direct naar inhoud van Regels

Theresia-Loven-Besterd 2016

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2014006-e001
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Theresia-Loven-Besterd 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2014006-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 72.7 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 afscheidshuis

Een (gedeelte van een) gebouw waarin nabestaanden tussen het overlijden en de begrafenis of crematie afscheid kunnen nemen van een overledene. 

1.10 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.11 autoreparatiebedrijf

Inrichting waar personenauto's worden gerepareerd en waar in beperkte mate ook auto's kunnen worden verkocht als ondergeschikte nevenactiviteit. Het betreft een autoreparatiebedrijf niet zijnde een officiële automerkendealer.

1.12 autostalling / garagebox

Eén of meerdere, al dan niet aaneengebouwde, bouwwerken in maximaal één bouwlaag; qua afmetingen,

bereikbaarheid / ontsluiting en gebruiksmogelijkheden e.d. uitsluitend geschikt en bedoeld voor de stalling van een (motor)voertuig.

1.13 autowasplaats

Een samenstel van activiteiten -zowel gebouwd als ongebouwd- ten behoeve van het wassen e.d. van personenauto's, vrachtwagens, caravans e.d. al dan niet met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een oppervlakte van maximaal 80m² bruto vloeroppervlak), zonder dat er sprake is van een brandstoffenverkooppunt met tappunten, reparatiewerkplaats e.d.

1.14 bar

  1. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00uur en 06:00uur.

  2. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken.

1.15 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.18 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.20 bedrijfsverzamelgebouw

Een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf en wordt voorzien in gezamenlijke faciliteiten.

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.22 bedrijfswoning

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.

1.23 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom) e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

De inrichtingen, bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder worden alleen tot 'bedrijven' gerekend voorzover deze zijn gelegen op gezoneerde bedrijventerreinen c.q. bedrijvenlocaties of gedeelten daarvan.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.

1.24 belemmeringenstrook

Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.

1.25 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen'.

1.26 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.27 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.28 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.29 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 bewaarplaats

Een besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.

1.31 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.32 bijzonder kwetsbare objecten

Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra.

1.33 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.34 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.35 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.37 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.38 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.39 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.40 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.42 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.43 bufferbewaarplaats

Besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk.

1.44 cafetaria/snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.45 café, eetcafé

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch gerichte horeca, speelautomatenhallen e.d.

1.46 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.47 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.48 casino

Een inrichting als bedoeld in artikel 27g, tweede lid van de Wet op de kansspelen.

1.49 cultuur en ontspanning

Voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals atelier, bowlingbaan, casino, dierentuin, evenemententerrein, speeltuin, museum, creativiteitscentrum, dansschool, kinderboerderij, muziekschool, muziektheater, sauna, welness, schouwburg, bioscoop, theater. Prostitutie, raamprostitutie/ raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.

1.50 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.

1.51 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld.

1.52 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.53 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.

1.54 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.55 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.

1.56 detailhandel perifeer

Detailhandel welke behoort tot specifieke hierna genoemde branches, waarvan de vestiging behalve binnen gebieden of percelen waarbinnen detailhandel direct is toegestaan (gebieden met de bestemming Centrum, Centrum-Binnenstad, Detailhandel, Detailhandel-Perifeer en percelen met de functieaanduiding detailhandel, dan wel detailhandel perifeer) ook, na afwijkingsbesluit, is toegestaan binnen aangewezen gebieden op percelen met de bestemmingen Bedrijventerrein en Gemengd-Grootschalig.

Het betreft de volgende branches:

  1. detailhandel in brandbare en/of gevaarlijke stoffen;

  2. detailhandel in motorvoertuigen met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  3. detailhandel in keukens met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  4. bouwmarkten / doe het zelf met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  5. detailhandel in sanitair met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  6. detailhandel in bruin- en witgoed (electra) met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  7. detailhandel in woninginrichting met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  8. detailhandel in sport en speelgoed met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  9. tuincentra met een minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2;

  10. automotive / fietsen met minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1.000m2.

 

Hierbij geldt dat binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - perifere detailhandel beperkt' en 'specifieke vorm van detailhandel - automotive' detailhandel mogelijk is voor zover dit in overeenstemming is met het op 18 april 2016 vastgestelde beleid: 'Aanvulling detailhandelsvisie: Perifere en Grootschalige detailhandel'.

Bij grote locaties kan voor het compleet maken van het assortiment worden afgeweken van de minimale vloeroppervlakte per eenheid.

1.57 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.58 discotheek/bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.59 ecologische hoofdstructuur (EHS)

Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.60 ecologische verbindingszone

Een ecologische verbindingszone is een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd met een minimale breedte van 25m (in stedelijk gebied of zoekgebied 50m) om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen).

1.61 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.62 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.63 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.64 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.65 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.66 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.67 feestzaal

Een horecagelegenheid bedoeld voor het houden van besloten feesten en partijen.

1.68 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.69 garagebox

Zie 1.12 autostalling / garagebox

1.70 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.71 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.72 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.73 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.74 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.75 gezondheidszorg

Medische of paramedische voorzieningen, niet zijnde verblijfsvoorzieningen.

1.76 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.77 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.78 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.79 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.80 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.81 hoogteaccent

Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.

1.82 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten 'horeca van categorie 1', '1.84 horeca van categorie 2' en 'horeca van categorie 3'. Voor horecagelegenheden die bestaan op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan is de categorie van toepassing waarmee deze vestigingen zijn weergegeven op de verbeelding.

1.83 horeca van categorie 1

Tot horeca van categorie 1 worden gerekend: (eet)café, restaurant, brasserie, lunchroom, cafetaria, snackbar e.d. met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van ten hoogste 150m2. Tevens worden tot horeca van categorie 1 gerekend winkelondersteunende (d.w.z. op winkelend publiek gerichte) horecavoorzieningen die een onderdeel uitmaken van winkelwarenhuizen of inpandig gesitueerd zijn in besloten winkelpassages en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden.

1.84 horeca van categorie 2

Tot horeca van categorie 2 worden gerekend dezelfde horecagelegenheden als onder horeca van categorie 1, maar dan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van 150m2 tot maximaal 500m2 n.v.o, alsmede partycentra tot maximaal 500m2 n.v.o.

1.85 horeca van categorie 3

  1. Tot horeca van categorie 3 worden gerekend: discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca (en - voor zover deze laatste tevens wordt aangemerkt als prostitutie-inrichting: escortbedrijf e.d. - alleen indien hiervoor vergunning is verleend ingevolge de APV);

  2. grootschalige horecagelegenheden, zoals vermeld onder horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 of combinaties hiervan met een netto vloeroppervlak (n.v.o.) van meer dan 500m2.

1.86 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.87 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.88 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. Daarnaast zijn wellnessfaciliteiten, voor zover deze ondergeschikt zijn en onderdeel uitmaken van het hotel toegestaan.

1.89 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.90 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.91 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.92 kantoorachtige bedrijvigheid

Bedrijven met productieruimte en/of assemblageruimte, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudenheid van maximaal 70%.

1.93 kantoorhoudendheid

Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.

1.94 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. seksuele en erotische dienstverlening;

  2. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;

  3. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;

  4. horeca.

1.95 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.96 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.97 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)

Hieronder worden verstaan:

  1. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit zijn gelegen;

  2. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;

  3. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;

  4. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;

  5. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;

  6. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;

  7. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;

  8. winkels, hotels, restaurants en cafés;

  9. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;

  10. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;

  11. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;

  12. rijkswegen en spoorwegen.

1.98 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.99 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.100 logiesgebouw

Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.

1.101 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;

  2. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;

  3. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  4. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;

  5. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;

  6. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.

1.102 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding

aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.103 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.104 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.105 natuurwaarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.106 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.107 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.108 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.109 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.110 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.111 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.112 ondersteunende horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

  1. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;

  2. de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;

  3. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  4. geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.

