Plan: | Den Bogerd |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2013004-e001 |
Ten noordoosten van de kern Udenhout is een nieuwbouwlocatie voor ongeveer 380 woningen en een school voorzien, genaamd Den Bogerd. Voorheen werd deze locatie Mortel II genoemd.
Het gebied wordt ontwikkeld door de gemeente Tilburg, Van der Weegen Bouwontwikkeling uit Tilburg en Jansen Bouwontwikkeling uit Wijchen. Naast de ontwikkeling van de woningen is een gebiedsontsluitingsweg voorzien aan de buitenzijde van de nieuwe woonwijk.
Deze ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan 'Den Bogerd' voorziet in een adequate juridische regeling voor de realisatie van de nieuwbouwlocatie.
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de kern Udenhout. Aan de zuid- en westzijde wordt het plangebied begrensd door de bestaande bebouwing van Udenhout (de wijk Achthoeven en Mortel) en aan de noord- en oostzijde door het buitengebied. De ligging en begrenzing van het plangebied is in bijgaande afbeeldingen weergegeven. De beek de Roomleij doorsnijdt het plangebied. Een deel van het plangebied ter plaatse van de Roomleij is gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS). In de bestaande situatie zijn binnen het plangebied twee agrarische bedrijven gelegen.
Ligging plangebied binnen Udenhout (Bron: bing.com/maps, 2010)
Begrenzing plangebied (bron: Gemeente Tilburg, 2010)
Door de realisatie van de woonwijk en de rondweg komt op twee locaties de Ecologische Hoofdstructuur in de knel. Enerzijds betreft het een weiland waar een toegangsweg op gerealiseerd wordt. Anderzijds betreft het een populierenbosje waar de woonwijk omheen komt te liggen. De externe werking van de woonwijk is dusdanig dat de kwaliteit van het huidige bos niet voldoende is te handhaven. Tevens liggen er kansen voor het versterken van de ecologische waarden in het omliggende gebied. In overleg met de Provincie Noord-Brabant en Brabants Landschap is daarom besloten om de begrenzing van de EHS voor beide gebieden te verwijderen en elders te herbegrenzen. De gemeente Tilburg heeft hiertoe een verzoek ingediend bij Gedeputeerde Staten, conform artikel 4.6 jo. 4.7 van de Verordening ruimte 2012 van de Provincie Noord-Brabant. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben bij besluit van 14 januari 2014 positief besloten op dit verzoek. Ter motivatie van deze wijziging is een compensatieplan opgesteld. Deze is in de bijlage toegevoegd.
Dit bestemmingsplan vervangt:
De beoogde ontwikkeling binnen het plangebied tot nieuwbouwlocatie past niet binnen de bovengenoemde vigerende bestemmingsplannen.
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch gebied. Binnen het plangebied waren twee agrarische bedrijven gelegen: Mortel nummer 3 en 4 hebben inmiddels hun activiteiten beëindigd. Mortel 4 heeft echter nog steeds een milieuvergunning, maar er wordt met de veehouder gesproken over uitplaatsing danwel inpassing met hobbymatige dieren. In de exploitatie zijn hier ook gelden voor opgenomen. Centraal in het plangebied is de beek de Roomleij gelegen in de huidige ecologische hoofdstructuur (EHS). Deze beek gaat verder in het bebouwd gebied van Udenhout, tussen de wijken Achthoeven en Mortel I door.
In 2010 is een stedenbouwkundig plan voor het plangebied opgesteld door Buro Lubbers. Dit plan wordt hierna beschreven. Het stedenbouwkundig plan is op 12 oktober 2010 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
In onderstaande afbeelding wordt het stedenbouwkundig concept in beeld gebracht.
Deelaspecten concept (bron: Buro Lubbers, 2008)
Parkzones
Twee parken vormen het hart van de wijk: het populierenpark en het bospark. Het centrale park aan de Roomleij, het populierenpark, is onderdeel van een doorgaande groenstructuur die door heel Udenhout loopt. Het bospark is kleiner van omvang en is opgehangen aan de doorgaande fietsroute tussen de kern van Udenhout en het buitengebied. Beide parken hebben ook een waterbergende functie voor regenwater afkomstig uit de wijk. De parken verdelen het gebied in 3 'woonvlekken'.
Watersysteem
De ligging aan de Roomleij en de keuze voor bovengrondse schoonwaterafvoer vormt de basis voor de woonwijk. De waterstructuur is in principe gekoppeld aan de groenstructuur. Hierdoor zal de relatie met het (onderliggende) landschap in alle delen van de wijk zichtbaar zijn.
Groene dragers
Gebiedseigen elementen worden ingezet om drie verschillende woonsferen te creëren: de deelgebieden Bomen, Singels en Lanen.
Bijzondere woonvormen
Op basis van liggingsfactoren kent het plan een aantal specifieke woonvormen: woningen met een dubbele oriëntatie aan het park, erven in de overgangszone naar het landschap en lage bebouwing in de vorm van patiowoningen voor de aansluiting op de bestaande woonwijken.
Aansluiting bestaand weefsel
Het ontsluitingssysteem van Den Bogerd zoekt aansluiting bij de straten die uitkomen bij Den Bogerd.
Gebiedsontsluitingsweg
De nieuwe gebiedsontsluitingsweg vormt tevens de grens van Den Bogerd en zal de dorpsrand van Udenhout sterk gaan bepalen. Ter plaatse van de oversteek van de Roomleij zal het water zichtbaar worden gemaakt door middel van een brug of brugleuning.
Stedenbouwkundig plan Den Bogerd (bron: Buro Lubbers, 2010)
Het woningbouwprogramma voor de wijk Den Bogerd bestaat uit circa 380 woningen in verschillende financieringsklassen. Het volledige woningbouwprogramma en de verdeling naar financieringsklasse en woningtype is hierna in beeld gebracht. Dit programma is uitgangspunt geweest bij het ontwerp, maar is indicatief en nog enigszins flexibel. Daarnaast is er ruimte gereserveerd voor een school van 8 klassen en een kinderdagverblijf, met een totale kavelgrootte van circa 1.800 m². De schoollocatie is gelegen in het zuidoostelijk deel van het plangebied en is gelegen aan het groen.
De in het plan opgenomen school (en kinderdagverblijf) is bedoeld als ondersteunende functie ten behoeve van de woningen. De aanwas van leerlingen als gevolg van de bouw van de woningen in Den Bogerd is becijferd op 121 leerlingen. Uitgaande van thuisnabij onderwijs is een onderwijsvoorziening in het gebied wenselijk. Op basis van het leerlingenaantal op 1 oktober 2013 is er nog steeds sprake van een tekort aan ruimte in de schoolgebouwen van de Mussenacker (Korte Voren) en de Achthoeven (Perweide). Daarnaast maakt basisschool de Achthoeven voor haar onderwijs momenteel gebruik van drie schoolwoningen in het complex Perweide, die minder geschikt zijn voor het geven van onderwijs. Onderdeel van de plannen voor een nieuwe onderwijsvoorziening in Den Bogerd is het opzeggen van de huur van de drie schoolwoningen, die hiermee beschikbaar kunnen komen voor andere functies.
In 2012 hebben gemeente en schoolbesturen afspraken gemaakt over de ontwikkeling van integrale kindcentra in Tilburg (IKC). Een IKC is een voorziening voor kinderen van tenminste 0 tot 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Kernpartners van een IKC zijn in ieder geval onderwijs en opvang (peuterspeelzaal, kinderopvang en voor-, tussen- en naschoolse opvang). Voor de nieuwe onderwijsvoorziening in Den Bogerd wordt al uitgegaan van een combinatie van onderwijs met kinderopvang. Ook op de andere schoollocaties in Udenhout willen we deze combinatie graag realiseren. Dit vergt een extra ruimtebehoefte in aanvulling op de behoefte aan ruimte voor onderwijsvoorzieningen in Udenhout. Daarnaast wordt op 1 augustus 2014 passend onderwijs ingevoerd, waarbij kinderen met een speciale onderwijsindicatie zoveel mogelijk moeten worden opgevangen in het reguliere onderwijs. Onduidelijk is wat dit voor gevolgen heeft voor de ruimtebehoefte van scholen in Udenhout.
Op basis van de huidige gegevens en inzichten is een nieuwe onderwijsvoorziening in Den Bogerd wenselijk. In het bestemmingsplan is voor het perceel van de school een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dat biedt de mogelijkheid de bestemming te wijzigen ingeval realisatie van een school niet haalbaar lijkt door voortschrijdend inzicht.
Kaart woningtypes, indicatief (bron: Buro Lubbers, 2010)
Tabel woningtypes, indicatief (bron: Buro Lubbers, 2010)
Ruimtelijk is Den Bogerd onder te verdelen in 3 buurten, een centraal park en de dorpsrand die elk hun eigen karakter hebben. De basis voor de woonsferen wordt gelegd in de groenstructuur, die is geïnspireerd op de ligging ten opzichte van het beekdal van de Roomleij en de in dit gebied voorkomende landschapselementen.
Kaart deelgebieden (bron: Beeldkwaliteitplan, HilberinkBosch Architecten, 21 november 2011)
Het deelgebied Het Bos kan gekarakteriseerd worden als een bospark met individueel vormgegeven villa's omzoomd met (lage) bebouwde randen.
De westelijke buurt wordt omarmd door de diepe kavels aan de Groenstraat (ten westen van het plangebied) en Achthoeven (ten zuiden van het plangebied) en kent hierdoor een zekere intimiteit. Deze sfeer wordt versterkt door in deze buurt een boomrijke atmosfeer te creëren. De basis voor het boomrijke karakter wordt gelegd in de woonstraten. Door het oostelijk gelegen bospark bij dit milieu te betrekken wordt het bosrijke karakter van dit gebied robuuster. Om het beeld van wonen onder de boomkronen te realiseren wordt de aanplant van bomen ook doorgezet op de kavels zelf.
In dit woonmilieu komen met name grote kavels (patiowoningen, vrijstaande woningen en enkele 2-kappers) voor. De situering en oriëntatie van de bebouwing op de kavel in het middengebied is redelijk vrij. Hierdoor zal een informeel beeld ontstaan van woningen met wisselende kaprichtingen. De patiowoningen aan de rand hebben een redelijk strakke rooilijn. In de openbare ruimte zijn incidenteel bomen uitgespaard voor plekken waar kan worden geparkeerd door bezoekers. Het hemelwater van daken en straten wordt naar droge greppels in de straatprofielen geleid en zonodig afgevoerd naar de parkstrook.
Het deelgebied De Singels kan gekarakteriseerd worden als een gebied met asymmetrische korte straten met zicht op het park, begeleid door informele groenzones.
Centraal in het plangebied liggen woningen aan een ruim, groen en asymmetrisch profiel. Aan één zijde van de ontsluitingsstructuur liggen oost-west lopende houtsingels. Aan de andere zijde ligt een laagte waarin water geborgen en geïnfiltreerd kan worden (wadi). De houtsingels bieden het groene raamwerk voor de kavels met diverse, gemengde woningtypen en kavelgroottes.
De woningen kenmerken zich door een horizontale geleding, met kappen evenwijdig aan de straat. De rooilijn is enigzins verspringend. Door de grotere kavels aan de zijde van de wadi te situeren en de inritten van de kavels te combineren, kan het aantal bruggetjes beperkt blijven. De kleinere kavels hebben geen parkeerplek op eigen erf, maar parkeren tussen beplantingsvakken van de singel. Tevens zijn openbare parkeerplaatsen voorzien aan het einde van de woningrijen, grenzend aan de twee parken.
Het deelgebied De Lanen kan gekarakteriseerd worden als een gebied met lange lommerrijke straten met een diversiteit aan woningen en groen.
In de oostelijke buurt staan de woningen aan noord-zuid georiënteerde lanen. De woningen in de Lanen hebben een statige en formele uitstraling. De architectuur kent een verticale geleding onder andere doordat er sprake is van wisselende kapvormen en asymmetrische tweekappers. De lanen kennen een afwisseling van kavelgroottes en woningtypen. Haaks op de lanen loopt de water- en groenstructuur, die bestaat uit verspreid staande bomen langs een wadi. Hier wordt het water uit de wijk zichtbaar en kan het infiltreren. Deze groenzones begeleiden de langzaam verkeersroutes naar het park, die de drie buurten met elkaar verbinden. Tevens is er in de noord-zuid richting een sloot voorzien langs de meest oostelijk gelegen laan.
Bezoekersparkeren vindt plaats in het profiel van de lanen (langsparkeren) en in de dwarsstraten (haaksparkeren). De parkeerplaatsen zijn onderdeel van de architectuur. Bezoekersparkeren kan ook geclusterd op het erf plaatsvinden, omgeven door een haag.
Het woonprogramma wordt over het plangebied verdeeld op basis van liggingsfactoren. Het woningtype is daarmee niet in eerste plaats gekoppeld aan één van de deelgebieden, maar aan de locatie in de wijk en krijgt een eigen vorm, specifiek voor de plek:
Kaart bijzondere woonvormen, indicatief (bron: Buro Lubbers, 2010)
Parkrand: wonen aan het park
In de randen van beide parken (bospark en populierenpark) zijn woningen voorzien, welke profiteren van de ligging aan het park. Deze woningen hebben een dubbelzijdige of alzijdige oriëntatie. De woningen hebben aan de parkzijde een (architectonische) privé buitenruimte. Aan de andere zijde, de straatzijde, vindt de ontsluiting plaats. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Buiten-/dorpsrand: wonen aan het landschap
In de rand naar het buitengebied wordt een verkaveling voorgesteld die afgeleid is van de (bestaande) boerderijen met bijbehorende erven. De woningen worden deels ontsloten vanaf een collectieve erfaansluiting op de gebiedsontsluitingsweg en deels vanuit het deelgebied Lanen.
Naar het landschap/buitengebied toe is een strook onbebouwd erf voorzien. De woningen aan de dorpsentrees zijn beeldbepalend en georiënteerd op het landschap. De woningen aan de collectieve ontsluitingen zijn van een bijzondere architectuur, die past bij het landelijk gebied. De overige woningen kunnen tweezijdig georiënteerd worden, of op de ontsluitingszijde (deelgebied Lanen) en met de achterzijde naar het buitengebied liggen.
Groene binnenrand: wonen aan de groene rand
In de randen naar Mortel I, Achthoeven en de Groenstraat zijn diverse typen (patio)woningen of bungalows voorzien. Deze woningen zijn in principe één laag hoog. De percelen zijn ondiep. In de patio, voor- en/of eventuele achtertuin wordt een boom geplant, zodat de binnenrand een groen dak krijgt. Er wordt geparkeerd voor de woning, in de woning, onder een overstek of in een groene tussenruimte tussen de woningen (al dan niet op eigen terrein).
De centrale openbare ruimte in het plan wordt gevormd door het park langs de Roomleij, rond het populierenbosje, in het verlengde van het bestaande 'Park ter Roomleij'. Het westelijk deel van het plangebied heeft ook een openbare parkstrook, rond een noordzuid gerichte langzaam verkeersroute van het dorpscentrum naar het buitengebied. Beide parken hebben een functie voor de waterhuishouding van het plangebied. Tevens is er een parkje/groenstrook voorzien ten zuiden van de toekomstige school. Dit parkje/groenstrook heeft bovendien een waterbergingsfunctie.
Populierenpark
Het populierenpark (het geëxtrapoleerde 'Park ter Roomleij') heeft een functie voor de duurzame structuur van Udenhout Noord en verbindt de kern van het dorp (Kreitenmolenstraat) met het buitengebied. Het park met het bestaande bos is de basis voor het dorpsrand woonmilieu van Den Bogerd. Bovendien valt het park gedeeltelijk binnen de huidige ecologische hoofdstructuur (EHS). Het dal van de Roomleij is afleesbaar in het landschap door de aanwezigheid van populierenbossen. Het populierenbos wordt in het ontwerp daarom gehandhaafd en versterkt waarbij de populieren langzaam vervangen worden door andere boomsoorten. Om aan deze ecologische en stedenbouwkundige functie te kunnen voldoen heeft het park een robuuste breedtemaat nodig. Het park wordt circa 2,7 hectare groot.
Profiel populierenpark (bron: Buro Lubbers, 2010)
Bospark
De parkstrook aan de westzijde, het bospark, is opgehangen aan de doorgaande fietsroute tussen de kern van het dorp (Kreitenmolenstraat) en het buitengebied. Dit park is een gebruiksruimte voor de buurten in het westen en midden van het plangebied. Dit park heeft een meer besloten karakter dat bijdraagt aan de boomrijke sfeer die het westelijk deel van het plangebied kenmerkt. Het park heeft tevens een functie voor de waterhuishouding.
Profiel bospark (bron: Buro Lubbers, 2010)
Gebiedsontsluitingsweg
Om de bestaande kom van Udenhout niet te belasten met extra verkeer is de principekeuze gemaakt om een nieuwe weg aan te leggen om het nieuwe woongebied te ontsluiten. Daarnaast wordt een aantal collectieve erven vanaf de gebiedsontsluitingsweg ontsloten. Deze nieuwe weg zal langs de oostzijde van Mortel I (de bestaande wijk ten zuidoosten van het plangebied) lopen, en via bedrijventerrein Kreitenmolen aansluiten op de Kreitenmolenstraat.
Het principeprofiel van de gebiedsontsluitingsweg bestaat uit twee - niet gescheiden – rijstroken. Op punten die daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld de bocht, ligt een groene middenberm met bomen die de weg verbijzondert. Ter plaatse van de oversteek van de Roomleij zal het water zichtbaar worden gemaakt door middel van een brug of brugleuning. Ook de voetpaden die op deze plek direct langs de rijbaan komen te liggen geven aan dat er een bijzonder punt gepasseerd wordt.
In de uitwerking van de weg zal worden gezocht naar toevoegingen van elementen die de verkeerssnelheid remmen. Dit kunnen verkeerskundige maatregelen zijn, zoals plateaus bij de wijkentrees, maar ook toevoegingen in bebouwing en groen. De materialisatie van de rijbaan bestaat uit een geluidsarme asfaltverharding.
De gebiedsontsluitingsweg wordt tevens ingezet om de dorpsrand vorm te geven. Doordat de verspreid staande bomen langs de weg doorlopen op de naastgelegen kavels ontstaat er een verbinding tussen woonwijk en buitengebied. De weg en woonwijk vormen samen de nieuwe dorpsrand.
Overige wegen
De overige wegen binnen het plangebied zijn erftoegangswegen en worden uitgevoerd met gebakken klinkers.
Kaart verkeersstructuur (bron: Buro Lubbers, 2010)
Er wordt naar gestreefd parkeren zo veel mogelijk op de eigen kavel plaats te laten vinden en niet in de openbare ruimte. Alle vrijstaande woningen en tweekappers hebben minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen kavel of inpandig .
Indien niet op eigen terrein geparkeerd kan worden (tussenwoningen) vindt parkeren in het openbaar gebied plaats. Per deelgebied verschilt dit: in het deelgebied 'Bomen' vindt het bezoekersparkeren informeel plaats tussen de bomen, in het deelgebied 'Singels' vindt het bezoekersparkeren plaats binnen de boomrijke parkeerclusters haaks op de woonstraten en vindt er haaks parkeren plaats tussen de singelbeplanting. In het deelgebied 'Lanen' vindt het bezoekersparkeren plaats in het profiel van de lanen (eenzijdig langsparkeren). Bijgaande kaart met parkeren is uitgangspunt geweest bij het ontwerp, maar is indicatief.
Bomen | Singels | Lanen | |
Eigen erf | 101 | 194 | 136 |
Openbare ruimte | 32 | 145 | 251 (waarvan 50 school) |
Parkeerbalans (bron: Buro Lubbers, 2010)
Kaart parkeren, indicatief (bron: Buro Lubbers, 2010)
Om eenheid in het architectuurbeeld te bevorderen geldt voor alle woningen in de wijk een aantal basisregels qua architectuur. Deze regels dragen tevens bij aan het bereiken van een dorpse sfeer. Het plan Den Bogerd wordt gekenmerkt door eigentijdse woningbouw die inspeelt op de Udenhoutse woning en daarmee herkenning en verrassing uitdraagt. Om aan te sluiten bij de Udenhoutse woning dienen de toegepaste materialen 'hoogwaardig' te zijn. Hoogwaardig wil zeggen dat ze mooier worden en blijven, naarmate ze ouder worden. Een eigentijdse en duurzame toepassing van natuurlijke materialen wordt gestimuleerd.
Het kleurgebruik aan de buitenzijde van de woningen is terughoudend, waarbij de uitstraling vooral wordt bepaald door het uiterlijk van de toegepaste materialen. Naast gebakken steen wordt het gebruik van keramische pannen, natuursteen en hout aangemoedigd.
In het beeldkwaliteitplan voor Den Bogerd (HilberinkBosch Architecten, 27 mei 2013) zijn per deelgebied en per woningtype de eisen qua architectuur vastgelegd. Het beeldkwaliteitplan is door de Raad vastgesteld als onderdeel van de welstandsnota.
Deze paragraaf beschrijft de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het toekennen van de (dubbel)bestemmingen en aanduidingen. Ook wordt aangegeven in hoeverre de ambities uit het stedenbouwkundig plan zijn doorvertaald in het bestemmingsplan.
Bestemmingen
In het bestemmingsplan is enkel het structurerend groen, te weten het bospark, het populierenpark en het groen waaraan de school grenst, bestemd als 'Groen'. Het gedeelte van het park waar momenteel populieren staan is bestemd als 'Bos'. De toekomstige gebiedsontsluitingsweg heeft de bestemming 'Verkeer'. De overige wegen hebben voornamelijk een verblijfsfunctie en hebben daarom de bestemming 'Verkeer – Verblijf'. Deze verkeersbestemmingen zijn ruim gekozen, zodat er nog enige vrijheid is ten opzichte van het stedenbouwkundig plan. Ter plaatse van de spoorwegovergang in het zuiden van het plangebied is de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' opgenomen. De basisschool heeft de bestemming 'Maatschappelijk' met een bouwvlak en bijbehorend bebouwingspercentage. Alles wat overblijft heeft de bestemming 'Wonen'. Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden.
De gronden in het plan die voortkomen uit het compensatieplan EHS en waarvoor GS de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur hebben gewijzigd op grond van artikel 4.9 van de Verordening Ruimte hebben de bestemming Natuur en de bestemming Agrarisch met waarden. Een deel van de gronden heeft de dubblebestemming Waterstaat-attentiegebied ehs.
Woonbestemming
In het bestemmingsplan zijn bouwstroken opgenomen, omdat hiermee de oriëntatie van de woningen vastligt. Per bouwstrook is middels een aanduiding aangegeven welke woningtypen zijn toegestaan. Door het opnemen van meerdere woningtypen per bouwstrook en door de bouwstroken vrij diep te maken (waardoor verspringingen in de rooilijn mogelijk zijn) is op veel plekken in het plangebied sprake van flexibiliteit. Op plekken waar specifieke wensen zijn vanuit het stedenbouwkundig plan qua woningtype en situering van het bouwvlak (aan de parken bijvoorbeeld), is de flexibiliteit beperkt.
Qua diepte van de bouwvlakken is uitgegaan van een diepte van 12 meter. Op veel plekken is verspringing van de rooilijn gewenst. Daar waar deze verspringingen voorkomen en ook gewenst zijn, zijn de bouwvlakken dieper getekend om dit ook mogelijk te maken. Op plekken waar verspringingen niet voorkomen, gezien de diepte van percelen niet mogelijk zijn of stedenbouwkundig niet gewenst zijn, zijn de standaard dieptes van 12 meter en 10 meter aangehouden.Voor de patiorand geldt een specifieke regeling.
Aan de oostzijde van het bospark en aan beide zijden van het populierenpark zijn in het stedenbouwkundig plan woningen voorzien met een diepte groter dan 12 meter. Deze woningen hebben een aanduiding gekregen waarin geregeld is dat een diepte van 15 meter is toegestaan.
Een gedeelte van het perceel (buiten het bouwvlak) heeft de aanduiding 'erf' gekregen. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van deze aanduiding gebouwd worden.
Specifieke elementen
In het bestemmingsplan is een drietal wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
Omdat er ten oosten van het plangebied nog een geurhinderlijke inrichting aanwezig is, is er een geurzone opgenomen. Ter plaatse van deze geurzone mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden opgericht voordat de geurhinderlijke inrichting haar activiteiten heeft gestaakt of maatregelen heeft getroffen.
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.
De Nota Ruimte wordt in 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; vastgesteld op 22 november 2011). In de nieuwe Structuurvisie staan de plannen m.b.t. ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden.
Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtstreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.
De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gepubliceerd. Het Barro is vervolgens op 22 augustus 2011 vastgesteld. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als het project Mainportontwikkeling Rotterdam, grote rivieren, kustfundamenten en Waddenzee en waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden aan de Tweede Kamer en deels uit nieuwe onderwerpen. Het Barro is - grotendeels - in werking getreden op 30 december 2011.
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt
Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
Deze stappen zijn:
Met dit bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Hierna worden de bovenstaande stappen doorlopen voor dit bestemmingplan.
rede 1: Is er een regionale behoefte?
De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.
De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio worden jaarlijks gezamenlijke afspraken met de provincie Noord-Brabant gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave van de gemeenten, dit voor een voortschrijdende tienjaars-periode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en huishoudens-prognose, waarvan de recentste dateert van 2011. Voor Tilburg betekent dit dat de tienjaarse bouwopgave ruim 9.800 woningen bedraagt. Daarmee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudensverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Van deze bouwopgave worden 730 woningen ingezet om de programmadoelen in een drietal buurgemeenten tot 2020 te kunnen verwezenlijken. De gemeentelijke woningbouwopgave tot zeker 2025 behelst zo'n 1.000 woningen per jaar gemiddeld, gecorrigeerd voor ca. 200 w/jr. sloop; de effectieve vraag -uitgeoefend door de woonconsument- ligt als gevolg van de crisis vooralsnog lager, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan trede 1 van de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).
Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
De woningbouwopgave die Tilburg, mede in regionale context geplaatst, heeft, kan en wordt ook vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve variatie daarin maken het nodig om -in beperkte mate- ons te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied (à "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling").
Behalve de aantallen (de kwantitatieve opgave) is in toenemende mate de kwalitatieve samenstelling van het bouwprogramma van belang. De kwalitatieve opgave is niet alleen het soort woningen (gestapeld/ grondgebonden, huur/koop, e.d.) maar juist ook de differentiatie in woonmilieus. Behalve verschillende typen stedelijke woonmilieus beschikt Tilburg ook over twee dorpen waar voorzien wordt in de sterke vraag naar “dorps woonmilieu”; het periodieke Kwalitatief WoningBehoefte Onderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) toont deze behoefte telkens weer aan. Het "dorpse woonmilieu" kenmerkt zich ondermeer door een relatief lage woningdichtheid en een ruime variatie in grondgebonden woningtypen. De dorpen Berkel-Enschot en Udenhout zijn indertijd juist met het oog op de gemeentelijke en regionale woningbouwopgave bij Tilburg gevoegd. In de het voorzien van de behoefte aan “dorps woonmilieu” richt Udenhout zich voornamelijk op de eigen behoefte, en voorziet Berkel-Enschot in deze behoefte gemeentebreed, in welk verband juist daar -i.v.m. de crisis- sprake is van plantemporisering.
Udenhout is/blijft zowel in de optiek van de Structuurvisie Noordoost als de woningbouwprogrammering een "autonoom" dorp, dat kan voorzien in een deel van de behoefte aan “dorps wonen”; met name dat deel voortkomend uit de behoefte van de Udenhouters zelf. Het KWBO laat zien dat de woontevredenheid in Udenhout hoog is. Verhuisgeneigde Udenhouters geven overwegend aan een andere woning weer in Udenhout te zoeken. Daarmee tonen zij aan een sterke oriëntatie op de eigen kern te hebben.
Met het plangebied Den Bogerd wordt invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens van de Udenhoutse bevolking om in het dorp voor de eigen behoefte te mogen bouwen. Dit mede om de leefbaarheid van het dorp en de draagkracht/vitaliteit van het lokale voorzieningenniveau te waarborgen en ook jongeren in staat te stellen in het dorp te blijven wonen. De woningbehoefte in de komende 10 jaar in Tilburg -en specifiek die aan een dorps woonmilieu- toont de noodzaak en het openbaar belang van de ontwikkeling van het plan Den Bogerd aan. Dit temeer omdat Den Bogerd ook nog eens het enige in Udenhout gelegen plangebied is waarin meerjarig gefaseerd, gericht op de Udenhoutse woningvraag, gebouwd kan worden. Binnendorpse plekken zijn nu niet voorhanden en die welke op termijn misschien beschikbaar komen (te) beperkt in aantal en capaciteit voor een evenwichtige fasering m.b.t. de behoefte én de doelstellingen tot borging van de leefbaarheid. Voor een overzicht en beoordeling van enkele andere locaties welke zijn benoemd óf waar initiatieven voor woningbouw (van enige omvang) bekend zijn/waren is opgenomen in paragraaf 3.3.2. Verordening Ruimte onder stedelijke ontwikkeling in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling.
Trede 3: zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte
Om het plangebied te ontsluiten en te voorkomen dat het gemotoriseerde verkeer de huidige woonwijken en het centrumgebied belast, wordt een nieuwe ontsluitingsweg "De Mortel" aangelegd waardoor het verkeer dan zoveel mogelijk naar de nabijgelegen N65 kan worden afgewikkeld. Er vindt een "doorsteek" plaats tussen de nieuwe wijk en de bestaande wijken via de Huysacker en het Verzonken Kasteel. Het plangebied is bovendien goed ontsloten voor langzaam verkeer, via doorsteken naar de bestaande woonwijken (Huysacker, Verzonken Kasteel, Mortelhof en Groenendaal.
De gemeente Tilburg zal de provincie Noord-Brabant en vervoerder Veolia verzoeken de nieuwe wijk te ontsluiten met het openbaar vervoer. Dit zal in de nieuwe concessie tussen de provincie en vervoerder eind 2014 worden ingebracht.
Er is sprake van een regionale behoefte, welke bijna volledig wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied. De locatie Den Bogerd kan goed ontsloten worden voor verkeer. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: 'Samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Deel C
Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte. Evenals de AMvB Ruimte komt de provinciale verordening in twee fases tot stand.
