sloten.
Het grootste deel van het plangebied behoorde echter tot de hooggelegen akkergronden van Het Laar (De Laersche Ackeren of Het Schijfke), die de westelijke uitloper vormde van het grootste, centrale akkercomplex van Tilburg (De Schijf). Er zijn aanwijzingen dat in dit gebied al in de twaalfde eeuw, en waarschijnlijk nog eerder, ontginningen plaatsvonden.
Op de overgang van de hoge gronden naar het beekdal van De Katsbogte bevond zich een langgerekte, deels onbenaamde weg (Heining Straatje), vanwaar een groot aantal wegen en paden naar het noorden liep. Dit waren de Goirlsche Baan, het Goirlschen Pad en de weg langs de oostgrens van het plangebied, die vanuit Oerle via De Keel naar Goirle liep. De eerste weg kruiste in het uiterste zuidwesten De Katsbogte via een van de belangrijkste oversteekplaatsen, de zogenaamde Koningsvoort of Coninxvoort. Meer naar het oosten lag in het verlengde van de Goirlschen Pad een andere oversteek, die bekend stond als Den Dam of Die Stappegoer.
Tot ver in de twintigste eeuw bleef het plangebied overwegend een agrarisch gebied met slechts beperkte bebouwing. In het uiterste oosten lag het gehucht De Keel en op de overgang van de akkers naar het beekdal van De Katsbogte lagen enkele verspreide boerderijen. Langs de westgrens van het gebied werd in 1852 de Goirleseweg aangelegd, waarlangs in de loop van de twintigste eeuw steeds meer huizen van gegoede Tilburgers werden opgetrokken. In 1947 is langs de noordgrens van het plangebied de Ringbaan Zuid aangelegd als onderdeel van de Rijksweg 63 naar Breda. Direct ten zuiden hiervan is in 1939 de Koning Willem II-kazerne verrezen. In het noordwestelijke deel van het plangebied is in 1919 het Tilburgse Sportpark in gebruik genomen, waarna in 1957 op dit terrein een nieuw voetbalstadion is gebouwd. In 1992 werd dit stadion gesloopt en werd een nieuw stadion dat in 1995 werd geopend, gebouwd. In 1966 is ten zuiden van dit stadion de Stadssporthal geopend en zijn verschillende sportvelden aangelegd. Ten oosten van de kazerne is aan de Stappegoorweg een overdekt ijssportcentrum en het recreatiebad Stappegoor gebouwd. Tenslotte is in de jaren tachtig van de twintigste eeuw het oostelijke deel van het plangebied opgevuld met de bebouwing van verschillende onderwijsinstellingen. Direct ten westen van deze gebouwen ligt het laatste stukje akkerland dat tot 2006 nog als zodanig in gebruik was.
4.3.2 Archeologie
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK
IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.
ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
Voor het grootste deel van het plangebied (waar in deze paragraaf gesproken wordt over het plangebied betreft dit het ontwikkeldeel) geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf de steentijd. Het plangebied is sinds de late Middeleeuwen tot het einde van de 20ste eeuw ongewijzigd als akkerland in gebruik geweest. Vanaf de volle Middeleeuwen is binnen het plangebied als gevolg van herhaaldelijke bemesting met plaggen opgehoogd en is een zogenaamd plaggendek ontstaan. Het plaggendek heeft ervoor gezorgd dat oudere resten zijn afgedekt en goed bewaard zijn gebleven.
Binnen het plangebied hebben op enkele locaties nieuwbouw en ontgrondingen plaats gevonden, waarbij eventueel aanwezige archeologische resten waarschijnlijk grotendeels zijn verstoord. Voor deze locaties wordt geadviseerd om geen archeologisch onderzoek uit te voeren.
Voor het plangebied is achtereenvolgens booronderzoek, proefsleuvenonderzoek en definitief onderzoek uitgevoerd: BAAC, M. Kooij, Tilburg, Stappegoor, Bewoning vanaf de bronstijd tot en met de nieuwe tijd langs de Katsbogte. BAAC-rapport F-10-0059.
Hiervoor geldt dat de AMZ-cyclus is afgerond en geen verder archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
4.3.3 Cultuurhistorie
In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode.
De volgende waardevolle en/of kenmerkende objecten bevinden zich in de nabijheid van het plangebied: MIP-panden: Goirleseweg 38, 60, 62, 64, 66, 72, 74, 78, 80, 82, 108, 110, 112, 112A en 114; Stappegoorweg 221, ·Ringbaan Zuid 500. Architectuur en stedenbouw 1940-1970: Ringbaan Zuid 448-466 en 480-498; Tatraweg 3, Goirleseweg 44 (stadssporthal, gesloopt in 2014).
Naast het oude wegenpatroon bevinden zich ook nieuwere lijnen en elementen (tot circa 1950) in het plangebied die historisch-geografisch waardevol zijn: de Ringbaan Zuid; Stappegoorweg-Professor Goossenslaan (het oude Goirlschen Pad); de Tatraweg (voorheen Nieuwe Goirleseweg); de Goirleseweg.
Uit de periode 1940-1970 zijn de volgende kenmerken van bovengemiddelde waarde in het plangebied Stappegoor bewaard gebleven: de Ringbaan Zuid; als stedelijke hoofdroute.
Delen van het plangebied hebben een bijzondere stedenbouwkundige waarde. Het gaat daarbij om: het bebouwingslint Goirleseweg met villabouw in parkachtige tuinen.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 en aanvullingen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uit 2012 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
4.3.4 Advies
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
Voor wat betreft archeologie is in het plangebied de gehele AMZ-cyclus reeds doorlopen en zijn er geen verdere onderzoeken noodzakelijk.
4.4 Volkshuisvesting
Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie en in de subregio Tilburg gemaakte kwantitatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van deze locatie (afronding woonwijk Stappegoor) wordt hieraan mede invulling gegeven.