1.113 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet,

gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.114 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.

1.115 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.116 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.117 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.118 partycentrum

Een bedrijf, dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of maaltijden.

1.119 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.120 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.121 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.

1.122 potentieel waardevolle boom

Een ingevolge de gemeentelijke Boomwaardekaart of het gemeentelijke bomenbeleid als zodanig aangeduide

boom.

1.123 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.124 professioneel vuurwerk

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.125 prostitutie-inrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.126 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.

1.127 religieuze instellingen

Voorzieningen van kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke aard, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters e.d. met inbegrip van (een) bij een klooster behorende begraafplaats(en).

1.128 restaurant

Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.129 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.130 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.131 speelautomatenhal

Een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.132 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.133 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.134 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.135 studentenhuisvesting

Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.

1.136 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.137 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.138 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.139 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.140 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied t.b.v. personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere - op spoorwegen aansluitende - soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats.

1.141 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.142 verkooppunt motorbrandstoffen

Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

1.143 verkoopruimte (volgens Vuurwerkbesluit)

Ruimte waarin verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.

1.144 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.

1.145 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.146 Vuurwerkbesluit

Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.

1.147 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.148 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.149 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.150 Wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.151 Wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.152 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.153 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

1.154 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Hieronder vallen niet campers en caravans.

1.155 woonwagenstandplaats

Een locatie waarbinnen de functie 'wonen' wordt uitgeoefend binnen een maximaal aantal standplaatsen voor woonwagens met bijbehorende voorzieningen zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven.

1.156 zorgwoningen

Woningen bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking, die langdurig extramurale zorgverlening nodig hebben. Vanuit de woningen is zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis of woon-zorgcentrum.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Functie

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in de bij dit plan gevoegde Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A en B, met uitzondering van:

  1. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht met dien verstande dat de maximaal toegestane hindercategorie per bestemmingsvlak op de verbeelding is aangegeven;

  2. risicovolle inrichtingen;

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. bouwwerken van algemeen nut.

3.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. bedrijf van categorie 2;

  2. bedrijf van categorie 3.1;

  3. bedrijf van categorie 3.2;

  4. woning;

zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), waarbij bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan.

3.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijf aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. kantines en restauratieve voorzieningen;

  2. kantoorruimten, zijnde maximaal 35% van het bedrijfsvloeroppervlakte;

  3. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100m²;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  5. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  6. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  7. tuinen en erven;

  8. objecten voor beeldende kunst;

  9. bedrijfspompen, alleen voor zover deze ten dienste staan van een transportbedrijf, geplaatst worden/zijn op het eigen bouwperceel en dienen ten behoeve van het eigen gebruik,

  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 3.1.1 en 3.1.2 genoemde functies.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;

  4. de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en woningen gelden de volgende regels:

  1. een bedrijfswoning danwel woning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning' respectievelijk 'woning';

  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;

  3. voor niet inpandige bedrijfswoningen en voor woningen geldt het volgende:

  1. bedrijfswoningen respectievelijk woningen dienen binnen het bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' respectievelijk 'woning' worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.

3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2m van de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75m2;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5m;

  5. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30m.

3.2.5 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 2m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 15m en in het onbebouwd erf niet meer dan 2m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.6 voor de hoogte van erfafscheidingen in het onbebouwd erf, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 3.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m binnen het bouwvlak en in het erf en tot een hoogte van maximaal 10m in het onbebouwd erf.

3.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;

  2. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  4. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  8. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in 3.1;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht of risicovolle inrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 3.1.3 sub b;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.3 sub c;

  6. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 3.1;

  7. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  8. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  10. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  11. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

3.5.2 Binnenplans afwijken t.b.v. milieucategorie

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.1 sub a voor het de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die niet voorkomt in de tot het plan behorende Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;

  2. de uitoefening van een activiteit die in de Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, tot maximaal één hogere categorie dan is weergegeven voor dat perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen gemotiveerd wordt onderbouwd dat:

  1. de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;

  2. de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

 

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 Functies

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van:

  1. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

  2. inrichtingen vallende onder artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

4.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen,

voor zover behorende bij en ondersteunend aan de onder 4.1.1 genoemde functies.

4.1.3 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. bedrijf van categorie 3.2;

zijn de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), waarbij bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;

  4. de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;

  5. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is binnen het bouwvlak toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 5m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 4.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 4.2.2 met betrekking tot de maximale bouwhoogte tot een bouwhoogte van maximaal 10m;

  2. het bepaalde in 4.2.3 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  3. het bepaalde in 4.2.3 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 15m.

4.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;

  2. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 4.1;

  3. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 Functie

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven en kantoorachtige bedrijvigheid die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën 1 tot en met 2, met dien verstande dat:

  1. risicovolle inrichtingen alleen zijn toegestaan, die bestaan op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

  2. inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan;

  1. de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte categorie zoals vermeld in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie en zoals aangeduid in 5.1.2 met dien verstande dat deze bedrijven alleen als bestaand zijn toegestaan;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

5.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. bedrijf van categorie 2;

  2. bedrijf van categorie 3.1;

  3. bedrijf van categorie 3.2;

  4. bedrijf van categorie 4.1 (uitsluitend in de kelder);

  5. detailhandel perifeer;

  6. detailhandel,

zijn de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' geldt dat het aantal bestaande woningen op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan per bouwperceel mag niet worden uitgebreid en bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1' in combinatie met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-ondergronds' geldt dat 'bedrijf van categorie 4.1' uitsluitend ondergronds is toegestaan.

5.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. kantines en restauratieve voorzieningen;

  2. kantoorruimten, zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 100m2;

  3. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100m²;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  6. tuinen en erven;

  7. objecten voor beeldende kunst;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 5.1.1 en 5.1.2 genoemde functies.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;

  4. de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;

  5. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen en achterperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5m;

  6. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.

5.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 2m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 15m en in het onbebouwd erf niet meer dan 2m bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een goede landschappelijke inpassing

  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de brandveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  8. plaats, vorm en hoogte van bouwwerken of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 5.2.2 met betrekking tot de maximale bouwhoogte:

  1. voor ten hoogste 25% van het bouwperceel tot 20m;

  2. voor ten hoogste 20% van het bouwperceel tot 25m;

  3. voor ten hoogste 15% van het bouwperceel tot 30m,

mits de bebouwing niet is gesitueerd binnen de aanduiding 'geen omgevingsvergunning afwijken bouwhoogte';

  1. het bepaalde in 5.2.4 voor de hoogte van erfafscheidingen in het onbebouwd erf, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 5.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m in het bouwvlak en in het erf en tot een hoogte van maximaal 10m in het onbebouwd erf.

5.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;

  2. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  4. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  8. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  9. zulks verenigbaar is met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in 5.1;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht of risicovolle inrichting;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 5.1.3 sub b;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 5.1;

  6. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  7. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  10. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

5.5.2 Binnenplans afwijken t.b.v. milieucategorie

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 5.1.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die/dat niet voorkomt in de tot het plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die/dat naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;

  2. het bepaalde in 5.1.1 voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die/dat in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in de categorie 2 en die/dat vanwege de hinder en de omvang niet in een woonomgeving past;

  3. het bepaalde in 5.1.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die/dat in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, tot maximaal één hogere categorie dan is weergegeven voor dat perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen gemotiveerd wordt onderbouwd dat:

  1. het bedrijf/de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;

  2. het bedrijf/de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

5.5.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bevi inrichtingen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.1.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf of een activiteit behorende bij een bevi-inrichting, mits:

  1. de 10-6 contour voor het PR is gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting. De contour mag eveneens liggen op aangrenzende gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;

  2. er een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en die verantwoording door het bevoegd gezag aanvaardbaar wordt geacht.