In de eerste fase zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
De tweede fase is gekoppeld aan het totstandkomingstraject van de provinciale Structuurvisie en heeft betrekking op:
De regels van de Verordening Ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de provinciale structuurvisie, op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio´s en in het bestaand stedelijk gebied. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio´s is vastgelegd op de kaarten behorende bij fase 1 van de Verordening Ruimte. In de verordening zijn ook het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur begrensd.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied, maar wel aangeduid als 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'. Tevens is een deel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan gelegen binnen de huidige 'ecologische hoofdstructuur'. Door de realisatie van de woonwijk en de rondweg komt op twee locaties de Ecologische Hoofdstructuur in de knel. Enerzijds betreft het een weiland waar een toegangsweg op gerealiseerd wordt. Anderzijds betreft het een populierenbosje waar de woonwijk omheen komt te liggen. De externe werking van de woonwijk is dusdanig dat de kwaliteit van het huidige bos niet voldoende is te handhaven. Tevens liggen er kansen voor het versterken van de ecologische waarden in het omliggende gebied. In overleg met de Provincie Noord-Brabant en Brabants Landschap is daarom besloten om de begrenzing van de EHS voor beide gebieden te verwijderen en elders te herbegrenzen. De gemeente Tilburg heeft hiertoe een verzoek ingediend bij Gedeputeerde Staten, conform artikel 4.6. jo. 4.7 van de Verordening ruimte 2012 van de Provincie Noord-Brabant. Ter motivatie van deze wijziging is een compensatieplan opgesteld, deze is in de bijlage toegevoegd. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben bij besluit van 14 januari 2014 positief besloten over het verzoek tot herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur. Dit besluit is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Kaartbeelden Verordening Ruimte 1e fase (bron: Provincie Noord-Brabant, 2010)
Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit (Artikel 2.1)
Omdat het plangebied gelegen is in een ‘zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’ dient een verantwoording opgenomen te worden hoe de ontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. In Beschrijving plangebied wordt ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit en in paragraaf 4.4 Wonen wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.
Kwaliteitsverbetering van het landschap (Artikel 2.2)
De Verordening Ruimte kent een compensatieplicht voor uitbreidingsplannen voor stedelijke ontwikkelingen. Voor alle uitbreidingsplannen moet inzichtelijk zijn hoe de realisering ervan gepaard gaat met kwaliteitsverbetering in het buitengebied. Er moet duidelijk worden gemaakt op welke wijze de realisering van de stedelijke ontwikkeling gepaard gaat met een wezenlijke en uitvoerbare verbetering van de kwaliteiten van natuur, water, landschap, cultuurhistorie of recreatieve mogelijkheden van de omgeving. Deze compensatie dient plaats te vinden buiten het bestaand stedelijk gebied.
De ontwikkeling van Den Bogerd gaat gepaard met een kwaliteitsverbetering van het landschap in de omgeving van het plan en wel in de ontwikkeling van landschap en natuur vanaf het terrein van de voormalige Steenfabriek tot aan natuurgebied De Brand. Naast de oppervlakte aan natuurcompensatie in deze zone (4,84 ha; zie hieronder bij 3.) wordt ca. 4 ha nieuwe natuur/landschapselementen aangelegd. De gemeente Tilburg heeft de realisatie van deze zone overgedragen aan Brabants Landschap, bij verkoop van de voormalige steenfabriek. Hierbij is 9 ha ruilgrond in de transactie tussen gemeente en Brabants Landschap meegenomen. Vanuit de Groene Mal heeft de gemeente reeds € 368.000,-- in deze zone geïnvesteerd. In 2013 en 2014 is totaal ca. € 130.000,-- geprogrammeerd vanuit de Groene Mal. Totaal wordt ca. € 498.000,-- geïnvesteerd.
Op basis van de minimumnorm van 1% van de uitgifteprijs is voor Den Bogerd de kwaliteitsverbetering landschap te kwantificeren op € 415.120,-- (103.780 m2 à € 4,--). Aan deze norm wordt dus ruimschoots voldaan.
Met Brabants Landschap is een anterieure overeenkomst gesloten die o.a. voorziet in het aanleggen en onderhouden van de te compenseren EHS-gronden. Daarmee is de compensatie van EHS gronden privaatrechtelijk geregeled zoals de Verordening Ruimte voorschrijft. Het betreft 4,48 ha.
De aanleg, beheer en onderhoud van de overige 4 ha (kwaliteitsverbetering landschap) is ook opgenomen in de overeenkomst met Brabants Landschap.
Stedelijke ontwikkeling in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling (Artikel 3.3)
Een bestemmingsplan, gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. Uit de verantwoording dient te blijken dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied van een van de kernen van de gemeente te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik.
De stedelijke ontwikkeling dient aan te sluiten bij bestaand stedelijk gebied of plaats te vinden in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing. Bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting dient rekening te worden gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving.
De beoogde ontwikkeling van het plangebied sluit aan bij het bestaand stedelijk gebied van Udenhout. De woningbouwopgave die Tilburg, mede in regionale context geplaatst, heeft, kan en wordt ook vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve variatie daarin maken het nodig om -in beperkte mate- ons te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied („³ "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling").
Behalve de aantallen (de kwantitatieve opgave) is in toenemende mate de kwalitatieve samenstelling van het bouwprogramma van belang. De kwalitatieve opgave is niet alleen het soort woningen (gestapeld/ grondgebonden, huur/koop, e.d.) maar juist ook de differentiatie in woonmilieus. Behalve verschillende typen stedelijke woonmilieus beschikt Tilburg ook over twee dorpen waar voorzien wordt in de sterke vraag naar "dorps woonmilieu"; het periodieke Kwalitatief WoningBehoefte Onderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) toont deze behoefte telkens weer aan. Het "dorpse woonmilieu" kenmerkt zich ondermeer door een relatief lage woningdichtheid en een ruime variatie in grondgebonden woningtypen. De dorpen Berkel-Enschot en Udenhout zijn indertijd juist met het oog op de gemeentelijke en regionale woningbouwopgave bij Tilburg gevoegd. In de het voorzien van de behoefte aan "dorps woonmilieu" richt Udenhout zich voornamelijk op de eigen behoefte, en voorziet Berkel-Enschot in deze behoefte gemeentebreed, in welk verband juist daar -i.v.m. de crisis- sprake is van plantemporisering.
Udenhout is/blijft zowel in de optiek van de Structuurvisie Noordoost als de woningbouwprogrammering een "autonoom" dorp, dat kan voorzien in een deel van de behoefte aan "dorps wonen"; met name dat deel voortkomend uit de behoefte van de Udenhouters zelf. Het KWBO laat zien dat de woontevredenheid in Udenhout hoog is. Verhuisgeneigde Udenhouters geven overwegend aan een andere woning weer in Udenhout te zoeken. Daarmee tonen zij aan een sterke oriëntatie op de eigen kern te hebben.
Met het plangebied Den Bogerd wordt invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens van de Udenhoutse bevolking om in het dorp voor de eigen behoefte te mogen bouwen. Dit mede om de leefbaarheid van het dorp en de draagkracht/vitaliteit van het lokale voorzieningenniveau te waarborgen en ook jongeren in staat te stellen in het dorp te blijven wonen. De woningbehoefte in de komende 10 jaar in Tilburg -en specifiek die aan een dorps woonmilieu- toont de noodzaak en het openbaar belang van de ontwikkeling van het plan Den Bogerd aan. Dit temeer omdat Den Bogerd ook nog eens het enige in Udenhout gelegen plangebied is waarin meerjarig gefaseerd, gericht op de Udenhoutse woningvraag, gebouwd kan worden. Binnendorpse plekken zijn nu niet voorhanden en die welke op termijn misschien beschikbaar komen (te) beperkt in aantal en capaciteit voor een evenwichtige fasering m.b.t. de behoefte én de doelstellingen tot borging van de leefbaarheid.
Enkele andere locaties welke zijn benoemd óf waar initiatieven voor woningbouw (van enige omvang) bekend zijn/waren, zijn de volgende:
1. Vincentius - Schoorstraat
De locatie bevindt zich in Udenhout. Het terrein is particulier eigendom. Hier is een initiatief voor 54 gestapelde levensloopbestendige woningen (in het huidige monumentale pand); er is geen ruimte voor grondgebonden woningen. Het bedient zodoende een andere doelgroep en andere woningtypologie.
In de gesloten DVO is opgenomen dat tot eind maart/begin april 2014 er de mogelijkheid is een bestemmingsplanherziening aan te vragen. Indien deze aanvraag niet wordt ingediend, dan herleeft de mogelijkheid bij de Résidence.
2. Résidence/ Berkenhout - Udenhoutseweg
De locatie bevindt zich in Udenhout. Het terrein is gedeeltelijk in eigendom van de gemeente en gedeeltelijk particulier eigendom. Deze locatie ligt overigens, net als Den Bogerd, in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling en niet binnen bestaand stedelijk gebied (Verordening Ruimte).
Op deze locatie is in het verleden sprake geweest van het ontwikkelen van 80 appartementen in de vorm van collectief particulier opdrachtgeverschap in de prijsklasse "middelduur". Nu is er een initiatief voor 32 grondgebonden woningen en 6 gestapelde zorgwoningen. Afgesproken is dat deze locatie pas aan bod komt als de locatie Vincentius niet doorgaat. Het bedient zodoende een andere doelgroep en andere woningtypologie.
3. Locatie Van der Voort - Kreitenmolenstraat
Enkele jaren geleden was deze locatie nog in beeld voor woningbouw (30 tot 40 woningen) en was er een particulier initiatief. Dit initiatief is bij B&W besluit van 21 december 2010 onder voorwaarden positief beoordeeld. Echter is dit terrein in 2013 verkocht waarmee de woningbouwplannen van de baan zijn.
4. Brameco terrein
De locatie bevindt zich in Udenhout. Het terrein is particulier eigendom. Op dit moment is dit een bedrijfslocatie; er zijn geen initiatieven bij de gemeente bekend.
5. Teunisbloem
De locatie bevindt zich in Udenhout. De bouw van vier vrijstaande grondgebonden woningen worden planologisch mogelijk gemaakt.
6. Berkhoek
De locatie bevindt zich in Udenhout en is ca. 8 ha. Groot. Het is beoogd als bedrijventerrein (onderlinge afspraak met provincie en ontwikkelende regiogemeenten). Deze locatie ligt overigens, net als Den Bogerd, in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling en niet binnen bestaand stedelijk gebied (Verordening Ruimte).
7. Akker Heikant
De locatie bevindt zich niet in Udenhout, maar in Berkel-Enschot. Het project is on hold gezet, zie ook hierboven. Vanaf 2024 kan beoordeeld worden of dit alsnog opgepakt wordt.
8. Noordkamer
De locatie bevindt zich in Udenhout. De huidige planopzet gaat in theorie uit van Ruimte voor Ruimte kavels (16 kavels vanaf ca. 1000 m2) en daarmee een andere doelgroep. Op dit moment kan er echter niet gebouwd worden vanwege aanwezige geurcirkels. Deze locatie ligt overigens, net als Den Bogerd, in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling en niet binnen bestaand stedelijk gebied (Verordening Ruimte).
Conclusie: deze locaties zijn of nu niet voorhanden en die welke op termijn misschien beschikbaar komen (te) beperkt in aantal en capaciteit voor een evenwichtige fasering m.b.t. de behoefte én de doelstellingen tot borging van de leefbaarheid.
In paragraaf 4.4 Wonen wordt ook ingegaan op het zorgvuldig ruimtegebruik en in Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren van het plangebied en de directe omgeving.
Bescherming van de ecologische hoofdstructuur (Hoofdstuk 4)
Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de gebieden en stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de gebieden. Indien er sprake is van verlies van ecologische waarden en kenmerken, dient er een compensatieplan opgesteld te worden.
Met de realisatie van de woonwijk en de rondweg worden twee EHS-gebiedjes aangetast.
In overleg met de Provincie Noord-Brabant en Brabants Landschap is besloten om de EHS begrenzing te verplaatsen naar enkele agrarische gronden ten noordwesten van het plangebied. Het compensatiegebied komt daarmee op korte afstand van de verwijderde EHS te liggen en maakt ook deel uit van het plangebied. De gemeente Tilburg heeft hiertoe een verzoek ingediend bij Gedeputeerde Staten, conform atikel 4.6 jo. 4.7 van de Verordening ruimte 2012 van de Provincie Noord-Brabant. Ter motivatie van deze wijziging is een compensatieplan opgesteld, deze is in de bijlage toegevoegd. In de paragrafen 5.8.2.2., 5.8.3.2.en 5.8.4.2. wordt op deze aspecten ingegaan. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben bij besluit van 14 januari 2014 positief besloten over het verzoek tot herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur.
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.
De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:
De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005.
De Structuurvisie Noordoost 2020 (door de gemeenteraad vastgesteld in december 2009) beschrijft de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 van het gebied ten noorden van Tilburg Noord, inclusief Rugdijk / Kouwenberg. De visie heeft geen betrekking op ontwikkelingen in de bestaande bebouwde gebieden van Udenhout en Berkel-Enschot, wel op de uitbreidingen aan de randen van deze dorpen.
In het Structuurplan is vastgelegd dat aan de noordoostzijde van Udenhout circa 350 woningen worden gerealiseerd. Ten noordoosten van het gebied is een ecologische verbindingszone geprojecteerd waarmee een ecologische verbinding tussen de natuurgebieden De Brand en De Leemkuilen tot stand moet komen. De zone is van belang voor verschillende soorten, zoals vogels, amfibieën, kleine zoogdieren, vlinders en planten. In 2004 is voor het gebied een flora en fauna onderzoek uitgevoerd dat als uitgangspunt zal worden gebruikt bij de uitwerking van de ontwikkelingen in Den Bogerd. Het nieuwbouwgebied Den Bogerd moet aansluiten op het huidige dorpse wonen in Udenhout. Kenmerken voor het gebied zijn wonen in een relatief lage dichtheid, beperkte stapeling, lage dynamiek en een combinatie van redelijke nabijheid en matige bereikbaarheid.
De woningen worden gefaseerd gebouwd. De bouw van circa 350 woningen in Den Bogerd genereert een bepaalde hoeveelheid verkeersbewegingen. De afwikkeling zal niet, of slechts zeer ten dele, plaatsvinden via de bestaande woonwijken (Zeshoeven, Mortel I). Ook verdere belasting (door autoverkeer) van het noordelijk deel van de Kreitenmolenstraat is niet acceptabel. Daarom is aan de buitenrand van Den Bogerd een gebiedsontsluitingsweg voorzien die het verkeersaanbod naar de bestaande spoorwegovergang bij de Parallelweg brengt.
Uitsnede plankaart Structuurvisie Noordoost 2020 met Den Bogerd aangeduid als bestaande planontwikkeling (bron: Gemeente Tilburg, 2009)
Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de beleidskaders die bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijn over in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.
Plangebied
Voor Den Bogerd is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan zal dienen als toetsingskader voor de omgevingscommissie.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.
De standaard archeologische en cultuurhistorische inventarisatie ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is uitgevoerd door Fontys-Bilan te Tilburg (Archeologisch vooronderzoek Tilburg – Udenhout (NB), Mortel II. Archeologisch vooronderzoek, ISSN 1572-3194-2007/118 Rapportnummer 2007/118, 2007) en BAAC te 's-Hertogenbosch (Tilburg Udenhout, Den Bogerd. Proefsleuvenonderzoek BAAC rapport A-11.0190, Issn 1873-9350) en is tot stand gekomen op basis van verschillende bronnen.
De volgende werkinstrumenten zijn hoofdzakelijk gebruikt bij het archeologische deel van bureauonderzoek:
Naast deze bronnen is gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Op grond van de beschikbare gegevens wordt een goed beeld verkregen van de algemene archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. Dit beeld wordt verder aangescherpt door een landschapsanalyse en door gebruik van lokale bronnen. De landschapsanalyse is opgesteld aan de hand van onder andere de geomorfologie en de bodem, maar ook door het interpreteren van bijvoorbeeld de (vroegere) infrastructuur en lokale archeologische waarnemingen. Om de historische ontwikkelingen in het plangebied in een breder kader te kunnen plaatsen, werd eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van Tilburg in het algemeen onderzocht en vervolgens die van het plangebied in detail. De lokale bronnen omvatten onder andere historische kaarten, architectuurfoto´s en luchtfoto´s en geschreven bronnen waaronder plaatsbeschrijvingen en veldnamen, bebouwingsgegevens en veldverkenningen. Landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische gegevens werden in het onderzoek samengevoegd tot een reconstructie van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. De reconstructie werd vervolgens vertaald naar een archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied, die nader kon worden gespecificeerd door er bodemverstorende activiteiten zoals wegen- en huizenbouw bij te betrekken.
Advies
Geadviseerd wordt de zones in het plangebied met een hoge archeologische waardering en de nog te onderzoeken gebieden (kaart bijlage 7 Aanbeveling BAAC rapport A-11.0190) een dubbelbestemming waarde archeologie te geven.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.
Conform Artikel 2.1 en 3.3 van de provinciale Verordening Ruimte dient een verantwoording opgenomen te worden hoe de planontwikkeling zorgt voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, in het bijzonder beantwoordt aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierna wordt ingegaan op zorgvuldig ruimtegebruik.
De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit 2011. In de planperiode tot en met 2021 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.800 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Van dit aantal worden 730 woningen ingezet om de programmadoelen in een drietal buurgemeenten tot 2020 te kunnen verwezenlijken.
Zeker tot 2025 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo'n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt momenteel lager als gevolg van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan trede-1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).
Met betrekking tot trede-2 van deze ladder, de vraag of (een deel van) de regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied, het volgende.
De woningbouwopgave die Tilburg in voornoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (o.m. woonmilieudifferentiatie), maken het nodig om ons –in beperkte mate– te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied (i.c. "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling"); dit geldt ook de planontwikkeling Den Bogerd in Udenhout.
Udenhout is/blijft zowel in de optiek van de Structuurvisie Noordoost als de woningbouw-programmering een "autonoom" dorp, dat kan voorzien in een deel van de behoefte aan "dorps wonen"; met name dat deel voortkomend uit de behoefte van de Udenhouters zelf. Het woningbehoefteonderzoek/KWBO (zie 4.4.2) laat zien dat de woontevredenheid in Udenhout hoog is. Verhuisgeneigde Udenhouters geven overwegend aan een andere woning weer in Udenhout te zoeken. Daarmee tonen zij aan een sterke oriëntatie op de eigen kern te hebben.
Met het plangebied Den Bogerd (voorheen Mortel-II) wordt invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens van de Udenhoutse bevolking om in het dorp voor de eigen behoefte te mogen bouwen. Dit mede om de leefbaarheid van het dorp en de draagkracht/vitaliteit van het lokale voorzieningenniveau te waarborgen en ook jongeren in staat te stellen in het dorp te blijven wonen. De woningbehoefte in de komende 10 jaar in Tilburg –en specifiek die aan een dorps woonmilieu– toont de noodzaak en het openbaar belang van de ontwikkeling van het plan Den Bogerd aan. Dit temeer omdat Den Bogerd –aansluitend op de buurt Mortel-I– ook nog eens het enige in Udenhout gelegen plangebied is waarin meerjarig gefaseerd, gericht op de Udenhoutse woningvraag, gebouwd kan worden. Binnendorpse plekken zijn nu niet voorhanden en die welke op termijn misschien beschikbaar komen (te) beperkt in aantal en capaciteit voor een evenwichtige fasering m.b.t. de behoefte én de doelstellingen tot borging van de leefbaarheid in het dorp.
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de vastgestelde Woonvisie 2011-2014 is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.
Centraal in de WoonVisie –met de focus op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften/ klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt –naar analogie van de rijksoverheid– onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk. Per stadsdeel/gebied wordt aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan de gewenste woonmilieuvariatie te kunnen voldoen.
Woonvisie Udenhout
De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het benoemen van woonmilieus. Udenhout is in de WoonVisie benoemd als een centrum-dorps woonmilieu. De omschrijving van dit woonmilieu is als volgt: gemengd wonen, werken een voorzieningen in een lage dichtheid, een combinatie van redelijke nabijheid en matige bereikbaarheid. Consolidatie van het centrum-dorps woonmilieu is op zijn plaats. Daarbij dienen, waar mogelijk en zinvol, intensivering en/of functieverandering voor het voorzien van de lokale woningbehoefte optimaal benut te worden. Handvatten hiervoor worden onder andere gegeven in de nota 'Gereedschapskist dorps wonen' van de gemeente Tilburg uit 2004.
Uit de Nota Wonen en de Monitor Woningbouw 2009 blijkt dat de aandacht van de gemeente en de bouwprocespartners gericht moet blijven op kwaliteitsbevordering van de woningmarkt. De verleiding bestaat om een woonproduct aan te bieden dat minder toekomstbestendig is. Om aan te sluiten bij de structurele wens van consumenten een kwaliteitsslag te maken, dient de beleidsfocus van de gemeente en andere partijen zich te richten op een gedifferentieerd aanbod naar woningtypen en woonmilieus. Met name groenstedelijke en dorpse woonmilieus zijn populair. Onder kwaliteit wordt ook verstaan levensloopbestendigheid, duurzaamheid en vormen van (particulier) opdrachtgeverschap.
De gemeente Tilburg voert iedere vier jaar een woningbehoefteonderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2012, waaruit blijkt dat de Tilburgse woningmarkt in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht is. Als de vraag naar woningen wordt afgezet tegen het aanbod, dan blijken de tekorten zich voor te doen in zowel de koop- als de huursector in het segment eengezinswoningen. In de huursector gaat het over rijtjeswoningen, in het koopsegment over alle soorten woningen (vrijstaand, twee- onder een kap, rijtjeswoningen). In de huursector is behoefte aan meer flats/appartementen met lift en bestaat vooral een tekort aan goedkope rijtjeswoningen.
Woningbehoefte voor Udenhout
In het plan Den Bogerd is rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar wonen in een Dorps woonmilieu, ofwel grondgebonden wonen met beperkte functiemenging in relatief lage dichtheid, een combinatie van redelijke nabijheid en matige bereikbaarheid. Het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) toont de behoefte aan het Dorps woonmilieu onmiskenbaar aan. Zo blijkt de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde burgers in circa 30% van de gevallen uit te gaan naar een (centrum-)dorps woonmilieu. Tot 2020 betreft dat een woningvraag van zo'n 3.000 woningen in dit woonmilieutype.
De dorpen Berkel-Enschot en Udenhout zijn eind jaren-negentig juist met het oog op de gemeentelijke en regionale woningbouwopgave bij Tilburg gevoegd. In het voorzien van de behoefte aan "dorps woonmilieu" richt Udenhout zich voornamelijk op de eigen behoefte, en voorziet Berkel-Enschot in deze behoefte gemeentebreed, in welk verband juist daar –i.v.m. de crisis– sprake is van plantemporisering. Plangebied Den Bogerd in Udenhout met ruimte voor circa 350 woningen aan de oostzijde van de dorpskern Udenhout, is in dit verband een gewenste aanvulling op de geplande woningbouw-differentiatie en voorziet zo specifiek in de behoefte aan woningen voor met name Udenhouters.
Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (Gemeente Tilburg, 2012) blijkt dat Udenhout relatief veel meerpersoonshuishoudens vanaf 55 jaar telt (51% tov 40% gemiddeld in Tilburg). Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is beduidend hoger dan gemiddeld in Tilburg. Er staan veel koopwoningen, vrijstaande/2-onder-1-kapwoningen en dure koopwoningen. In Udenhout is 25% van de woningen geschikt voor ouderen tegen een gemiddelde van 22% voor heel Tilburg.
Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat de meeste bewoners van Udenhout zeer tevreden zijn met de woning en de woonomgeving.
Voor de nieuwe woonwijk Den Bogerd is gezamelijk (de gemeente en haar partners) het woningbouwprogramma gespecificeerd (kwantitatieve uitwerking en kwalitatief profiel).
In de recent vastgestelde Woonvisie 2011- 2014 is aangegeven dat - ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad- de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is.
Maatgevend voor de regionale en lokale woningbouwontwikkelingen zijn de aantallen die in overleg tussen (regio)gemeenten en provincie zijn afgesproken op basis van de provinciale woningbehoeftenraming (2008).
Op grond hiervan is er behoefte aan een toename van de woningvoorraad in Tilburg van 2010 tot 2020 van ongeveer 10.000 woningen (gecorrigeerd voor een beperkte sloopopgave).Dat geschiedt primair op inbreidingslocaties. Daar onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de volledige opgave, dient tevens uitgeweken te worden naar uitbreidingslocaties.
Het maakt natuurlijk wel uit wat voor soort woningen waar gebouwd gaan worden. Uit kwalitatief woningbehoeftenonderzoek (KWO Tilburg 2012) blijkt dat de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ca. 30 % van de gevallen uitgaat naar een (centrum) dorps woonmilieu. Tot 2020 is dat een woningvraag van zo'n 3.000 woningen in dit woonmilieu tot 2020. Het gemeentelijk ruimtelijk ( en wonen-) beleid gaat daarom ook uit van het creëren van voldoende gedifferentieerde woonmilieus om daarmee aan de vraag van de consument tegemoet te komen. De Overhoeken in Berkel-Enschot samen met Den Bogerd in Udenhout zijn de woningbouwlocaties die Tilburg inzet voor de voorziening in de behoefte aan woningen in een (centrum)dorps woonmilieu . Deze locaties samen hebben een capaciteit van ca. 2.800 woningen. Ze worden echter niet allemaal gelijktijdig in ontwikkeling genomen. Op korte termijn zijn dat behalve Koningsoord ( 795 woningen), Enschotsebaan (340 woningen), Hoge Hoek (270 woningen) en Den Bogerd ( 380 woningen); dus in totaal ca. 1.700 woningen.
Conclusie is dan ook dat de woningbehoefte in de komende 10 jaar in Tilburg - en specifiek die aan een (centrum)dorps woonmilieu - de noodzaak van de ontwikkeling van het plan Den Bogerd aantoont. Dit temeer omdat Den Bogerd ook nog eens het enige in Udenhout gelegen plan is waarin specifiek voor de Udenhoutse woningvraag gebouwd kan worden. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens vanuit de Udenhoutse bevolking en de dorpsraad ( en meermalen bestuurlijk toegezegd door diverse colleges vanaf de herindeling tot het recente verleden toe) om in /aan de kern voor de eigen behoefte te mogen bouwen. Dit om de leefbaarheid van het dorp en draagkracht voor het lokale voorzieningenniveau te waarborgen en jongeren in staat te stellen in het dorp te blijven wonen.
Het is duidelijk dat ten gevolge van de economische en financiële crisis de woningmarkt op dit moment flink in het slop zit. Dit betekent dat de werkelijk effectieve vraag in de markt ver achter blijft bij de berekende behoefte. Vandaar zal de werkelijke bouwproductie de eerstkomende jaren ook fors achter blijven bij de geprogrammeerde. Dit betekent echter niet dat deze behoefte niet bestaat maar zich meer gefaseerd en over een langere periode zal manifesteren. Uit bovenstaande is ook af te leiden dat met de in gang te zetten plannen niet alle woningvraag voor de komende jaren in plancapaciteit is omgezet.
De recent uitgekomen bevolking- en huishoudenprognose en daarop gebaseerde woningbehoeftenprognose 2011 van de provincie levert voor Tilburg geen belangrijke verschillen op met de prognose uit 2008. De bouwproductieopgave blijft -langjarig- gemiddeld 1.000 woningen/jaar (gecorrigeerd voor een beperkt sloopprogramma).
Stimulering van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap is al een aantal jaren onderwerp van het Tilburgse woonbeleid. Reeds in de Woonvisie 2006 is al speerpunt benoemd bevordering van keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument. In de nota "Particulier opdrachgeverschap (PO) in de woningbouw" van mei 2007 is dit beleidsthema verder uitgewerkt. De ambitie rond PO is door het huidige college in haar coalitieakkoord bevestigd en aanvullend daarop streeft Tilburg ernaar dat aan het eind van de collegeperiode (2014) het aandeel particulier opdrachgeverschap minimaal 30% van de grondgebonden woningbouwproductie bedraagt
In het plan Den Bogerd wordt minimaal 29,5 procent van de woningen gebouwd via particulier opdrachtgeverschap (en medeopdrachtgeverschap). Dit is vastgelegd in het exploitatieplan.
De huisvesting van zorgbehoevenden (ouderen en gehandicapten) is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Een belangrijke doelstelling is dat deze groep zoveel mogelijk wordt gemengd met de overige bevolking. Streven hierbij is wel dat er voldoende zorg, welzijn en diensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het principe van servicewijken ontwikkeld, waarbij woon-, zorg- en dienstverleningsfuncties in een bepaald gebied optimaal op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit principe te worden geven. In voorliggend bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar zorgwoningen ten oosten van de beoogde school.
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "beeldbepalende boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 m (beeldbepalende boom) en 15 m (monumentale boom) vanuit het hart van de desbetreffende boom.
Het plangebied Den Bogerd is in de Boomwaardezoneringskaart behorende bij de Bomennota benoemd als vallend buiten de Boswet. Zodoende wordt er in de Bomennota niets van belang voor het plangebied genoemd.
Omdat uit de bomeninventarisatie blijkt dat er zich in het plangebied geen monumentale en beeldbepalende bomen bevinden is er in het bestemmingsplan geen boomwaardekaart opgenomen.
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
Voorliggend plan speelt in op de hoofdlijnen uit de Nota Groen.
Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.
Voorliggend plan valt binnen nieuwbouw. Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van het volgende:
In bijgaande afbeelding is te zien waar de speelvoorzieningen zijn voorzien binnen Den Bogerd. Er is een onderverdeling gemaakt per leeftijdscategorie: 0 tot 6 jaar, 7 tot 12 jaar en ouder dan 12 jaar.
Overzicht indicatieve speelvoorzieningen Den Bogerd
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:
Algemeen
De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer per bus in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV-visie Brabant, Vraaggericht, verbindend, verantwoord (oktober 2012), die ook als basis dient voor de aanbesteding van het openbaar vervoer per 2015, waarin de afspraken met de vervoerder over de uitvoering van het openbaar vervoer worden vastgelegd. Jaarlijks worden de plannen voor wijziging van het openbaar vervoer vastgelegd in een exploitatieplan.
De gemeente Tilburg zal de provincie Noord-Brabant en vervoerder Veolia verzoeken de nieuwe wijk te ontsluiten met het openbaar vervoer. Dit zal in de nieuwe concessie tussen de provincie en vervoerder eind 2014 worden ingebracht. Op dit moment kan niet worden ingeschat of dit kans van slagen heeft.
Voor het treinverkeer is de Rijksoverheid opdrachtgever. Vanuit het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS), zal het aantal treinverbindingen van en naar station Tilburg Reeshof vanaf 2020 worden uitgebreid van 2 naar 4 treinen per uur per richting.
Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.
Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5 km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:
Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt voor 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.
Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.
Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.
Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.
Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.
Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de raad nieuw beleid voor de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons (GMS en UMTS) vastgesteld.
(Internationale) gezondheidsraden geven aan dat zendmasten geen risico vormen voor de gezondheid. Desondanks wil de gemeente Tilburg zendmasten op een zo verantwoord mogelijke manier inpassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrije en vergunningsplichtige zendmasten.
Zendmasten tot vijf meter mogen vergunningsvrij geplaatst worden. Jaarlijks ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de gezamenlijke aanbieders van mobiele telefonie. Daaruit blijkt waar reeds masten zijn geplaatst en waar masten eventueel gewenst zijn. Met aanbieders van mobiele telefonie is de afspraak gemaakt dat zij de masten zo veel mogelijk op ´niet gevoelige bestemmingen´ plaatsen, zoals kantoren, bedrijven en hoogspanningsmasten. Wanneer een aanbieder van mobiele telefonie een mast wenst te plaatsen op een woongebouw, dient dit vooraf gemeld te worden aan de gemeente. Bovendien heeft de aanbieder toestemming nodig van de eigenaar van het betreffende gebouw. Met omwonenden hoeft, volgens de regels uit het nationale zendmastenbeleid, niet gecommuniceerd te worden over de plaatsing van een zendmast.