De bouw van de koopwoningen past in het gemeentelijk beleid om meer differentiatie in dit deel van Tilburg te brengen. In het bestemmingsplan 'Stappegoor 2013" is ingegaan op de Woonvisie en het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek'. Deze conclusie geldt ook voor deze afronding van de woonwijk.
4.5 Groen en speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
4.5.2 Nota Ruimte voor Buitenspelen
Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.
Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:
per hectare uitgegeven gebied wordt 300m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte;
de huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.
Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).
Conclusie
De woongebieden binnen het bestemmingsplan dienen aangemerkt te worden als nieuwbouw. Op grond van deze nota dient 3% van de uit te geven gronden aangewezen te worden als formele speelruimte. Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan zal rekening gehouden worden met de norm. In de regels van dit bestemmingsplan m.b.t. de bestemming Woongebied is de norm opgenomen met een afwijkingsmogelijkheid indien de formele speelruimte elders binnen het plangebied binnen de actieradius van de doelgroep gevonden kan worden.
4.6 Verkeer en parkeren
4.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen;
alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.
Autoverkeer
Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde;
voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.
Parkeren
Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.
Goederenvervoer
Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.
Mobiliteitsmanagement
Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.
Categorisering wegen
4.6.2 Verkeer en parkeren in het plangebied
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in Tilburg Zuid, aan de oostzijde van Willemsbuiten in Stappegoor. Aan de Stappegoorweg, de Professor Goossenslaan en de Tatraweg liggen sternetfietsroutes. Aan de oostzijde van het plangebied sluit het gebied aan op het fietspad langs de Professor Goossenslaan. In het gebied komen geen aparte fietsvoorzieningen. Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op het Olympiaplein.
Omliggende wegenstructuur:
Het plangebied is aan de oost, noord en westzijde omringd door de Stappegoorweg en de Professor Goossenslaan, beide gebiedsontsluitingswegen met een maximaal toegestane rijsnelheid van 50km/h. Aan de zuidzijde ligt de A58.
De straten direct om het plangebied en in het plangebied zijn erftoegangswegen met een maximum toegestane rijsnelheid van 30km/h.
Ontsluiting:
De ontsluiting vindt plaats via de omliggende wegenstructuur. De woningen genereren samen een verkeersaanbod van ca. 250 motorvoertuigen per etmaal (vertrekken en aankomsten samen).
In de spits komt dat neer op ca. 20 voertuigbewegingen. Dit verkeer kan goed door de omliggende infrastructuur worden verwerkt zonder aanvullende maatregelen. Uitgangspunt hierbij is dat de verkeersmaatregelen zoals beschreven in de verkeersparagraaf van het bestemmingsplan Stappegoor 2013 zijn uitgevoerd. Het betreft het ombouwen van de rotonde naar een geregelde kruising en het verlengen van de linksafstrook op de Ringbaan Zuid richting Stappegoorweg.
Openbaar vervoer:
Het gebied is goed met openbaar vervoer bereikbaar.
De bushaltes liggen aan de noordzijde van het campusterrein, langs de Stappegoorweg, op een afstand van ca. 200 meter van het plangebied.
Parkeren:
De ontwikkelingen moeten voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg. Het betreft een gebiedsontwikkeling waarbij het parkeren in het plangebied opgelost moet worden op de nieuw te realiseren openbare weg en op eigen terrein.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 Milieuhinder bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
In het plangebied worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Voor de woonvlek op de verbeelding is rekening gehouden met de richtafstanden van de milieubelastende functies in omliggende bestemmingen. Daarbij is uitgegaan van een gemengde omgeving conform de motivering uit het moederplan (Stappegoor 2013). Daarin is gemotiveerd dat er geen sprake is van een rustige woonwijk zodat de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind mogen worden conform de VNG-brochure. Aan deze richtafstanden wordt voldaan. Hiermee is er voor de nieuwe woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.3 Externe veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.3.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In bijlage 1 Risico inventarisatie externe veilgheid "Stappegoor 2e herziening (uitbreiding 30 woningen)" zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de A58 en het spoortraject Breda - Tilburg - Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in bijlage 2 Verantwoording externe veiligheid.
5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid
Het plangebied ligt in een gebiedstype dat in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Tilburg is getypeerd als 'transportasgebied'. De ruimte langs de spoorlijnen (Breda/Boxtel en Tilburg/Vught), de A58, de A65, de Burgemeester Letschertweg, de Burgemeester Bechtweg en de buisleidingen aangewezen als transportasgebieden waar het volgende planologisch kader geldt voor externe veiligheid:
Kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk.
Combinatie met gemengd of intensief gebied is mogelijk.
Niet geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten
Beheersbaarheid spoor en gemeentelijke wegen op orde
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
5.3.4 Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A58 en het spoortraject Breda - Tilburg - Vught. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie bijlage 1 Risico inventarisatie externe veilgheid en verantwoording "Stappegoor 2013, 2e herziening (Woningbouw)". De brandweer Midden -en West Brabant heeft op 11 april 2017 advies uitgebracht (bijlage 3 Advies brandweer), de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
De ontwikkeling leidt niet tot een toename van het groepsrisico noch tot overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico.
Voor de reductie van verkeerslawaai vanaf de A58 is een 12 meter hoge geluidwal voorzien. Deze wal mitigeert ook aanzienlijk de mogelijke (brand-, explosie-) effecten van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen op de A58.
De brandweer voldoet aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het plangebied is in de toekomstige situatie zowel vanuit het oosten als het westen te bereiken.
Bewoners kunnen tijdig gealarmeerd worden via de WAS-palen of NL-alert.
Voor het bestrijden van een brand in het plangebied wordt de aanwezigheid van bluswater in het kader van de omgevingsvergunning getoetst aan het Bouwbesluit.
De bewoners worden verondersteld zelfredzaam te zijn.
De bewoners kunnen zich zelfstandig in veiligheid brengen.