Artikel 6 Centrum - Lint

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 Functie

De voor 'Centrum - Lint' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging met uitzondering van:

  1. bedrijven als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

  2. risicovolle inrichtingen;

  1. de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte categorie zoals vermeld in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie, met dien verstande dat deze bedrijven alleen als bestaand zijn toegestaan;

  2. detailhandel, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie;

  3. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die genoemd zijn in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;

  4. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging , met uitzondering van geluidgevoelige objecten. Voor zover de gronden zijn gelegen binnen een veiligheidszone-LPG aandachtsgebied, zijn nieuwe maatschappelijke voorzieningen uitsluitend toegestaan voor zover er geen sprake is van een kwetsbaar object. Verwezen wordt naar de regeling in Artikel 28 Algemene aanduidingsregels ;

  5. recreatie, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  6. sport, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  7. dienstverlening, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  8. wonen, gestapelde woning en grondgebonden woningen;

  9. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. bouwwerken van algemeen nut,

met dien verstande dat de maximale omvang per functionele eenheid, niet zijn de kantoren, 1000m² bruto vloeroppervlak bedraagt.

6.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. erf;

  2. bedrijf van categorie 3.1;

  3. horeca van categorie 1;

  4. horeca tot en met categorie 2;

  5. praktijkruimte;

  6. specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkverkooppunt;

zijn de voor 'Centrum - Lint' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' zijn de voor 'Centrum - Lint' aangewezen gronden mede bestemd voor de huisvesting van meer dan 5 personen in 'onzelfstandige wooneenheid/eenheden'.

6.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Centrum - Lint' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  2. groen- en speelvoorzieningen;

  3. kantines / restauratieve voorzieningen;

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  5. tuinen en erven;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan één van de onder 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functies.

6.1.4 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (Bijlage 1 Hogere waarde besluiten) en de daarin opgenomen voorwaarden.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in Artikel 25 en de overige regels opgenomen in Artikel 31.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de bouwdiepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 12m, tenzij anders is weergegeven;

  6. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 6,5m, tenzij ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan het bouwperceel reeds breder is dan 6,5 meter. In dat geval bedraagt de maximale breedte van het hoofdgebouw, de breedte zoals deze is opgenomen in de laatst verleende (omgevings)vergunning;

  7. de hoogte begane grond bouwlaag minimaal 3,5 meter bedraagt;

  8. de maximale bouwhoogte bedraagt 11m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  9. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag niet meer bedragen dan 40% van het oppervlakte van het erf tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels.

6.2.4 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen;

het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

het bepaalde in 6.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt.

Daarnaast zijn de in 6.4.2 en 6.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

6.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 6.2.3 onder c en d voor een hoger bebouwingspercentage en afwijkende goot- en bouwhoogten voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen (niet zijnde bedrijfswoningen), met dien verstande dat:

  1. het erf geheel mag worden bebouwd, mits het bouwperceel blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 25;

  2. bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6m zonder dakhelling mogen worden gerealiseerd;

  1. het bepaalde in 6.2.5 voor de opgenomen maximumhoogte voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.

Daarnaast zijn de in 6.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

6.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 6.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  2. het bepaalde in 6.2.3 onder a voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3m;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. het bepaalde in 6.2.5 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 6.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 6.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

6.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 6.1.1 en 6.1.2;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan toegelaten op grond van 6.1.1 en 6.1.2;

  4. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  1. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;

  2. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;

  3. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

6.6.2 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.1.1 onder j ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.

 

Artikel 7 Detailhandel

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

7.1.1 Functies

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

7.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. kantines en restauratieve voorzieningen;

  2. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  3. groen- en speelvoorzieningen;

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  5. tuinen en erven;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan één van de onder 7.1.1 genoemde functies.

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;

  4. de bouw- en/of goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen.

7.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens;

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 7.2.2 met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100%;

  2. bepaalde in 7.2.2 met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 30m;

  3. het bepaalde in 7.2.4 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  4. het bepaalde in 16.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

Daarnaast zijn de in 7.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

7.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het (onbebouwd) erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 7.2.2 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks tot een hoogte van maximaal 4,5m, tot een oppervlakte van maximaal 20m² per eenheid en met dien verstande dat niet meer dan 40% van het onbebouwd erf op deze wijze mag worden bebouwd;

  2. het bepaalde in 7.2.4 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  3. het bepaalde in 7.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

7.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;

  2. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  4. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  8. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid;

  3. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 8 Gemengd

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

8.1.1 Functie

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A, B en C;

  2. kantoren tot maximaal 250m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak, en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  3. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging , met uitzondering van geluidgevoelige objecten;

  4. recreatie, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  5. detailhandel, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  6. sport, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  7. dienstverlening, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  8. wonen (gestapeld en grondgebonden);

  9. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  11. bouwwerken van algemeen nut.

8.1.2 Aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding:

  1. erf;

  2. horeca van categorie 1;

  3. kantoor;

zijn de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s).

8.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. kantines / restauratieve voorzieningen;

  7. bed & breakfast;

  8. objecten voor beeldende kunst;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 8.1.1 en genoemde functies.

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 80% van de voorgevel van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de goot- en/of bouwhoogte en/of afschuiningshoek mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.

8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van het erf, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels.

8.2.4 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen;

  1. een luifel met een bouwhoogte van maximaal 6 m. mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.4 , omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 8.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt.

Daarnaast zijn de in de in 8.4.2 en 8.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

8.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.4 , omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 8.2.2 onder c en d voor een hoger bebouwingspercentage en afwijkende goot- en bouwhoogten voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen (niet zijnde bedrijfswoningen), met dien verstande dat:

  1. het bebouwingspercentage niet meer dan 100% mag bedragen;

  2. het bouwperceel moet blijven voldoen aan het bepaalde in artikel 25;

  3. bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6m in maximaal één bouwlaag zonder dakhelling mogen worden gerealiseerd, mits dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

  1. het bepaalde in 8.2.4 sub b onder 1 voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.

Daarnaast zijn de in 8.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

8.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.4 , omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 8.2.2 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 25;

  2. het bepaalde in 8.2.2 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 8.2.2 voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt,

  3. de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3m;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. de in 8.2.4 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 8.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

het bepaalde in 8.2.4 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

8.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 tot en met 8.4.3 wordt slechts verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

8.5 Specifieke gebruiksregels

 

8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 8.1.1 en 8.1.2;

  3. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  1. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;

  2. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;

  3. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

8.6.2 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.1.1 onder i ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.

 

Artikel 9 Gemengd - Grootschalig

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

9.1.1 Functie

De voor 'Gemengd - Grootschalig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven behorende tot maximaal categorie 3.1 uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten en bedrijven behorende tot maximaal categorie 3.2 uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten waarbij in het bestemmingsvlak de maximaal toegestane categorie is weergegeven met dien verstande dat:

  1. risicovolle inrichtingen alleen zijn toegestaan, die bestaan op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

  2. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht alleen zijn niet toegestaan;

  1. de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte categorie zoals vermeld in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie en aangeduid met 'bedrijf van categorie 3.2', 'bedrijf van categorie 4.1' danwel 'bedrijf van categorie 4.2', met dien verstande dat deze bedrijven alleen als bestaand zijn toegestaan;

  2. kantoren tot maximaal 250m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  3. recreatie, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  4. sport, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  5. dienstverlening, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. bouwwerken van algemeen nut.