Zendmasten van vijf meter of hoger zijn vergunningsplichtig. Deze masten mogen niet in woonwijken worden geplaatst. Buiten de woonwijk wordt de meest geschikte locatie gezocht, waarbij de criteria uit de nota Zendmasten worden gehanteerd. (Zicht)hinder van masten wordt voorkomen en er is aandacht voor landschappelijke inpassing en esthetiek. Omwonenden ontvangen een bewonersbrief en er vindt eventueel een inloopavond plaats (afhankelijk van de locatie). Wanneer het college van burgemeester en wethouders toch besluit een omgevingsvergunning te verlenen voor een zendmast in een woonwijk, dan wordt dit aan de raad gemeld.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
In het Besluit m.e.r. valt het plan Den Bogerd (380 woningen en weg) onder de activiteit "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen)". Deze activiteit is niet m.e.r. -plichtig (C-lijst) maar wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) in het geval de activiteit betrekking heeft op:
1. een oppervlakte van 100 hectare of meer of
2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.
De oppervlakte van het plan Den Bogerd blijft ruim beneden de 100 hectare (22 hectare) en op grond van het bovenstaande is het plan dan ook niet m.e.r.-plichtig (C-lijst) danwel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst).
Een plan kan nog m.e.r.- plichtig zijn indien het plangebied gelegen is nabij een Natura 2000 gebied. Vanwege de ligging van Den Bogerd nabij de Loonse en Drunense Duinen + De Brand & Leemkuilen is een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet opgesteld (bijlage bij bestemmingsplan) om te bepalen of er sprake is van negatieve effecten op de beschermde waarden van de Natura 2000 gebieden.
Conclusie van deze voortoets is als volgt:
Een passende beoordeling (en dus een MER) is op basis hiervan dan ook niet noodzakelijk.
Bij het beoordelen van welke (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven invloed hebben binnen het plangebied is gebruik gemaakt van de desbetreffende omgevingsvergunning of AMvB (wettelijke afstanden) en de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Laatstgenoemd document betreft een richtlijn en geen wettelijk kader. Er is voor de genoemde richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar, die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (zie de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten) en gelden vanaf het bedrijf (of de opslagvoorziening of installatie) tot woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De afstanden gelden tussen de perceelsgrens van de inrichting en de gevel(s) van de woning(en) van derden.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich meerdere veehouderijen. Hier wordt in paragraaf 5.7.2 op ingegaan. Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn verder geen bedrijven gelegen, waarvan de milieucontouren over het plangebied liggen.
School
Binnen het plangebied is een school inclusief kinderdagverblijf voorzien. Volgens de VNG-brochure is de richtafstand van een school 30 meter. Binnen deze afstand zijn in voorliggend plan woningen voorzien. Om deze reden is voor de school een onderzoek uitgevoerd naar stemgeluid, verkeers- en vervoersbewegingen. Dit onderzoek is in juni 2011 door de gemeente Tilburg uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Om de geluidbelasting op de omliggende woningen te bepalen is een akoestisch rekenmodel gemaakt waarin de geluidsbronnen en de bebouwing is opgenomen. Volgens opgave van de school en het kinderdagverblijf spelen er maximaal 200 kinderen buiten gedurende 2 uur en 30 kinderen gedurende 5 uur in de dagperiode (07.00-19.00 uur). In de avond en nachtperiode zijn het kinderdagverblijf en de school gesloten.
In het onderzoek is berekend wat de geluidemissie van het gebouw met bijbehorend schoolplein richting de nieuwe woningen is en afgewogen of de stedenbouwkundige opzet al dan niet in strijd is met een "goede ruimtelijke ordening" Hierbij is de geluidemissie van het wegverkeer (halen en brengen van de kinderen) en van de kinderen zelf tijdens het spelen meegenomen.
Volgens het BARIM dienen inrichtingen in de dagperiode (07.00-19.00 uur) te voldoen aan onderstaande geluidsnormen op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen.
LAr,LT , dB(A) | LAmax , dB(A) | |
Dagperiode | 50 | 70 |
Uit de rekenresultaten blijkt dat het LAr,LT in de dagperiode vanwege de spelende kinderen maximaal 43 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de normstelling uit het BARIM. Voor het LAmax varieert het niveau tussen de 51 en 70 dB(A) . Ook voor het LAmax wordt voldaan aan de normstelling uit het BARIM.
Voor wat betreft het wegverkeer en het halen van en brengen van de kinderen blijkt uit de rekenresultaten dat het Leq, dagperiode, maximaal 55 dB(A) bedraagt. Dit is een geluidsniveau dat normaal is voor een woon en buurtstraat en naar verwachting niet zal leiden tot niet-acceptabele geluidshinder.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de woningen waar de hoogste geluidsniveaus optreden liggen aan de zuidzijde van het schoolplein. Dit geldt zowel voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximaal optredend geluidsniveau vanwege de spelende kinderen en het wegverkeersgeluid.
Het is nog niet bekend wat voor een type woningen aan de zuidzijde precies komen. In de meest recente plannen worden dit woningen met mogelijk een patio of traditionele rijtjeswoningen waarde buitenruimte (tuin) aan de zuidzijde is gesitueerd. In beide gevallen zal er sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat gezien de hoogte van de berekende geluidbelastingen en het aanwezig zijn van verblijfsruimtes waar rustig geslapen en geleefd kan worden. De school en het kinderdagverblijf zijn alleen in de dagperiode in werking. Geluidshinder met betrekking tot de avond en nachtperiode is uitgesloten. Voor de andere delen van plan geldt dat de berekende geluidbelastingen lager zijn. Ook hier zal sprake zijn van een goed woon en leefklimaat.
De conclusie is dat de realisatie van de school/kinderdagverblijf in het plan den Bogerd voor het aspect geluid niet in strijd is met een "goede ruimtelijke ordening".
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:
1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
2. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs), december 2009;
3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
1. de kans op een ongeval;
2. het effect van het ongeval;
3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, kan een verantwoordingsplicht gelden.
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour, die van invloed is op het plangebied.
Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen.
Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Door de gemeente Tilburg worden over verschillende lokale wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat er op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. Voor het groepsrisico van deze wegen geldt dat er conform deze rapportage, ter hoogte van dit bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
De N65 ligt op circa 2000 meter van het plangebied. Voor de N65 geldt dat deze weg niet is opgenomen in Bijlage 5 van de cRvgs. De weg is door DVS (Rijkswaterstaat) wel geteld in 2006 (wegvak B58). Uit deze tellingen blijkt dat over de weg alleen stofcategorieën worden vervoerd waarvan de invloedsgebieden niet over het plangebied vallen. De N65 is daarmee niet relevant voor het plangebied.
De vereiste basisveiligheid vanuit de verschillende wegen is hiermee geboden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden onder andere brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. De ontwikkeling ligt op een afstand van 400 meter van de spoorlijn.
Voor deze spoorlijn blijkt uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6. De basisveiligheid is geboden.
In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.
Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3.000 meter en valt dus over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie.
Het bestemmingsplan maakt een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk en daarmee een toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRvgs) is aangegeven dat objecten die ontwikkeld worden op een afstand van meer dan 300 meter van de spoorlijn over het algemeen geldt dat op zo'n afstand een ontwikkeling geen invloed meer heeft op de omvang van het groepsrisico. Gezien de beperkte personendichtheid van de voorgenomen van de woonbestemmingen en de afstand tot de spoorlijn is hiervan sprake.
Aandachtspunt is de bestemming "Maatschappelijk" binnen dit bestemmingsplan. Deze bestemming maakt o.a. een basisschool mogelijk. Vanuit de specifieke kwetsbaarheid van voorziene doelgroep geeft de gemeente op basis van een goede ruimtelijke ordening invulling aan de verantwoordingsplicht.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal
Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen (veiligheids)afstanden gelden.
In het kader van deze paragraaf wordt de verantwoordingsplicht van het groepsrisico verwoord. In het kader van deze verantwoording heeft de regionale brandweer advies uitgebracht. De relevante inbreng van dit advies is verwerkt in deze verantwoording.
Beleidsvisie
In de Beleidsvisie externe veiligheid is ingegaan op een aantal gebiedstypes. Het bestemmingsplan wordt ontwikkeld op tot een gebied waarop het profiel "Risicoluw woongebied in Tilburg" van toepassing is, zoals gedefinieerd is in de Beleidsvisie externe veiligheid.
Het bestemmingsplan ligt niet binnen het invloedsgebied van een LPG-tankstation en kent geen bijzondere functies voor gebouwen met meer dan 2000 personen. De generieke verantwoording voor luwe gebied uit de Beleidsvisie externe veiligheid is daarmee van toepassing. Onderstaand is deze generieke verantwoording uit de beleidsvisie overgenomen. De afwegingen die ten grondslag liggen aan deze verantwoording staan verwoord in de beleidsvisie.
Groepsrisico
Dit ruimtelijk plan ligt in een luw gebied, waarvoor in de Beleidsvisie Externe Veiligheid geen planologisch kader is opgesteld. Ook bij een hogere personendichtheid zal er geen significante toename van het groepsrisico optreden, omdat:
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico door maatregelen bij de risicobron zijn beschreven in de Beleidsvisie Externe Veiligheid. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is binnen het plangebied geen item, vanwege het gegeven dat de:
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Op deze afstand van de risicobron speelt het bestrijdbaarheids vraagstuk niet of nauwelijks. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de Beleidsvisie Externe Veiligheid.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. Het handelingsperspectief 'schuilen' is de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij van belang.
Bij nieuwe bouwwerken, zoals in dit plangebied ontwikkeld gaan worden, is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met één druk op de knop uit te schakelen. Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het gebied ligt binnen het dekkingsgebied van een WAS-installatie.
Speciale aandacht in dit bestemmingsplan behoeft de bestemming "Maatschappelijk". Deze bestemming maakt o.a. een basisschool mogelijk. Vanwege de beperkte zelfredzaamheid van mogelijke doelgroepen, waaronder kinderen, zijn extra kwetsbare doelgroepen mogelijk. Zeker voor een maatschappelijke voorziening zoals een schoolgebouw geldt dat permanente mechanische ventilatie het effect van schuilen tegenwerkt. Door het uitschakelbaar maken van de mechanische ventilatie door middel van een centrale noodknop, kan dit voorkomen worden. Deze maatregel wordt, zo mogelijk, meegegeven aan de initiatiefnemer.
Daarnaast adviseert de brandweer in het ontruimingsplan van de basisschool aandacht te besteden aan externe incidenten. Zelfredzaamheid kan met behulp van ontruimingsplannen en de bedrijfshulpverlening-organisatie worden voorbereid en geoefend. Ook deze maatregel wordt, zo mogelijk, meegegeven aan de initiatiefnemer.
Risicocommunicatie
Door actief te communiceren over risico's zal de zelfredzaamheid namelijk worden vergroot. De regionale brandweer adviseert daarom ook om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. In dit plan kan dan worden vastgelegd met wie, op welke wijze en met welke frequentie over de risico's wordt gecommuniceerd. Op dit moment vindt uitsluitend passieve communicatie plaats.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.
Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld, welke stoelt op de Beleidsvisie externe veiligheid. Vanwege de extra kwetsbaarheid van de mogelijke doelgroepen binnen de bestemming "Maatschappelijk", wil de gemeente, zo mogelijk, aan de initiatiefnemer(s) meegeven dat de mechanische ventilatie van het pand uit te schakelen is via een centrale noodknop. Daarnaast wil de gemeente, zo mogelijk, aan de initiatief meegeven in het ontruimingsplan van de basisschool aandacht te besteden aan externe incidenten.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit.
Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden. De Wet geluidhinder regelt daarmee:
Los van de Wet geluidhinder dient een ontwikkeling te worden getoetst aan een 'goede ruimtelijke ordening'. Een beschouwing van het woon- en leefklimaat is hierbij van essentieel belang.
Voor het bestemmingsplan Den Bogerd is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Croonen adviseurs Maart 2013/ 25 november 2013) In dit onderzoek is de geluidbelasting onderzocht vanwege de nieuwe gebiedsontsluitingsweg op zowel het plangebied als bestaande woningen (Wet geluidhinder toets).
De nieuwe gebiedsontsluitingsweg sluit aan op de bestaande 30 km/ uur wegen. Door deze aansluiting zal de verkeersintensiteit op de bestaande 30 km/ uur wegen wijzigen en zal ook de geluidbelasting wijzigen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting vanwege deze wegen op het plangebied en de bestaande woningen beschouwd. Omdat de wegen geen zone hebben op grond van de Wet geluidhinder, is het normenhuis van de Wet geluidhinder niet van toepassing.
De geluidbelasting op bestaande woningen is onderzocht in zowel de toekomstige als huidige situatie.
De nieuwe gebiedsontsluitingsweg sluit aan op de Groenstraat en de Stationstraat/ Brabantse hoek. Vanwege deze situatie en om een uitspraak te kunnen doen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is aansluiting gezocht bij het begrip reconstructie. Kort gezegd komt dit begrip er op neer dat indien de geluidbelasting met 1,5 dB of meer toeneemt (afgerond 2 dB) in de toekomstige situatie versus de huidige situatie er sprake zal zijn van een reconstructie. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een reconstructie indien de geluidbelasting in de toekomstige situatie 48 dB of meer bedraagt. Indien er geen sprake is van een reconstructie hoeft het bevoegd gezag geen maatregelen te overwegen om de geluidbelasting te verlagen.
Wet geluidhinder toets
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) op het plangebied voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij moet op de nieuwe ontsluitingsweg een geluidreducerende deklaag (dunne deklaag type II, reductie ca. 4 dB) of een deklaag met minimaal dezelfde geluidreducerende eigenschappen worden aangebracht. De nieuwe gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) komt deels langs bestaande woningen te lopen waar nu de huidige Mortel (30 km/h, doodlopende weg) zich bevindt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.
Vanwege de Groenstraat bedraagt de geluidbelasting op het plangebied maximaal 42 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Goede ruimtelijke ordening
De Mortel versus nieuwe ontsluitingsweg
De huidige doodlopende Mortel (30 km/h weg) wordt vervangen door de nieuwe gebiedsontsluitingsweg (50 km/h weg). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de bestaande woningen weliswaar toeneemt maar in de toekomstige situatie voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48dB. Er is in de toekomstige situatie sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat en derhalve van een goede ruimtelijke ordening.
Groenstraat
Vanwege de Groenstraat bedraagt de geluidbelasting op het plangebied maximaal 42 dB. Gesteld kan worden dat de geluidbelasting dermate laag is dat het woon- en leefklimaat niet negatief wordt beïnvloed.
Op de bestaande woningen bedraagt de geluidbelasting in toekomstige situatie maximaal 55 dB ter hoogte van waarneempunt 32. De geluidbelasting neemt in de toekomstige situatie met maximaal 1,2 dB toe ten opzichte van de huidige situatie. Deze toename is minder dan de norm voor reconstructie en wordt acceptabel geacht.
Er kan worden gesteld dat het woon- en leefklimaat bij de bestaande woningen niet of nauwelijks wordt beïnvloed.
Stationsstraat/Brabantse Hoek
Vanwege de Stationsstraat/Brabantse Hoek voldoet de geluidbelasting op de bestaande bebouwing in de toekomstige situatie niet overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting in de toekomstige situatie bedraagt 55 dB ter plaatse van waarneempunt 38. Op de bestaande bebouwing zal de geluidbelasting niet meer toenemen dan 1,5 dB. Dit betekent dat in de toekomstige situatie vanwege de Stationstraat/ Brabantse Hoek er een geringe toename is van de geluidbelasting, het woon- en leefklimaat bij de bestaande woningen niet of nauwelijks wordt beïnvloed.
Huysacker
Voor de bestaande woningen langs de Huysacker is berekend dat in de toekomstige situatie er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De berekende geluidbelasting bedraagt maximaal 44dB ter hoogte van waarneempunten 50 en 52. Op de gevels van bestaande woningen is de maximale toename 2 dB ten opzichte van de huidige situatie. De conclusie is dat de geluidbelasting in de toekomstige situatie dermate laag is dat het woon- en leefklimaat niet negatief wordt beïnvloed.
Gelet op de optredende geluidbelastingen en de geringe toename van de geluidbelasting is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat en dus een goede ruimtelijke ordening.
Binnen het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
In het betreffende onderzoek luchtkwaliteit Den Bogerd Udenhout (Croonen, 19 november 2013) is onderzocht of worden voldaan aan de normen zoals gesteld in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Hierbij is de luchtkwaliteit in beeld gebracht voor vier verschillende wegen (Groenstraat, Kreitenmolenstraat, nieuwe gebiedsontsluitingsweg, woonstraat nieuwe woonwijk)
Uit het onderzoek blijkt dat (ruimschoots) aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan. Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen bezwaren tegen voorgenomen ontwikkeling.
Binnen het plangebied of de omgeving hiervan zijn geen industriële geurhinderlijke bedrijven gelegen.
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
Geursituatie plangebied
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich meerdere veehouderijen. Daarom is inzicht in de geursituatie nodig. De veehouderijen aan de Mortel 2 en 4 houden dieren waarvoor geen geurhinderemissiefactor is vastgesteld. De zones waarbinnen geen woningen mogen worden gerealiseerd vallen ruim in het plangebied.
Door Schoonderbeek en Partners Advies bv daarom is in april 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de geurbelasting ter plaatse van de nieuwbouw als gevolg van veehouderijen. Het doel van het onderzoek is na te gaan of er wordt voldaan aan de wettelijke normen uit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Daarnaast is onderzocht of ter plaatse van de nieuwbouw sprake is van een goed woon- en leefklimaat middels de berekening van de achtergrondconcentratie. Het geuronderzoek is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Geurnormen
In de Wet geurhinder en veehouderij gelden wettelijke geurnormen of afwijkende geurnormen als hiervoor een (gemeentelijke) verordening is opgesteld. In voorliggende situatie gelden de wettelijke geurnormen (gemeente Tilburg heeft zelf geen geurverordening), afhankelijk of de locatie al dan niet in een concentratiegebied of binnen dan wel buiten de bebouwde kom is gelegen. Verder is de geurnorm afhankelijk van het soort geurgevoelig object.
De gemeente Tilburg ligt in een concentratiegebied en het plangebied ligt in de toekomst binnen de bebouwde kom. De maximale geurnorm op een geurgevoelig object, vanuit een dierverblijf waarin met geuremissiefactor (vleesvarkens, legkippen en/of schapen) aanwezig zijn, bedraagt in dit geval 3 ou E/m³. Voor dierverblijven waarin zogenaamde afstandsdieren (melk- en kalfkoeien, zoogkoeien, vrouwelijk jongvee, pelsdieren en paarden) aanwezig zijn, bedraagt de minimum afstand tot de buitenzijde van een gevoelig object in dit geval 100 meter.
Ruimtelijke ontwikkeling
Bij het opstellen van ruimtelijke ontwikkelingen dienen voor wat betreft geurhinder van veehouderijen een tweetal aspecten beschouwd te worden:
In het algemeen is het zo dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen worden gepland, het woon- en verblijfklimaat als goed kan worden aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Welke afstand voldoende is, wordt bepaald door diverse regelgevingen.
De belangen van de veehouderij kunnen worden geschaad als door de bouw van geurgevoelige objecten het bedrijf zijn toekomstplannen niet meer kan uitvoeren. Door te bouwen binnen de geurcirkel van een veehouderij wordt de veehouderij "op slot" gezet. De veehouderij kan niet meer uitbreiden of wijzigingen in de veebezetting realiseren omdat een aanvraag om vergunning op grond van de Wet geurhinder en veehouderij geweigerd zal moeten worden. Alleen door het treffen van maatregelen, zoals het verplaatsen van de emissiepunten of het plaatsen van een luchtwasser kan een vergunning mogelijk worden verleend.
Beoordeling ruimtelijke ontwikkeling
In voorliggend plan is sprake van nieuwbouwplannen in de omgeving van een veehouderij. Hierbij is onderzocht waar woningen gerealiseerd kunnen worden om ter plaatse van deze woningen een goed woon- en leefklimaat te waarborgen zonder dat de rechten van de veehouder in kwestie worden aangetast.
In het kader van een goed woon- en leefklimaat is de geurbelasting berekend middels de berekening van de achtergrondconcentratie. De achtergrondconcentratie is de geurbelasting als gevolg van alle veehouderijen in de omgeving van het een geurgevoelig object. De berekening van deze achtergrondconcentratie is gemaakt met behulp van de gebiedsmodule. Vervolgens is de geurbelasting 'vertaald' naar geurhinder en is uitspraak gedaan of het percentage gehinderden acceptabel is.
In het kader van belangenafweging is een berekening van de voorgrondbelasting gemaakt middels de vergunningsmodule. Met deze voorgrondbelasting wordt de geurbelasting van de veehouderij bedoeld welke de meeste geur bij het geurgevoeig object veroorzaakt. Indien gebouwd wordt binnen de geurcontour waarop vergund is, dan is in het algemeen sprake van inbreuk het vergunde recht.
In het voorliggende plan zijn alleen veehouderijen gelegen met een vaste geurcontourafstand. De bestaande veehouderij gelegen aan de Mortel 2 heeft een geurzone van 100 meter. Binnen deze zone mogen geen woningen worden gerealiseerd voordat de betreffende veehouderij haar activiteiten heeft gestaakt dan wel door maatregelen haar geurcirkel heeft verkleind tot buiten het gewenste te bebouwen gebied.
De bestaande veehouderij gelegen aan de Mortel 4 vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen omdat met deze veehouderij gesproken wordt over mogelijkheden voor uitplaatsing danwel inpassing met hobbymatige dieren. De intentie is om hierover overeenstemming te bereiken met de eigenaar van de veehouderij. Indien dit traject uiteindelijk niet tot verwerving zal leiden bestaat de wettelijke mogelijkheid om tot onteigening over te gaan.
Geurcontouren Mortel 2 en 4
Geurhinderpercentage
Uit de berekeningen in het geuronderzoek blijkt dat de hoogst berekende achtergrondbelasting correspondeert met minder dan 4% gehinderden en dat de hoogst berekende voorgrondbelasting correspondeert met minder dan 8% gehinderden. Het hoogste van de twee geurhinderpercentages is maatgevend voor de toekomstige situatie, in dit geval de voorgrondbelasting. Een geurhinderpercentage van 8% wordt als een goed woonklimaat beschouwd, volgens bijlage 6 en 7 van de handreiking Wgv.
Conclusie
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat qua geurbelasting woningbouw in delen van het plangebied mogelijk is, maar beperkt wordt in de zones rondom de veehouderijen aan de Mortel 2 en 4.
Vertaling naar bestemmingsplan
Mortel 4 heeft nog steeds zijn milieuvergunning. De bestaande veehouderij gelegen aan de Mortel 4 is bestemd als burgerwoning. Met deze veehouder wordt gesproken over de mogelijkheden tot uitplaatsing danwel inpassing met enkele hobbymatige dieren. (in feite wegbestemd als agrarisch bedrijf). Daarom is geen geurcontour op de verbeelding opgenomen. In de exploitatie zijn hier ook gelden voor opgenomen.
De geurcontour van de veehouderij aan de Mortel 2 (100 meter) is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd door middel van de aanduiding 'milieuzone - geurzone'. Op de gronden binnen deze aanduiding mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden opgericht voordat de betreffende geurhinderlijke inrichting haar activiteiten heeft gestaakt dan wel door maatregelen haar geurcirkel heeft verkleind tot buiten het gewenste te bebouwen gebied.
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Het plangebied is grotendeels historisch onverdacht, met als aandachtspunten een paar agrarische bedrijven, wat lijnvormige verdachtmakingen en aan de zuidzijde zijn het spoor en een bedrijventerrein gelegen.
In 1999 en in 2003 hebben op grote delen van het plangebied bodemonderzoeken plaatsgevonden. Eenmaal is in het grondwater een matige overschrijding van nikkel gemeten. Dit betrof vermoedelijk een verhoogde achtergrondwaarde, welke voor zware metalen niet ongewoon is in het gebied van Tilburg. Voor het overige zijn in grond en grondwater geen gehalten gemeten welke aanleiding gaven tot nader onderzoek.
Definitief uitsluitsel over de bodemkwaliteit kan pas worden verkregen door middel van een bodemonderzoek. De geldigheid van bodemonderzoek op een locatie waar bodembedreigende activiteiten zijn, is twee jaar. Op locaties waar geen bodembedreigende activiteiten zijn, geldt een geldigheidsduur van vijf jaar. Gezien de oudheid van de voorgaande bodemonderzoeken dient voor de locaties waar woningen en andere verblijfsruimten worden gerealiseerd voor een eventuele omgevingsvergunning voor het bouwen sowieso bodemonderzoek plaatsvinden (bij toekomstig verblijfsruimten van 55 m² of meer is het verplicht). Voor de delen waar geen verblijfsruimten komen, geldt: er mag niet gewerkt worden in (potentieel) sterk verontreinigde grond zonder toestemming vooraf van het bevoegd gezag. Verdachte deellocaties dienen derhalve ook te worden onderzocht.
Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Indien dit aan de orde is moet aan getoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde soorten (Flora- en faunawet).
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998) beschermd.
Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j).
Het ministerie van EZ (voorheen LNV) heeft een schema opgesteld van het afwegingskader voor de noodzakelijkheid van de aanvraag van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Het doorlopen van dit schema wordt de Habitattoets genoemd. Het eerste onderdeel van de Habitattoets is de oriëntatiefase of Voortoets.
In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische HoofdStructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgesteld, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypekaart. De beheertypekaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de toekomstige en gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden behoren volgens de provincie niet tot de EHS.
Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt dan dient compensatie plaats te vinden.
Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt.
Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het nemen van mitigerende maatregelen of door een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet. Sinds 23 februari 2005 is het vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor tabel 1- c.q. algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht.
In de Flora- en faunawet zijn de beschermde planten- en diersoorten verdeeld in vier groepen:
Het voorgenomen project zal plaatsvinden nabij de Natura 2000-gebieden 'Loonse en Drunense Duinen, De Brand & Leemkuilen' en 'Kampina & Oisterwijkse Vennen'. In het kader van de NB-wet 1998 moet daarom worden bekeken of deze uitbreiding van Udenhout mogelijk (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden met zich meebrengt.
De effecten van de ontwikkeling zijn door adviesbureau Royal Haskoning getoetst in een voortoets en een habitattoets. Het rapport is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
In het rapport wordt het volgende geconcludeerd:
In het plangebied zijn 2 EHS-gebieden aanwezig. Dit betreft het populierenbosje in de woonwijk en een weiland bij de rondweg. Het populierenbosje heeft het beheertype vochtig bos met productie, haagbeuken- en essenbos en nog om te vormen. Het weiland bij de rondweg is begrenst als nog om te vormen. De amibitiekaart geeft voor het populierenbosje het beheertype haagbeuken- en essenbos en voor het weiland vochtig hooiland.
Ten noorden van het plangebied liggen tevens nog enkele EHS-gronden met het beheertype haagbeuken- en essenbos en nog om te vormen. Daarnaast is er een zoekgebied voor een Ecologische Verbindingszone ten noorden van het plangebied.
Opvallend is verder dat de begrenzing van de EHS op de beheertypekaart anders is dan op de ambitiekaart. De beheertypekaart geeft waarschijnlijk de situatie van voor 2010 weer. Dit wordt bevestigd door de begrenzing van de EHS zoals opgenomen in de Verordening Ruimte.
Door Ecologisch Adviesbureau Cools is in augustus 2011 een onderzoek naar bedreigde en beschermde soorten in het plangebied opgesteld. Het onderzoek is een update van het onderzoek dat in 2004 is uitgevoerd. Het rapport is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Tabel 1: algemene soorten
Van de soorten die behoren tot tabel 1 is in 2011 met zekerheid van 5 soorten de aanwezigheid binnen het plangebied vastgesteld. Door de herinrichting zullen enkele tot diverse vaste verblijfplaatsen en/of foerageergebieden van de genoemde grondgebonden zoogdieren verdwijnen, alsook landbiotoop van de bruine kikker, bastaardkikker en gewone pad.
Het plangebied is een vaste verblijfplaats, foerageer- en/of rustplaats voor bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad, mol en het konijn. Daarnaast komen (zeer) waarschijnlijk ook de bosmuis, huisspitsmuis, rosse woelmuis, veldmuis, ree, vos, egel, hermelijn en wezel in het plangebied voor.
De meeste soorten komen nabij het plangebied alsook elders binnen en nabij de gemeente Tilburg algemeen voor. Op lokaal niveau ontstaan er dan ook geen negatieve effecten op een gunstige staat van instandhouding van deze soorten en/of de populaties. Het heringerichte plangebied zal daarentegen zeer waarschijnlijk niet meer geschikt zijn als foerageergebied voor de ree, vos, hermelijn en wezel. Aangezien er voor deze diersoorten in de omgeving van het plangebied nog voldoende foerageergebied beschikbaar is, ontstaan er op lokaal niveau voor deze diersoorten geen negatieve effecten op een gunstige staat van instandhouding van deze soorten en/of de populaties.
Tabel 2: overige soorten
Van de soorten die behoren tot de tabel 2 zijn binnen het plangebied geen soorten waargenomen.
Tabel 3: soorten van Bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en soorten opgenomen in Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn
Vleermuizen
Alle vleermuizen zijn beschermd onder Bijlage IV van EU-Habitatrichtlijn. Binnen het plangebied zijn vier vleermuissoorten waargenomen, namelijk de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis. Genoemde vleermuissoorten gebruiken het plangebied uitsluitend als foerageergebied. Door de herinrichting zal buiten het populierenbosje foerageergebied tijdelijk verdwijnen. Doordat er binnen het heringerichte plangebied meer bomen zullen worden geplant dan er nu aanwezig zijn zal er op termijn een geschikter foerageergebied voor vleermuizen ontstaan, in bijzonder voor de gewone dwergvleermuis. Op lokaal niveau ontstaan er op korte termijn geen negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de vleermuissoorten en/of de populaties, terwijl op langere termijn er een positieve ontwikkeling zal ontstaan voor met name de gewone dwergvleermuis.
Das
De das is beschermd onder bijlage 1 van Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Door de geplande herinrichting zal de dassenburcht ten westen van de Roomleij en het populierenbosje verdwijnen, alsook foerageergebied elders in het plangebied. Om de herinrichting te kunnen uitvoeren is de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk. Bij de aanvraag van een ontheffing is tevens een plan van aanpak noodzakelijk waarin staat aangegeven op welke manier het leefgebied (burcht, foerageergebied, migratieroutes) van de das wordt gecompenseerd in de omgeving van het plangebied. In opdracht van de gemeente Tilburg heeft de Stichting Das&Boom een plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak is in de bijlage toegevoegd.
Vogels
Binnen het plangebied zijn in 2011 van 29 vogelsoorten broedterritoria vastgesteld. Van de soorten behorende tot de Lijst van jaarrond beschermde vogelnesten zijn van de volgende soorten broedterritoria vastgesteld:
Steenuil
Van de steenuil werd bij de voormalige boerderij aan de Mortel aan de oostrand van het onderzoeksgebied een territorium vastgesteld. Volgens informatie van de bewoner verblijft regelmatig een steenuil in en om de bij Mortel 3 aanwezige stallen. De boerderij en stallen alsook het aangrenzende foerageergebied zullen door de herinrichting verdwijnen.