Er zijn voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten.
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. In dit plangebied zal sprake zijn van nieuwbouw waar aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.4.1 Wegverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft ca. 30 woningen.
Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg- Huygen met kenmerk 01173-17613-06 (bijlage 4 Akoestisch onderzoek) en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Er zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting te reduceren. De resultaten staan in het akoestisch onderzoek.
Om de geluidbelasting in het plangebied tot aanvaardbare proporties terug brengen wordt langs de A58 een 12 meter hoge geluidswal gerealiseerd. In figuur 2.2 en tabel 2.1 van het akoestisch onderzoek is deze voorziening schematisch weergegeven. Daarnaast wordt een afschermende voorziening gerealiseerd aan de oostzijde van het plangebied. In figuur 2.4 is deze voorziening weergegeven.
Verdere maatregelen zoals het aanbrengen van nog stiller wegdek op de rijksweg A58 of het nog verdere ophogen van de te realiseren geluidswal langs de Rijksweg A58 zijn vanuit financieel oogpunt, stedenbouwkundig oogpunt en constructieve redenen niet mogelijk.
Voor het plangebied is door de gemeente een hogere waarde besluit wegverkeerslawaai genomen.
Dit hogere waarde besluit is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
In het akoestisch rapport is tevens een beschouwing gemaakt vanuit "een goede ruimtelijke ordening"
Hierbij is naast het wegverkeerslawaai tevens de geluidbelasting vanwege omliggende inrichtingen betrokken.
Uit de resultaten blijkt dat het woon en leefklimaat ter hoogte van de woonbestemming op 1,5 meter boven maaiveld een redelijk tot matig akoestisch klimaat aanwezig is, op een waarneemhoogte hoogte 4,5 meter boven maaiveld een redelijk akoestisch klimaat, en op een waarneemhoogte van 7,5 meter een redelijk tot matig woonklimaat. Aan de oostzijde van de 1e lijns bebouwing is het akoestisch klimaat tamelijk slecht tot slecht beoordeeld.
In figuur 5.1 van het akoestisch onderzoek is de cumulatieve geluidbelasting per waarneemhoogte weergegeven.
In het bestemmingsplan is de voorwaarde opgenomen dat elke woning die een cumulatieve geluidbelasting ondervindt van 55 dB of hoger over een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte moet beschikken. Met geluidluw wordt hier bedoeld dat de cumulatieve geluidbelasting op de gevel en in de buitenruimte maximaal 55dB bedraagt. Door deze eis wordt ondanks de relatief hoge geluidbelasting geborgd dat er bij de woningen sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
5.4.2 Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
5.4.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
5.4.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 30 woningen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
Vanuit een "goede ruimtelijke ordening" is tevens gekeken naar de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied mede gelet op de nabijheid van de Rijksweg A58. Hierbij is gebruik gemaakt uit de gegevens van de zogenaamde monitoringstool. In deze rekentool is de luchtkwaliteit berekend voor de huidige situatie (2015) en voor de toekomstjaren 2020 en 2030. De meest bepalende stoffen voor luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).
De meest bepalende bron voor luchtkwaliteit is de nabij gelegen Rijksweg A58. Uit de monitoringstool blijkt dat er direct langs de Rijksweg A58 wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. Hiermee kan worden aangenomen dat er in het plangebied voldaan wordt aan de geldende grenswaarden.
Conclusie is dat er vanuit "een goede ruimtelijke ordening" en de Wet milieubeheer ten aanzien van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan.
5.6 Geur
5.6.1 Industriële geur
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
5.6.2 Agrarische geur
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
Voor het onderliggende moederplan (Stappegoor 2013) is onderzoek gedaan naar de omilggende agrarische bedrijven. Er is toen nog gerekend vanaf een fictief agrarisch bouwblok. Later is in verband met de ontwikkeling van De fontys nader onderzoek gedaan naar de geurcontour van de veehouderij aan de Bakertand 1 waarbij uit is gegaan van de feitelijke situatie. Uit dit laatste onderzoek blijkt dat de geurcontour niet over het plangebied heen ligt. Daarnaast blijkt uit de onderzoeken dat er voor de
nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Onderzoek
Door Arcadis is een historisch bodemonderzoek verricht (zie bijlage 5: Historisch bodemonderzoek Stappegoor dd 19 juli 2012).
De conclusies en aanbevelingen zijn:
In 2005 zijn in het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek een aantal voorstellen gedaan om aanvullend de destijds in het vooronderzoek ontbrekende informatie uit te zoeken. Daarnaast was een actualisatie nodig voor de periode 2005-2012 voor het onderzochte gedeelte en is het plangebied uitgebreid met een nieuw gedeelte aan de Tatraweg, waar eveneens een vooronderzoek benodigd is, ter voorbereiding op een verkennend bodemonderzoek.
Uit het vooronderzoek kan geconcludeerd worden dat betreffende de nieuwbouwlocatie aan de Tatraweg:
Het grootste gedeelte van het terrein, dat in gebruik als sportpark is, onverdacht is en dan ook conform de bijbehorende strategie in de NEN 5740 onderzocht kan worden, met uitzondering van het terrein van de woonunits aan de Appenijnenweg 7 en 701- 709 en het perceel met het woonhuis Tatraweg 21, omdat voor beide terreinen de functie en het gebruik niet gewijzigd gaan worden.
Geadviseerd wordt om de demping zoals is aangegeven als locatie 156130 in InfoGIS (nummer 11 in tabel 7) als verdachte deellocatie mee te nemen tijdens het verkennend bodem- en asbestonderzoek.
Op het terrein van de gemeentewerf verschillende verdachte deellocaties aanwezig zijn (zoals opgenomen als deellocaties 2 t/m 8 in tabel 7) die dan ook als dusdanig onderzocht moeten worden, tijdens een verkennend bodemonderzoek. Daarnaast is het gehele terrein van de gemeentewerf verdacht op het voorkomen van asbest in de grond en wordt aanbevolen op het terrein een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 uit te voeren.