9.1.2 Aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding:

  1. afscheidshuis;

  2. bedrijfswoning;

  3. bedrijf van categorie 3.2;

  4. bedrijf van categorie 4.1;

  5. bedrijf van categorie 4.2;

  6. detailhandel perifeer;

  7. kantoor;

  8. recreatie;

  9. kantoren

  10. specifieke vorm van bedrijf-autowasplaats;

zijn de voor 'Gemengd - Grootschalig' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' geldt dat het aantal bestaande woningen op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan per bouwperceel mag niet worden uitgebreid en bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1' in combinatie met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-ondergronds' geldt dat 'bedrijf van categorie 4.1' uitsluitend ondergronds is toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - automotive' zijn de voor 'Gemengd - Grootschalig' aangewezen gronden mede bestemd voor perifere detailhandel uitsluitend in de branche automotive.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-perifere detailhandel beperkt' geldt dat perifere detailhandel is toegestaan uitsluitend binnen de branches keukens, doe-het-zelf, sanitair zoals is aangegeven in het op 18 april 2016 vastgestelde beleid 'Aanvulling detailhandelsvisie: Perifere en

Grootschalige detailhandel'.

9.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Gemengd - Grootschalig' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 20 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100m²;

  7. kantines / restauratieve voorzieningen voor zover ondersteunend en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering;

  8. objecten voor beeldende kunst;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 9.1.1 en 9.1.2 genoemde functies.

9.1.4 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde en de daarin opgenomen voorwaarden.

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25.1 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.

9.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;

  3. voor niet inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

  1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het weergegeven bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.

9.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2m van de (verlengde) voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75m2;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5m;

  5. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30m.

9.2.5 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

9.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

  1. een luifel met een bouwhoogte van maximaal 6m. mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.2.2 ten behoeve van een hogere bouwhoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 15m. Daarnaast zijn de in 9.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

9.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het (onbebouwd) erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 9.2.2 en 9.2.4 onder a voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 25;

  2. het bepaalde in 9.2.2 en 9.2.4 onder a voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 9.2.2 en 9.2.4 onder a voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3m;

  1. op de eerste verdieping al dan niet in combinatie met bebouwing op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 0,90m bedraagt en;

  3. de hoogte -inclusief. begane grond- maximaal 2 bouwlagen bedraagt;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. de in 9.2.6 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 9.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 9.2.6 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

9.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 9.1.1 en 9.1.2;

  3. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van (perifere) detailhandel, anders dan bedoeld in 9.1.3 sub f en 9.1.2

  5. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. nieuwvestiging perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.5.1 voor de nieuwvestiging van een perifere detailhandelsinrichting, indien de inrichting voldoet aan de functie perifere detailhandel zoals omschreven in de begripsbepaling voor 'detailhandel perifeer'.

 

Artikel 10 Gemengd - Lint

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

10.1.1 Functies

De voor 'Gemengd - Lint' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die genoemd zijn in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging , met uitzondering van:

  1. bedrijven als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder jo. onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

  2. risicovolle inrichtingen;

  1. de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte categorie zoals vermeld in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie, met dien verstande dat deze bedrijven alleen als bestaand zijn toegestaan;

  2. kantoren tot maximaal 250m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  3. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging , met uitzondering van geluidgevoelige objecten;

  4. recreatie, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;

  5. sport, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  6. dienstverlening, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  7. wonen, gestapeld en grondgebonden woningen;

  8. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. bouwwerken van algemeen nut,

met dien verstande dat de maximale omvang per functionele eenheid, niet zijn de kantoren, 1000m² bruto vloeroppervlak bedraagt.

10.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. erf;

  2. bedrijf van categorie 2;

  3. garagebox;

  4. horeca van categorie 1;

  5. detailhandel;

zijn de voor 'Gemengd - Lint'Gemengd - Grootschalig aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' zijn de voor 'Gemengd - Lint' aangewezen gronden mede bestemd voor de huisvesting van meer dan 5 personen in 'onzelfstandige wooneenheid/eenheden' .

10.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Gemengd - Lint' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  2. groen- en speelvoorzieningen;

  3. kantines / restauratieve voorzieningen;

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  5. tuinen en erven;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan één van de onder 10.1.1 en 10.1.2 genoemde functies.

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de bouwdiepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 12m, tenzij anders is weergegeven;

  6. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 6,5m, tenzij ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan het bouwperceel reeds breder is dan 6,5m. In dat geval bedraagt de maximale breedte van het hoofdgebouw, de breedte zoals deze is opgenomen in de laatst verleende (omgevings)vergunning;

  7. de hoogte begane grond bouwlaag minimaal 3,5m bedraagt;

  8. de maximale bouwhoogte bedraagt 11m, tenzij een andere bouwhoogte is aangeven;

  9. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven.

10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag per (bouw)perceel niet meer bedragen dan:

  1. 20m2 indien de oppervlakte van het erf 50m2 of minder bedraagt;

  2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50m2 en niet meer dan 500m2 bedraagt;

  3. 80m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500m2 en niet meer dan 1000m2 bedraagt;

  4. 100m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000m2 bedraagt;

  1. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels.

10.2.4 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  2. het maximale bebouwingspercentage is 100%.

10.2.5 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens;

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen;

het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

10.4 Afwijken van de bouwregels

 

10.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 10.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt.

Daarnaast zijn de in de in 10.4.2 en 10.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

10.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 10.2.3 onder c en d voor een hoger bebouwingspercentage en afwijkende goot- en bouwhoogten voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen (niet zijnde

bedrijfswoningen), met dien verstande dat:

  1. het bebouwingspercentage niet meer dan 100% mag bedragen;

  2. het bouwperceel moet blijven voldoen aan het bepaalde in artikel 25;

  3. bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6m in maximaal één bouwlaag zonder dakhelling mogen worden gerealiseerd, mits dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

  1. het bepaalde in 10.2.6 sub b onder 1 voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.

Daarnaast zijn de in 10.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

10.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 10.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 10.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 25;

  2. het bepaalde in 10.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 10.2.3 voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt,

  3. de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3m;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. de in 10.2.6 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 10.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 10.2.6 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

10.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 10.1.1 en 10.1.2;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan toegelaten op grond van 10.1.1 en 10.1.2;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan toegelaten op grond van 10.1.1 en 10.1.2;

  5. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  1. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;

  2. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;

  3. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

10.6.2 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.1.1 onder i ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.

 

Artikel 11 Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

11.1.1 Functies

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. openlucht- en sportieve recreatie;

  4. recreatief medegebruik en evenementen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. geluidwerende voorzieningen;

  7. voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie;

  8. fiets- en voetpaden;

  9. parkeer- en stallingsvoorzieningen;

  10. in- en uitritconstructies ten behoeve van (bestaande) in-/uitritten;

  11. objecten voor beeldende kunst.

11.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' zijn de voor 'Groen' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie.

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 11.1.1 toegelaten functies, en met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  2. de hoogte van kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  1. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.

11.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen slechts worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen';

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

11.2.4 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 11.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 11.2.1 onder b voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, abri's, objecten voor beeldende kunst, lichtmasten e.d.

11.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 11.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk;

  2. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  1. niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen, in- en uitritconstructies ten behoeve van (bestaande) in-/uitritten, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van voorgaande opsomming;

  2. niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen, in- en uitritconstructies ten behoeve van (bestaande) in-/uitritten, en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;

  3. sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling).

11.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 11.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 11.2.1 voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut met dien verstande dat:

  1. bouwwerken van algemeen nut binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

11.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

11.5 Specifieke gebruiksregels

 

11.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

11.5.2 Toegestaan afwijkend gebruik

Incidenteel - op basis van een daartoe verleende evenementenvergunning - van de bestemming groen afwijkend gebruik t.b.v. zomeractiviteiten, spelen, theater, festival, kermis e.d. is toegestaan.

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

12.1.1 Functies

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging , met uitzondering van geluidgevoelige objecten;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut;

Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 48 mogen geen andere geluidsgevoelige gebouwen worden gerealiseerd.

12.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. dienstverlening;

  2. kinderdagverblijf;

  3. religie;

zijn de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s).

12.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. kantines en restauratieve voorzieningen;

  2. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  3. groen- en speelvoorzieningen;

  4. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;

  5. tuinen, erven en (speel)terreinen;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 12.1.1 en 12.1.2 genoemde functies.