Het aantal broedplaatsen van de steenuil in en nabij de gemeente Tilburg is (zeer) laag en bevindt zich maximaal tussen de 15-20 nesten. In de omgeving van het plangebied kwamen in 2010 maximaal 3 nesten voor. De vernietiging van het territorium van de steenuil binnen het plangebied heeft op lokaal niveau een sterke negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de steenuil.
Huismus
In 2011 waren er rond de voormalige boerderij aan de Mortel 3 minstens 10 paren van de huismus aanwezig. Door de geplande herinrichting zullen de bestaande territoria van de huismus verdwijnen. In de omgeving van het plangebied en elders binnen en nabij de gemeente Tilburg komt de huismus nog tamelijk regelmatig voor als broedvogel, echter het aantal broedplaatsen is de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Door de vernietiging van de territoria binnen het plangebied zullen er op lokaal niveau negatieve effecten ontstaan op een gunstige staat van instandhouding van de huismus, echter het zal niet lijden tot een totale verdwijning van de huismus als broedvogel op lokaal niveau.
Broedvogels categorie 5
Van de vogelsoorten die broeden in of bij boerderijen en (agrarische) bedrijfsgebouwen, te weten de spreeuw en de zwarte roodstaart zullen door de geplande herinrichting de bestaande territoria verdwijnen. In de omgeving van het plangebied en elders binnen en nabij de gemeente Tilburg komt de zwarte roodstaart nog tamelijk regelmatig voor als broedvogel, echter het aantal broedplaatsen is de laatste jaren achteruitgegaan. Door de vernietiging van het territorium binnen het plangebied zullen er op lokaal niveau negatieve effecten ontstaan op een gunstige staat van instandhouding van de zwarte roodstaart, echter het zal niet lijden tot een totale verdwijning van deze soort als broedvogel op lokaal niveau. De spreeuw komt algemeen als broedvogel voor in zowel de nabijheid van het plangebied als elders binnen en nabij de gemeente Tilburg. De vernietiging van het territorium in de boerderij aan de Mortel 3 heeft op lokaal niveau geen negatieve effecten op een gunstige staat van instandhouding van de spreeuw.
Binnen het heringerichte plangebied blijft het populierenbosje en andere groene elementen in het dal van de Roomleij bestaan. Als het bosje in de toekomst niet teveel wordt verstoord door recreanten en honden dan zullen waarschijnlijk het broedterritorium van de grote bonte specht en groene specht in het bosje blijven bestaan, alsook van de minder gevoelige boomkruiper, koolmees, ekster, spreeuw en zwarte kraai.
De singels/bomenrijen tussen het populierenbos en de Mortel zal verdwijnen en hiermede een broedterritorium van de gekraagde roodstaart, de spreeuw en koolmees. In de omgeving van het plangebied en elders binnen en nabij de gemeente Tilburg komen de koolmees en spreeuw regelmatig voor als broedvogel. Door de vernietiging van de territoria binnen het plangebied zullen er op lokaal niveau dan ook geen negatieve effecten ontstaan op een gunstige staat van instandhouding van deze vogelsoorten. De broedterritoria van de gekraagde roodstaart zijn daarentegen de laatste jaren nabij het plangebied alsook elders in en nabij Tilburg (sterk) achteruitgegaan. Door de vernietiging van het territorium binnen het plangebied zullen er op lokaal niveau negatieve effecten ontstaan op een gunstige staat van instandhouding van de gekraagde roodstaart, echter het zal niet lijden tot een totale verdwijning van deze soort als broedvogel op lokaal niveau.
Doordat in het heringerichte plangebied meer bomen en struiken zullen voorkomen dan nu, zal op (langere) termijn het plangebied een geschikter broedgebied worden voor algemene soorten, zoals de koolmees, pimpelmees en ekster.
Overige broedvogelsoorten
Naast de 11 vogelsoorten die binnen de Flora- en faunawet opgenomen zijn in de zogenaamde Lijst van jaarrond beschermde vogelnesten zijn er binnen het plangebied in 2011 broedterritoria vastgesteld van 18 vogelsoorten. Van deze soorten verdwijnen door de herinrichting broedterritoria/nesten van de grasmus, patrijs, winterkoning, holenduif, houtduif, Turkse tortel, witte kwikstaart, heggenmus, roodborst, merel, kauw, vink en groenling.
In het populierenbosje en andere elementen die blijven bestaan in het heringerichte plangebied zullen ook in de toekomst broedterritoria voorkomen van tal van (zeer) algemene soorten, zoals de winterkoning, houtduif, heggenmus, roodborst, merel, vink, zwartkop, zanglijster, tuinfluiter, tjiftjaf, fitis en groenling. Ook elders in het plangebied zullen deze soorten in de toekomst een geschikter broedgebied krijgen door de aanplant van meer bomen en struiken.
Foeragerende en/of rustende vogelsoorten
Door de herinrichting zal foerageergebied verdwijnen voor de buizerd, torenvalk, sperwer, bosuil, scholekster en kievit. In de toekomst blijft het plangebied geschikt als foerageergebied voor de boerenzwaluw, gierzwaluw en tal van andere (zeer) algemene en kleine vogelsoorten.
In het kader van de zorgplicht worden voor amfibieën en grondgebonden zoogdieren behorende tot tabel 1 de volgende maatregelen getroffen: dieren die zich tijdens de werkzaamheden bevinden binnen het werkgebied moeten, voor zover dit mogelijk is, worden gevangen en worden verplaatst naar een geschikt leefgebied (direct) nabij het werkgebied.
Voor huismus en steenuil is door Ecologisch Adviesbureau Cools een plan opgesteld hoe negatieve effecten op deze soorten voorkomen kunnen worden. Door maatregelen te treffen waardoor de individuele dieren in het direct omliggende gebied terecht kunnen worden effecten voorkomen. Het plan is in de bijlage opgenomen. Het plan omvat globaal de volgende maatregelen:
Voor de aanwezige broedvogels worden de volgende maatregelen getroffen om negatieve effecten te voorkomen:
Ten slotte worden maatregelen genomen voor de das. Door de geplande herinrichting zal de dassenburcht ten westen van de Roomleij en het populierenbosje verdwijnen, alsook foerageergebied elders in het plangebied. Derhalve wordt de dassenburcht verplaatst en worden maatregelen getroffen om het foerageergebied en de migratieroutes in het gebied te versterken. Op deze wijze wordt de gunstige staat van instandhouding van de das behouden. In opdracht van de gemeente Tilburg heeft de Stichting Das&Boom een plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak is in de bijlage toegevoegd. Om tot een succesvolle verplaatsing van de aanwezige dassen te komen worden in het Plan van aanpak de volgende stappen voorgesteld:
Door de realisatie van de woonwijk en de rondweg komt op twee locaties de Ecologische Hoofdstructuur in de knel. Enerzijds betreft het een weiland waar een toegangsweg op gerealiseerd wordt. Anderzijds betreft het een populierenbosje waar de woonwijk omheen komt te liggen. De externe werking van de woonwijk is dusdanig dat de kwaliteit van het huidige bos niet voldoende is te handhaven. Tevens liggen er kansen voor het versterken van de ecologische waarden in het omliggende gebied. In overleg met de Provincie Noord-Brabant en Brabants Landschap is daarom besloten om de begrenzing van de EHS voor beide gebieden te verwijderen en elders te herbegrenzen. De gemeente Tilburg dient hiertoe een verzoek in bij Gedeputeerde Staten, conform Artikel 4.9 van de Verordening ruimte 2012 van de Provincie Noord-Brabant. Ter motivatie van deze wijziging is een compensatieplan opgesteld, deze is in de bijlage toegevoegd.
De aanvraag van een ontheffing van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet is voor activiteiten niet noodzakelijk:
De aanvraag van een ontheffing Flora- en faunawet ex art. 75 voor de verbodsartikel 11 is noodzakelijk voor het verplaatsen van de dassenburcht. Deze ontheffing kan verleend worden omdat aan de eisen van een ontheffing voldaan kan worden. Dit betreft:
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Door Breijn is in juli 2011 voor het plangebied een waterparagraaf opgesteld, gebaseerd op de eerder in augustus 2008 opgestelde waterparagraaf. Voorafgaand aan de waterparagraaf is in juni 2007 door Geofox-Lexmond een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Beide rapporten zijn opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Zandleij en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel. Het betreft een totaal oppervlakte van ongeveer 24 ha, waarvan ongeveer 21 ha woongebied en ongeveer 3 ha ontsluitingsweg. Op dit moment heeft dit gebied voornamelijk een agrarische functie. De hoogteligging varieert van ca. 9 m + NAP in het noordwestelijk deel tot ca. 10 m + NAP in de rest van het gebied. Rondom de Roomleij ligt het maaiveld lager tussen 7 en 8,5 m + NAP. De bodem van de Roomleij verloopt binnen het plangebied van 6,6 naar 6,4 m + NAP.
Uit het geohydrologisch en geotechnisch onderzoek, Mortel II te Udenhout, van juni 2007 opgesteld door Geofox Lexmond blijkt de bodem te bestaan uit zwak tot matig siltig zeer fijn zand (0 tot 1,5 m onder maaiveld) met plaatselijk daaronder een sterk in dikte variërende leemlaag. De leemlaag komt op verschillende diepten voor tussen 1,0 en 2,5 m onder maaiveld. Daaronder wordt weer zwak tot matig siltig zeer fijn zand waargenomen. Deze afwisseling van zand en leem houdt aan tot minstens 4 m onder maaiveld. De doorlatendheid van de toplaag varieert sterk, dit heeft er toe geleid dat het plangebied is opgedeeld in 5 deelgebieden, waarbij per deelgebied de infiltratiepotentie is aangegeven. De doorlatendheid in de onverzadigde zone (0,5 tot 1,5 m - maaiveld) varieert van kleiner dan 0,1 tot 5,0 m/dag. In de diepere lagen is de doorlatendheid beter. In de meeste boringen is leemhoudend zand of leem aangetroffen in de boringen, hierdoor bestaat de kans op ontstaan van schijngrondwaterspiegels. Bij het toepassen van infiltratievoorzieningen moeten aanvullende maatregelen worden getroffen om de verticale doorstroming te garanderen.
Het plangebied wordt doorsneden door de Roomleij. Deze watergang is in beheer bij het
waterschap en heeft een belangrijke functie voor de afwatering van het bebouwde gebied van Udenhout. Bovenstrooms van het plangebied wordt het waterpeil gestuwd op een peil van 7,76 m + NAP. Verderop wordt het waterpeil niet kunstmatig gestuwd. Het neerslagoverschot uit het plangebied wordt, voor zover dit niet kan worden geïnfiltreerd, ook via de deze watergang afgevoerd. Het plangebied ligt niet in de keurbeschermingszone (attentiezone) van het waterschap.
In het plangebied is op dit moment geen riolering aanwezig. In de Groenstraat (westzijde
plangebied) tot bij de aansluiting met de Mortel ligt een vrij verval gemengd stelsel.
Aan de hand van de ontwikkelingen in het plangebied zijn de kansen om duurzaam om te gaan met hemelwater verkend, rekening houdend met het beleidskader.
In het plangebied zullen ca. 380 woningen en een school worden gebouwd voor diverse doelgroepen met verschillende sferen die de drie te onderscheiden deelgebieden moeten uitstralen. De deelgebieden worden met elkaar verbonden door twee parkzones die tevens een waterhuishoudkundige functie hebben. De basis voor de inrichting is gelegd in de groenstructuur, die is geïnspireerd op de ligging ten opzichte van het beekdal van de Roomleij.
In het te ontwikkelen plangebied wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Het huishoudelijke afvalwater wordt via een nieuw aan te leggen vuilwater riolering afgevoerd naar het eindgemaal Udenhout. Vervolgens wordt het afvalwater getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Tilburg, die wordt beheerd door het Waterschap De Dommel.
Het regenwater wordt volgens het principe "bergen - infiltreren - afvoeren" behandeld binnen het plangebied. Dit houdt in dat het regenwater zoveel mogelijk in wadi's wordt opgevangen. In die delen van het plangebied waar infiltratie mogelijk is wordt het regenwater geïnfiltreerd. Waar dit niet mogelijk is wordt het overtollige regenwater geleidelijk afgevoerd naar het aangrenzende oppervlaktewater. Daar waar het regenwater een risico betekent voor de waterkwaliteit in de Roomleij, wordt het vuil zoveel mogelijk vastgelegd / afgevoerd richting de zuivering.
In het vooroverleg heeft het waterschap aangegeven dat er een bergings- en infiltratievoorziening dient te worden gecreëerd die voldoet aan de maatgevende regenbui met een herhalingstijd van 10 jaar (T=10) waarvoor een berging van 40 mm vereist is. Globaal komt dit er op neer dat er een oppervlak voor waterberging beschikbaar dient te zijn met een oppervlak van circa 10 % van het verharde oppervlak. Het water uit de berging mag afstromen naar de watergangen van het waterschap gelijk aan de landelijke afvoer van 1,5 l/s/ha.
De actuele eisen van het waterschap De Dommel zijn in de beleidsregel Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen samengevat. Dat houdt in een ontwerpbui T10+10% te moeten bergen en bij een ontwerpbui T100+10% geen onacceptabele schade bij inundatie. Verder is de landbouwkundige afvoer bepaald aan de hand van de bodem.
Overwegingen
Ten aanzien van het bouwplan en vooruitlopend op deze waterparagraaf is een grondonderzoek verricht, met als doel de kansen voor infiltratie te verkennen. De bodem binnen het plangebied is in de bestaande omstandigheden niet overal geschikt voor het infiltreren van hemelwater, gezien de bodemopbouw en bodemdoorlatendheid. Daarvoor is het plangebied verdeeld in 5 deelgebieden zoals is weergegeven in de onderstaande afbeelding.
Locaties van de verschillende gebieden binnen het plangebied op basis van bergings- en infiltratiepotentie (bron kaart Google Earth)
Op basis van de doorlatendheden van de bodem worden de volgende deelgebieden onderscheiden:
Binnen het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden met ieder een eigen sfeer. Deze indeling heeft tot gevolg dat de hoeveelheid verhard oppervlak per deelgebied verschillend is. Aan de hand van de uitgangspunten is het watersysteem ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp. Dat heeft geresulteerd in een samenhangend watersysteem, met watergangen en -bergingszones.
Op basis van het stedenbouwkundig ontwerp en de plankaart zijn de afwaterende oppervlakten bepaald voor het bepalen van de bergingsopgave. In onderstaande afbeelding is een overzicht van de oppervlakten: geel is bestemming Wonen en erf (dak oppervlakte en binnenterrein of tuin); roze is bestemming Maatschappelijk; grijs is bestemming Verkeer (verharde oppervlakten) en groen is voor de bestemmingen Bos en Groen. Binnen de afwaterende oppervlakten van bestemming onderscheid gemaakt tussen dakoppervlakte en deels verharding in erven. Voor de wegen is rekening gehouden met de verschillende profielen.
Verhard oppervlak plangebied per bestemming
Watersysteem
Uit het geohydrologisch onderzoek blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plan gebied niet overal gelijk is. In de waterparagraaf is een weergave van de isohypsen opgenomen. De GHG verloopt van 8,5 m + NAP in het noordwestelijk deel tot 8,8 m + NAP in het zuidelijk deel van het plangebied. In die delen van het plangebied waar niet aan de gewenste drooglegging wordt voldaan, moet het maaiveld partieel worden opgehoogd. Dit blijkt echter maar op een beperkt aantal locaties noodzakelijk te zijn.
In bijgaande tabellen is een overzicht weergegeven van de afwaterende oppervlakte en bijhorende afvoerende oppervlakten. Er is onderscheid gemaakt met het regenwater in het bouwplan en in de ontsluitingsweg, aangezien dat laatste zwaarder verontreinigd raakt dan in het woongebied. Het regenwater uit de ontsluitingsweg hoort dan ook anders opgevangen te worden dan het relatief schoon regenwater uit de daken en woonstraten. Deze weg wordt ingericht met een profiel op één oor, waardoor rijbanen en fietspad afwateren richting een zaksloot aan de west- / zuidzijde. Deze sloot heeft een escape richting de Roomleij, die pas in werking treedt, als de bergingscapaciteit benut is. Er is geen landbouwkundige afvoer toegestaan om te voorkomen dat het vastgelegde vuil zich richting de Roomleij verplaatst.
Het plandeel met woningbouw wordt ingericht met een conventioneel gescheiden riolering, (aangezien de afwaterende oppervlakten relatief schoon zijn) en hebben geen potentieel verontreinigende risico voor het oppervlaktewater en / of de bodem.
Tabel afwaterend oppervlak plangebied (woningbouw)
Tabel afwaterend oppervlak plangebied (ontsluitingsweg)
Het watersysteem in het woongebied is gebaseerd op bovengrondse berging van hemelwater in langgerekte, droogvallende wadi's die haaks en parallel op de Roomleij zijn geprojecteerd. In een aantal woonstraten zijn watergangen opgenomen voor verzameling, transport en berging van het regenwater. In het oostelijk deel van het plangebied zijn enkele sloten geprojecteerd die eventueel langer gevuld staan met water. In dit deel ligt infiltratie minder voor de hand en moet het hemelwater tijdelijk worden geborgen voordat het wordt afgevoerd naar de Roomleij. Het hele systeem heeft een escape op de Roomleij die in werking treedt, als de bergingscapaciteit benut is. De landbouwkundig afvoer en de infiltratie in de bodem zorgen voor leeglopen van de bergingsvoorzieningen.
In het woongebied is een af te wateren oppervlakte van ruim 16 ha. In de ontsluitingsweg wordt ongeveer 2 ha afgewaterd. Door de verschillen in de oppervlakten en inrichting wordt rekening gehouden met een afvoerende oppervlakte van ongeveer 13 ha in de het woongebied en 2 ha bij de ontsluitingsweg. De watergangen en bergingsvoorzieningen hebben een oppervlakte van ongeveer 1,8 ha voor het bouwplan en 0,3 ha voor de ontsluitingsweg.
Uitgaande van de globaal gestelde 40 mm berging zou een berging aangelegd moeten worden van ongeveer 5.800 m³. Aan de hand van berekeningen (zie bijlage 2 van de waterparagraaf) met de regenduurlijn T=10=10% dient een berging aangelegd te worden van ongeveer 4.500 m³, waarvan ongeveer 3.800 m³ in het woongebied en ruim 700 m³ langs de ontsluitingsweg. Daarbij is de landbouwkundige afvoer gehanteerd die berekend is op basis van Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, en het komt op een stedelijke afvoernorm van 0,599 l/s.ha bij een normaal afvoer. Bij een T10 is dat 0,837 l/s.ha. Bij T100 zou het 1,198 l/s.ha.
De oppervlakte die binnen het plangebied is gereserveerd voor groen en waterbeheer voldoet aan de minimale oppervlakte voor waterberging. Een aandachtspunt daarbij is, dat niet alle groenvoorzieningen geschikt zijn voor waterberging: watergangen / wadi's ongeveer 0,6 ha; bergingsvoorzieningen 1,2 ha; zaksloot 0,3 ha. Totaal: 2,1 ha. Dat komt op ongeveer 10% van het bruto oppervlakten.
Bij extreem neerslag mag geen onacceptabele schade ontstaan door inundatie. De maatstaf is T100+10%. In het woongebied komt dan ruim 5.200 m³ vrij. In de ontsluitingsweg ruim 1.000 m³. Deze neerslag past volledig binnen de ruimte die gereserveerd is voor waterberging en levert een peilstijging boven de berging voor de bui T10+10% van ongeveer 10 cm en 15 cm respectievelijk.
Op grond van het bovengenoemde onderzoek en beleidsdocumenten, in overleg met de waterbeheerder en voor rekening van de ontwikkelende partij(en), dienen de volgende randvoorwaarden in acht genomen te worden bij het herontwikkelen van het plangebied:
Tabel minimum aanlegpeilen voor verschillende soorten grondgebruik
Rijksbeleid
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er, in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuur gebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).
Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
Waterschap De Dommel
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels, zoals Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 22 december 2009), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Gemeente Tilburg
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.
De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:
Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.
De waterbeheerder, waterschap De Dommel is betrokken bij de planvorming. Zo is het opgestelde bodemkundig hydrologisch onderzoek getoetst door en besproken met het waterschap. Op basis van de normen van het waterschap is hiervoor onder andere de wateropgave bepaald. Ook bij de verdere uitwerking van dit plan zal het waterschap nauw betrokken worden. In afstemming met het waterschap wordt nog een waterhuishoudkundig- en rioleringsplan opgesteld dat tevens ter goedkeuring aan het waterschap wordt voorgelegd.
Op basis van deze waterparagraaf heeft het waterschap in het kader van de watertoets een
voorlopig wateradvies met kenmerk Z9492/U7811afgegeven d.d. 30 augustus 2011. Het definitieve wateradvies wordt gegeven bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.
Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.
Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).
De Bouwverordening kent grote waarde toe aan de voorgevelrooilijn als stedenbouwkundig element: de lijn waarin gebouwd moet worden. De voorgevelrooilijn is in dit bestemmingsplan omschreven als ´de voorste, naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst´. In de bouwregels wordt aangeven wanneer er sprake is van een voorgevelrooilijn. Indien er sprake is van enkelvoudige volumes, wordt veelal een groot bouwvlak weergegeven, dat niet volledig (100%) mag worden bebouwd. In dat geval wordt op de verbeelding een 'bebouwingsfront' weergegeven. In de regels wordt dan geregeld dat ter plaatse van deze aanduiding bebouwing in deze lijn moet worden gebouwd. Het bebouwingsfront geldt dan als voorgevelrooilijn.
De achtergevelrooilijn is ´de achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst´. Omgevingsvergunningen voor het overschrijden van de achtergevelrooilijn zijn mogelijk en bijvoorbeeld nodig in situaties, waarin binnen de stroken- of blokverkaveling (gelegen binnen of aansluitend op het bestaande stadsweefsel) sprake is van:
Bij het verlenen van omgevingsvergunning dient een afweging plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria:
Conform de regeling in de Bouwverordening is de bouwdiepte gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. In het algemeen is de achterste begrenzing van het bouwvlak bepaald door de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen in het betreffende bouwblok. Indien sprake is van een bouwstrook is de bouwdiepte bepaald door de helft van de diepte van de bouwstrook, gelegen achter de voorgevelrooilijn. In beide gevallen wordt als maximum gehanteerd een diepte van 12 m. In voorliggend bestemmingsplan is op enkele locaties, gelegen aan het park, een diepte tot 15 meter toegestaan. Deze gevallen zijn op de verbeelding aangeduid door middel van een maatvoeringsaanduiding- maximum diepte'. Gelet op de specifieke situatie of vanuit stedenbouwkundige overwegingen kan voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van deze richtlijn worden afgeweken. Hierbij kan gedacht worden aan patiowoningen.
Op grond van historisch/morfologische interpretatie worden de volgende gebiedstypen onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:
Langs de 'Hoofdstructuur oude gebieden' wordt, indien sprake is van een lint van de 1e orde, een maximale hoogte toelaatbaar geacht van 15 m. Indien sprake is van een lint van de 2e orde, is de maximaal toelaatbare hoogte 11 m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15 m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10 m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter kunnen voor de dorpen afwijkende maten gelden. Voor het plangebied Den Bogerd geldt een maximale bouwhoogte van 11 meter. Ook in het buitengebied geldt een afwijkende regeling. Voor onderhavig bestemmingsplan is dit echter niet van toepassing.
Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels ten behoeve van een hogere bouwhoogte is vaak mogelijk voor specifieke constructies.
De toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de straatbreedte. De toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tussen de achtergevelrooilijnen. De formule ter bepaling van de goothoogte in de voorgevelrooilijn kan als volgt worden omschreven: de straatbreedte (gemeten van gevel tot gevel) + 1 m met een maximum van:
In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Dit zelfde geldt voor de goothoogte in de achtergevelrooilijn. Wanneer de systematiek voor de goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn resulteert in verschillende hoogten, wordt de laagste goothoogte weergegeven. Middels een omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de regels ten behoeve van het bouwen in het bouwvlak kan dan een hogere goothoogte voor de andere rooilijn worden verkregen.
Aanvullend op deze regeling dient langs de 'Hoofdstructuur oude en nieuwe gebieden' echter rekening te worden gehouden met de bestaande hoogte van de belendingen in de voorgevelrooilijn. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:
In bijzondere gevallen kan, afhankelijk van het type lint, omgevingsvergunning worden verleend voor binnenplans afwijken van de bouwregels t.b.v. bebouwing in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelsgrens tot een maximale hoogte behorende bij het type lint. Rekening houdende met de belendingen en/of het straatbeeld kunnen uit oogpunt van een goede ruimtelijke inpassing nadere eisen worden gesteld ten aanzien van vorm, afmetingen en plaats van de bovenste bouwlaag of de bovenste twee bouwlagen.
Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze goothoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter kunnen voor de dorpen afwijkende maten gelden, die een lagere maximale goothoogte met zich brengen.
Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:
Met omgevingsvergunning inzake binnenplans afwijken van de bouwregels is ten behoeve van mantelzorg een grotere oppervlakte mogelijk.
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
Een bestemming is over het algemeen als volgt opgebouwd:
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevatten een lijst met doeleinden waarvoor de betreffende gronden bestemd zijn. Door middel van een aanduiding kan aan een bepaald gebied nog een extra doeleinde worden toegevoegd.
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, ets.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Nadere eisen en omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.
Wijzigingsbevoegdheid
Een bestemmingsartikel kan aangevuld worden met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies. Burgemeester en wethouders worden hiermee bevoegd om binnen de gestelde voorwaarden het bestemmingsplan zelf te wijzigen in plaats van dat het plan moet worden herzien door de gemeenteraad. Het betreft hier dan wel ontwikkelingen die binnen de planperiode verwacht worden te kunnen worden uitgevoerd.
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
Agrarisch met waarden
Deze bestemming geldt voor het perceel in het zuiden van het plangebied tegen de spoorlijn aan. Tevens is hiervoor de gebiedsaanduiding "verwijderde ecologische hoofdstructuur opgenomen".
Bos
In een centrale parkgedeelte is een deel van de gronden gelegen binnen de huidige Ecologische hoofdstructuur (EHS zoals opgenomen in de Verordening Ruimte). Om deze bosgronden als zodanig te behouden zijn de gronden voorzien van de bestemming Bos. Tevens hebben deze gronden de gebiedsaanduiding "verwijderde ecologische hoofdstructuur" gekregen. De gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats, behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden, bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen, bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst, extensief recreatief medegebruik en bouwwerken van algemeen nut.
Groen
De belangrijke en structurele groenvoorzieningen binnen het plangebied zijn opgenomen binnen deze bestemming. Het gaat hier om de twee parkstroken binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openlucht- en sportieve recreatie, recreatief medegebruik en evenementen, water, waterberging en -retentie en waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie, fiets- en voetpaden, voorzieningen voor calimiteitenverkeer, parkeer- en stallingsvoorzieningen, objecten voor beeldende kunst en tuinen. Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn de gronden mede bestemd voor verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf.
Maatschappelijk
De te bouwen basisschool in het zuidoosten van het plangebied is, samen met de gronden waarop haar parkeervoorzieningen moeten worden gerealiseerd, voorzien van de bestemming Maatschappelijk. De gronden binnen deze bestemming zijn daarmee bestemd voor een school en voorzieningen t.b.v. kinderopvang (kindercreche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang), bouwwerken van algemeen nut, met de bijbehorende kantines en restauratieve voorzieningen, parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, tuinen, erven en (speel)terreinen, objecten voor beeldende kunst en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Verkeer
De rondweg rond het nieuwe woongebied heeft een doorgaand karakter en is om die reden opgenomen binnen de bestemming Verkeer. De gronden zijn bestemd voor verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer, waarbij het aantal rijstroken 2 of meer bedraagt, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bouwwerken van algemeen nut, allen met de bijbehorende voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d., in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d., objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, faunapassages e.d. en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Verkeer - Railverkeer
De binnen het plangebied gelegen spoorweg is opgenomen binnen deze bestemming. De gronden zijn bestemd voor verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer, verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer (spoorwegovergangen), groenvoorzieningen, water en waterhuiskundige voorzieningen en bouwwerken van algemeen nut. Bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d., reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, sanisettes, e.d., objecten voor beeldende kunst, faunapassages e.d. en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook toegestaan.
Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken van algemeen nut.
Verkeer - Verblijf
De wegen zonder doorgaand karakter binnen de woonwijk zelf en de woonstraten zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer-Verblijf. De gronden zijn bestemd voor verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en bouwwerken van algemeen nut. Ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer-langzaam verkeer (sv-lav) zijn de voor Verkeer-Verblijf aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor langzaam verkeer.
Water
De watergang De Roomley in het plangebied is opgenomen met de bestemming Water. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging, water ten behoeve van de waterhuishouding, de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen alsmede recreatief medegebruik.
Wonen
Alle te realiseren woonpercelen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De gronden zijn bestemd voor grondgebonden woningen, parkeervoorzieningen met bijbehorende toeritten en bouwwerken van algemeen nut. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn de gronden ook bestemd voor de bij een woning behorend te bebouwen erf. Dit alles met de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tuinen en erven, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, objecten voor beeldende kunst, een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep en een bed & breakfast tot maximaal 2 kamers.
Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
Waarde - Archeologie
Het gehele plangebied is voorzien van deze dubbelbestemming, ter bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Waterstaat-attentiegebied-ehs
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor een perceel in het uiterste zuiden van het plangebied tegen de spoorlijn aan.
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 16 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de aangeduide beeldbepalende bomen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 17 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In artikel 18 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld. Binnen het onderhavige plangebied is een gebiedsaanduiding 'milieuzone-geurzone' opgenomen ten behoeve van de stankcirkel van een nabij gelegen agrarisch bedrijf. Op de gronden binnen deze aanduiding mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden opgericht voordat de betreffende geurhinderlijke inrichting haar activiteiten heeft gestaakt dan wel door maatregelen haar geurcirkel heeft verkleind tot buiten het gewenste te bebouwen gebied.Verder zijn de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen: reconstructiewetzone-extensiveringsgebied, overig:verwijderde ecologische hoofdstructuur, overig: toegevoegde ecologische hoofdstructuur, overige zone: deelgebieden 1, 2 en 3 waarin maximale woningaantallen per deelgebied zijn opgenomen.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 19.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders staat in artikel 20, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.
Verder zijn in dit artikel de binnen het plangebied opgenomen wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die zijn gekoppeld aan specifieke gebieden ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied. Binnen dit bestemmingsplan zijn 2 van dergelijke wijzigingsgebieden opgenomen:
wetgevingzone Wijzigingsgebied 1: wijzigen bestemming 'Maatschappelijk' in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van maximaal 8 woningen in de bebouwingstype vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwd;
wetgevingzone Wijzigingsgebied 2: wijzigen bestemming 'Verkeer' in de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak of aanduiding 'erf' ten behoeve van het vergroten van tuingronden van een naastgelegen woonperceel;
wetgevingzone Wijzigingsgebied 3: wijzigen bestemming 'Maatschappelijk' in de bestemming 'Maatschappelijk 2'. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk 2, zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan voor zover deze niet mogelijk zijn binnen de bestemming Maatschappelijk.