Uit het vooronderzoek kan geconcludeerd worden dat betreffende het in 2005 en 2006 reeds onderzochte (zuidelijk) gedeelte van het plangebied:
Het grootste gedeelte van het terrein in 2005 en 2006 voldoende is onderzocht en er geen aanleidingen zijn om te vermoeden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in de tussentijd aanzienlijk is veranderd.
De in tabel 8 genoemde ‘witte vlekken’, en de in tabel 9 (deellocatie 4, 5, 11 en 12) beschreven vermeldingen van dempingen (4 stuks) nog niet zijn onderzocht. Geadviseerd wordt om deze alsnog verkennend te onderzoeken.Eventueel aanwezige gronddepots kunnen dan eveneens worden onderzocht.
De in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken aangetoonde koper- en PAKverontreinigingen (deellocaties 15 t/m 17 in tabel 9) te actualiseren tijdens een vervolgonderzoek om te bepalen of de verontreiniging nog aanwezig is, en er risico’s aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden.
Daarnaast wordt aangegeven dat de Tatraweg, het grootste gedeelte van de Stappegoorweg en het gedeelte van de Goirleseweg dat ten noorden van de stadssporthal en hogeschool ligt, in het verleden verhard zijn geweest met zinkassen/sintels (en daarmee verdacht op verontreiniging met zware metalen).Indien er graafwerkzaamheden plaats vinden ter plaatse van de zinkassenwegen of de betreffende wegen worden verlegd, wordt geadviseerd deze in een vroeg stadium verkennend te onderzoeken en indien noodzakelijk te saneren.
Omdat het stoffenpakket voor verkennend bodemonderzoek in 2008 is aangepast (uitbreiding met PCB en verandering in zware metalen pakket) stellen wij voor om in de hierboven voorgestelde aanvullende onderzoeken tenminste éénmaal per onderzoek het volledige nieuwe stoffenpakket bij de analyses in te zetten, hiermee wordt een redelijke geografische spreiding over het plangebied verkregen.
Conclusie
Er dienen nog een aantal verkennende bodemonderzoeken plaats te vinden. Gelet op de beperkte houdbaarheid van deze onderzoeken dienen deze in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning uitgevoerd te worden. Voor het bestemmingsplan zijn deze niet noodzakelijk. De bodemkwaliteit is geen beletsel voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Er zijn financiele middelen gereserveerd voor mogelijke bodemsaneringen.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
5.8 Natuur en ecologie
5.8.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats
Overige inheemse broedvogels
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
5.8.2 Analyse plangebied
5.8.2.1 Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op 3,0 km van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
5.8.2.2 Natuurbescherming Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 200 meter ten zuiden van het plangebied (de Boschkens). Het plangebied wordt van dit bosgebied gescheiden door de zesbaans rijksweg A58. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze ligging redelijkerwijs uit te sluiten.
5.8.2.3 Soortenbescherming
Het plangebied ligt in het plangebied Stappegoor waar binnen in 2012 een natuurwaardenonderzoek is uitgevoerd. De betreffende locatie waarvoor het bestemmingsplan wordt geactualiseerd, was destijds een belangrijk foerageergebied van de gewone dwergvleermui en een broedgebied voor blauwborst en kleine karekiet. Daarnaast komen algemene soorten voor zoals bosmuis, huisspitsmuis, egel, konijn, bruine kikker, gewone pad, bastaardkikker en kleine watersalamander. Verblijfplaatsen van vleermuizen of andere streng beschermde diersoorten waren niet aanwezig.
Inmiddels is in het plangebied graafwerk verricht waardoor ondiepe plassen zijn ontstaan. Deze zijn op 24 maart 2017 door een ecoloog van Gemeente Tilburg gecontroleerd op aanwezigheid van amfibieën. Deze bleken niet aanwezig en worden ook niet verwacht in de plassen. In de aanwezige waterloop zijn geen amfibieën of vissen aangetroffen.
Wel zijn in het gebied begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen, in de vorm van riet- en struweelbegroeiingen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.
Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van algemeen vrijgestelde soorten. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
5.8.2.4 Conclusie
Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.
Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Duurzaam waterbeheer
Beleidskader
Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2014. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Brabantse Delta (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstand- koming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
6.1 Bestaand watersysteem
Het plangebied is onderdeel van het gebied ‘Stappegoor’. Om de wateraspecten te beschouwen moet geheel Stappegoor en het westelijke deel van Groenewoud in beschouwing genomen worden. De ligging is de terreinen met de huidige bestemming 'verkeer' en 'sport', die tussen Euroscoop en de bestaande Willemsbuiten liggen; het plangebied is niet zo ingericht.
Fig. 1: Stappegoor en westelijk deel van Groenewoud
Stappegoor en het westelijke deel van Groenewoud zijn gelegen in het stroomgebied van de Katsbogte en hebben gezamenlijk een bruto oppervlakte van 104,48 ha; het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ongeveer 4,4 ha (zie fig. 2).
Fig. 2: Locatie van het plangebied binnen Stappegoor
De terreinhoogte voor de bouwactiviteiten in de omgeving varieerde tussen 14,00m +NAP en 14,50m +NAP. De bodem en de grondwaterhuishouding zijn onderzocht in drie onderzoeken:
Het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006;
Meetreeksen van het gemeentelijke meetnet grondwaterstanden;
Het bodemkundig/hydrologisch onderzoek van 2005 (ARCADIS, 31 augustus 2005, kenmerk 110501/ZF5/3L3/201107/004), voor het deel ten westen van de Stappegoorweg.
Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodem voornamelijk is opgebouwd uit matig siltig, matig fijn zand. Verspreid over het plangebied komt bij een aantal plekken sterk tot uiterst sterk siltige, zeer fijne zandlagen voor en in het zuidelijke deel, nabij de Katsbogte (watergang NL20) is in een aantal plekken veenlagen aangetroffen op een diepte van ca 1,5m. onder het maaiveld en hebben een dikte van 0,3 tot 0,6m. Deze bodemlagen kunnen een storende werking hebben op de verticale grondwaterhuishouding. Lokaal kan de grondwaterstroom beïnvloed worden door de drainerende werking van de Katsbogte en de storende bodemlagen. Uit metingen blijkt de waterdoorlatendheid in het zuiden 0,8m/dag te bedragen.
Uit de interpolatie blijkt dat de maatgevende hoogste grondwaterstand varieert in Stappegoor van 12,10m +NAP in het zuidoostelijk deel tot 11,80m +NAP in het noordwesten. Ten opzichte van het huidige maaiveld is de ontwateringdiepte nagenoeg overal voldoende ontwatering aanwezig voor de nieuwe functies (minimaal 0,9m boven GHG), behalve in de zuidelijke. Mogelijk wordt dit effect lokaal versterkt door de geprojecteerde omlegging van de Katsbogte. Bij het vaststellen van de bouw- en wegpeilen dient hier rekening mee gehouden te worden.
In het plangebied is een aantal relevante oppervlaktewaterpartijen (zie fig. 3):
De (droge) bergingsvijvers 1 en 2 voor de afwatering van bestaande en nieuwe afvoerende oppervlakken in Stappegoor liggen ten westen van de Professor Gossenslaan en direct ten noorden van de A58. De vijvers hebben een oppervlakte van 1,35ha (gemeten op de insteek) en zijn deel van een tijdelijke situatie bij de ontwikkelingen van de afgelopen jaren; de Katsbogte is er ook bij betrokken.
In het zuiden stroomt de Katsbogte (watergang NL20) richting het oosten tot de Oude Leij in de richting van Oisterwijk. Het waterpeil varieert tussen 11,20m +NAP en 11,50m +NAP. Dit waterpeil is lager dan de gemeten grondwaterstanden in de omgeving. Op basis van deze gegevens kan gesteld worden dat de watergang een drainerend effect heeft op het grondwater in zijn directe omgeving. De bodemhoogte van de watergang ter plaatse van het plangebied is ongeveer 10,80m +NAP. De Katsbogte heeft een afwaterende functie voor de gebieden Goirleseweg en Het Laar (industrieterrein ten westen van de Goirleseweg).
De afgelopen jaren is de watergang tijdelijk verlegd in combinatie met de aanleg van de tijdelijke droge bergingsvijver direct ten noorden van de A58, waarop de zuidelijk gelegen ontwikkelingen van Stappegoor-cluster 4B (bioscoop inclusief parkeerplaats en schaatsbaan) aangesloten is.
Aan de noordelijke kant van de A58 ligt een watergang voor de afwatering van de weg. Het regenwater komt samen met de Katsbogte ter hoogte van de Professor Goossenslaan. De bodemhoogte varieert van west (ongeveer 11,80m +NAP) naar oost (ongeveer 11,10m +NAP).
Aan de zuidelijke kant van de A58 ligt een watergang voor de afwatering van de weg en de aangrenzende percelen. Deze watergang komt verder naar het oosten samen met de Katsbogte, als deze onder de A58 verder afstroomt. De bodemhoogte varieert van west (ongeveer 12,00m +NAP) naar oost (11,10m +NAP).
De (natte) bergingsvijver Groenewoud I van het gescheiden rioolstelsel ligt ten oosten van de Professor Goossenslaan en direct ten noorden van de A58. De vijver heeft een oppervlakte van 2,13ha (gemeten op de insteek) en is grondwaterafhankelijk. Een stuwput zorgt ervoor dat het waterpeil maximaal 11,38m +NAP is. Op dit peil is de oppervlakte van de vijver 1,55ha. Bij regenweer stroomt het regenwater af met een beperkte afvoer naar de Katsbogte via een afvoerleiding van kleine dimensies, waarvoor het waterpeil in de vijver stijgt.
Riolering
In / rond het plangebied ligt riolering voor de afwatering van omliggende gebieden tot het bergingsvijvers 1 en 2. Deze vijvers bergen het regenwater van de bestaande / recentelijk ontwikkelde gescheiden riolering in de omgeving van het Willem II-stadium, de atletiekbaan, de ijsbaan, Euroscoop en een deel van de gevangenis. Ook van een deel van de stroomgebied van het gebied dat afwatert via de regenwaterriolering van de Goirleseweg.
In het vigerende bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met de demping van de bestaande oppervlaktewateren en het realiseren van compensatie deels ten oosten van het plangebied, deels in de bestaande / te uit te breiden waterberging Groenewoud I. De afvoerende oppervlakten zijn gebaseerd op de bouw van woningen en de aanleg van sportvelden. In tabel 1 zijn de afvoerende oppervlakken weergegeven conform deze opzet.
Tabel 1. Afvoerende oppervlakten in de bestaande referentiesituatie
Oppervlakten * |
Niet-afvoerende oppervlakte (m²) |
Afvoerende oppervlakte (m²) |
Totaal (m²) |
Dak |
0 |
1.060 |
1.060 |
Tuin |
1.359 |
984 |
2.343 |
Openbare groen |
279 |
2.235 |
2.514 |
Verharding |
363 |
11.211 |
11.574 |
Sportvelden |
23.773 |
3.242 |
27.015 |
Totaal (m²) |
25.774 |
18.732 |
44.505 |
* Bron: verbeelding van het vigerend bestemmingsplan Stappegoor 2013 en waterhuishoudingplan
6.2 Nieuw watersysteem
Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
Afwegingen t.a.v. minimale ontwatering
Bij het plan gelden de volgende algemene uitgangspunten, bij verbouwing / herbouw en / of herontwikkeling van bestaande panden:
Voldoende ontwateringdiepte conform de vastgestelde maatstaven;
Rekening houden met de bestaande terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen;
De water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen is voldoende voor het gebruik van het bouwdeel;
Het toepassen van uitlogende materialen is uitgesloten;
Het vuil- en hemelwater worden inpandig gescheiden ingezameld en per woning aan de perceelgrens aangeboden voor aansluiting op de gemeentelijke riolering;
Rekening houden met de uitbreiding van de A58 en de aanleg van en afslag ter hoogte van de Abcovenseweg.