12.1.4 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde en de daarin opgenomen voorwaarden.

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;

  4. de goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.

12.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de brandveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  8. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 12.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 12.2.2 met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100%;

  2. bepaalde in 12.2.2 met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 15m;

  3. het bepaalde in 12.2.4 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  4. het bepaalde in 12.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

Daarnaast zijn de in 12.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

12.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het (onbebouwd) erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 12.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 12.2.2 en 12.2.4 onder a voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouw- en, zulks tot een hoogte van maximaal 4,5m, tot een oppervlakte van maximaal 20m² per eenheid en met dien verstande dat niet meer dan 40% van het onbebouwd erf op deze wijze mag worden bebouwd;

  2. het bepaalde in 12.2.4 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  3. het bepaalde in 12.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

12.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;

  2. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  4. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  8. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  9. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of bedrijvigheid;

  3. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.

 

Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

13.1.1 Functies

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. begraafplaatsen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

13.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. columbaria, grafmonumenten, zerken en grafbedekking;

  2. groenvoorzieningen;

  3. objecten voor beeldende kunst;

  4. verkeers- parkeer- en stallingsvoorzieningen;

  5. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 13.1.1 genoemde functies.

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen;

  4. de bouwhoogte mag niet meer dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum bedragen.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3m bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan 5m bedragen.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de brandveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

 

13.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 13.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor

het binnenplans afwijken van het bepaalde in 13.2.3 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming toelaatbaar zijn binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats', zulks tot een hoogte van maximaal 10m.

13.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  2. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

13.5 Specifieke gebruiksregels

 

13.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf;

  2. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

Artikel 14 Verkeer

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

14.1.1 Functies

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer, waarbij het aantal rijkstroken 2 of meer bedraagt;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. bouwwerken van algemeen nut.

14.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;

  2. terrassen, sanisettes, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten en evenementen, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten (bv. Tilburg culinair, winterpark / kerstmarkt) e.d.;

  3. in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;

  4. objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;

  5. faunapassages e.d.;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 14.1.1 en 14.1.2 genoemde functies.

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. op de gronden binnen deze bestemming mag wel/niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;

  3. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

14.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.

14.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 14.1 toegelaten functies;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag echter niet meer dan 2m bedragen.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  2. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de brandveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  8. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 14.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 14.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 14.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.

14.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van het bouwvlak vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 14.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk;

  2. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  1. niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;

  2. niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;

  3. sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling).

14.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

14.5 Specifieke gebruiksregels

14.1.2

14.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

15.1.1 Functies

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuiskundige voorzieningen;

  4. bouwwerken van algemeen nut;

  5. de spoorbaan kruisende wegen en langzaamverkeerroutes, op maaiveldniveau dan wel via een onderdoorgang/tunnel of brug..

15.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;

  2. reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, sanisettes e.d.;

  3. objecten voor beeldende kunst ;

  4. faunapassages e.d.;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 15.1.1 en 15.1.2 genoemde functies.

15.2 Bouwregels

15.1.2

15.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;

  3. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

15.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.

15.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 15.1 toegelaten functies;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

15.4 Afwijken van de bouwregels

 

15.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 15.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 15.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 15.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.

15.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

15.5 Specifieke gebruiksregels

 

15.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

Artikel 16 Verkeer - Verblijf

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

16.1.1 Functies

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. bouwwerken van algemeen nut.

16.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;

  2. terrassen, sanisettes, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten en evenementen, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten (bv. Tilburg culinair, winterpark / kerstmarkt) e.d.;

  3. in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;

  4. objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;

  5. faunapassages e.d.;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 16.1.1 genoemde functies.

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;

  3. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

16.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.

Voor wat betreft gronden met een aanduiding als bedoeld in 16.1.2 gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer mag bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.

16.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 16.1 toegelaten functies;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag echter niet meer dan 2m bedragen.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

 

16.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 16.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 16.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 16.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.

16.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 16.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk;

  2. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  1. niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;

  2. niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;

  3. sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling)

16.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

16.5 Specifieke gebruiksregels

 

16.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

Artikel 17 Water - Waterstaatkundige doeleinden

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

17.1.1 Functies

De voor 'Water - Waterstaatkundige doeleinden' aangegeven gebieden zijn bestemd voor:

  1. water en vaarwegen;

  2. oevers en kaden met beschoeiing;

  3. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;

  4. laad- en losplaats inclusief opslag en laad- en loswerktuigen zoals hijswerktuigen en lopende banden;

  5. beheer- en bedieningsgebouwen, gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de functie vaarwegen, en sluizen;

  6. zwaaikommen;

  7. water aan- en afvoerkanalen / wegen;

  8. vaarwegmeubilair en tekens;

  9. leidingwerken ten behoeve van de functie;

  10. deuren werkplaatsen / opslagterreinen;

  11. wegen en (fiets-)paden langs oevers, toegangswegen;

  12. bermen, bermsloten, taluds e.d.;

  13. kunstwerken zoals bruggen, sluizen, stuwen, aanlegsteiger e.d.;

  14. verkeers- en straatmeubilair;

  15. bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;

  16. kabels en leidingen ten behoeve van algemeen nut;

  17. bouwwerken van algemeen nut;

  18. alles wat verder voor het in stand houden van de functie vaarwegen van toepassing is;

daarnaast vindt parkeren en stallen plaats.

17.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Water - Waterstaatkundige doeleinden aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. objecten voor beeldende kunst;

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 17.1.1 genoemde functies.

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

17.2.2 Gebouwen

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van beheer- en bedieningsgebouwen, gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de functie vaarwegen, en bouwwerken van algemeen nut;

  2. de bouwhoogte van beheer- en bedieningsgebouwen, gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de functie vaarwegen, mag niet meer bedragen dan 5m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.

17.2.3 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 17.1 toegelaten functies;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

17.4 Afwijken van de bouwregels

 

17.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 17.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 17.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;

  2. het bepaalde in 17.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.

17.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;

  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. instemming is gegeven door door de vaarwegbeheerder.

17.5 Specifieke gebruiksregels

 

17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

Artikel 18 Wonen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

18.1.1 Functie

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' waar behalve grondgebonden woningen tevens gestapelde woningen zijn toegestaan;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. parkeer- en stallingsvoorzieningen;

  4. bouwwerken van algemeen nut.

18.1.2 Aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding:

  1. atelier;

  2. bedrijf van categorie 2;

  3. bedrijf van categorie 3.1;

  4. detailhandel;

  5. dienstverlening;

  6. garagebox;

  7. erf;

  8. horeca van categorie 1;

  9. praktijkruimte;

  10. recreatie;

  11. religie;

  12. muziekschool;

  13. maatschappelijk;

zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden mede bestemd voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheid/eenheden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - yogacentrum' zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden mede bestemd voor een yogacentrum en aan yoga gerelateerde en vergelijkbare activiteiten.

18.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

  8. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

  9. productiegebonden detailhandel behorende bij de aanduiding 'bedrijf', met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100m²;

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 18.1.1 en 18.1.2 genoemde functies.

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  6. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag de begane grondse bouwlaag niet worden bebouwd en dient een vrije hoogte te worden aangehouden van mininmaal 3m.

18.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3m moet bedragen;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  3. tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven, mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf niet meer dan bedragen dan:

  1. 20m2 indien de oppervlakte van het erf 50m2 of minder bedraagt;

  2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50m2 en niet meer dan 500m2 bedraagt;

  3. 80m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500m2 en niet meer dan 1000m2 bedraagt;

  4. 100m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000m2 bedraagt;

  1. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels;

  1. indien sprake is van het bouwen van een garagebox dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5m voor de garagebox aanwezig te zijn.

18.2.4 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  2. het maximale bebouwingspercentage is 100%.