Algemene regels inzake nadere eisen
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 21 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
De gemeente heeft een (anterieure) samenwerkingsovereenkomst gesloten met Van der Weegen Grondbank BV en Jansen Bouwontwikkeling BV voor de ontwikkeling en realisatie van het plan Den Bogerd, waarbij deze marktpartijen gezamenlijk met de gemeente in een PPS het risico voor de grondexploitatie dragen.
Bovenstaande marktpartijen en de gemeente hebben zeggenschap over een groot deel van de gronden (circa 90%) waarop het plan Den Bogerd is voorzien. De overige gronden (circa 10%) in het plan zijn eigendom van derden waarmee nog geen overeenstemming is bereikt over verwerving dan wel kostenverhaal.
In de reeds gesloten anterieure samenwerkingsovereenkomst is overeengekomen dat de PPS het gehele plan voor rekening en risico gaat ontwikkelen. Dit geldt indien de gronden van de eigenaren waarmee op dit moment (nog) geen overeenkomst is gesloten alsnog kunnen worden verworven.
Het kostenverhaal voor de gemeente is aldus in feite nog niet geheel verzekerd voor de gemeente en daarom is ook een exploitatieplan gemaakt.
De redenen hiervoor zijn:
Met niet alle grondeigenaren is een anterieure overeenkomst gesloten. Bij zelfrealisatie door deze partijen kan na de vaststelling van het exploitatieplan een bijdrage afgedwongen worden door het verbinden van een voorschrift aan de omgevingsvergunning.
In de onverhoopte situatie dat de partijen waarmee de gemeente reeds een overeenkomst heeft gesloten door faillissementen ophouden te bestaan kan de bijdrage bij de nieuwe eigenaren van de gronden eveneens worden afgedwongen.
Het ontwerp exploitatieplan is tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd en het definitieve exploitatieplan is tegelijk met het definitieve bestemmingsplan vastgesteld.
De gebiedsontsluitingsweg maakt geen deel uit van het exploitatiegebied behorende bij het exploitatieplan. De aanleg van de gebiedsontsluitingsweg betreft een onafhankelijk bovenwijkse ontwikkeling, welke volledig gefinancierd wordt uit het fonds RGI/bovenwijkse voorzieningen.
Met een vastgestelde exploitatieplan is het kostenverhaal verzekerd. Met de beschikbare middelen uit de gemeentelijke grondexploitatie Den Bogerd en de beschikbare middelen uit het fonds RGI/bovenwijkse voorzieningen is ook de financiële uitvoerbaarheid van de onderhavige ontwikkeling verzekerd.
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Den Bogerd op 8 juli 2010 gepubliceerd in de Tilburgse Koerier en op 11 mei 2013 gepubliceerd in het Stadsnieuws.
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:
Instantie | Datum verzending | Datum ontvangst reactie | Opmerkingen? |
Provincie Noord-Brabant Directie ROH |
8-3-2012 | 23-4-2012 | ja |
Waterschap De Dommel | 8-3-2012 | 3-4-2012 | ja |
Brabant Water | 8-3-2012 | nee | |
TenneT BV | 8-3-2012 | 19-3-2012 | nee |
NV Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij | 8-3-2012 | 19-3-2012 | nee |
Petrochemical Pipeline Services BV Operations & Third Party Affairs |
8-3-2012 | 19-3-2012 | ja |
Gasunie | 8-3-2012 | 13-3-2012 | ja |
Brabantse Milieufederatie | 8-3-2012 | 5-4-2012 | ja |
Vereniging Natuurmonumenten | 8-3-2012 | nee | |
ZLTO Hart van Brabant | 8-3-2012 | nee | |
Dorpsraad Udenhout | 8-3-2012 | 23-4-2012 | ja |
College van Burgemeester en Wethouders van Haaren | 8-3-2012 | nee |
Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.
Vooroverlegreactie N.V. Nederlandse Gasunie :
Geen opmerkingen. Het plangebied ligt buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen leiding.
Reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Vooroverlegreactie Rotterdam-Rijn Pijpleiding .
Geen opmerkingen. RRP is niet betrokken bij het plan omdat de RRP met beide leidingen en de betreffende veiligheidszones geen raakvlak heeft met het plangebied.
Reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Vooroverlegreactie Tennet
Geen opmerkingen. Geen belang bij concept ontwerpbp Den Bogerd. Tennet geeft aan dat er geen ondergrondse hoogspanningskabels of bovengrondse hoogspanningslijnen vallen binnen het plangebied en dat zij daarom geen op- of aanmerkingen hebben op het plan.
Reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Petrochemical Pipeline Services bv
Pretrochemical geeft aan dat ter plaatse van het groencompensatieperceel een buisleiding voor het transport van vloeibare koolwaterstoffen (PRB-leiding) is gelegen. Binnen de belemmerende zone van deze buisleiding (5m aan weerszijden van de leiding) is het niet toegestaan om bos aan te planten dan wel ander diepwortelende beplanting. Verder mag de toegankelijkheid van het tracé niet belemmerd worden. Ter groencompensatie een strook met een breedte van 10 meter vrijhouden van beplanting.
Reactie: het groencompensatieperceel aan de Rauwbrakenweg vervalt in het ontwerpplan, dus ook de dubbelbestemmingen Leiding-Riool en Leiding-Brandstof. Hiervoor in de plaats zal een groencompensatie perceel ten noorden van en aansluitend aan het plangebied Den Bogerd worden opgenomen.
Waterschap De Dommel
In de waterparagraaf dient opgenomen te worden dat er in afstemming met het waterschap nog
een waterhuishoudkundig - en rioleringsplan wordt opgesteld dat tevens ter goedkeuring aan het
waterschap wordt voorgelegd.
Reactie: Dit wordt aangepast in paragraaf 6.3. van de toelichting van het bestemmingsplan.
Verzocht wordt de A-watergang ZL (16 Roomleij) op de verbeelding op te nemen en te bestemmen
als Water.
Reactie: Binnen de bestemming Groen zoals deze opgenomen is voor het park is water
toegestaan, alsmede waterberging, -retentie en waterhuishoudkundige voorzieningen. De Roomleij
is hiermee planologisch verankerd.
Brabantse Milieufederatie
MER nodig
Het plangebied ligt zeer dicht nabij het N2000-gebied, Loonse en Drunense Duinen, De Brand en
de Leemkuilen. Volgens de BMF is het zo dat de ontwikkelingen binnen het plan mogelijk tot
significante gevolgen leiden voor de Natura 2000-gebieden, waardoor een m.e.r. verplicht zou zijn.
In het kader van de Nb-wet zou een passende beoordeling en een MER moeten worden gemaakt
vanwege de mogelijke significante gevolgen van het N2000 gebied, o.a. met het oog op
waterkwantiteit en -kwaliteit natte natuur van het N2000 gebied.
Reactie:
In het Besluit m.e.r. valt plan Den Bogerd (380 woningen en weg) onder de activiteit "de aanleg,
wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van
winkelcentra of parkeerterreinen)". Deze activiteit is niet m.e.r. -plichtig (C-lijst) maar wel
m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) in het geval de activiteit betrekking heeft op:
1. een oppervlakte van 100 hectare of meer?)of
2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.
De oppervlakte van het plan Den Bogerd blijft ruim beneden de 100 hectare (22 hectare) en op
grond van het bovenstaande is het plan dan ook niet m.e.r.-plichtig (C-lijst) danwel
m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst).
Dan kan een plan nog m.e.r.- plichtig zijn indien het plangebied gelegen is nabij een Natura 2000
gebied. Vanwege de ligging van Den Bogerd nabij de Loonse en Drunense Duinen + De Brand &
Leemkuilen is een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet opgesteld (Royal
Haskoning / DHV) om te bepalen of er sprake is van negatieve effecten op de beschermde
waarden van de Natura 2000 gebieden.
Conclusie van deze voortoets is als volgt:
vergunning aan te vragen.
Een passende beoordeling (en dus een MER) is op basis hiervan dan ook niet noodzakelijk.
Verordening Ruimte en EHS
EHS
Een compensatieplan ontbreekt bij het bestemmingsplan. Verzocht wordt om de
natuurcompensatie bij dit plan vast te leggen en de natuurcompensatie juridisch in dit plan veilig
te stellen.
Een deel van het plangebied is EHS. Geconstateerd is dat de EHS ontbreekt op de verbeelding bij
de bestemming bos.
De regels van de bestemmingen bos en natuur schieten ernstig tekort in de bescherming van de
EHS.
De negatieve effecten dienen te worden gecompenseerd waarbij wordt voldaan aan de regels
inzake compenseren van verlies van ecologische waarden en kenmerken , bedoeld in artikel 4.11.
(directe aantasting van 1,9 ha en ca. 3 ha binnen de directe invloedssfeer.
Het conceptontwerpplan dient te worden aangepast aan de Verordening Ruimte en verzocht wordt
het gebied tevens aan te duiden als EHS en de waarden en kenmerken met een passende
bestemming en goede regels de passende bescherming te bieden.
Reactie:
Als bijlage bij het bestemmingsplan is een compensatieplan gevoegd, waarbij aangegeven is
welke EHS verdwijnt en waar deze wordt gecompenseerd.
Noodzaak woonwijk
Vragen worden gesteld bij de noodzaak van deze nieuwe woonwijk en of er geen alternatieve
locaties binnen stedelijk gebied aanwezig zijn om deze woningen te realiseren.
Reactie:
In de recent vastgestelde Woonvisie 2011- 2014 is aangegeven dat - ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad- de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is.
Maatgevend voor de regionale en lokale woningbouwontwikkelingen zijn de aantallen die in overleg tussen (regio)gemeenten en provincie zijn afgesproken op basis van de provinciale woningbehoeftenraming (2008).
Op grond hiervan is er behoefte aan een toename van de woningvoorraad in Tilburg van 2010 tot 2020 van ongeveer 10.000 woningen (gecorrigeerd voor een beperkte sloopopgave). Dat geschiedt primair op inbreidingslocaties. Daar onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de volledige opgave, dient tevens uitgeweken te worden naar uitbreidingslocaties.
Het maakt natuurlijk wel uit wat voor soort woningen waar gebouwd gaan worden. Uit kwalitatief woningbehoeftenonderzoek (KWO Tilburg 2012) blijkt dat de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ca. 30 % van de gevallen uitgaat naar een (centrum) dorps woonmilieu. Tot 2020 is dat een woningvraag van zo'n 3.000 woningen in dit woonmilieu tot 2020. Het gemeentelijk ruimtelijk ( en wonen-) beleid gaat daarom ook uit van het creëren van voldoende gedifferentieerde woonmilieus om daarmee aan de vraag van de consument tegemoet te komen. De Overhoeken in Berkel-Enschot samen met Den Bogerd in Udenhout zijn de woningbouwlocaties die Tilburg inzet voor de voorziening in de behoefte aan woningen in een (centrum)dorps woonmilieu . Deze locaties samen hebben een capaciteit van ca. 2.800 woningen. Ze worden echter niet allemaal gelijktijdig in ontwikkeling genomen. Op korte termijn zijn dat behalve Koningsoord ( 795 woningen), Enschotsebaan (340 woningen), Hoge Hoek (270 woningen) en Den Bogerd ( 380 woningen); dus in totaal ca. 1.700 woningen.
Conclusie is dan ook dat de woningbehoefte in de komende 10 jaar in Tilburg - en specifiek die aan een (centrum)dorps woonmilieu - de noodzaak van de ontwikkeling van het plan Den Bogerd aantoont. Dit temeer omdat Den Bogerd ook nog eens het enige in Udenhout gelegen plan is waarin specifiek voor de Udenhoutse woningvraag gebouwd kan worden. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens vanuit de Udenhoutse bevolking en de dorpsraad ( en meermalen bestuurlijk toegezegd door diverse colleges vanaf de herindeling tot het recente verleden toe) om in /aan de kern voor de eigen behoefte te mogen bouwen. Dit om de leefbaarheid van het dorp en draagkracht voor het lokale voorzieningenniveau te waarborgen en jongeren in staat te stellen in het dorp te blijven wonen.
Het is duidelijk dat ten gevolge van de economische en financiële crisis de woningmarkt op dit moment flink in het slop zit. Dit betekent dat de werkelijk effectieve vraag in de markt ver achter blijft bij de berekende behoefte. Vandaar zal de werkelijke bouwproductie de eerstkomende jaren ook fors achter blijven bij de geprogrammeerde. Dit betekent echter niet dat deze behoefte niet bestaat maar zich meer gefaseerd en over een langere periode zal manifesteren. Uit bovenstaande is ook af te leiden dat met de in gang te zetten plannen niet alle woningvraag voor de komende jaren in plancapaciteit is omgezet.
De recent uitgekomen bevolking- en huishoudenprognose en daarop gebaseerde woningbehoeftenprognose 2011 van de provincie levert voor Tilburg geen belangrijke verschillen op met de prognose uit 2008. De bouwproductieopgave blijft -langjarig- gemiddeld 1.000 woningen/jaar (gecorrigeerd voor een beperkt sloopprogramma).
Natuurcompensatie EHS, dassen, vleermuizen, steenuilen, mussen e.a.
Dassen
Onduidelijk is of het bij de "dassenholen"op kaart 2 gaat om meer burchten of om een burcht met meerdere pijpen.
Het inrichtingsplan voor de compensatie van de dassen is geen juridisch onderdeel van het bestemmingsplan Den Bogerd. Verzocht wordt om daarom de graslandgebieden te bestemmen als Agrarische gebieden met waarden, natuur en landschap, specifieke aanduiding dassenweiden of dassenleefgebieden. De Kunstburcht dient ook als zodanig bestemd te worden.
Reactie:
In de bijgevoegde rapportage Plan van aanpak verplaatsing dassen, is uitgegaan van 1 burcht die verplaatst wordt. De weilanden en de burcht worden niet als zodanig bestemd. De evz krijgt een natuurbestemming met aanduiding EHS. De kunstburcht kan gerealiseerd worden binnen de geldende bestemming.
Vleermuizen, steenuilen, mussen
De natuurcompensatieplannen voor steenuilen, vleermuizen, mussen en andere soorten ontbreken. Ze worden wel in de toelichting genoemd maar de juridische en feitelijke zekerstelling ontbreekt.
Reactie:
In het Mitigatie en compensatieplan steenuil en huismus staat uiteengezet hoe de mitigerende maatregelen worden uitgevoerd (en deels zijn uitgevoerd). Vleermuizen zijn alleen foeragerend aangetroffen en derhalve niet ontheffingsplichtig vanwege voldoende alternatief foerageergebied.
EHS Natuur
Niet duidelijk is of de compensatie ook feitelijk zeker gesteld is door aankoop van de gronden. Wellicht kunnen nog wat fruitbomen en -struiken in een deel van de graslanden worden aangeplant. De EHS natuur wordt gecompenseerd door ca. 0,9 ha nieuwe natuur. De juridische en feitelijke zekerstelling ontbreekt in dit bestemmingsplan.
Reactie:
In het compensatieplan dat als bijlage is gevoegd bij het bestemmingsplan zijn de percelen aangegeven die worden omgezet naar de bestemming natuur met de gebiedsaanduiding "toegevoegde ecologische hoofdstructuur".
Met dit compensatieplan en het verzoek tot wijziging van de begrenzing van de EHS worden de regels 4.11 en 4.12 van de Verordening Ruimte nageleefd. Brabants Landschap zal zorgdragen voor de benodigde maatregelen voor de realisatie, onderhoud en het beheer. Dit wordt in een privaatrechtelijke overeenkomst vastgelegd.
Boomwaardekaart
Verzocht wordt de boomwaardekaart te verankeren in het juridisch deel van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld door deze te koppelen aan het aanlegvergunningenstelsel.
Reactie:
In het concept ontwerpbestemmingsplan was de boomwaardekaart verankerd in de regels van het bestemmingsplan. Omdat uit de bomeninventarisatie blijkt dat er zich in het plangebied geen monumentale en beeldbepalende bomen bevinden is er in het ontwerpbestemmingsplan geen boomwaardekaart opgenomen. De relevante artikelen zijn uit het concept ontwerpplan verwijderd.
Infiltratie verhard oppervlak
Verzocht wordt om in dit plan te regelen dat bij voorkeur per woning een infiltratievoorziening wordt gemaakt in het kader van waterneutraal bouwen.
Reactie:
Er wordt in het plan voorzien in infiltratievoorzieningen voor het totale plangebied en niet per woning.
Duurzame energie
Er wordt van uitgegaan dat in deze wijk gebruik van zonne-energie of andere vormen van duurzame energie die zonder schade voor de omgeving kunnen worden benut, mogelijk is. Het is daarbij van belang om te kijken naar de situering van de woningen, zodat er grote dakvlakken op het zuiden komen te liggen. Daarnaast kan de gemeente energiezuinige woningbouw voorschrijven of stimuleren.
Reactie:
Gebruik van duurzame energie is een optie waar de gemeente positief tegenover staat. In de gesloten samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat partijen zo veel als mogelijk De Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen hanteren.
Regels
In artikel 6.4.2. Verkeer wordt het mogelijk gemaakt om binnenplans af te wijken t.b.v. overschrijding van het bouwvlak vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken. Deze bepaling kan in deze bestemming niet goed geplaatst worden.
Reactie:
In dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om met een binnenplans afwijking ondergeschikte bouwdelen toe te staan voor de voorgevelrooilijn binnen de bestemming Verkeer.
Provincie (Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving)
In eerste instantie werd de opmerking gemaakt dat het woningbouwplan Den Bogerd niet zou passen binnen de regionale woningbouwafspraken en niet zou voldoen aan artikel 3.5 van de Verordening ruimte. Geadviseerd werd hierover ambtelijk contact op te nemen. Naar aanleiding van het hierna opgestarte overleg heeft de provincie haar overlegreactie op dit punt bij brief van 4 juni 2012 ingetrokken.
De toelichting van het bestemmingsplan moet conform artikel 2.2. van de Verordening Ruimte een verantwoording bevatten van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebeid waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in hoofdlijnen beschreven heeft. Daarbij dient de relatie gelegd te worden tussen de m² uit te geven gronden en de basisinspanning die hier tegenover staat. Deze verplichting geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied en buiten de ecologische hoofdstructuur.
Reactie:
De ontwikkeling van Den Bogerd gaat gepaard met een kwaliteitsverbetering van het landschap in de omgeving van het plan en wel in de ontwikkeling van landschap en natuur vanaf het terrein van de voormalige Steenfabriek tot aan natuurgebied De Brand. Naast de oppervlakte aan natuurcompensatie in deze zone (4,84 ha; zie hieronder bij 3.) wordt ca. 4 ha nieuwe natuur/landschapselementen aangelegd. De gemeente Tilburg heeft de realisatie van deze zone overgedragen aan Brabants Landschap, bij verkoop van de voormalige steenfabriek. Hierbij is 9 ha ruilgrond in de transactie tussen gemeente en Brabants Landschap meegenomen. Vanuit de Groene Mal heeft de gemeente reeds € 368.000,-- in deze zone geïnvesteerd. In 2013 en 2014 is totaal ca. € 130.000,-- geprogrammeerd vanuit de Groene Mal. Totaal wordt ca. € 498.000,-- geïnvesteerd.
Op basis van de minimumnorm van 1% van de uitgifteprijs is voor Den Bogerd de kwaliteitsverbetering landschap te kwantificeren op € 415.120,-- (103.780 m2 à € 4,--). Aan deze norm wordt dus ruimschoots voldaan.
In de Verordening ruimte zijn in artikel 4.6 procedure-regels opgenomen voor het herbegrenzen van de ecologische hoofdstructuur om niet-ecologische redenen. Ten aanzien van deze verplichting dient inzichtelijk te worden gemaakt op welke wijze en waar in het plangebied de ehs wordt aangetast. Dit dient op de verbeelding aangeduid te worden en tevens dient aangegeven te worden op de verbeelding waar ehs wordt toegevoegd.
Reactie:
In het compensatieplan EHS, dat als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd is, staat aangegeven waar en hoeveel EHS verdwijnt en waar deze wordt gecompenseerd. Op de verbeelding staat de verwijderde en toegevoegde EHS aangegeven. Aan Gedeputeerde Staten zal een verzoek gedaan worden tot wijziging van de begrenzing van de EHS In de verbeelding staat de te verwijderen EHS en de toe te voegen EHS.
Tevens zijn in artikel 4.11 en 4.12 van de Verordening ruimte regels opgenomen voor natuurcompensatie welke gepaard dient te gaan met een procedure tot herbegrenzing. Hierbij dient een compensatieplan te worden overgelegd. Onder andere dient uitgewerkt te worden waar, wat in zowel kwantitatief als kwalitatief opzucht wordt gerealiseerd en wie daarvoor verantwoordelijk is inclusief beheer en onderhoud. Tevens dient te worden voldaan aan de regels uit artikel 4.11 en artikel 4.12 van de Verordening
Reactie:
Het compensatieplan EHS is als bijlage bij het bestemmingsplan is het compensatieplan toegevoegd. Met dit compensatieplan en het verzoek tot wijziging van de begrenzing van de EHS worden de regels 4.11 en 4.12 van de Verordening Ruimte nageleefd. Brabants Landschap zal zorgdragen voor de benodigde maatregelen voor de realisatie, onderhoud en het beheer. Dit wordt in een privaatrechtelijke overeenkomst vastgelegd.
In artikel 3 'bos'onder 3.1.1. is onder sub c in de doeleindenomschrijving opgenomen 'bijbehorende en ondergeschikte verharde….paden, wegen en parkeervoorzieningen'. In artikel 3.6.1. onder sub g is een omgevingsvergunning bevoegdheid opgenomen voor het aanleggen van deze voorzieningen. Het gebied met de bestemming 'bos heeft de aanduiding ecologische hoofdstructuur.
Bovengenoemde bepalingen zijn in strijd met artikel 4.2 lid 1 van de Verordening Ruimte.
Reactie:
De gronden met de bestemming bos krijgen een gebiedsaanduiding "verwijderde ecologische hoofdstructuur". Ter compensatie van deze EHS wordt aan gronden aansluitend aan het oorspronkelijke plangebied de aanduiding "toegevoegde ecologische hoofdstructuur gegeven". Aan Gedeputeerde Staten zal verzocht worden tot wijziging van de grenzen van de Ecologische Hoofdstructuur. Met het oog hierop wordt datgene wat vermeld staat in artikel 4.1.1. onder sub c (voorheen 3.1.1.) en in 4.5.1. (voorheen 3.6.1.) gehandhaafd.
In artikel 3.4 sub 1 van het concept ontwerpbestemmingsplan is een omgevingsvergunning bevoegdheid opgenomen voor het bouwen van onderhoudsgebouwen. Ook deze bepaling wordt in strijd met zowel artikel 2.1 als artikel 4.2.lid 1 van de Verordening ruimte geacht. Het bouwen van een onderhoudsgebouw buiten een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok leidt namelijk tot nieuw ruimtebeslag, hetgeen in strijd is met het beginsel van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik. Bovendien draagt een dergelijk gebouw niet bij aan behoud, bescherming en versterking van de ecologische hoofdstructuur.
Reactie:
Zie hiervoor de bovengenoemde reactie.
Dorpsraad Udenhout
Op de verbeelding zijn 3 wijzigingsbevoegdheden aangegeven terwijl er in het bestemmingsplan 4 genoemd worden.
Reactie: In het concept ontwerpplan gaat het inderdaad om 3 wijzigingsbevoegdheden, op de verbeelding zijn deze juist aangegeven. In het ontwerpplan zijn nog slechts 2 wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In de toelichting (paragraaf 7.4) is dit aangepast.
Hoofdstuk 5 milieuaspecten, pagina 57, geurhinderpercentage. Op de verbeelding ontbreken de geurcontouren Mortel 2 en Mortel 4.
Reactie: de geurcontour vanwege Mortel 2 is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding: milieuzone-geurzone. De bestaande veehouderij gelegen aan de Mortel 4 vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen omdat met deze veehouderij gesproken wordt over mogelijkheden tot uitplaatsing danwel inpassing met hobbymatige dieren. Hiervoor zal geen geurcontour op de verbeelding worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 beschrijving wateraspect, pagina 67, wateraspect 6.2. In dit onderdeel van de tekst wordt aangegeven dat het om ca. 350 woningen zou gaan. In het plan is aangegeven dat het om ca. 380 woningen gaat.
Reactie:
In paragraaf 6.2., pagina 67, zal het aantal van ca. 380 woningen worden opgenomen.
In de regels is een definitie opgenomen van voorgevelrooilijn. Op de verbeelding staat een gevellijn maar deze wordt niet gedefinieerd. Hierdoor ontstaat strijdigheid met de omschrijving.
Reactie: de aanduiding gevellijn wordt verwijderd van de verbeelding en uit de regels.
Hoofdstuk 7, 7.4. hoofdstuk 3 van de regels: algemene regels, bladzijde 82. Gesproken wordt over 4 wijzigingsbevoegdheden terwijl er op de verbeelding maar 3 staan aangegeven.
Reactie; zie hiervoor reactie onder nr. 1.
De omschrijving van gevellijn ontbreekt in de inleidende regels.
Reactie: zie hiervoor reactie onder nr. 3.
De door de gemeente als standaard regelgeving gehanteerde beschrijving wordt niet gehaald. Bij andere bestemmingsplannen worden andere omschrijvingen gegeven (bijvoorbeeld definitie aanbouw).
Reactie: De bestemmingsplannen worden opgesteld volgens de Bestemmingsplansystematiek Tilburg. Deze Plansystematiek is vastgesteld als onderdeel van het Handboek Digitaal Uitwisselbare bestemmingsplannen. Deze Plansystematiek is aan veranderingen onderhevig en wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. Het kan dus voorkomen dat bijvoorbeeld een definitie of een artikel in een bestemmingsplan anno nu anders luidt dan in een bestemmingsplan dat enkele jaren geleden is vastgesteld. Veranderingen ontstaan als gevolg van veranderde wet- en regelgeving, jurisprudentie en voortschrijdend inzicht.
In artikel 1.6 (aan huis verbonden beroep) wordt de aanduiding gemist dat moet worden uitgesloten dat activiteiten in categorie 2 tot 4 zijn toegestaan.
Reactie:
Een aan huis verbonden beroep kan onderverdeeld worden in beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw (artikel 1.13) en in bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw (artikel 1.11). Beroepsmatige activiteiten komen nagenoeg nooit boven categorie 2 uit. Omdat maximaal categorie 2 aanvaardbaar geacht wordt als beroepsmatige activiteit, mede ook gelet op de overige relevante voorwaarden, wordt het expliciet benoemen van deze categorieën of het uitsluiten van hogere categorieën niet noodzakelijk geacht. Voor bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw is er een grotere kans dat deze boven categorie 2 uitkomt, hetgeen niet wenselijk is in een woonomgeving. Vandaar dat in het plan in artikel 9.6.3. een binnenplans afwijkingsmogelijkheid t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten opgenomen zoals genomen in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hiermee worden hogere milieucategorieën uitgesloten.
In artikel 1.43 wordt een definitie van gestapelde woning gegeven. Omdat in dit plan geen gestapelde woningen zijn toegestaan moet deze definitie verwijderd worden.
Reactie: Het wordt wenselijk gevonden deze definitie te handhaven omdat daarmee het onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen expliciet wordt aangegeven, ook al is dit laatste type woning niet toegestaan in dit plangebied.
Er wordt een omschrijving van langzaam verkeer gemist.
Reactie: De definitie van langzaam verkeer zoals deze opgenomen is in de Bestemmingsplansystematiek 2011 versie 1 zal worden opgenomen in het bestemmingsplan Den Bogerd.
De definitie van woongebouw wordt gemist.
Reactie: in de regels van het bestemmingsplan Den Bogerd komt geen woongebouw voor. Het opnemen van een definitie wordt dan ook niet nodig geacht.
In artikel 2 de wijze van meten moet worden toegevoegd de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk.
Reactie: In de SVBP (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) zijn normen opgenomen die van toepassing zijn op de vormgeving en de inrichting van bestemmingsplannen met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. Hierin zijn ook de standaard meetbepalingen opgenomen en deze zijn dan ook als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan Den Bogerd. De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk is hierin niet opgenomen.
De definitie van oppervlakte van een bouwwerk moet als volgt luiden:
de oppervlakte van een bouwwerk buitenwerks gemeten boven het peil met uitzondering van de oppervlakte van:
een ondergeschikt bouwdeel (zoals open buitentrap, hellingbanen e.d.) waarvan de verticale
projectie op het horizontaal vlak kleiner os dan 4 m² of
een uitkragend constructiedeel (zoals entree-overkapping, dakoverstekken, niet beweegbare
zonweringconstructie e.d.) waarvan de breedte van de verticale projectie op het horizontale vlak
kleiner is dan 0,75 meter.
Reactie:
De definitie van de oppervlakte van een bouwwerk is omschreven zoals deze is opgenomen in de SVBP
(Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en luidt als volgt: "tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk".
Gemist worden algemene procedure regels, ontheffing van bouwregels, ontheffingsregels bij alle bestemmingen.
Reactie:
In de diverse artikelen zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen (bijv. in de artikelen 3.4, 4.4, 5.4, 6.4, 7.4, 8.4, 9.4. 10.4 en 11.4). Ontheffingsregels bij alle bestemmingen zijn opgenomen in artikel 18 (algemene afwijkingsregels). Het opnemen van algemene procedureregels is sinds de inwerkingtreding van de Wro in 2008 niet meer nodig omdat de procedureregels gelden uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening en/of de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 9 Wonen wordt gemist hoeveel % van de voorgevel van het hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn moet worden gebouwd. Mag het bouwvlak 100% bebouwd worden ? Kavels voor patio's mogen 80% bebouwd worden.
Reactie:
Het is afhankelijk van het woningtype (vrijstaand, twee aaneen, aaneengesloten) in hoeverre het bouwvlak meer of minder bebouwd mag worden. Per woningtype is een maximale diepte van het hoofdgebouw opgenomen alsmede de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Voor patiowoningen mag de diepte van het bouwvlak volledig benut worden en is geen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens opgenomen. Om te bewerkstelligen dat er ook een patio gerealiseerd wordt mag het bouwvlak voor maximaal 80% bebouwd worden.
De dorpsraad heeft opmerkingen gemaakt op 3 rapporten die ten grondslag liggen aan het concept ontwerpbestemmingsplan, te weten het rapport akoestisch onderzoek (nieuwe woningen), het rapport onderzoek luchtkwaliteit en het rapport akoestisch onderzoek (nieuwe weg- en reconstructiesituatie). Er worden vraagtekens geplaatst bij de in de rapporten gehanteerde verkeersgegevens. Als gevolg hiervan worden de conclusies/resultaten in de rapporten niet geloofwaardig geacht.
Reactie:
De betreffende rapporten worden geactualiseerd op basis van de meest actuele verkeersgegevens (december 2012).