De minimale bouw- en wegpeilen zijn voornamelijk afhankelijk van twee factoren in Stappegoor:
Minimale ontwatering;
Minimaal hydraulisch verhang voor de afwatering.
In stedelijk gebied dient de ontwatering (afstand van de maatgevende grondwaterstand tot het maaiveld) zodanig te zijn dat gedurende bouwfase als in de woonfase geen overlast wordt ondervonden en dient te voldoen aan de volgende minima:
Primaire wegen: 0,8m
Secundaire wegen: 0,7m
Bebouwing : 0,7m
Bebouwing met water- en vochtdichte vloer: 0,5m
Groen: 0,5m
De maatgevende hoogste grondwaterstanden zijn onderzocht en gerapporteerd bij de volgende onderzoeken:
Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden van infiltratie van regenwater in het Stappegoorgebied, Heidemij advies, 28 november 1996;
Bodemkundig / hydrologisch onderzoek Stappegoor, Arcadis, 31 augustus 2005;
Meetreeks grondwaterstanden van de gemeente.
Verder is een verfijning van de grondwaterstanden nabij de bestaande waterberging Groenewoud I door het uitvoeren van een grondwatermonitoring in 2012. De resultaten worden betrokken bij het ontwerp in de plangebieden.
De maatgevende hoogste grondwaterstand varieert grofweg van 4,0m onder maaiveld in het noordwesten tot 0,7 à 1,0m nabij de Katsbogte. Lokaal is de ontwatering minder dan 0,7m. De slechtere ontwatering in het zuidelijk deel van het plangebied, nabij de Katsbogte wordt veroorzaakt door de lage ligging van het maaiveld. Daarnaast zijn in nabijgelegen boringen duidelijke veenlagen en sterk humeuze lagen aangetroffen die storend kunnen werken op de verticale grondwaterstroming.
Uit de analyse van de maatgevende ontwatering en ontwateringeisen blijkt dat de ontwatering in het grootste deel van het plangebied voldoende is voor woningen met kruipruimte en secundaire wegen. Uitzondering hierop is het zuidelijk deel van het plangebied, nabij de Katsbogte. De maatgevende ontwatering varieert hier van 0,25 tot 0,7m en voldoet dus niet aan de ontwateringeis van 0,7m. Om de hydrologische situatie in de uitwerkingsfase adequaat in beeld te hebben worden de grondwaterstanden aanvullend gemonitord.
In het grootste deel van het plangebied voldoet de bestaande ontwatering aan de gestelde eisen. De huidige maaiveldhoogte in deze delen wordt dan ook gehanteerd als minimaal bouw- en wegpeil. In het zuidelijke deel van het plangebied is de ontwatering ontoereikend. Hier wordt het terrein opgehoogd. Aan de hand van de aanvullende monitoring van de grondwaterstanden in het zuidelijk gedeelte van het plangebied en op basis van de toekomstige ligging van de Katsbogte, zal het minimale bouw- en wegpeil in het op te stellen waterhuishoudkundig plan worden berekend en vastgesteld. Aan de hand van de beschikbare gegevens wordt uitgegaan van een minimaal T-hoogte (terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens) van 13,30m +NAP, voor de zuidelijke kant van het plangebied en 12,80m +NAP, voor de noordelijke kant. Echter, om de hemelwaterafvoer mogelijk te maken naar de retentievijver Groenewoud I wordt het plangebied voldoende opgehoogd om vrij verval afvoer mogelijk te maken zonder hydraulische knelpunten. Dit houdt in een minimale T-hoogte van 13,40m +NAP om het plangebied zo veel mogelijk te beschermen van wateroverlast bij extreme neerslag.
Afwegingen t.a.v. vuil- en regenwater
Het vuil- en hemelwater wordt inpandig gescheiden ingezameld. Het vuilwater dient te worden aangeboden bij de perceelgrens voor verdere afvoer via de aan te leggen vuilwaterriolering. Deze riolering sluit aan op de riolering van de thans in opbouw Willemsbuiten. Daarbij wordt rekening gehouden met de benodigde capaciteit en terrein- en aanleghoogten in verband met de uitbreiding van de woonbestemming.
De afvoerende oppervlakken in de plansituatie zijn geschat op basis van de gehanteerde verdeling van eerdere fases van Willemsbuiten. Deze oppervlakken zijn weergegeven in tabel 2 en schematisch afgebeeld in figuur 4.
Fig. 4: Opzet oppervlakken conform vigerend bestemmingsplan en plansituatie
Oppervlakten |
Niet-afvoerende oppervlakte (m²) |
Afvoerende oppervlakte (m²) |
Totaal (m²) |
Dak |
0 |
4.105 |
4.105 |
Tuin |
8.930 |
2.175 |
11.105 |
Openbare groen |
7.275 |
0 |
7.275 |
Verharding |
0 |
22.025 |
22.025 |
Totaal (m²) |
16.205 |
28.305 |
44.510 |
Het regenwater dat op verharde oppervlakten valt dient zoveel mogelijk vastgehouden worden daar waar het valt door middel van verlagingen in de groene bermen, infiltrerende greppels en dergelijke. Het overtollige regenwater dient te worden verzameld door middel van een hemelwaterriool een naar een bergingsvoorziening afgevoerd te worden. Aangezien het regenwater relatief schoon is en de kans op onacceptabele verontreinigingen gering is, wordt dit met behulp van een conventioneel gescheiden rioolstelsel gedaan.