18.2.5 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

18.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen,

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens,

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen.

Het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

18.4 Afwijken van de bouwregels

 

18.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 18.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 18.2.2 met betrekking tot de met een maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  2. het bepaalde in 18.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt;

Daarnaast zijn de in 18.4.2 en 18.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

18.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 18.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 18.2.3 onder e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór de garagebox mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg;

  2. het bepaalde in 18.2.6 sub b onder 1 voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

daarnaast zijn de in 18.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

18.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 18.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 18.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 25;

  2. het bepaalde in 18.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 18.2.3 voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag of maximaal 3m betreft;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. de in 18.2.6 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 18.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 18.2.6 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

18.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

18.5 Specifieke gebruiksregels

 

18.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 18.1.1 en 18.1.2;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 18.1;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  5. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  6. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

18.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 18.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden

(kamerverhuur) - in een woning - indien:

  1. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;

  2. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;

  3. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

18.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 18.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie A en B van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.

18.6.3 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 18.1.3 onder h ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.

 

Artikel 19 Wonen - Gestapeld

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

19.1.1 Functie

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

19.1.2 Aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding:

  1. garagebox;

  2. erf;

  3. detailhandel,

zijn de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat genoemde functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' zijn de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mede bestemd voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheid/eenheden.

19.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 19.1.1 en 19.1.2 genoemde functies.

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 10m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven.

19.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3m moet bedragen;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw in het erf mag niet meer dan 40% van het erf bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  4. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels.

19.2.4 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  2. het maximale bebouwingspercentage is 100%.

19.2.5 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

19.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens;

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen;

het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

19.4 Afwijken van de bouwregels

 

19.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

  1. Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 19.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 19.2.6 sub b onder 1 voor de opgenomen maximum hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

  2. de in 19.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken zijn van overeenkomstige toepassing in het erf.

19.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 19.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 19.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met in achtneming van het bepaalde in artikel 25;

  2. het bepaalde in 19.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 19.2.3 sub a voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag of maximaal 3m betreft ;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. de in 19.2.6 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 19.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 19.2.6 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

19.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

19.5 Specifieke gebruiksregels

 

19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 19.1.1 en 19.1.2;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 19.1;

  4. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  8. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 19.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  1. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;

  2. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;

  3. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

19.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 19.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie A en B van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving.;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.

 

Artikel 20 Wonen - Lint

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

20.1.1 Functie

De voor 'Wonen - Lint' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' waar behalve grondgebonden woningen tevens gestapelde woningen zijn toegestaan;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bouwwerken van algemeen nut.

20.1.2 Aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding:

  1. atelier;

  2. bedrijf van categorie 1;

  3. bedrijf van categorie 2;

  4. bedrijf van categorie 3.1;

  5. detailhandel;

  6. detailhandel perifeer;

  7. garagebox;

  8. erf;

  9. horeca van categorie 1;

  10. kantoor;

  11. praktijkruimte;

zijn de voor 'Wonen - Lint' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s), met dien verstande dat bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie volgens de opgenomen omschrijving en categorie uitsluitend op het genoemde adres zijn toegestaan;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' zijn de voor 'Wonen - Lint' aangewezen gronden mede bestemd voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheid/eenheden.

20.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Wonen - Lint' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. tuinen en erven;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;

  5. groen- en speelvoorzieningen;

  6. objecten voor beeldende kunst;

  7. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;

  8. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;

  9. productiegebonden detailhandel behorende bij de aanduiding bedrijf van categorie 1, 2 en 3.1, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100m²;

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 20.1.1 en 20.1.2 genoemde functies.

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

  1. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  2. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 25 en de overige regels opgenomen in artikel 31.

20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

  3. ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  5. de bouwdiepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 12m, tenzij anders is weergegeven;

  6. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 6,5m, tenzij ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan het bouwperceel reeds breder is dan 6,5m. In dat geval bedraagt de maximale breedte van het hoofdgebouw, de breedte zoals deze is opgenomen in de laatst verleende (omgevings)vergunning;

  7. de maximale bouwhoogte bedraagt 11m, tenzij een andere bouwhoogte is aangeven;

  8. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven.

20.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3m moet bedragen;

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

  3. tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven, mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf niet meer dan bedragen dan:

  1. 20m2 indien de oppervlakte van het erf 50m2 of minder bedraagt;

  2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50m2 en niet meer dan 500m2 bedraagt;

  3. 80m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500m2 en niet meer dan 1000m2 bedraagt;

  4. 100m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000m2 bedraagt;

  1. ten aanzien van de hoogte:

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5m, met een maximale totale hoogte van 4,5m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;

  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:

  1. in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;

  2. ten aanzien van topgevels;

  1. indien sprake is van het bouwen van een garagebox dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5m voor de garagebox aanwezig te zijn.

20.2.4 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  2. het maximale bebouwingspercentage is 100%.

20.2.5 bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;

  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

20.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1m mag bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  1. in het bouwvlak en in het erf maximaal 5m bedragen met dien verstande dat:

  1. de hoogte in de perceelsgrens maximaal 3m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van 5m gerealiseerd mag worden op minimaal 1m uit de perceelsgrens;

  3. de afschuiningshoek in de perceelsgrens mag maximaal 45o bedragen;

het bepaalde onder I, II en III geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn aangebouwd aan het hoofdgebouw en gesitueerd zijn binnen 4m van het hoofdgebouw;

  1. in het onbebouwd erf maximaal 1m bedragen.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

20.4 Afwijken van de bouwregels

 

20.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 20.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 20.2.2 met betrekking tot de met een maatvoeringsaanduidinangegeven goothoogte, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  2. het bepaalde in 20.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt;

  3. het bepaalde in 20.2.2 onder f voor zover het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;

daarnaast zijn de in 20.4.2 en 20.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

20.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 20.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 20.2.3 onder e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5m vóór de garagebox mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg;

  2. het bepaalde in 20.2.6 sub b onder 1 voor de opgenomen maximumhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2m en een hoogte van meer dan 3m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

daarnaast zijn de in 20.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.

20.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 20.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 20.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 25;

  2. het bepaalde in 20.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

  3. het bepaalde in 20.2.3 voor erkers met dien verstande dat:

  1. op de begane grond:

  1. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;

  2. de diepte maximaal 1,5m bedraagt;

  3. de hoogte één bouwlaag of maximaal 3m betreft;

  1. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;

  2. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;

  1. de in 20.2.6 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2m;

  2. het bepaalde in 20.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5m;

  3. het bepaalde in 20.2.6 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10m;

  4. ondergeschikte delen van een bouwwerk.

20.4.4 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;

  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

20.5 Specifieke gebruiksregels

 

20.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 20.1.1 en 20.1.2;

  3. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 20.1;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;

  5. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;

  6. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  7. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  8. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  9. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

20.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 20.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden

(kamerverhuur) - in een woning - indien:

  1. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;

  2. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;

  3. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

20.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 20.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in milieucategorie A en B van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  1. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;

  2. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;

  4. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;

  5. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;

  6. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  7. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  8. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80m2.

20.6.3 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 20.1.3 onder h ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.