Van der Weegen
1. Woningbouw aan de Gebiedsontsluitingsweg
Bij een rooilijn op 5 meter van de perceelsgrens aan de voorzijde van de woning is het aan de randweg voor sommige kavels niet mogelijk op een goede manier een woning op de kavel te projecten. De kavel wordt dan te ondiep. Hierdoor blijft te weinig ruimte over voor een goede achtertuin. Voorstel is om de afstand van de rooilijn van 5 meter terug te brengen naar 3 meter.
Reactie: Als de maat tussen de woningen en de gebiedsontsluitingsweg verandert dient ook opnieuw het akoestisch onderzoek gewijzigd te worden. Inhoudelijk: de nu gehanteerde afstanden waren akoestisch al op het randje, terugbrengen van die afstanden is ook inhoudelijk risicovol. Het betreft in het algemeen grote kavels waar veel ruimte is om tuinen aan te leggen.
Niet akkoord met gesuggereerde aanpassingen.
2. Woningtypes oostzijde Palswei
Verzoek om ook woningtype rijwoningen toe te voegen.
Reactie: Akkoord. Op de verbeelding wordt de aanduiding aaneengesloten (aeg) opgenomen. Per deelgebied zal een woningaantal opgenomen worden.
3. Bebouwingslijn oostzijde Palswei
Op dit moment zijn de woningen aan de parkranden zo vastgelegd in het bestemmingsplan dat de gevelrand aan het park ligt. De voordeur zit dus aan de achterzijde van de woning, aan de straatzijde. Dit geldt ook voor de parkeervoorziening en de achtertuin.
Verzocht wordt dat het mogelijk is om bij de woningen aan de parkrand niet de voorgevel aan het park te bouwen maar om hier een meer traditioneel woningtype te kunnen bouwen. Door de gevelrand weg te halen en het bouwvlak op 3 meter van de straatzijde te leggen is er meer vrijheid. (9.2.2.3. e). Op deze manier kunnen ook woningen met de voorgevel aan de straatzijde geprojecteerd worden.
Reactie: Akkoord. De gevellijn zal van de verbeelding verwijderd worden en de afstand van 5 meter zal worden teruggebracht tot 3 meter.
4. Woningtypes westzijde Hogenakker
Verzoek om ook woningtype rijwoningen toe te voegen.
Reactie: Akkoord. Op de verbeelding wordt de aanduiding aaneengesloten (aeg) opgenomen.
5. Bebouwingslijn westzijde Hogenakker
Verzoek om net als bij de woningen aan de oostzijde van de Palswei de gevelwand weg te laten en het bouwvlak op 3 meter van de straatzijde te leggen i.p.v. 5 meter zodat er mee vrijheid ontstaat.
Reactie: Akkoord. De gevellijn zal van de verbeelding verwijderd worden en de afstand van 5 meter zal worden teruggebracht tot 3 meter.
6. De maximale bouwhoogte van de woningen is op dit moment 10 meter. Voorzien wordt dat dit voor veel ontwerpen te laag is. Ook in het beeldkwaliteitsplan staan veel voorbeelden met een nok hoger dan 10 meter. Voorgesteld wordt de maximale hoogte te verhogen naar 11,5 meter .
Reactie: De bebouwingshoogte wordt van 10 naar 11 m. gebracht (m.u.v. de patio-rand waar de maximale hoogte van 4 m gehandhaafd wordt. Met binnenplanse afwijking is het mogelijk om tot 12,1 meter hoogt te bouwen. Dit biedt voldoende mogelijkheden om de gewenste woningen te realiseren terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat woningen in 4 bouwlagen kunnen worden gebouwd.
7. Woningaantal
Verzocht wordt het woningaantal in de bouwvlakken vrij te laten.
Reactie: De woningaantallen worden niet meer per bouwblok opgenomen maar per deelgebied (bomen-singels-lanen).
8. Woningen ten westen van de Hoekwei
Verzocht wordt om de bebouwingslijn van 10 meter te verkleinen tot 5 meter en in de bouwvlakken ook vrijstaande woningen en tweekappers mogelijk te maken.
Reactie: Akkoord. De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de bebouwingslijn verkleind wordt tot 5 meter. Ook worden op de verbeelding de aanduidingen vrijstaand (vrij) en twee-aaneen (tae) opgenomen.
9 .Vier vrijstaande woningen in het bomengebied.
Verzocht wordt om de bouwvlakken van de vrijstaande woningen in het bomengebied aan het bomenpark te vergroten en een oriëntatiemogelijkheid naar de weg toe te geven.
Reactie: De woningen mogen al georiënteerd worden naar de weg toe.
Het bouwvlak zal iets ruimer op de verbeelding getekend worden (tot 3m. uit de perceelsgrens aan de straatzijde van de Lange Wei, het Osseveld en het Biesveld).
10. Woningen langs de gebiedsontsluitingsweg (GOW)(twee bouwvlakken boven de Achterste Wei)
Verzocht wordt om de twee bouwvlakken boven de Achterste Wei zodanig te veranderen dat hier 2 maal 3 woningen gebouwd mogen gaan worden i.p.v. 2 maal 2 woningen.
Reactie: Akkoord. De verbeelding zal hierop aangepast worden.
11. Voor de bungalows wordt de vrijheid gewenst om hier voor bijvoorbeeld 50% van het bouwvlak een opbouw te plaatsen of een schuin dak te maken.
Reactie: Aan de zuidzijde van de Reijakker, aan de zuidzijde van de Voorste Wei, aan de zuidzijde van de Lange Wei en aan de westzijde van de Huysacker en Biesveld zijn de bouwaanduidingen [sba-pta] en [sba-pt] gehanteerd met een maximale bouwhoogte van 4 m. Dit is uitdrukkelijk een aantal malen met de aangrenzende bewoners gecommuniceerd. Tevens: niet veranderen omdat de kavels een geringe diepte hebben irt de privacy van aangrenzende woningen. Voor een deel van de woningen is in het plan een opbouw mogelijk gemaakt.
12. Op dit moment mag een tussenwoning in het concept ontwerp bestemmingsplan maximaal 10 meter diep zijn. Graag wordt ge zien dat hier 12 meter van gemaakt wordt. (9.2.2. pagina 115; g. 1.)
Reactie: We zijn bereid de bebouwingsdiepte van 10 naar 12 m. te brengen met uitzondering van de aaneengesloten woningen in het noordelijk deel (Achterste Wei) die grenzen aan de vrijstaande randwoningen. I.v.m. plan-/bouwverordeningsystematiek bedraagt de bouwblokmaat hier slechts 41 meter en moet de bouwdiepte tot 10 meter beperkt blijven.
13. Kap bijgebouwen
Bij de kap van bijgebouwen wordt meer vrijheid gewenst. De kap mag nu niet meer dan 45 graden zijn. Het is belangrijker dat het bijgebouw past bij het hoofdgebouw. Verzocht wordt de maat van 4,5 meter van de kap niet noemen en het voorschrift van een maximaal aantal graden weg te laten. (9.2.3 pagina 115, e.3.)
Reactie: Het wordt belangrijk gevonden dat er een maximum gesteld wordt aan de bouwhoogte van de bijgebouwen, dus het weglaten van een maximale bouwhoogte is niet acceptabel. Bij een dorpse verkaveling hoort geen steile dakhelling. Voorts komt het artikel nu overeen met de Bestemmingsplansystematiek die ook elders in Tilburg wordt gehanteerd.
14. Artikel 9.5.2. sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap
Artikel 9.5.2. a. pagina 120: Er staat nu in het concept bestemmingsplan dat er minimaal 57 woningen als sociale huurwoning moeten worden gerealiseerd. Dit klopt niet, 57 is 15% van de woningen. Dit zijn de sociale huur- en koopwoningen samen. Verzocht wordt hiervan te maken: Minimaal 15% van het totaal aantal woningen dient te worden gerealiseerd als sociale huur- of koopwoning.
Reactie: Is onverhoopt verkeerd verwoord. De 15% heeft betrekking op sociale huur- én koopwoningen. Dit zal in de regels worden aangepast.
15. 15.4 Bouwen in nabijheid van monumentale en beeldbepalende bomen. De bomenwaardekaart klopt niet met het stedenbouwkundig plan. De regels die hieronder staan stroken ook niet met het stedenbouwkundig plan en de bestemmingsplankaart.
Reactie: In het concept ontwerpbestemmingsplan was de boomwaardekaart verankerd in de regels van het bestemmingsplan. Omdat uit de bomeninventarisatie blijkt dat er zich in het plangebied geen monumentale en beeldbepalende bomen bevinden is er in het ontwerpbestemmingsplan geen boomwaardekaart opgenomen. De relevante artikelen zijn uit het concept ontwerpplan verwijderd
Omwonenden zijn afgelopen jaren op een aantal informatieavonden, ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie, ingelicht over het plan. De laatste informatieavond heeft plaatsgevonden in april 2012. Tijdens deze avonden zijn vooral vragen gesteld over de verkeersontsluiting, de hoogte van woningen , de inrichting van het park (groen), waar in het plangebied en wanneer wordt gestart. Daarnaast heeft er afgelopen jaren nadrukkelijk overleg plaatsgevonden met de klankbordgroep die ca. 3x per jaar bijeen kwam om kennis te nemen en te reageren op de planontwikkeling. Deze klankbordgroep bestaat uit een aantal leden van de dorpsraad en betrokken dorpsbewoners.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 24 juni 2013 tot en met 5 augustus 2013. Tijdens deze periode zijn er 86 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Zienswijze 1
Bewoner(s) Achthoevenstraat, Udenhout
Reactie:
a. De gemeente Tilburg maakt samen met zeven andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio worden jaarlijks gezamenlijke afspraken met de provincie Noord-Brabant gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave van de gemeenten, dit voor een voortschrijdende tienjaars-periode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en huishoudens-prognose, waarvan de recentste dateert van 2011. Voor Tilburg betekent dit dat de tienjaarse bouwopgave ruim 9.800 woningen bedraagt. Daarmee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudensverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Van deze bouwopgave worden 730 woningen ingezet om de programmadoelen in een drietal buurgemeenten tot 2020 te kunnen verwezenlijken. De gemeentelijke woningbouwopgave tot zeker 2025 behelst zo'n 1.000 woningen per jaar gemiddeld, gecorrigeerd voor ca. 200 w/jr. sloop; de effectieve vraag -uitgeoefend door de woonconsument- ligt als gevolg van de crisis vooralsnog lager, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond en wordt voldaan aan trede 1 van de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6. Bro).
Met betrekking tot trede 2 van deze ladder, de vraag of (een deel van) de regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied, het volgende.
De woningbouwopgave die Tilburg, mede in regionale context geplaatst, heeft, kan en wordt ook vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve variatie daarin maken het nodig om -in beperkte mate- ons te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied (à "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling").
Behalve de aantallen (de kwantitatieve opgave) is in toenemende mate de kwalitatieve samenstelling van het bouwprogramma van belang. De kwalitatieve opgave is niet alleen het soort woningen (gestapeld/ grondgebonden, huur/koop, e.d.) maar juist ook de differentiatie in woonmilieus. Behalve verschillende typen stedelijke woonmilieus beschikt Tilburg ook over twee dorpen waar voorzien wordt in de sterke vraag naar “dorps woonmilieu”; het periodieke Kwalitatief WoningBehoefte Onderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) toont deze behoefte telkens weer aan. Het "dorpse woonmilieu" kenmerkt zich ondermeer door een relatief lage woningdichtheid en een ruime variatie in grondgebonden woningtypen. De dorpen Berkel-Enschot en Udenhout zijn indertijd juist met het oog op de gemeentelijke en regionale woningbouwopgave bij Tilburg gevoegd. In de het voorzien van de behoefte aan “dorps woonmilieu” richt Udenhout zich voornamelijk op de eigen behoefte, en voorziet Berkel-Enschot in deze behoefte gemeentebreed, in welk verband juist daar -i.v.m. de crisis- sprake is van plantemporisering.
Udenhout is/blijft zowel in de optiek van de Structuurvisie Noordoost als de woningbouwprogrammering een "autonoom" dorp, dat kan voorzien in een deel van de behoefte aan “dorps wonen”; met name dat deel voortkomend uit de behoefte van de Udenhouters zelf. Het KWBO laat zien dat de woontevredenheid in Udenhout hoog is. Verhuisgeneigde Udenhouters geven overwegend aan een andere woning weer in Udenhout te zoeken. Daarmee tonen zij aan een sterke oriëntatie op de eigen kern te hebben.
Met het plangebied Den Bogerd wordt invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens van de Udenhoutse bevolking om in het dorp voor de eigen behoefte te mogen bouwen. Dit mede om de leefbaarheid van het dorp en de draagkracht/vitaliteit van het lokale voorzieningenniveau te waarborgen en ook jongeren in staat te stellen in het dorp te blijven wonen. De woningbehoefte in de komende 10 jaar in Tilburg -en specifiek die aan een dorps woonmilieu- toont de noodzaak en het openbaar belang van de ontwikkeling van het plan Den Bogerd aan. Dit temeer omdat Den Bogerd ook nog eens het enige in Udenhout gelegen plangebied is waarin meerjarig gefaseerd, gericht op de Udenhoutse woningvraag, gebouwd kan worden. Binnendorpse plekken zijn nu niet voorhanden en die welke op termijn misschien beschikbaar komen (te) beperkt in aantal en capaciteit voor een evenwichtige fasering m.b.t. de behoefte én de doelstellingen tot borging van de leefbaarheid.
b. Met de beoogde verkeersstructuur is het de bedoeling de hoeveelheid verkeer zoveel mogelijk te leiden via de nieuwe gebiedsontsluitende weg richting de N65 en de hoeveelheid verkeer in de kom Udenhout te beperken inclusief de wijk Achthoeven. Met de gekozen verkeersstructuur en aansluitingen op de rondweg blijft de toename van het verkeer binnen de verkeersveiligheidsnormen. Om stedenbouwkundige redenen is ervoor gekozen het bestaande stratenpatroon door te trekken. De straat is niet te smal voor autoverkeer. Er is sprake van een verblijfsgebied waarvan geen doorgaand verkeer gebruik maakt, er zal bovendien ook nauwelijks extra verkeer komen ten gevolge van de bouw. De reden voor het realiseren van een "doorsteek" voor het gemotoriseerde verkeer in de Huysacker is dat de mogelijkheid behouden moet blijven om via bestaande stratenpatronen nog wel in het dorp te kunnen komen (intern verkeer). Voor de aansluiting op de Huysakker is aanvullend onderzoek verricht. Uit aanvullend akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de woningen in de Huysacker (toekomstige situatie) voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er is sprake van een acceptabel woon en leefklimaat.
c. Door het plan gefaseerd uit te voeren wordt voorkomen dat er overal gelijktijdig gewerkt wordt en wordt de overlast van bouwverkeer beperkt. Het is overigens de bedoeling dat het bouwverkeer (evenals het bestemmingsverkeer) via de gebiedsontsluitingsweg De Mortel (toekomstige randweg) de wijk betreedt. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat het bouwverkeer via ontsluitingswegen vanuit de bestaande wijk naar Den Bogerd voert. Voor de realisatie van de eerste fase (school en zestig woningen) zal een deel van de randweg aangelegd worden. De eerste fase is voor (bouw)verkeer bereikbaar via de randweg, echter daarvoor hoeft nog niet de volledige randweg aangelegd te worden. De eerste fase sluit ook aan bij de bestaande bebouwing. Naarmate meer fasen worden ontwikkeld kan de randweg geheel worden aangelegd.
Geluidsoverlast door Bouwactiviteiten is geregeld in het Bouwbesluit 2012. In het Bouwbesluit zijn geluidsnormen opgenomen waaraan men tijdens bouwactiviteiten moet voldoen. Hier zal tijdens de bouwperiode rekening mee gehouden moeten worden.
d. Ter plaatse van de rondweg en het populierenbos komt de ecologische hoofdstructuur te vervallen. Het populierenbos wordt gehandhaafd. De natuurcompensatie geeft invulling aan de ecologische verbindingszone tussen De Brand en De Leemkuilen waardoor de Ecologische hoofdstructuur wordt versterkt. Zoals verwoord in het Compensatieplan EHS gaat er 37.856m2 EHS verloren en komt er 44.811 m2 ingerichte EHS voor terug.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 2
Bewoner(s) Stationstraat Udenhout
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Het verleggen van de spoorwegovergang is besproken met Prorail en is akkoord bevonden. Het gaat overigens niet om een verlegging van een 20-tal meters maar om circa 7 meter.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 3
V.d. Heijden Rentmeesters namens bewoner(s) Groenstraat Udenhout
a. Verzocht wordt de aangeduide strook achter het perceel Groenstraat 86 buiten het bestemmingsplan te laten.
b. Verzocht wordt in het naastgelegen bestemmingsplan de aanduidingen [tae] en [vrij] op te nemen om onduidelijkheid te voorkomen over de 'bouwaanduiding' in dit vlak. Alternatief is om de weergegeven scheidingslijn tussen de bouwvlakken te laten vervallen, zodat maximale flexibiliteit ontstaat voor de invulling van de bouwvlakken.
c. Betwijfeld wordt of de weergegeven schaalindeling op de plankaart wel juist is. Deze neigt eerder naar 1:1500 dan naar 1: 1000.
Reactie:
a. De bedoelde strook doet dienst als erf bij de betreffende (nieuwe) woningen en heeft een functie voor het realiseren van bijgebouwen. Zie hiervoor ook de reactie op de zienswijze bij het exploitatieplan onder 15a.
b. In het betreffende vlak is een bouwaanduiding vrijstaand [vrij] opgenomen. De "scheidingslijn"is opgenomen om onderscheid te maken tussen het gedeelte van het bouwvlak waar twee-kappers en vrijstaande woningen zijn toegestaan en het bouwvlak waar uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan.
c. De digitale verbeelding is de verbeelding die leidend is. Bij het raadplegen van de digitale verbeelding is het mogelijk om te meten.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 4
V.d. Heijden Rentmeesters namens bewoner(s) Groenstraat 88 te Udenhout
a. Verzocht wordt volgens de bij de zienswijze gevoegde tekening de aangeduide strook (1) buiten de begrenzing van het bestemmingsplan te laten. Met enige verschuiving van het bestemmingsvlak is het, mede gelet op de aldaar geplande bebouwingstypen (patio's), heel wel mogelijk tot maximaal behoud van de tuin bij Groenstraat 88 te komen zonder afbreuk te doen aan het programma.
b. Verzocht wordt in het naastgelegen bestemmingsplan de aanduidingen [tae] en [vrij] op te nemen om onduidelijkheid te voorkomen over de 'bouwaanduiding' in dit vlak. Alternatief is om de weergegeven scheidingslijn tussen de bouwvlakken te laten vervallen, zodat maximale flexibiliteit ontstaat voor de invulling van de bouwvlakken.
c. Betwijfeld wordt of de weergegeven schaalindeling op de plankaart wel juist is. Deze neigt eerder naar 1:1500 dan naar 1: 1000.
d. De ontsluitingsweg om het plangebied is zodanig ruim gesitueerd dat dit een onnodig ingrijpende impact heeft op het overblijvende deel van het perceel E 3610. Dit perceel wordt daardoor nagenoeg onbruikbaar hetgeen onwenselijk is. Ter plaatse van de aansluiting op de Groenstraat wordt daarbij nog eens aanzienlijk afgebogen in noordelijke richting. De zin van de ter plaatse aangeduide wro-zone 2 en de situering van de strook achtertuin op het perceel E 3610 kan niet worden ingezien, waardoor er tevens geen aanleiding bestaat ter plaatse zoveel ruimte voor de aansluiting te nemen. Hiermee kan niet worden ingestemd. Zeker nu er nog geen enkel zicht bestaat op wijze waarop de gemeente tot verwerving van deze gronden wenst te komen. Daartoe hebben nog op geen enkele wijze besprekingen plaatsgevonden.
Reactie:
a. De strook maakt onderdeel uit van het bouwvlak van de betreffende (nieuwe) woningen. Deze strook maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan en het exploitatieplan.
b. Zie hiervoor de reactie onder 3b.
c. Zie hiervoor de reactie onder 3c.
d. De ruimte lijkt groot, maar is enerzijds nodig voor een verkeersveilige haakse T-aansluiting van de ontsluitingsweg op de Groenstraat te kunnen realiseren en anderzijds om mee te denken met huidige bewoners en de afstand tussen de te realiseren weg en het private perceel afdoende te houden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 5. Bewoner(s) Groenendaal Udenhout
Reactie:
a. De ontsluiting voor het gemotoriseerde verkeer via de Groenendaal zat oorspronkelijk wel in het plan maar op basis van voortschrijdend inzicht is er voor gekozen deze "doorsteek" alleen te realiseren voor het fietsverkeer. Dit geldt ook voor de "doorsteek" vanuit de Mortelhof. Er blijft alleen een "doorsteek"mogelijk voor het gemotoriseerde verkeer in de Huysacker. Het plan zal zodanig worden aangepast dat hier uitsluitend langzaam verkeer toegestaan zal zijn.
b. Zie hiervoor de reactie onder 5a.
c. Zie hiervoor de reactie onder 5a.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en het plan zal hierop worden aangepast.
Zienswijze 6. Bewoner(s) Groenendaal Udenhout
a. Noodzaak voor deze wijk wordt in twijfel getrokken gelet op huidige woningmarkt en perspectieven. Als de noodzaak al zou bestaan dan zijn er voldoende andere plaatsen, al dan niet binnen de bestaande kom, waar dit uitgevoerd zou kunnen worden.
b. Bezwaar tegen een (auto) ontsluiting in het verlengde van de Groenendaal.
c. Gefaseerd bouwen betekent lange tijd overlast voor de huidige bewoners. Dit is niet wenselijk. Waarom wordt niet begonnen met de ontsluitende rondweg ?
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie bij 5.
c. Zie hiervoor de reactie onder 1c.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en het plan zal hierop worden aangepast.
Zienswijze 7. Provincie Noord-Brabant 's-Hertogenbosch
Er is sprake van strijdigheid met artikel 2.2. Verordening Ruimte (kwaliteitsverbetering landschap) omdat het plan niet duidelijk maakt op welke percelen de ca. 4 ha natuur- en landschapselementen worden aangelegd en op welke wijze de aanleg en duurzame instandhouding feitelijk en juridisch zeker zijn gesteld (anterieure overeenkomst).
Reactie:
Er is inmiddels een overeenkomst gesloten met de grondeigenaar, Brabants Landschap en de gemeente waarbij gronden geruild zijn zodat de percelen waar de compensatie plaats vindt in eigendom komen van Brabants Landschap. In de betreffende overeenkomst is opgenomen dat Brabants Landschap zorg draagt voor de benodigde maatregelen voor de realisatie, onderhoud en beheer van o.a. het compensatie plan EHS maar ook van het plan van aanpak verplaatsing dassen en het mitigatie- en compensatieplan steenuil en huismus.
Daarmee is de aanleg en het duurzaam beheer zeker gesteld en wordt voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening Ruimte.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 8. Bewoner(s) Ruwenberg 1 Udenhout
a. Ontbreken noodzaak plan.
b. Opofferen natuur ontoelaatbaar.
c. Bezwaar tegen verbreden van de ontsluitingsweg De Mortel en in het bijzonder tegen de mogelijke verbinding van De Mortel met Het Verzonken Kasteel.
d. Gemeente wordt aansprakelijk gesteld voor eventuele planschade die hier uit voortvloeit.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1d.
c. De motivering voor het verbreden van de ontsluitingsweg De Mortel ontbreekt niet. De reden voor het aanleggen van de nieuwe ontsluitingsweg is dat het verkeer dan zo veel mogelijk naar de N65 kan worden afgewikkeld. Hierbij wordt voorkomen dat er teveel doorgaand verkeer tussen de nieuwe woonwijk en bestaande woonwijken ontstaat. De intensiteit van het verkeer op het Verzonken Kasteel zal ten gevolge van de woningbouwontwikkeling niet veranderen omdat in het plan Den Bogerd het verkeer zodanig wordt afgewikkeld dat de extra verkeerstoename niet door het Verzonken Kasteel rijdt. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg op de bestaande woningen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat in de toekomstige situatie ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er is daarmee sprake van een acceptabel woon en leefklimaat.
d. Mocht reclamante van mening zijn dat er sprake is van planschade dan kan zij -nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is- een verzoek om tegemoetkoming in (plan)-schade indienen bij de gemeente. Een eventuele toekomstige claim betreffende tegemoetkoming in (plan)schade zal worden beoordeeld in de daartoe bedoelde procedure ex. Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening. Zie ook de reactie op de zienswijze bij het exploitatieplan onder 3.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 9. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
a. Geen uitbreiding in buitengebied. Eerst alle kavels benutten alvorens uitbreiding buiten de grenzen toe te staan. Er zijn voldoende andere plaatsen voor woningbouw, al dan niet binnen de bestaande kom. Eerst binnenstedelijke invulling, dan buitenstedelijke invulling. Eerst zoeken in gebied Tilburg stad-Berkel Enschot-Udenhout. Er zijn nog locaties in kern Udenhout die gebruikt kunnen worden voor starters- en seniorenwoningen.
b. Het plan kent een ingrijpende verandering ten opzichte van de vorige versie. Naast de woning van reclamant is nu een nieuwe weg gepland voor gemotoriseerd verkeer. In het eerder verspreide plan was dit een pad t.b.v. voetgangers/fietsers. Het woonplezier van reclamant zal door deze weg aangetast worden als er continue verkeer langs zijn huis rijdt. Ook wordt gevreesd voor lange tijd overlast van werkverkeer.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Vanuit de Mortelhof wordt er voor het gemotoriseerde verkeer niet aangesloten op de nieuwe wijk. Hier vindt alleen een "doorsteek" plaats voor langzaam verkeer en voor de hulpdiensten. Er vindt alleen een "doorsteek" plaats tussen de nieuwe wijk en de bestaande woonwijken via de Huysacker. Uit het akoestisch onderzoek blijkt bovendien dat voor bestaande woningen geldt dat er geen significante toename van het geluid zal zijn of dat deze toename dusdanig is dat in de toekomstige situatie voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er is daarmee dus sprake van een acceptabel woon en leefklimaat.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en het plan zal worden aangepast.
Zienswijze 10. Bewoner(s) Groenstraat Udenhout
a. Gelet op de economische situatie is er geen plek meer voor grootschalige projecten in kleine dorpen. Het is beter om kleinschalige projecten op te starten om in Udenhout daarmee ook de doorstroming te initiëren en de dorpsaanzicht te verbeteren. Het "doordrukken"van deze plannen is van commercieel belang en niet meer in lijn met de noodzaak voor woonhuisvesting. Er staan immers nog vele huizen te koop.
b. Er zijn nog vele onduidelijkheden op het gebied van veiligheid, milieu, geluidsoverlast e.d. Zo ook de verkeersbelasting in de Groenstraat.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Het is onduidelijk wat hiermee door reclamant wordt bedoeld. Als hiermee wordt bedoeld dat de Groenstraat onacceptabel extra wordt belast met extra verkeer dan kan worden gesteld dat de groei acceptabel blijft. Het verkeer zal niet sterk groeien. Uit akoestische onderzoeken blijkt dat de geluidstoename niet significant verhoogt, deze zal niet verder dan 1,5 dB toenemen voor de Groenstraat.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 11. Bewoner(s) Zwijnbergen Udenhout
Het natuurwaardenonderzoek is onvolledig. Ten onrechte wordt gesteld dat ontwikkeling Den Bogerd geen negatieve effecten kan hebben op Natura 2000 gebieden De Brand en de Leemkuilen.
Reactie:
De natuurwaardenonderzoeken zijn volledig en door gerenommeerde bureaus uitgevoerd. In de conclusie van de voortoets is te lezen dat er geen significante negatieve effecten op de Natura 2000 gebieden ontstaan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 12. Bewoner(s) Groenstraat Udenhout
a. Er is geen nieuwe school nodig. Tegen de tijd dat de nieuwe school gereed is, is de wijk De Mortel verouderd en de huidige populatie van kinderen gekrompen. Er zijn nu 2 basisscholen in De Achthoeven.
b. Gelet op de economische situatie is er geen plek meer voor grootschalige projecten in kleine dorpen. Het is beter om kleinschalige projecten op te starten om in Udenhout die vooral in deze tijd beter passen voor het woonprobleem in Udenhout.
Reactie:
a. De in het plan Den Bogerd opgenomen school (en kinderdagverblijf) is bedoeld als ondersteunende functie ten behoeve van de woningen. De aanwas van leerlingen als gevolg van de bouw van de woningen in Den Bogerd is becijferd op 121 leerlingen. Uitgaande van thuisnabij onderwijs is een onderwijsvoorziening in het gebied wenselijk. Op basis van het leerlingenaantal op 1 oktober 2013 is er nog steeds sprake van een tekort aan ruimte in de schoolgebouwen van de Mussenacker (Korte Voren) en de Achthoeven (Perweide). Daarnaast maakt basisschool de Achthoeven voor haar onderwijs momenteel gebruik van drie schoolwoningen in het complex Perweide, die minder geschikt zijn voor het geven van onderwijs. Onderdeel van de plannen voor een nieuwe onderwijsvoorziening in Den Bogerd is het opzeggen van de huur van de drie schoolwoningen, die hiermee beschikbaar kunnen komen voor andere functies.
In 2012 hebben gemeente en schoolbesturen afspraken gemaakt over de ontwikkeling van integrale kindcentra in Tilburg (IKC). Een IKC is een voorziening voor kinderen van tenminste 0 tot 12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Kernpartners van een IKC zijn in ieder geval onderwijs en opvang (peuterspeelzaal, kinderopvang en voor-, tussen- en naschoolse opvang). Voor de nieuwe onderwijsvoorziening in Den Bogerd wordt al uitgegaan van een combinatie van onderwijs met kinderopvang. Ook op de andere schoollocaties in Udenhout willen we deze combinatie graag realiseren. Dit vergt een extra ruimtebehoefte in aanvulling op de behoefte aan ruimte voor onderwijsvoorzieningen in Udenhout. Daarnaast wordt op 1 augustus 2014 passend onderwijs ingevoerd, waarbij kinderen met een speciale onderwijsindicatie zoveel mogelijk moeten worden opgevangen in het reguliere onderwijs. Onduidelijk is wat dit voor gevolgen heeft voor de ruimtebehoefte van scholen in Udenhout.