Het regenwaterafvoersysteem heeft voldoende capaciteit om een ontwerpbui met een herhalingstijd van 2 jaar (bui 08 van de Leidraad Riolering) af te voeren bij een minimale waakhoogte van 0,3m. De bergingsopgave is 60mm of onderbouwd met berekeningen wat nodig conform de Keur.
De parkeerplaats (12.000m²) wordt bestraat met doorlatende verharding, met zodanige berging onder de toplaag, dat deze oppervlakken niet tellen bij de berekeningen van de bergingsopgave. Hierdoor is de afwaterende oppervlakte in de plansituatie kleiner dan in de referentiesituatie (vigerend bestemmingsplan).
De bergingscapaciteit van de bestaande vijver Groenewoud I is nagenoeg volledig benut. Volgens eerder berekeningen zou het water in de vijver een hoger peil kunnen bereiken dan de laagste insteek, waardoor de oevers erosieschade zouden kunnen ondervinden. In het vigerende bestemmingsplan is een uitbreiding geprojecteerd, direct ten oosten van de bestaande vijver. Bij de uitwerking van het waterhuishoudingplan, dient de waterbalans opgesteld te worden en zo nodig deze gereserveerde bergingslocatie inrichten. Daarbij wordt rekening gehouden met de compensatie van de reeds geprojecteerde demping van de bestaande bergingsvoorziening langs de A58.
Waterbergingsvoorziening
De dimensionering van de benodigde retentie zal in het waterhuishoudkundig plan worden uitgewerkt. Daarbij is 12,26m +NAP het maximale toelaatbaar waterpeil geschat, op basis van een minimaal hydraulisch verhang van 1:1000. Daarboven is de kans op water op straat in de laag gelegen gebieden ontoelaatbaar. De uitbreiding van de retentiezone moet voldoen aan twee criteria: het moet voldoende groot zijn en het moet hydrologisch neutraal.
De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) varieert veel nabij de vijver tot het stuwpeil (11,34+). De bodem van de eventuele uitbreiding zou lager kunnen uitvallen dan de GHG, waardoor ongewenste verdroging optreedt en dan ook geen hydrologisch neutraal betreft. Verondersteld wordt dat het GHG rond 11,90m +NAP bedraagt. Aan de hand van de gaande grondwatermonitoring stelt de gemeente in de ontwerpfase de minimale bodemhoogte van de retentievoorziening.
Voor de realisatie van de bergingsopgave is in het vigerende bestemmingsplan een areaal beschikbaar gesteld van 4,36ha ten oosten van de bestaande vijver Groenewoud I, inclusief het parkeerterrein Fontys Hogeschool. Als de parkeervoorzieningen gehandhaafd worden, is de feitelijk beschikbare oppervlakte 2,2ha. Op basis van een schouwpad van 5 m langs de insteek van de taluds en bodemhoogte op 11,40m +NAP is de beschikbare bodemoppervlakte 1,65ha. Met een bodemhoogte op 11,90m +NAP is de bodemoppervlakte 1,75ha. Bij het vaststellen van het beschikbare retentieoppervlak is rekening gehouden met een ruimteclaim vanwege de mogelijke toekomstige verbreding van de rijksweg A58.
Uitgaande van een laag bodempeil is er ter plaatse van de bergingsuitbreiding van voldoende ruimte om de aanvullende retentie te bergen. Indien aanvullende ruimte noodzakelijk blijkt, zou de overcapaciteit in de Berglandvijver benut kunnen worden.
In alle scenario’s is voldoende capaciteit beschikbaar om een neerslaggebeurtenis T=100+10% op te kunnen vangen. In het waterhuishoudkundig plan wordt de dimensionering van de retentievijver nader uitgewerkt.
Katsbogte (NL20)
De Katsbogte wordt / is langs de zuidelijke kant van Willemsbuiten omgelegd. Eventuele aanpassingen in het kader van deze nieuwe plannen dienen in overleg met het waterschap De Dommel definitief te worden vastgesteld. Daarbij is het onder meer van belang, dat de huidige afvoercapaciteit en de onderhoudbaarheid van de watergang wordt gewaarborgd.
6.3 Watertoets
De waterbeheerder, waterschap De Dommel is betrokken bij de planvorming van dit plan en eerdere afwegingen voor het ontwikkelen van Stappegoor. Zo is het opgestelde bodemkundig hydrologisch onderzoek getoetst door en besproken met het waterschap. Daarnaast is in dezelfde rapportage een advies duurzaam stedelijk water opgesteld. Op basis van de normen van het waterschap is hiervoor onder andere de wateropgave bepaald. Ook bij de verdere uitwerking van dit plan zal het waterschap nauw betrokken worden.
Het waterschap De Dommel is betrokken bij de totstandkoming van de onderzoeken voor het bestemmingsplan en blijft betrokken bij de afwegingen voor het waterhuishoudingplan. Op basis van deze waterparagraaf heeft het waterschap in het kader van de watertoets gesteld dat de gereserveerde ruimte voor de uitbreiding van de bestaande vijver benut moet worden, indien er hoogwater in de bestaande vijver blijkt uit de berekeningen. Dit zal een belangrijke punt bij het toetsen van het waterhuishoudingplan en de behandeling van de watervergunning. De Dommel verstrekt een voorlopig wateradvies in de mail van xxxxx. Het definitieve positief wateradvies, dan wel zienswijze, wordt gegeven bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan. Het waterschap blijft betrokken bij de nadere uitwerking van het watersysteem.
Hoofdstuk 7 Opzet planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Groen.
De stook langs de snelweg is tot groen bestemd. In deze strook dient een geluidwal / scherm te worden opgericht om voor voldoende geluidsafscherming van het wegverkeerslawaai van de A58 op de geplande woningen te zorgen. Deze geluidwerende voorziening dient minimaal 12 meter hoog te zijn. De ligging van de geluidwal/scherm kan gewijzigd worden.