 

Artikel 21 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in 21.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

21.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

  1. Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde van de dubbelbestemming;

  2. op en in de gronden als bedoeld in 21.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot, of;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,6m onder peil, of;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50m2;

  1. op en in de gronden als bedoeld in 21.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50m2 en waarbij sprake is van graaf- en/of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,6m onder peil uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden aangetast;

  1. ter voorkoming van mogelijke schade kan 1 of meer van de volgende verplichtingen aan de vergunning worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Werken en werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 21.4.2, is het verboden op of in de in 21.1 bedoelde gronden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 50m² of meer, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend het (af)graven, woelen, mengen, diep- ploegen, egaliseren, ontginnen, heiwerkzaamheden en aanleggen van drainage dieper dan 0,5m onder peil;

  2. het aanleggen, vergraven, verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplantingen/bomen of bos/boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

21.4.2 Uitzonderingen

Het in 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan dan wel krachtens een reeds verleende vergunning;

  2. die het normale beheer en onderhoud betreffen;

  3. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in 21.2.2;

  4. in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

21.4.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder a bedoelde rapport, door het verrichten van die werken en werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;

met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade 1 of meer van de volgende verplichtingen aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, en/of;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij vergunning te stellen kwalificaties.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  1. waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;

  2. bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend is van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;

  3. het is verboden scheidende muren van afzonderlijke panden te doorbreken waardoor onderling panden gekoppeld worden.

22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' geldt het bepaalde in artikel 25.5;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' geldt dat:

  1. uitsluitend gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de bestaande:

  1. voorgevelrooilijn;

  2. pandbreedte;

  3. kapvorm;

  4. dakhelling;

  5. nokrichting van de kap;

  6. hoogte van de beganegrondse bouwlaag;

  7. aantal bouwlagen;

zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op bovenstaande opsomming. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, voor zover deze situatie niet strijdig is met de op dat tijdstip geldende regelgeving;

  1. de goothoogte en de bouwhoogte van de op te richten bebouwing maximaal 10% mag afwijken van de rand- en/of bouwhoogte zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op de rand- en/of bouwhoogte. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, voor zover deze situatie niet strijdig is met de op dat tijdstip geldende regelgeving;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de beganegrondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;

  3. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd.

22.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de bebouwingsregels met bijbehorende afwijkingsregels voorzover bij de voorkomende onderliggende basisbestemmingen zijn opgenomen.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de bebouwingsregels met bijbehorende afwijkingsregels voorzover bij de voorkomende onderliggende basisbestemmingen zijn opgenomen.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nadat de Omgevingscommissie is gehoord.

22.4 Afwijken van de bouwregels

 

22.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 22.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 22.2.1 onder b voor wat betreft het doorbreken van scheidende muren van afzonderlijke panden waarbij maximaal twee panden onderling gekoppeld kunnen worden;

  2. het bepaalde in 22.2.2 onder b sub 1 en sub 2 voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, kapvorm, pandbreedte, nokrichting, dakhelling, hoogte van de beganegrondse bouwlaag en het aantal bouwlagen.

22.4.2 Voorwaarden

  1. Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  1. de Omgevingscommissie is gehoord;

  2. de cultuurhistorische waarden van het object en zijn directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd stadsgezicht;

  4. de maximale hoogte binnen de basisbestemming niet wordt overschreden;

  1. Tevens geldt ten aanzien van het koppelen van panden via het doorbreken van scheidende muren van afzonderlijke panden aanvullend dat vergunning slechts kan worden verleend indien:

  1. de karakteristiek van de panden gewaarborgd blijft;

  2. de directe individuele toegankelijkheid van de panden gewaarborgd blijft;

  3. de bebouwingskarakteristiek van het straatbeeld waarvan de panden deel uitmaken niet wordt geschaad.

 

Artikel 23 Waarde - Ecologie (dubbelbestemming)

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische verbindingszone;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;

  4. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden en wegen;

  5. geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;

  8. bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;

  9. bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;

  10. extensief recreatief medegebruik;

  11. bouwwerken van algemeen nut.

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

  2. op de gronden binnen deze bestemming mogen, eventueel in afwijking van het bepaalde ingevolge de basisbestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 23.1 toegelaten functies, en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.

23.2.2 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.3 Nadere eisen

 

23.3.1 Mogelijkheden tot stellen nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de ruimtelijke en landschappelijke inpassing;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels in 23.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd.

23.5 Specifieke gebruiksregels

 

23.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

23.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is, al dan niet in afwijking van het bepaalde ingevolge de basisbestemming(en), verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond van meer dan 100m³ per perceel of op een diepte van meer dan 0,60m beneden maaiveld;

  2. de aanleg van drainage ongeachte de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas;

  7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100m2 per perceel;

  10. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

23.6.2 Uitzonderingen

Het in 23.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

23.6.3 Toelaatbaarheid

De in 23.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 23.1 genoemde waarden en/of functies.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 25 Algemene bouwregels

 

25.1 Ondergrondse bouwwerken

 

25.1.1 Situering

Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:

  1. 100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  2. maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  3. het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  4. ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil;

  5. openluchtzwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen in het bouwvlak en (on)bebouwd erf worden opgericht met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen van 0,5m.

25.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 25.1.1 ten behoeve van:

  1. het voor 100% ondergronds bebouwen van het erf;

  2. ondergronds bouwen in het onbebouwd erf;

  3. ondergronds bouwen boven het straatpeil.

25.1.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan worden verleend mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  1. het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;

  2. de verkeers-, brand-, sociale en externe veiligheid;

  3. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.

25.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.

25.2 Hoofdtoegang woningen

 

25.2.1 Situering

De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.

25.2.2 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 25.2.1, mits:

  1. situering als bedoeld in 25.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;

  2. een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;

  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  5. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

25.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

 

25.3.1 Onbebouwd terrein bij woningen

Bij een woning moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5m.

25.3.2 Onbebouwd terrein bij overige gebouwen

Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend onbebouwd gedeelte van het bouwperceel aanwezig zijn ter diepte van tenminste 2m achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en wel over de volle breedte daarvan.

25.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  1. het bepaalde in 25.3.1, voor wat de aanwezigheid van het onbebouwd terrein betreft, indien andere functies dan wonen in het bestemmingsvlak zijn toegestaan en de eerste bouwlaag niet voor bewoning gebruikt wordt;

  2. het bepaalde in 25.3.1, indien een gunstige andere indeling van het bouwperceel aanwezig is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  3. het bepaalde in 25.3.1 indien sprake is van patiobungalows;

  4. het bepaalde in 25.3.1 indien het plan voorziet in een gezamenlijke (binnen)tuin van voldoende grootte;

  5. het bepaalde in 25.3.2 indien dit geen beletsel vormt voor de bestemming van het gebouw en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

25.4 Ruimte tussen bouwwerken

 

25.4.1 Begrenzing perceelsgrenzen

Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

25.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 25.4.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

25.5 Monumenten

  1. Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 1 oktober 2010) van toepassing;

  2. Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' is de Monumentenwet 1988 van toepassing.

25.6 Bouwen in nabijheid van monumentale en potentieel waardevolle bomen

 

25.6.1 Bebouwingsafstand

De afstand van enig bouwwerk gemeten uit het hart van een 'monumentale boom' of 'potentieel waardevolle boom' zoals is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Bijlage Boomwaardekaart bedraagt:

  1. bij een 'monumentale boom' 15m;

  2. bij een 'potentieel waardevolle boom' 8m.

25.6.2 Toegestane bebouwing

Het bepaalde in 25.6.1 is niet van toepassing indien:

  1. binnen de genoemde afstand van 15m of 8m reeds bebouwing voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand / boom niet wordt geschaad;

  2. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;

  3. de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan.

25.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 25.6.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:

  1. er sprake is van de aanduiding 'monumentale boom';

  2. er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.

25.7 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage Parkeernormen;

  2. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

 

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

 

26.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

 

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

 

27.1 luchtvaartverkeerzone

 

27.1.1 luchtvaartverkeerzone-funnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in Bijlage 6 Luchtvaartverkeerszone funnel , overschrijdt.

27.2 geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regels:

  1. voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in 'Wet geluidhinder' en 'Besluit geluidhinder', met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in dit lid, onder a., indien:

  1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;

  2. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend;

  1. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

27.3 vrijwaringszone-vaarweg

 

27.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van een goede doorvaart van de scheepvaart.

27.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7m.