Op basis van de huidige gegevens en inzichten is een nieuwe onderwijsvoorziening in Den Bogerd wenselijk. In het bestemmingsplan is voor het perceel van de school een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dat biedt de mogelijkheid de bestemming te wijzigen ingeval realisatie van een school niet haalbaar lijkt door voortschrijdend inzicht.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 13. Bewoner(s) Ruwenberg Udenhout
a. De nut en noodzaak van de nieuwe wijk is op geen enkele wijze bewezen. Er zijn meer dan voldoende andere bouwplekken in aanleg.
b. Verlies van natuur.
c. Mocht het project toch doorgang vinden dan zal reclamante een planschadeclaim indienen.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1d.
c. Zie hiervoor de reactie onder 8d.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 14. ARAG rechtsbijstand namens bewoner(s) Ruwenberg Udenhout
a. Bezwaar tegen verbreding De Mortel. Verbreding leidt tot een forse toename van verkeersbewegingen en daarmee tot geluidsoverlast (o.a. van wachtend autoverkeer vanuit de nieuwe wijk richting Brabantsehoek).
b. Bezwaar tegen de nieuwe weg vanaf De Mortel naar Het Verzonken Kasteel. Deze bestemmingswijziging van agrarische/natuurgronden naar "Verkeer" wordt niet dan wel onvoldoende gemotiveerd. Een goede belangenafweging ontbreekt alsmede een deugdelijke verantwoording van de gemaakte keuze voor de bestemmingswijziging naar "Verkeer" ter plaatse. Reclamante is van mening dat er geen noodzaak bestaat tot deze nieuwe weg.
c. Waardedaling woning reclamante als gevolg van de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen.
Reactie:
a. Voor de huidige Mortel wordt nu uitgegaan van een kleine 40 motorvoertuigbewegingen (telcijfer) per dag. Uit het rapport blijkt dat ten opzichte van de huidige situatie de geluidbelasting toeneemt maar dat de geluidbelasting in de nieuwe situatie voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Om deze reden wordt de toename in geluidbelasting acceptabel geacht. In de berekening van de geluidbelasting is uitgegaan van de te verwachten hoeveelheid verkeer (incl. vrachtverkeer) met een volledige rondweg en bebouwde woonwijk. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting ten gevolge van de nieuwe rondweg op de bestaande woningen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat in de toekomstige situatie voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er is daarmee sprake van een acceptabel woon en leefklimaat.
b. Zie reactie onder 8b.
c. Zie reactie onder 8d.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 15. Waterschap De Dommel Boxtel
a. Op de verbeelding ontbreekt de leggerwatergang ZL 16 (Roomleij). Deze watergang heeft de status van A-watergang. Verzoek om deze een bestemming Water te geven.
b. De concrete uitwerking van de benodigde waterberging en de uitwerking van de waterhuishouding dient in een watervergunning vastgelegd te worden.
Reactie:
a. De watergang zal de bestemming Water krijgen en de verbeelding wordt hierop aangepast.
b. Deze reactie is terecht maar heeft geen invloed op het bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het plan zal worden aangepast.
Zienswijze 16. Bewoner(s) Huysacker Udenhout
Bezwaar tegen doorgaande weg bij de Huysacker voor het verkeer in Den Bogerd vanwege de toename van gemotoriseerd verkeer. Eerder is aangegeven dat de straat alleen een doorgang voor fietsers en voetgangers zou worden.
Reactie:
Zie hiervoor de reactie onder 1b.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 17. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Met het oog op het de belang van woningbouw voor Udenhout in dit gebied een zorgvuldige afweging gemaakt om de natuur aan te tasten en dit te compenseren zodat deze beter tot zijn recht komt. Zoals verwoord in het compensatieplan wordt er 37.856 m² EHS aangetast waarvoor 44.811 m2 ingerichte EHS terugkomt. Voor de in het plangebied aangetroffen beschermde diersoorten wordt een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd om deze soorten te verplaatsen. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijk te verwachten effecten van de planontwikkeling op de Natura 2000 gebieden "Loonse en Drunense Duinen, De Brand &Leemkuilen en Kampina & Oisterwijkse Vennen. Uit dit onderzoek (voortoets woningbouw Udenhout) is gebleken dat er geen significante negatieve effecten op deze Natura 2000 gebieden ontstaan. Zie ook reactie onder 1d.
c. In het stedenbouwkundig plan uit 2010 zijn patiowoningen voorzien achter de tuinen van de bestaande woningen die aan het plangebied grenzen. Dit woningtype wordt gekenmerkt door één bouwlaag; in het bestemmingsplan is voor de meeste locaties een maximale bouwhoogte van 4 meter opgenomen. Dit is gebeurd om een zachte overgang te realiseren en privacy bij de bestaande woningen te garanderen. De patio's of buitenruimten van de patiowoningen zijn in het stedenbouwkundig plan aan de zijde van de bestaande tuinen gesitueerd, zodat de perceelsgrens niet uit een harde rand van bebouwing bestaat.
Op de verbeelding van het bestemmingsplan is gewerkt met bouwvlakken en een bebouwingspercentage, ervan uitgaande dat min of meer conform het stedenbouwkundig plan zal worden gebouwd. Een garantie dat de patio's of tuinen van de nieuwe patiowoningen ook op deze wijze zullen worden gerealiseerd, biedt dit echter niet.
Om aan de zienswijze tegemoet te komen worden de bouwvlakken die op de verbeelding zijn opgenomen verkleind. De aangepaste bouwvlakken bevinden zich op minimaal 3 meter uit de grens met de bestaande percelen. Dit biedt meer zekerheid voor een zachte overgang.
d. Zie hiervoor de reactie onder 8c.
e. Er is wel een verkeerscirculatieonderzoek verricht. Hierbij is gebruik gemaakt van CROW kentallen. Bovendien is over deze aanpak overleg gevoerd met de dorpsraad en de klankbordgroep en is overeenstemming bereikt over de aanpak. Alleen over de resultaten met betrekking tot de Huysacker waren gemeente en klankbordgroep het niet eens. Uit het verkeerscirculatie-onderzoek blijkt dat er geen toename te verwachten is van het autoverkeer in de Mortelhof en Groenendaal. De "doorsteek" Mortelhof is alleen bedoeld voor langzaam verkeer en hulpdiensten en de "doorsteek" Groenendaal alleen voor het langzaam verkeer. Alleen de Huysacker zal een "doorsteek" naar de nieuwe woonwijk krijgen. Uit het verkeercirculatie-onderzoek blijkt dat het verkeer hier licht zal toenemen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de woningen in de Huysacker (toekomstige situatie) voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er is sprake van een acceptabel woon en leefklimaat .
f. In het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het ontwerpbestemmingsplan is inderdaad ten onrechte uitgegaan van het feit dat De Mortel een 50 km weg is terwijl dit een 30 km weg is. Er is inmiddels een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin dit uitgangspunt is aangepast. Voor de huidige Mortel wordt nu uitgegaan van een kleine 40 motorvoertuigbewegingen (telcijfer) per dag. Uit het rapport blijkt dat ten opzichte van de huidige situatie de geluidbelasting toeneemt maar dat de geluidbelasting in de nieuwe situatie voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Om deze reden wordt de toename in geluidbelasting acceptabel geacht.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 18. Bewoner(s) Kimwey Udenhout
Zie hiervoor allereerst de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Aanvullend heeft de indiener van de zienswijze nog het volgende aangevoerd:
a. Gemeente heeft onjuiste informatie verstrekt toen reclamant grond in Den Bogerd wilde kopen. Gezegd is dat hier nooit gebouwd zou mogen worden omdat de provincie dat niet wil.
b. Gefaseerd bouwen betekent lange tijd overlast voor de huidige bewoners.
c. Waardedaling woning vanwege verlies van vrij uitzicht.
d. Gemeente kan beter aan bouwverplichtingen voldoen door binnenstedelijke invulling dan buitenstedelijke invulling. Er zijn minder milieubelastende bouwmogelijkheden dan deze locatie.
e. De ontsluiting van Den Bogerd gaat fors verkeersoverlast opleveren.
f. Het plan voldoet niet aan de actuele eisen. Door het besluitvormingstraject halsoverkop en onzorgvuldig uit te voeren worden de actuele en noodzakelijke eisen omzeild.
g. Het plan zal een financieel fiasco worden. De gemeente heeft zich financieel in de nesten gewerkt.
Reactie:
a. In de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plangebied van Den Bogerd aangewezen als zoekgebied voor verstedelijking. Dat betekent dat er mogelijkheden zijn voor stedelijke ontwikkeling. Zoals ook uit jurisprudentie blijkt bestaat er geen blijvend recht op vrij uitzicht en garanties dat er nooit gebouwd zal kunnen worden kunnen nooit afgegeven worden. Wet- en regelgeving maar ook beleid kunnen in de loop der tijd veranderen. Bovendien komt de gemeenteraad een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Een geldend bestemmingsplan kan herzien c.q. gewijzigd worden mits voldaan wordt aan relevante wet- en regelgeving en beleid.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1c.
c. Een blijvend recht op vrij uitzicht bestaat niet, zo blijkt ook uit jurisprudentie. Mocht reclamant van mening zijn dat er sprake is van planschade dan kan hij-nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is- een verzoek om tegemoetkoming in (plan)-schade indienen bij de gemeente. Een eventuele toekomstige claim betreffende tegemoetkoming in (plan)schade zal worden beoordeeld in de daartoe bedoelde procedure ex. Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening.
d. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
e. Zie hiervoor de reactie onder 17 e.
f. Aangenomen wordt dat reclamant hier doelt op de eisen uit de Wet geluidhinder. Artikel XI van de Invoeringswet geluidproductieplafonds biedt de gemeente de mogelijkheid gebruik te maken van het overgangsrecht. Het ontwerpbestemmingsplan is voor 30 juni 2013 ter inzage gelegd. Het stedenbouwkundig plan en het planologisch kader is gebaseerd op akoestische berekeningen met het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 . Om deze reden maakt de gemeente Tilburg gebruik van het overgangsrecht. De eerste concrete akoestische onderzoeken voor dit plan dateren uit 2010. Deze onderzoeken zijn destijds ook gebruikt voor het vooroverleg m.b.t. het concept ontwerp bestemmingsplan.
g. Zie hiervoor de behandeling zienswijzen grondexploitatieplan onder 12a.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 19. Bewoner(s) Groenendaal Udenhout
Zie hiervoor allereerst de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Aanvullend is nog het volgende aangevoerd:
De zienswijze van reclamant heeft betrekking op het feit dat er een fout in de tekening zit ter hoogte van de op de verbeelding weergegeven doortrekking van de Groenendaal in noordoostelijke richting. Deze situatie komt niet overeen met de werkelijkheid, hetgeen goed zichtbaar op de luchtfoto. De beoogde doorgang is 4 meter smaller dan wordt aangenomen. Als die doorgang voor autoverkeer gebruikt gaat worden levert dit een zeer gevaarlijke situatie voor fietsers en voetgangers op. Ook levert het verkeersonveilige situaties op voor de percelen die grenzen aan de Groenendaal. De rustige verkeersluwe woonerfachtige situatie zal gaan veranderen in een smal, mogelijk gevaarlijk straatje. Dit zal de privacy behoorlijk aantasten.
Bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat deze doorgang nu op de verbeelding wordt aangeduid met een bestemming verkeer die het mogelijk maakt dat hier zowel auto- als fiets- en voetgangersverkeer mogelijk wordt. Als het al nodig is dat hier een doorgang naar de nieuwe wijk Den Bogerd komt dan wil reclamant expliciet op de verbeelding weergegeven zien dat dit uitsluitend voor fiets- en voetgangersverkeer zal zijn.
Reactie:
Zie hiervoor de reactie onder 5 en 7.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond en het plan zal worden aangepast.
Zienswijze 20. Bewoner(s) Hogewey Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 21. Bewoner(s) Groenendaal Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 22. Bewoner(s) Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 23. Bewoner(s) Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 24. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
Reclamanten zijn van mening dat de volgende argumenten pleiten tegen uitvoering van het plan Den Bogerd:
a. Ontbreken van de noodzaak van bebouwing in een omvang zoals in het ontwerpbestemmingsplan. Een concretere onderbouwing/peiling van de woningbehoefte is noodzakelijk voordat met de uitvoering van dit plan mag worden gestart. Er zijn voldoende alternatieven beschikbaar in de "binnengebieden"van Tilburg , zelfs in Udenhout en Berkel-Enschot waar gebouwd kan worden zonder een kwetsbaar buitengebied aan te tasten.
b. Onvoldoende is onderzocht wat de gevolgen van bebouwing zijn voor de omliggende natuurgebieden, De Brand in het bijzonder.
c. Realisatie van Den Bogerd heeft ingrijpende en onomkeerbare gevolgen voor de bewoners van de bestaande wijken Achthoeven en Mortel 1.Voor deze omwonenden is er sprake van een aanzienlijke planologische verslechtering door intensiever gebruik van de locatie, toename van de bouwmassa, intensievere verkeersbewegingen en verkeersoverlast.
d. Door een omvang na te streven van 380 woningen wordt het landelijk dorpskarakter van Udenhout op onaanvaardbare wijze aangetast. Een maximale omvang van 100 woningen is voldoende.
e. De bestaande woonwijken mogen geen enkele verkeersoverlast gaan ervaren van het verkeer vanaf het nieuwe plangebied. De ontsluiting van het plangebied moet geregeld worden via een nieuwe en als eerste aan te leggen ontsluitingsweg lopende vanaf de Groenstraat tot aan de spoorwegovergang Brabantse Hoek.
f. Tussen de bestaande woonwijken en het plangebied moet een brede en blijvende groenstrook behouden blijven als groene buffer.
g. Het wordt onacceptabel geacht dat de realisatie van het project uitgesmeerd wordt over een periode van 10 jaar of langer vanwege overlast als gevolg van de bouwactiviteiten.
h. In het plan is geen rekening gehouden met privacy voor de bewoners van de Baksenbosch. Aan deze omwonenden moet de garantie gegeven worden dat er in het aangrenzende plangebied niet hoger dan in 2 bouwlagen gebouwd wordt.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1d en 17b.
c. Zie hiervoor de reactie onder 8d. Zie hiervoor ook de beantwoording van de zienswijze op het exploitatieplan onder 3.
d. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
e. Zie hiervoor de reactie onder 1b, 9c en 17 e.
f. Noch in het stedenbouwkundig plan uit 2010 noch in contacten met de klankbordgroep, met de dorpsraad of informatieavonden voor betrokken bewoners is er gesproken over een groene bufferzone. Aan een dergelijke groenzone kleven namelijk verschillende nadelen. Het beheer van zo'n strook, die aan bestaande achtertuinen grenst, is niet eenvoudig en leidt vaak tot (eigendoms)conflicten. Ook in stedenbouwkundig/ landschappelijk opzicht geniet zo'n groenstrook niet de voorkeur. Omdat een dergelijk gebied in principe openbaar is, is de kans op privacyproblemen in bestaande tuinen groot. In verband met de doorgaans matige kwaliteit is zo'n strook niet geschikt om er voorgevels van woningen op te oriënteren. Het opnemen van nog meer groenbestemmingen in het plan brengt bovendien de economische uitvoerbaarheid van het plan in gevaar. Dit is slechts te ondervangen door andere groenzones uit het plan te schrappen of te reduceren maar dit leidt tot afname van de ruimtelijke en functionele kwaliteit.
g. Dit is geen planologisch bezwaar. Overlast door bouwverkeer zal beperkt zijn omdat gebruik gemaakt zal worden van de nieuw aan te leggen gebiedsontsluitingsweg. Zie ook de reactie onder 1c.
h. In het plan is zeker rekening gehouden met privacy voor de bewoners van de Baksenbosch. Voor de bebouwing in het plan Den Bogerd die gepland is aan de achterzijde van de percelen Baksenbosch 13 t/m 27 is in het ontwerpbestemmingsplan een maximale bouwhoogte opgenomen van 4 meter voor het totale bouwvlak. Dat betekent dat hier slechts in één bouwlaag gebouwd kan worden. Om de privacy van deze bewoners nog meer te waarborgen zijn de bouwvlakken die op de verbeelding zijn opgenomen verkleind. De aangepaste bouwvlakken bevinden zich op minimaal 3 meter uit de grens met de bestaande percelen. Dit biedt ook meer zekerheid voor een zachte overgang.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 25. Bewoner(s) Groenstraat Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 26. Bewoner(s) Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 27. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
a. Gelet op de ingestorte vraag naar nieuwe woningen is de bouw van een woonwijk van deze omvang overbodig. In Udenhout zijn voldoende mogelijkheden voor inbreiding.
b. Vrees voor waardevermindering van de woning. Er gaat gebouwd worden direct achter de tuinen van de woningen aan de Leeuwenstein. De ontwikkelaar heeft over eventuele bouwplannen in dit gebied gezegd dat er een groenstrook in acht genomen zou worden tussen de nieuw te bouwen woningen en de tuinen aan de Leeuwenstein. Deze groenstrook is nodig als ecologische zone en voor de paddentrek.
c. Een verkeerscirculatieonderzoek voor de Huysacker, Mortelhof en Groenendaal ontbreekt.
d. Reclamant spreek zijn zorgen uit over de uitgangspunten m.b.t. het huidige aantal verkeersbewegingen en de akoestische effecten van de nieuwe rondweg.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f .
c. Zie hiervoor de reactie onder 1b, 9c en 17 e.
d. Zie hiervoor de reactie onder 17 e en 17f.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 28. Bewoner(s) Hogewey Udenhout
a. Aantasting privacy en waardevermindering van de woning.
b. Het ontsluiten van de Huysacker is niet goed vanwege meer sluipverkeer in de Hogewey en meer geluidsoverlast.
c. Het plan Den Bogerd moet er niet komen omdat het natuurgebied tussen de Brand en de Leemkuilen gehandhaafd moet blijven. Dit geldt ook voor de dassenburcht.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 8d.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1b.
c. Zie hiervoor de reactie onder 1d.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 29. Bewoner(s) Maurice Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 30. Bewoner(s) Maurice Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 31. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
Zie hiervoor allereerst de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Aanvullend is nog het volgende aangevoerd:
a. De nieuw te bouwen woningen sluiten aan op de achtertuin van reclamant. Hierdoor ontstaat naast visuele hinder (inkijk en uitzicht), overlast inherent aan het woongebruik, een aantasting van de privacy, alsmede een gewijzigde verminderde situeringswaarde vanwege het wegvallen van de vrije ligging aan de rand van een buitengebied.
b. Indien de Groenendaal als ontsluitingsweg gaat fungeren, zal ook de verkeersintensiteit en geluidsoverlast in de Leeuwenstein toenemen. Daarnaast zal de nabijheid van de nieuwe basisschool tot toenemende verkeersintensiteit en geluidsoverlast leiden.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 8d, 17 c en 24f. Zie ook de reactie op de zienswijze bij het exploitatieplan onder 3.
b. Zie hiervoor allereerst de reactie onder 5a. Bovendien is er akoestisch onderzoek gedaan naar de geluiduitstraling van de school waarbij de geluidbelasting is bepaald op de gevels van de nabij gelegen geprojecteerde woningen. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een "goede ruimtelijke ordening". De woning van reclamant ligt op grotere afstand dan de te projecteren woningen. Van geluidsoverlast ten gevolge van de school zal dan ook geen sprake zijn.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 32. Bewoner(s) Mortelhof Udenhout
a. Reclamant is van mening dat het bouwen van deze hoeveelheid woningen in Udenhout niet noodzakelijk is om aan de woningvraag van Udenhout te voldoen. Om tegemoet te komen aan de vraag van jongeren om in Udenhout te kunnen blijven wonen kan gebruik gemaakt worden van een aantal beschikbare locaties binnen de bebouwde kom (bijv. terrein houthandel Van der Voort). Er wordt bovendien een prachtig buitengebied voor opgeofferd. Het argument dat in Udenhout behoefte is aan zoveel woningen is niet onderbouwd. De gemeente kan niet garanderen dat de geplande woningen uitsluitend voor "Udenhouters" bestemd zijn.
b. Met betrekking tot de ontsluitingsweg De Mortel wordt het volgende aangevoerd:
- de ontsluitingsweg is een wezenlijk onderdeel van het totale plan en dient voorafgaande aan de bouw geregeld te zijn;
- het akoestisch onderzoek gaat uit van verkeerde uitgangspunten.
c. In het voortraject is uitdrukkelijk door de gemeente gesteld dat de Mortelhof en Huijsacker geen ontsluitingswegen zouden worden, maar een doorgang voor fietsers. In het ontwerpbestemmingsplan worden dit ontsluitingswegen.
d. Onduidelijk is waarom een nieuwe school gebouwd moet worden. De bestaande scholen in de wijk Achthoeven zijn van recente datum en de inschrijvingen voor het nieuwe schooljaar zijn beperkt.
e. Het is onacceptabel dat omwonenden opgezadeld worden met een zeer langdurige bouwactiviteit die overlast op zal leveren. Het woongenot zal ernstig verstoord worden. Bovendien zal het voor reclamant moeilijk zijn om gedurende die bouwactiviteiten zijn eigen woning te verkopen.
Er ontstaat een versnipperd wijkje omdat er op verschillende locaties in het plangebied gebouwd gaat worden. Ook wordt een nog langere bouwtijd verwacht dan nu wordt ingeschat en de kans op planwijzigingen of zelfs het afblazen van de plannen wordt niet uitgesloten.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 8c en 17 .
c. Zie hiervoor de reactie onder 1b en 17 e.
d. Zie hiervoor de reactie onder 12a.
e. Zie hiervoor de reactie onder 1c en 6c.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 33. Bewoner(s) Gageldonk Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 34. Bewoner(s) Mortel Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
a. De vermelding dat op Mortel 4 de agrarische activiteiten zijn beëindigd is niet correct. Er wordt gesuggereerd dat er intensief contact is geweest. De indiener van de zienswijze is van mening dat het zinloos is om tot afspraken te komen indien er geen echte duidelijke ontwikkelingen zijn die rechtvaardigen dat dit plan op een bepaald moment en binnen een bepaalde periode gerealiseerd gaat worden.
b. Er is in Udenhout geen behoefte aan een extra school. De bestaande basisscholen hebben te maken met een terugloop van leerlingen.
c. Het akoestisch rapport d.d. maart 2013 dat is opgesteld bevat een aantal opmerkelijke zaken.
- Het wordt een 50 km weg terwijl de huidige verkeersignalering aangeeft dat het een 30 km weg betreft.
- Er wordt uitgegaan van 500 verkeersbewegingen van motorvoertuigen per etmaal in de huidige situatie. Dit is thans maximaal 20 tot aan Mortel 4 en daarna 0. Het is immers een doodlopende weg.
- Het is te verwachten dat het intensieve vrachtverkeer met bestemming Van lersel composteringsbedrijf aan de Biezenmortelsestraat te Biezenmortel, dat op dit moment vanaf N65 via de Heusdensebaan en de Gommelsestraat rijdt, de veel comfortabelere toekomstige rondweg om Udenhout zal nemen. Hier is in het rapport geen rekening mee gehouden.
- Een toename van de verkeersintensiteit van 20 naar 3500 met daarbij een aanzienlijk deel zwaar vrachtverkeer rechtvaardigt niet de laatste zin in het rapport dat er geen sprake zal zijn van een verslechtering van het woon en leefklimaat. Dit geldt zeker niet voor Mortel 4 waar men gewend is aan O motorvoertuigen per etmaal.
- De vraag is of dit rapport, gezien de datum van productie, geldig is in het licht van de Wet geluidhinder die 1 juli 2012 in werking is getreden en de daarbij horende overgangsregeling.
d. het plan is in strijd met de Structuurvisie Tilburg 2020. De ontwikkeling van de wijk vernietigt de huidige ecologische en cultuurhistorische waarde van het gebied.
e. Er is onvoldoende onderbouwing voor een dergelijk plan op deze locatie in deze tijd. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Binnenstedelijk zijn er voldoende mogelijkheden om de gemeende woningbehoefte te realiseren.
f. In de fasering van het plan wordt geen rekening gehouden met het feit dat er voor het verplaatsen van de dassenburcht eerst de ontheffing van de Flora en Faunawet goedgekeurd moet zijn. Het is niet gewenst dat de bouw start voordat de verplaatsing heeft plaatsgevonden.
Reactie:
a. Reclamant beschikt inderdaad voor het perceel Mortel 4 nog over een milieuvergunning. Met reclamant zijn al reeds eerder gesprekken gevoerd over de verwerving van zijn perceel. De intentie is om met reclamant hierover overeenstemming te bereiken. Op korte termijn zal een gesprek met reclamant een afspraak gepland worden om dit traject (weer) op te pakken. Indien dit traject uiteindelijk niet tot verwerving zal leiden bestaat de wettelijke mogelijkheid tot onteigening over te gaan.
b. Zie hiervoor de reactie op de zienswijze onder 12.
c. Zie hiervoor de reactie op de zienswijze onder 17f en 18f. Aanvullend wordt nog opgemerkt dat in de berekening van de geluidbelasting is uitgegaan van de te verwachten hoeveelheid vrachtverkeer met een volledige rondweg en bebouwde woonwijk.
d. In de Structuurvisie Tilburg 2020 is aangegeven dat van de 7.900 geplande woningen in de uitbreidingsgebieden er ongeveer 300 in de Mortel zijn gepland. Ook is opgenomen dat de dorpsrand van Udenhout wordt afgemaakt. Er is derhalve geen strijd met de Structuurvisie Tilburg 2020.
e. Zie hiervoor de reactie op de zienswijze onder 1a.
f. Er moet inderdaad voorafgaand aan de verplaatsing van de dassenburcht een ontheffing worden aangevraagd van de Flora en Faunawet. Het is aannemelijk dat deze ontheffing verkregen wordt. Nadat de ontheffing ontvangen is kan de dassenburcht verplaatst worden en kunnen de bouwwerkzaamheden starten.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 35. Bewoner(s) Gageldonk Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 36. Bewoner(s) Mortelhof Udenhout
Bezwaar wordt gemaakt tegen de ontsluiting via de Mortelhof, indien die ontsluiting zou inhouden dat de bestaande Mortelhof als weg wordt doorgetrokken in de nieuwe wijk. Artikel 8 van de regels van het bestemmingsplan (bestemming Verkeer) maakt dit mogelijk. De situatie in de wijk Achthoeven laat niet toe dat deze wordt belast met extra verkeer van (vracht)auto's vanuit de nieuwe wijk. De bestemming "enkelbestemmmg-verkeer" aan het gedeelte van het plan, dat onmiddellijk aansluit aan de bestaande Mortelhof is daarom onacceptabel. Indien het betrokken gedeelte de bestemming "voetpad/fietspad" zou krijgen is dat niet bezwaarlijk.
Reactie:
Zie hiervoor de reactie onder 5a.
Conclusie
De zienswijze is gegrond, het plan wordt aangepast.
Zienswijze 37. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
a. Bezwaar wordt gemaakt tegen bebouwing direct grenzend aan het perceel van reclamant in verband met de aanwezigheid van bomen op korte afstand van de achterperceelsgrens en het openbaar gebied.
b. Bezwaar wordt gemaakt tegen de bouw van 2 vrijstaande woningen waarbij de achtertuinen grenzen aan de (zij-)tuin van het perceel van reclamant. Eventuele bomen in de privetuinen van de nieuwe woningen betekenen een belemmering voor de zonnepanelen op de aanwezige aanbouw.
c. Reclamant heeft bezwaar tegen de dubbelfunctie groen en verkeer ter hoogte van de groenstrook in het 'verlengde' van de Leeuwenstein. Is de gemeente voornemens op termijn op dit punt een aansluiting te maken op de rondweg ?
d. De toekomstige rondweg die wordt gerealiseerd door verbreding en verplaatsing van de huidige Mortel wordt een 50 km-weg. Daardoor zal de verkeersintensiteit aanzienlijk toenemen en hiermee ook de geluidbelasting voor de woning en tuin van reclamant. In het 'Rapport akoestisch onderzoek (nieuwe weg- en reconstructie situatie) Den Bogerd' zijn de gevolgen hiervan voor het woon- en leefcomfort voor de betreffende woning, niet meegenomen.
Bezwaar wordt gemaakt tegen een ontsluitingsweg uitgevoerd als 50 km-weg. De indiener van de zienswijze zou graag zien dat een eventuele ontsluitingsweg een maximumsnelheid krijgt van 30 km, zoals de wegen in heel Udenhout. Dit zal het wooncomfort minder belasten en de verkeersveiligheid verbeteren.
Reactie:
a. Het plan wordt aangepast. Het betreffende bouwvlak wordt verkleind zodat de afstand van de hoofdbebouwing tot het perceel van reclamant 14 meter wordt.
b. Zie hiervoor allereerst de reactie onder 37 a. Het bouwvlak van de patiowoningen achter de percelen aan de Leeuwenstein zal bovendien met 3 meter ingekort worden zodat een grotere afstand ontstaan tussen de percelen aan de Leeuwenstein en de nieuwe woningen. In deze strook van 3 meter zullen in het bestemmingsplan geen bebouwingsmogelijkheden gecreëerd worden. In een bestemmingsplan worden overigens geen bepalingen opgenomen voor het plaatsen van bomen. Dit wordt geregeld via het burenrecht in het Burgerlijk Wetboek.
c. Nee er komt geen aansluiting, zie ook onder 1b, 9c en 17 e. De functie-aanduiding Verkeer (v) binnen de bestemming Groen ter hoogte van de groenstrook in het 'verlengde' van de Leeuwenstein zal verwijderd worden op de verbeelding en in de regels.
d. Zie hiervoor de reactie onder 17 e en 17f. In aanvulling hierop: Het klopt dat de geluidbelasting bij de woning en tuin Leeuwenstein 25 niet is meegenomen in het akoestisch onderzoek. Reden hiervoor is dat voor de maatgevende woningen die dichterbij de geplande ontsluitingsweg liggen (o.a. woonadres Mortel 3 en de adressen Zwijnsbergen 2t/m6) de geluidbelasting vanwege de rondweg is bepaald.
Uit het onderzoek blijkt dat op deze adressen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Dit zal zeker ook voor de woning Leeuwenstein 25 gelden vanwege de grotere afstand tot de nieuwe ontsluitingsweg.
Er is gekozen voor een rondweg met een gebiedsontsluitende functie met een 50 km/uur regime. Met deze keuze wordt de automobilist zoveel mogelijk gestimuleerd deze nieuwe gebiedsontsluitende weg te gebruiken voor ritten naar buiten het dorp (N65) vice versa. Als gekozen wordt voor een 30 km weg dan zou de kans op sluipverkeer door de woonwijken toenemen.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond, het plan wordt aangepast.
Zienswijze 38. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
Bezwaar wordt gemaakt tegen bebouwing direct grenzend aan de tuin van de indiener van de zienswijze. Verzocht wordt om het plan zodanig te wijzigen dat de ecologische zone achter de Leeuwenstein in tact blijft en pas achter deze zone gebouwd wordt.