Verkeer-Verblijf.
Deze bestemming is toegekend aan de ontsluitingsweg en het parkeerterrein. Rond het woongebied is een strook van 5 meter opgenomen met de aanduiding Tuin waarbinnen wel tuinen met erfafscheidingen toegestaan zijn. Binnen deze bestemmming is de aanduiding 'parkeerterrein'opgenomen. Enkel ter plaatse van deze aanduding mag een parkeerterrein worden aangelegd. Daarnaast is een bouwvlak opgenomen teneinde een fietsenstalling mogelijk te maken.
Woongebied.
Omdat de verkaveling van deze gebieden nog niet bekend is, zijn geen bouwvlakken per woning ingetekend. In de regels is de maximale hoogte bepaald, het maximaal aantal toegelaten woningen en de minimale afstand tussen woningen.Verder zijn er regels opgenomen m.b.t. de noodzakelijk afscherming en het aanwezig zijn van een geluidluwe gevel / buitenruimte om hierdoor een acceptabel woon- en leefklimaat te garanderen. Er zijn bouwaanduidingen "specifieke bouwaanduiding eerste lijns bebouwing" opgenomen. Op grond van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek dienen op deze plaats gebouwen of geluidwerende voorzieningen aanwezig te zijn voordat de andere woningen opgeleverd kunnen worden.
7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van onder andere de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regelingvan de parkeernormen
Algemene gebruiksregels
In dit artikel staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld. Het betreft hier de luchtvaartverkeerszone. Als gevolg van de aanwezigheid van het vliegveld Gilze Rijen geldt er een maximale bouwhoogte. Dit heeft echter geen consequenties omdat de toegelaten maximale bouwhoogte binnen de diverse bestemmingen ruimschoots onder de maximaal toegelaten hoogte als gevolg van de aanduiding luchtvaartzone ligt.
Daarnaast ligt over een deel van het gebied de aanduiding veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen. Indien binnen deze zone kwestbare objecten worden gerealiseerd dient eerst aan de verantwoordingslicht als bedoeld in het Besluit externe veilidheid te worden voldaan. Voor de geplande woningen in de bestemming Woongebied is hier aan voldaan (zie paragraaf 5.3 externe veiligheid).
7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.
Voor de ontwikkeling van Stappegoor is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de concessiehouder op 16 mei 2006. Daarbij is overeengekomen dat de concessiehouder de grondexploitatie van dit deel van het plan uitvoert. In december 2012 is een aanvullende overeenkomst met het Consortium gesloten.
Daarnaast is er een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten door gemeente en initiatiefnemer. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan voor wat betreft het ontwikkeldeel, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Het plan is economisch uitvoerbaar. Gelet op het feit dat de toekomstige kosten voor het particuliere deel door de anterieure overeenkomst zijn gedekt en dat het tekort reeds opgenomen is in de berekeningen van de laatste Vastgoedmonitor, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg
9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan invullen naam op 4 december 2015 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Omdat het plan geen provinciale of rijksbelangen raakt is het concept-ontwerpbestemmingsplan niet voorgelegd voor vorooverleg.
9.3 Burgerparticipatie
Op 16 mei 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een nieuwsbrief verzonden aan omwonenden en omliggende bedrijven in het plangebied. Omdat de bouw van de woningen al tijdens de ontwikkeling van de hele woonwijk bekend was, is er voor gekozen enkel een nieuwsbrief te verspreiden. Naar aanleiding van deze nieuwsbrief zijn twee vragen gekomen over de situering van de geluidswal. Deze vragen zijn beantwoord (zie bijlage 6 Burgerparticipatie).Eventuele zienswijzen tegen het plan kunnen tijdens de procedure kenbaar worden gemaakt.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeensteming met het bepaalde in artikel 3.8 van de wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 10 juli tot en met maandag 21 augustus 2017. Tijdens deze periode is door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland een zienswijze op het plan ingediend. Zij merkt op dat het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het bestuurlijk vooroverleg niet aan haar is voorgelegd. In het bestemmingsplan wordt een geluidscherm mogelijk gemaakt. Rijkswaterstaat is van mening dat dit scherm ter advisering aan haar moet worden voorgelegd, zodat zij in staat wordt gesteld de weg- en verkeersbelangen van en op de A58 af te wegen in relatie tot het plan.
Reactie Gemeente:
De zienswijze is ongegrond. Voor het geluidscherm dat in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is op 19 oktober 2016 een omgevingsvergunning afgegeven. Daarbij is op 25 november 2016 door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland een Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr)-vergunning afgegeven voor de gehele geluidvoorziening voor de woonwijk Stappegoor, inclusief dit gedeelte voor de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen en zoals opgenomen in het plan. Wij zijn dan ook van mening de Rijkswaterstaat voldoende op de hoogte is van het geluidscherm.
Ten tijde van vaststelling van het plan is besloten het bestemmingsplan te wijzigen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan en een bouwvlak op te nemen binnen de bestemming 'verkeer-verblijf' om een fietsenstalling mogelijk te maken. Het college heeft op 4 juli 2017 besloten in te stemmen met deze fietsenstalling. Over deze wijziging is nader overleg gevoerd met Euroscoop en de huurder van de 'Snackfactory' welke binnen het gebouw van Euroscoop (en naast de toekomstige fietsenstalling) is gesitueerd. Hiertoe heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het Consortium en de huurder. De huurder van 'Snackfactory' heeft zich positief uitgesproken over de komst van het parkeerterrein het faciliteren van een fietsenstalling op pleinniveau. Wel zou hij graag zien dat in overweging wordt genomen de stalling verder naar achter te plaatsen, zodat zijn uitzicht in de hoek van de Snackfactory op T-kwadraat in stand blijft.