27.3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder b ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en mits:

  1. de doorvaart van de scheepvaart niet wordt belemmerd;

  2. de zichtlijnen voor de scheepvaart niet worden gehinderd;

  3. de zichtlijnen voor bedienings- en begeleidingsobjecten niet worden gehinderd;

  4. de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal niet wordt beperkt;

  5. de mogelijkheid tot het uitvoeren van beheer en onderhoud niet wordt belemmerd;

  6. advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat;

  1. In afwijking van het bepaalde onder a. kunnen burgemeester en wethouders een afwijking verlenen zonder advies van Rijkswaterstaat indien het bouwplan reeds mogelijk werd gemaakt volgens het voorafgaande geldende bestemmingsplan.

27.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Vrijwaringszone - vaarweg' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijn en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen van gronden;

  2. bomen, heggen, heesters of struiken te planten of te vervangen.

  1. Toelaatbaarheid

De uitvoering van de onder a genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  1. is aangetoond dat deze - gehoord Rijkswaterstaat - geen consequenties hebben voor het doelmatig functioneren van de vaarweg;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

27.4 Veiligheidszone-aandachtsgebied leiding

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied leiding' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied leiding' mogen geen kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend van het groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied leiding' indien:

  1. er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform artikel 12 van het Bevb is ingevuld;

  4. er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

27.5 Veiligheidszone-LPG

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg (PR 10-6)', zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten en bijzonder kwetsbare objecten toegestaan;

  2. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg (PR 10-6)' mag geen uitbreiding plaatsvinden van bestaande bebouwing voor zover sprake is van (beperkt) kwetsbaar object welke aanwezig is op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

  3. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg (PR 10-6)´ opgeheven wordt, indien er geen sprake meer is van een risicovolle inrichting,

  2. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg (PR 10-6)´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging bij het LPG tankstation kleiner is geworden;

  3. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg (PR 10-6)´ is/wordt gewijzigd door het verleggen van het vulpunt.

  1. binnen de veiligheidszone - lpg (PR 10-6), maar buiten de PR 10-5 is uitsluitend een beperkt kwetsbaar object mogelijk indien dit is onderbouwd.

  2. daarnaast gelden ook de voorwaarden uit de regeling '73.18'.

27.6 Veiligheidszone-aandachtsgebied LPG

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied lpg' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied lpg', mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten en geen bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen het lpg aandachtsgebied indien:

  1. er geen sprake is van nieuwe bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename van het groepsrisico duidelijk wordt en de verantwoordingsplicht conform artikel 13 van het Bevi is ingevuld;

er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

27.7 Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen

 

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (PR 10-6)' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (PR 10-6)', zijn geen nieuwe kwetsbare objecten en bijzonder kwetsbare objecten toegestaan;

  2. binnen de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen (PR 10-6)' is uitsluitend een beperkt kwetsbaar object mogelijk indien dit is onderbouwd;

daarnaast gelden ook de voorwaarden uit de regeling 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen'.

27.8 Veiligheidszone-aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.

 

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

 

28.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

28.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

28.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 30m.

28.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

28.5 Binnenplans afwijken t.b.v. vuurwerk

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten ten behoeve van:

  1. nieuwbouw van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. en de daaraan verbonden opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;

  2. de verbouwing, uitbreiding en/of verplaatsing van een bestaande bewaarplaats of een bufferbewaarplaats c.a. ten behoeve van opslag voor de verkoop van consumentenvuurwerk daar waar de aanduiding 'verkoop en opslag vuurwerk toegestaan' voorkomt.

Het bevoegd gezag stelt voorwaarden aan de omgevingsvergunning ter voorkoming van onaanvaardbare overlast en onveiligheid voor de (woon)omgeving onder meer voor wat betreft parkeren, verkeersaantrekkende werking, geluidhinder e.d. en veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Bij nieuwvestiging van verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk wordt daarnaast te allen tijde aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat de veiligheidscontour zoals is opgenomen in het Vuurwerkbesluit (besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002)) op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over groenvoorzieningen in openbaar gebied waarbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

28.6 Binnenplans afwijken t.b.v. dienstverlening i.p.v. detailhandel

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van de vestiging van dienstverlening op gronden met de aanduiding 'detailhandel', indien de detailhandelsfunctie ter plaatse als gevolg autonome processen in de distributiestructuur is beëindigd.

28.7 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

28.8 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

28.9 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

 

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

 

29.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;

  2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;

  3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;

  4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijf' projecteren;

  5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer-Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;

  1. er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;

  2. na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

29.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie, met dien verstande dat Burgemeester en wethouders in geval van de verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning' waarna de functie bedrijf wordt gerealiseerd, bevoegd zijn een ander bouwvlak met bijbehorend bebouwingspercentage, bouwhoogte e.d. vaststellen.

29.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:

  1. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten en Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging niet mag worden overschreden;

  2. wijzigingen in de aanduidingen 'detailhandel-perifeer', 'verkooppunt motorbrandstoffen' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' niet zijn toegestaan;

  3. een wijziging van de aanduiding 'kantoor' niet is toegestaan indien de omvang voor de functie kantoor meer dan 700m2 bruto vloeroppervlak bedraagt.

29.4 Wijzigingsbevoegdheid broedplaatsfunctie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functies bedrijf, kantoor, maatschappelijk, recreatie, sport of dienstverlening binnen het bestemmingsvlak 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. uitsluitend sprake mag zijn van een activiteit die is vermeld in de categorieën 1 of 2 van de bijgevoegde Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten ;

  2. de omvang van de functie ten hoogste 200m2 bruto vloeroppervlak mag bedragen;

  3. geen sprake mag zijn van activiteiten die worden verricht in de nachtperiode (van 22:00uur tot 07:00uur);

  4. geen sprake mag zijn van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies dan wonen;

  5. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  6. geen sprake mag zijn van buitenopslag;

  7. geen sprake mag zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid.

29.5 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

29.6 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 150 m2.

29.7 Wijzigingsbevoegdheid kantoorvestiging in grote woonpanden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een kantoor(functie) tot maximaal 700m² bruto vloeroppervlak in panden gelegen binnen het bestemmingsvlak Wonen, waarbinnen de vestiging van de functie kantoren niet is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het pand is gelegen aan, georiënteerd op en ontsloten op de Ringbaan-Oost, de Bosscheweg (gedeelte met parallelweg), dan wel gelegen binnen de Oude Stad (het gebied tussen de Ringbanen), met uitzondering van de cityring (het gebied tussen de Spoorlaan, de Heuvel, de Heuvelring, het Piusplein, de Paleisring, de Schouwburgring en de Noordhoekring);

  2. het pand heeft een bruto vloeroppervlak van tenminste 300m²;

  3. de parkeerbehoefte kan op eigen terrein worden opgelost.

Artikel 30 Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

 

Artikel 31 Overige regels

 

31.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  2. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;

  3. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  4. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  5. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  6. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  7. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

31.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.2.1 Werken en werkzaamheden nabij monumentale en potentieel waardevolle bomen

Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren binnen een afstand van 15m van een 'monumentale boom' respectievelijk 8m bij een 'potentieel waardevolle boom', gemeten uit het hart van de boom, en voorzover deze bomen zijn aangegeven op de bij dit plan gevoegde Bijlage 4 Boomwaardekaart:

  1. het ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;

  2. het wijzigen van het grondwaterpeil;

  3. het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben.

31.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 31.2.1 is niet van toepassing indien:

  1. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;

  2. de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan;

  3. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;

  4. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.

31.2.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 31.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Het bevoegd gezag is bevoegd om:

  1. voorwaarden te verbinden aan de in 31.2.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 31.2.1 genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden;

  2. ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor de onder 31.2.1 genoemde werken/werkzaamheden een BEA- onderzoek (= bomeneffectanalyse) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 32 Overgangsrecht

 

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

 

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Theresia-Loven-Besterd 2016'.