Reactie:
Zie hiervoor de reactie onder 17c.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 39. Achmea Rechtsbijstand namens bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
a. Er is naar de mening van reclamant onvoldoende onderzocht of het bouwplan financieel haalbaar is. Onduidelijk is of er in de gemeente voldoende belangstelling is voor zoveel woningen. Nut en noodzaak is onvoldoende aangetoond.
b. De noodzaak voor een nieuwe school ontbreekt. De explosieve groei bij basisschool Achthoeven is voorbij.
c. In het ontwerpbestemmingsplan ontbreekt een verantwoording op grond van artikel 3.3. lid 2 Verordening Ruimte. Het plangebied is gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Verantwoord dient te worden dat financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik.
d. Niet concreet is aangegeven hoe de diverse waardevolle vondsten bewaard gaan worden. Op enkele plaatsen in het plan niet mogelijk om plan uit te voeren en tegelijkertijd archeologische vondsten te behouden ( zie ook waterparagraaf en hydrologisch onderzoek, voor de realisatie van de woningen moeten delen van het plangebied diep gewoeld worden).
e. Bezwaar wordt gemaakt tegen het zuidelijk deel van het plan, de nieuwe ontsluitingsweg. Ook is op de verbeelding naast het perceel van reclamant een ontsluitingsweg (Groenendaal/Leeuwenstein) ingetekend. Deze doorgang zou alleen voor langzaam verkeer worden gebruikt. Verzocht wordt om deze doorgang te laten vervallen voor gemotoriseerd verkeer.
f. Gezien de nabijheid van Natura 2000 gebieden De Brand en de Leemkuilen is een m.e.r. noodzakelijk. Een m.e.r. is ook noodzakelijk omdat Den Bogerd altijd onlosmakelijk onderdeel geweest is van de Structuurvisie 2020 en deze veel meer dan 2000 woningen omvat.
g. De nieuwe Wgh is van kracht. Er wordt onterecht gebruik gemaakt van de overgangsregeling waardoor het mogelijk is dit plan nog te realiseren op basis van de oude wetgeving van voor 1 juli 2012. Doel overgangsregeling is voorkomen dat akoestisch onderzoek dat al is uitgevoerd overeenkomstig de oude regels opnieuw zou moeten worden uitgevoerd met toepassing van nieuwe regels. De akoestische onderzoeken dateren van februari en maart 2013 en hoefde dus helemaal niet opnieuw te worden uitgevoerd.
h. De akoestische onderzoeken zijn onvolledig, discutabel en op sommige punten zelfs onjuist.
i. In de voortoets en EHS toetsing woningbouw wordt duidelijk aangegeven dat t.a.v. ingrepen in en om de EHS een 'nee, tenzij' regime geldt. Er moet sprake zijn van een groot openbaar en maatschappelijk belang. De nut en noodzaak voor de bouw van deze wijk ontbreekt.
j. Het flora- en faunaonderzoek bevat hiaten en is onvolledig. Er is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Onderzoek is beperkt tot het plangebied zelf maar moet ook de omgeving van het plangebied omvatten (bijv.noordelijk park Ter Roomley en het stroompje). In park en stroompje van De Roomley zijn kamsalamanders waargenomen.
k. Het bestemmingsplan en het exploitatieplan zijn op diverse punten fundamenteel tegenstrijdig.
l. In de plannen is geen sprake van een zachte overgang tussen de nieuwbouw en de bestaande bebouwing.
m. Reclamant maakt bezwaar tegen de hoogte van de in het plan opgenomen architectuurkavels. De toegestane bouwhoogte van 12,1 meter betekent een beperking van privacy en belemmering van uitzicht.
n. Het bouwplan leidt tot aantasting van het woongenot in de vorm van aantasting van de privacy, verlies van uitzicht, lichthinder, stankhinder en waardevermindering van de woning.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a. Zie ook de reactie op de zienswijze op het exploitatieplan onder 12a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 12.
c. Het 'nee- tenzij ' afwegingskader voor ingrepen in de EHS is inhoudelijk doorlopen. De ingrepen zijn noodzakelijk vanwege het realiseren van de rondweg . De verwijderde EHS ter plaatse van een gedeelte van de rondweg en het populierenbos wordt gecompenseerd. Het populierenbos blijft desondanks gehandhaafd en beschermd. De natuurcompensatie geeft vervolgens invulling aan de ecologische verbindingszone tussen De Brand en De Leemkuilen waardoor de EHS wordt versterkt. De provincie heeft hiermee ingestemd.
d. In de archeologie is er sprake van behoud in situ of behoud ex situ. De gemeente Tilburg als bevoegde overheid kan eigenstandig beslissen over de wijze waarop de archeologie behouden blijft. In het geval van Den Bogerd zal gekozen worden voor behoud ex situ wat inhoudt dat de vindplaatsen opgegraven zullen worden waardoor de archeologische informatie en de mobiele vondsten behouden blijven.
e. Zie hiervoor de reactie onder 5a.
f. In reactie op de vooroverleg reacties is beargumenteerd dat een m.e.r. niet noodzakelijk is. Zie Hoofdstuk 9 van de toelichting van het bestemmingsplan. De conclusie is dat er geen mer(beoordeling) nodig is omdat het plan qua grootte niet m.e.r. plichtig is en omdat uit de voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet blijkt dat er geen significante gevolgen voor de Natura 2000 gebieden zijn.
g. Zie hiervoor de reactie onder 18 f.
h. Zie hiervoor de reactie onder 17f.
i. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
j. Het onderzoek is volledig en vertoont geen hiaten. Het onderzoek is door een vakkundig bureau uitgevoerd. Er is dan ook geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. De genoemde soort is tijdens dit onderzoek niet aangetroffen.
k. Er is geen sprake van tegenstrijdigheden. Zie hiervoor ook de beantwoording van de zienswijze op het grondexploitatieplan onder 12f.
l. Zie hiervoor de reactie onder 17 c.
m. Het beeldkwaliteitplan Den Bogerd zet voor de architectuurkavels in op grote architectonische vrijheid met een hoog ambitieniveau. In het beeldkwaliteitplan is voor deze kavels geen bouwhoogte aangegeven. Het bestemmingsplan daarentegen staat op de aangegeven locatie een bouwhoogte van 11 meter toe. In verband met de korte afstand tussen de architectuurkavels en de woningen aan de Leeuwenstein is deze bouwhoogte heroverwogen. Om aan de zienswijze tegemoet te komen wordt de bouwhoogte teruggebracht tot 7 meter zodat in maximaal twee bouwlagen gebouwd kan worden. De bouwhoogte van de architectuurkavels komt daarmee in overeenstemming met die van de bestaande woningen aan de Groenendaal.
n. Zie hiervoor de reactie onder 8d, 17 c, 24fen 39 m. Zie ook de reactie op de zienswijze bij het exploitatieplan onder 3.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 40. Achmea Rechtsbijstand namens bewoner(s) Mortelhof Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 39.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 41. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
a. Bezwaar wordt gemaakt tegen bebouwing direct grenzend aan de tuin van de indiener van de zienswijze in verband met de aanwezigheid van een ecologische zone. In de tuin tegen de achtergrens heeft staan bomen. Deze bomen alsmede het vrije uitzicht wil reclamant niet opofferen.
b. Bezwaar wordt gemaakt tegen een ontsluitingsweg uitgevoerd als 50 km-weg. De indiener van de zienswijze zou graag zien dat een eventuele ontsluitingsweg een maximumsnelheid krijgt van 30 km, zoals de wegen in heel Udenhout. Dit betekent immers een betere veiligheid, minder milieubelasting en minder geluidsoverlast.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
b. Zie hiervoor de reactie onder 37d.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 42. Achmea Rechtsbijstand namens bewoner(s) Ruwenberg Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 39.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 43. Bewoner(s) Huysacker Udenhout
a. Getwijfeld wordt aan de noodzaak voor de uitbreiding van een dorp als Udenhout in aantal woningen.
b. Bezwaar wordt gemaakt tegen de doorgaande weg bij de Huysacker voor het verkeer in Den Bogerd vanwege de toename van gemotoriseerd verkeer. Eerder is aangegeven dat de straat alleen een doorgang voor fietsers en voetgangers zou worden.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor onder 1b.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 44. Bewoner(s) Kimwey Udenhout
a. Reclamant is van mening dat als motivatie voor deze nieuwe, grootschalige woonwijk een aantal onjuiste argumenten en/of aannames en/of gegevens gebruikt worden, zoals:
b. Voor de inwoners van Udenhout zelf, doorstroming en starters zijn circa 60 woningen nodig waarvoor voldoende mogelijkheden in de bestaande kern c.q. woningvoorraad zijn. Initiatieven op diverse inbreidingslocaties (o.a. Slimstraat, terrein houthandel Kreitenmolenstraat, terrein Vincentius) zijn tegengewerkt. Er werd en wordt onterecht een beeld geschapen dat alleen een nieuwe grootschalige woonwijk de oplossing is.
c. Het bestemmingsplan voldoet niet aan de geluidsbelastingnormen conform de nieuwe Wet geluidhinder per 1 juli 2012. Het geluidrapport (maart 2013) is ongeldig.
d. In het beeldkwaliteitplan van juni 2013 is aan de rand van het plangebied naar de bestaande woningen van de Groenstraat en Achthoeven voorzien in éénlaags (patio) bungalows. Voor reclamant is het onduidelijk wat de hoogte van de woningen achter zijn perceel nu wordt vanwege steeds wisselende informatie, 4 meter of 7 meter ? Een nokhoogte van 7 meter wordt als bezwaarlijk gezien vanwege visuele hinderen privacy-aantasting.
e. De gebiedsontsluitingsweg is in het exploitatieplan als bovenwijkse voorziening opgenomen. De totale kosten van de weg moeten in het exploitatieplan worden opgenomen want de weg is onlosmakelijk verbonden met het bouwplan Den Bogerd. Als dat zou gebeuren zou het plan financieel zwaar verliesgevend worden.
f. De bouwplanning is uitgesmeerd over 10 jaar en in de 1e fase wordt slechts een gering aantal woningen gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot de gestelde dringende noodzaak en groot openbaar belang.
g. Door de gefaseerde langjarige bouwplanning zal bouwoverlast voor de direct aanwonenden onaanvaardbaar lang zijn.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a. Aanvullend wordt nog opgemerkt dat het te koop komen van huurwoningen mogelijk bijdraagt aan een (meer) gewenste verschuiving in eigendomsverhouding, maar geen effect heeft op de (beoogde) woningvoorraad. Tot slot is niet duidelijk waar reclamant de prognotisering van de bevolkingstoename op basis van de twee Kwalitatieve Woningbehoefteonderzoeken op baseert aangezien in deze Woningbehoefteonderzoeken geen bevolkingscijfers zijn opgenomen.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
c. Zie hiervoor de reactie onder 17 f en 18f.
d. Zie hiervoor allereerst de reactie onder 24 c. Aanvullend wordt opgemerkt dat de toegestane bouwhoogte binnen het bouwvlak recht achter Kimwey 19 is gesteld op 4 meter. Tussen de percelen Kimwey 17 en Hogewey 26 geldt een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 7 meter. Deze hoogte van 7 meter is specifiek hier opgenomen omdat op dit gedeelte van de Kimwey/Hogewey geen bestaande woningen zijn gelegen. Dit gedeelte is nu onbebouwd.
e. Zie hiervoor de reactie bij de behandeling zienswijzen exploitatieplan onder 19 e.
f. Zie hiervoor de reactie onder 1 a.
g. Zie hiervoor de reactie onder 1c en 6c.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 45. Achmea Rechtsbijstand namens bewoner(s) Ruwenberg Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 39.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 46. Bewoner(s) Herlaer Udenhout
De indiener van de zienswijze maakt bezwaar tegen de stedenbouwkundige oplossing om schuin voor de betreffende woning aan de Herlaer 2 kavels te situeren. Het uitzicht zal gedeeltelijk ontnomen worden door de erfafscheiding van de nieuwe woning.
Reactie:
Het plan wordt aangepast door verkleining van het bouwvlak voor de 2 bouwkavels. Zie hiervoor ook de reactie onder 37a.
Conclusie
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 47. Bewoner(s) Herlaer Udenhout
a. Reclamant heeft bezwaar tegen de dubbelfunctie groen en verkeer ter hoogte van de groenstrook in het 'verlengde' van de Leeuwenstein. Is de gemeente voornemens op termijn op dit punt een aansluiting te maken op de rondweg ?
b. De toekomstige rondweg die wordt gerealiseerd door verbreding en verplaatsing van de huidige Mortel wordt een 50 km-weg. Daardoor zal de verkeersintensiteit aanzienlijk toenemen en hiermee ook de geluidbelasting voor de woning en tuin van reclamant. In het 'Rapport akoestisch onderzoek (nieuwe weg- en reconstructie situatie) Den Bogerd' zijn de gevolgen hiervan voor het woon- en leefcomfort voor de betreffende woning, niet meegenomen.
Bezwaar wordt gemaakt tegen een ontsluitingsweg uitgevoerd als 50 km-weg. De indiener van de zienswijze zou graag zien dat een eventuele ontsluitingsweg een maximumsnelheid krijgt van 30 km, zoals de wegen in heel Udenhout. Dit zal het wooncomfort minder belasten en de verkeersveiligheid verbeteren.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 37 c.
b. Zie hiervoor de reactie onder 17 e, 17f en 37d.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 48. Bewoner(s) Langenhof Udenhout
Bezwaar wordt gemaakt tegen het plan Den Bogerd omdat dit de eigenheid van het dorp Udenhout doet verwateren. De indiener van de zienswijze is van mening dat het eigen karakter van het dorp behouden moet blijven.
Reactie:
Dit plan sluit aan bij de bestaande wijk De Mortel. Door dit plan wordt de eigenheid van het dorp niet aangetast, er worden hier woningen gerealiseerd in een "dorps woonmilieu".
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 49. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
a. De noodzaak voor de wijk Den Bogerd is niet aangetoond.
b. Door de lange looptijd van het project (minimaal 10 jaar) wordt gevreesd voor langdurige overlast van o.a. bouwverkeer
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1c en 6c.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond
Zienswijze 50. Bewoner(s) Groenendaal Udenhout
a. Reclamanten zijn van mening dat er sprake is van aantasting van hun woongenot door aantasting van het uitzicht uit de woning. De geplande groenstrook zal leiden tot verloedering. Verder is er grote onduidelijkheid over de invulling van de architectuurkavels.
b. Doorgaande weg in het verlengde van de Groenendaal. Toegezegd is dat deze voor langzaam verkeer zou worden gebruikt. De doorgang is te smal en zal geluidhinder opleveren.
c. Men heeft nu vrij uitzicht over weilanden en dat wordt door dit plan geheel teniet gedaan.
d. Door het plan zal er sprake zijn van een sterke toename van lichthinder.
e. Geluidsoverlast zal worden ervaren door de ontsluitingsweg, de bebouwing en de bouwactiviteiten.
f. Men vreest aantasting van de privacy.
g. Men vreest voor waardevermindering woning
Reactie:
a. Door de ontwikkeling van dit plan zal het uitzicht uit de woning inderdaad sterk wijzigen. Door de bouw van de wijk zal men in een woonwijk komen te wonen met alle gevolgen qua geluid, licht en beperking van de privacy van dien. De afstand tussen het nieuwe hoofdbouwvlak en het perceel van reclamanten is 6 meter.
De maximale bouwhoogte van deze hoofdbebouwing zal worden aangepast tot maximaal 7 meter in plaats van de eerder opgenomen 11 meter. De gehanteerde afstanden tussen de woningen is van dien aard dat die ook elders binnen verstedelijkt gebied, zoals in Udenhout zelf, voorkomt en acceptabel gevonden wordt. Met de aanpassing van de bouwhoogte kan er in maximaal 2 bouwlagen gebouwd worden hetgeen vanuit oogpunt van uitzicht en privacy aanvaardbaar gevonden wordt, mede ook gelet op het feit dat het hier een zijgevel betreft. Zie hiervoor de reactie ook onder 18c.
b. Zie hiervoor de reactie onder 5a.
c. Zie hiervoor de reactie onder 50 a.
d. Zie hiervoor de reactie onder 50 a.
e. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting in de toekomstige situatie ten aanzien van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Dit geldt zowel voor de bestaande als de nieuwe woningen. Er is sprake van een acceptabel woon en leefklimaat. In het Bouwbesluit 2012 zijn normen opgenomen aangaande bouwlawaai. Hier zal men zich tijdens de bouwperiode aan moeten houden. Het is overigens de bedoeling dat het bouwverkeer (evenals het bestemmingsverkeer) via de gebiedsontsluitingsweg De Mortel (toekomstige randweg) de wijk betreedt. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat het bouwverkeer via ontsluitingswegen vanuit de bestaande wijk naar Den Bogerd voert.
Zie hiervoor ook de reactie onder 1c, 6c, 17 e .
f. Zie hiervoor de reactie onder 50 a.
g. Zie hiervoor de reactie onder 8d.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 51. Bewoner(s) Hogewey Udenhout
a. Betwijfelen het nut en de noodzaak van de bouw van de wijk Den Bogerd. Er zijn andere wijken in Tilburg die meer vergrijzen dan Udenhout. Udenhout kent een mooie verdeling qua wijkopbouw en qua leeftijdsopbouw. Uit het woningbehoefte onderzoek blijkt dat er alleen een specifieke behoefte is van circa 60 woningen. De gemeente hanteert een cirkelredenering wat betreft de woningbehoefte. Er wordt gesteld dat de Udenhoutse bevolking groeit omdat de bouwplannen worden meegenomen. Vervolgens wordt gesteld dat omdat de bevolking groeit er gebouwd moet worden. Tussen 2005 en 2010 is de woningvoorraad in Udenhout gestegen met 185 woningen.
b. Het akoestisch onderzoek is niet correct. Tijdens de metingen lag er sneeuw. Alle waarden zijn naar beneden afgerond. Thans rijden er veel minder auto's over het doodlopende weggetje "De Mortel". De toename is niet een factor 7 maar een factor 350. Ten onrechte is geen rekening gehouden met de overgang. Niet meegenomen is dat het stiltegebied door de toename van de auto's veel zwaarder belast gaat worden. Rapport voldoet niet aan de nieuwe wet geluidhinder, dat moet wel omdat in de wet staat dat de vaststelling van de hogere waarden had moeten plaatsvinden voor inwerkingtreding van de wet.
c. M.b.t. de natuurcompensatie is niet aangetoond dat er een groot maatschappelijk belang is. Er is maar behoefte aan 60 woningen en daarvoor is elders in Udenhout plaats om te bouwen. De gemeente heeft geen medewerking verleend aan andere bouwontwikkelingen in het dorp. Er is nog geen ontheffing bij LNV aangevraagd voor de verplaatsing van de dassenburcht. Door het bestemmingsplan eerst vast te stellen wordt de noodzaak gecreëerd. Het onderzoek naar de beschermde diersoorten is niet compleet. Door de provincie is het gebied aangemerkt als "natte natuurparel". Er wordt niet aan de Mer plicht voldaan. Het plan grenst aan de EVZ en verwijderd EHS. Het plan is onderdeel van de ontwikkeling Noordoost.
d. In verband met de waterhuishouding dient het gebied diep doorwoeld te worden en gaan daarmee de archeologische waarden verloren. Ook zal de hele waterhuishouding wijzigen en dit is nadelig voor De Brand. Onduidelijk is of ophoging overlast voor de bestaande bewoners zal opleveren.
e. Afgesproken is dat er een zachte overgang zou komen van bestaande naar nieuwe wijk. Er is nu een bouwhoogte van 7 meter opgenomen dit moet volgens afspraak teruggebracht worden 4 meter. De groenwisselstroken tussen de bestaande woningen en Den Bogerd zijn verdwenen. Het woongenot van reclamant wordt aangetast. Reclamant zal een planschade claim indienen.
f. De ontsluiting van het gebied op de Huysacker voor snelverkeer is niet mogelijk omdat de straat te smal is en dit verkeersonveilig is.
g. De grondprijs voor de CPO kavels wordt zwaar gesubsidieerd. Er wordt per woning circa 50.000 euro gesubsidieerd. Dit is oneerlijke concurrentie en maakt de woningmarkt kapot.
h. De opmerking over het aantal keren dat de klankbordgroep bijeen is geweest klopt niet.
i. De gebiedsontsluitingsweg moet gefinancierd worden uit het plan en niet uit de bovenwijkse voorzieningen.
Reactie:
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 52. Vos & vennoten advocaten namens Stichting Behoud Buitengebied Mortel II alsmede bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
a. De bouw van de woonwijk kan significante effecten hebben op de nabijgelegen Natura 2000 gebieden Derhalve had een passen beoordeling als bedoeld in artikel 19j lid 2 van de Natuurbeschermingswet moeten plaatsvinden. In de zogenoemde voortoets is miskend danwel onvoldoende onderzocht dat de woonwijk een barrièrewerking zal vervullen tussen verschillende Natura 2000 gebieden.
b. Het plan is in strijd met de provinciale Verordening Ruimte. De EHS zal ernstige schade oplopen. Het plan is in strijd met artikel 4.2. lid 1 van de Verordening. Op sommige plaatsen hebben gronden de bestemming Natuur en WR-A. Onduidelijk is of dit een dubbelbestemming is. Het verzoek om herbegrenzing van de EHS voldoet niet aan de verordening. De gebiedsaanduidingen staan niet op de verbeelding. Niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een groot openbaar belang. Volgens reclamant is er geen behoefte aan de woningen. Er zijn in Udenhout voldoende alternatieve locaties. De realisatie van de compensatie is niet verzekerd. Niet getoetst is of het plan negatieve effecten heeft op EHS gebieden buiten het plangebied.
c. Niet voldaan wordt aan artikel 3.3. van de Verordening ruimte. Niet is aangetoond dat er alternatieven in bestaand stedelijk gebied ontbreken. Het onderzoek naar alternatieven dient zich niet te beperken tot Udenhout maar het gehele bestaande stedelijk gebied.
d. Reclamant concludeert dat er geen ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet kan worden verleend en het plan dus onuitvoerbaar is. In het gebied komen ook nog andere, niet onderzochte, beschermde dieren voor.
e. De akoestische onderzoeken zijn onvolledig of onjuist. Niet voldaan wordt aan artikel 77 Wet geluidhinder. Door de aanleg van de woonwijk zal de geluidbelasting op bestaande wegen toenemen.
f. De werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden zullen de archeologische waarden aantasten.
g. In strijd met eerdere toezegging is er geen zachte overgang tussen bestaande bebouwing en de nieuwbouw opgenomen.
h. Omdat niet kan worden uitgesloten dat het plan negatieve gevolgen voor het milieu heeft had een MER opgesteld moeten worden.
i. Het plan is niet uitvoerbaar omdat er geen markt is voor de woningen.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 11 en 39f.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1a en 1d en 17b.
c. De Verordening wijst aan en begrenst onder meer de gebieden 'bestaand stedelijk gebied' en'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'. Het bestaand stedelijk gebied bevat het bestaande ruimtebeslag van een kern ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Op basis van de Verordening zijn stedelijke ontwikkelingen uitsluitend toegestaan binnen het bestaand stedelijk gebied. In afwijking hiervan zijn in het 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' eveneens stedelijke ontwikkelingen toegestaan mits de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat als opgenomen in de Verordening Ruimte.
Het plangebied 'Den Bogerd' is gelegen in het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 3.3 van de Verordening Ruimte is een stedelijke ontwikkeling ter plaatse toegestaan. Door de gemeente wordt primair de invulling van de woningbouwopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied. Om aan de totale forse woningbouwopgave te kunnen voldoen zijn echter ook locaties gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied, in het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Zie hiervoor ook de reactie onder 1a en 39c.
d. Zie hiervoor de reactie onder 17b, 34 f en 39j.
e. Zie hiervoor allereerst de reactie onder 17 e, 17 f en 18f.
Het akoestisch onderzoek is aangepast ten aanzien van de overwegingen opgenomen in artikel 77 Wgh. In het aangepaste onderzoek zijn de overwegingen aangegeven. De gehanteerde verkeersintensiteit van 3525 mvt voor de nieuwe ontsluitingsweg is gebaseerd op CROW kentallen waarbij er uit is gegaan van een volgebouwde Mortel. Er is een robuuste en toekomstbestendige inschatting gemaakt van de verwachtte verkeersintensiteit (planperiode) .
f. Zie hiervoor de reactie onder 39d.
g. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
h. Zie hiervoor de reactie onder 11 en 39f.
i. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 53. DAS Rechtsbijstand namens bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
a.Het bestemmen van een woonwijk van 380 woningen en een school in dit gebied heeft een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat van reclamant. Er sprake van een forse inbreuk op de privacy als gevolg van de bouwmogelijkheden die op zeer korte afstand van de woning van reclamant gecreëerd worden. Het bouwblok achter de woning van reclamant mag voor maar liefst 80% bebouwd worden. Een motivatie voor het bouwen van patiowoningen op heel korte afstand in relatie tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor reclamant ontbreekt.
b. Reclamant verwacht een grote toename van verkeer en overlast als gevolg daarvan. Op korte afstand van het perceel van reclamant wordt een ontsluitingsweg gecreëerd. Een op dit moment nog doodlopende weg wordt een doorgaande ontsluiting voor het woongebied en de school.
c. De uitbreiding is in strijd met de Interimstructuurvisie en de Paraplunota van de Provincie Noord-Brabant. Zorgvuldig ruimtegebruik is het voornaamste streven.
d. Niet gemotiveerd dan wel onderbouwd is wat de nut en noodzaak van de bouw van deze woningen is in het kader van de gemeentelijke dan wel provinciale taakstelling. Niet onderbouwd is waarom deze uitbreiding gerealiseerd moet worden terwijl inbreidingslocaties voorhanden zijn maar besloten is de ontwikkeling daarvan te stoppen danwel uit te stellen (De Noordkamer, plan Residence/Berkenhout, terrein Houthandel v.d. Voort, Akker/Heikant).
e. De uitgevoerde akoestische onderzoeken houden ten onrechte geen rekening met de nabijheid van het stiltegebied De Brand gelegen direct achter de Groenstraat. Het achterwege laten van akoestisch onderzoek naar de effecten van de geplande ontwikkeling op dit stiltegebied is in strijd met de wet en de vereiste zorgvuldigheid.
f. Gelet op de lange looptijd van de realisatie van het hele gebied heeft reclamant te maken met langdurige overlast.
g. In de geluidsonderzoeken die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de per 1 juli 2012 gewijzigde regels Wet geluidhinder. Het oude recht kan wel worden toegepast omdat het ontwerpplan ter visie is gelegd vóór 1 juli 2013 maar wel dient gemotiveerd te worden, gelet op een goede ruimtelijke ordening, waarom toch de oude wet wordt toegepast.
h. Bij het 'onderzoek geluidsbelasting school' wordt ten onrechte uitgegaan van een school daar waar een algemene maatschappelijke bestemming wordt gelegd. Als gevolg van het uitgaan van een schoolcomplex wordt slechts rekening gehouden met een dagperiode voor wat betreft geluid.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f. Het plan zal zodanig aangepast worden dat de bouwvlakken die op de verbeelding achter de Leeuwenstein zijn opgenomen worden verkleind. De aangepaste bouwvlakken bevinden zich op minimaal 3 meter uit de grens met de bestaande percelen. Dit biedt meer zekerheid voor een zachte overgang.
b. De doorsteek bij de Groenendaal wordt afgesloten voor autoverkeer. Hierdoor zal er geen extra verkeersoverlast ontstaan bij de bestaande woningen aan de Leeuwenstein. De afstand vanaf de bestaande woningen tot de nieuwe ontsluitingsweg bedraagt ca. 40 meter waarbij tussenliggende bebouwing is geprojecteerd. Hierdoor zal er in de toekomstige situatie geen sprake zijn van onacceptabele overlast.
c. Er is geen strijd met het provinciaal beleid. Het provinciebestuur heeft in antwoord op vragen dienaangaande onder andere het volgende gesteld:
"Wij zijn het niet eens dat het bestemmingsplan 'Den Bogerd' met betrekking tot de prioritering strijdig is met de Verordening ruimte. Het plangebied 'Den Bogerd' is gelegen in het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 3.3 van de Verordening ruimte is een stedelijke ontwikkeling ter plaatse toegestaan.
De gemeente Tilburg geeft voorts geen prioriteit aan uitbreiding boven inbreiding. Door de gemeente wordt primair de invulling van de woningbouwopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied. Om aan de totale
forse woningbouwopgave te kunnen voldoen zijn echter ook locaties gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied, noodzakelijk. Indien een gemeente beschikt over meerdere zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling is het aan die gemeente om een keuze te maken voor een zoekgebied."
d. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
e. Er is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke effecten op het nabijgelegen stiltegebied van 'De Brand'. In het kader van de voortoets is geconcludeerd dat de effecten van geluid uitgesloten kunnen worden, omdat de instandhoudingsdoelen daarvoor niet gevoelig zijn en omdat de effecten van het project dusdanig beperkt zijn dat deze ecologisch niet meetbaar zijn.
f. Zie hiervoor de reactie onder 1.c.
g. Zie hiervoor de reactie onder 18.f.
h. Bij de beoordeling moet uitgegaan worden van wat planologisch mogelijk is. Omdat in het bestemmingsplan een maatschappelijke functie is opgenomen waarvoor een brede scala aan functies mogelijk is, is het onderzoek uitsluitend voor een school niet voldoende. De bestemming Maatschappelijk zal zodanig worden aangepast dat er uitsluitend een school en voorzieningen t.b.v. kinderopvang (kindercrèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en buitenschoolse kinderopvang) mogelijk zijn. Verder zal een wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden (Wro-zone-wijzigingsgebied 3) naar een bestemming Maatschappelijk 2 waarbinnen onder voorwaarden bredere maatschappelijke voorzieningen toegestaan kunnen worden.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het plan wordt aangepast.
Zienswijze 54. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
Reclamant sluit zich allereerst aan bij de zienswijze zoals deze is ingediend door Vos & vennoten advocaten namens de Stichting Behoud Buitengebied Mortel II.
Aanvullend voert reclamant nog het volgende aan:
a. Verzocht wordt om in het plan ruimte te maken om de bewoners van de Baksenbosch de gelegenheid te geven om een stuk grond bij te kopen en om de geplande nieuwbouw over een strook van 5 of 10 meter op te schuiven. In het geval bijkopen van grond niet tot de mogelijkheden behoort wordt verzocht om een groenstrook aan te brengen tussen de geplande nieuwbouw en de bestaande bebouwing aan de Baksenbosch.
b. Er is onvoldoende onderbouwd waarom nieuwbouw in dit buitengebied noodzakelijk is. Er is onvoldoende rekening gehouden met de laatste actuele cijfers waaruit blijkt dat er minder vraag is naar woningen dan een aantal jaren geleden. Binnen Udenhout maar ook in Tilburg Noord-oost is realisatie van een vergelijkbaar bouwprogramma binnen het stedelijk gebied ook mogelijk.
c. Met de realisatie van Den Bogerd wordt onnodig ingegrepen in een natuurgebied met ecologische hoofdstructuur en diverse beschermde diersoorten. Voor de verplaatsing van de dassenburcht moet een ontheffing op grond van de flora en faunawet gevraagd worden. Zonder bestemmingsplan is er geen noodzaak om de dassenburcht te verplaatsen of om de ecologische hoofdstructuur in dit gebied aan te tasten.
d. Onvoldoende is onderzocht wat het effect is van de geplande ontsluitingswegen in onder andere de Mortelhof. Volgens afspraken zou dit alleen voor fietsers zijn. Ten onrechte is hier geen verkeerscirculatieonderzoek uitgevoerd. Met een dergelijke wijk is de verwachting dat er veel extra verkeer zal komen en ook de geluidsoverlast zal toenemen. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de Mortelhof maar ook voor de hele Baksenbosch. De gemeente is overigens nog niet in het bezit van de grond voor de geplande rondweg.
e. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat er nog meer onderzoek moet worden verricht. Met name het gedeelte tegen de Baksenbosch aan blijkt van hoge archeologische waarde. In de plannen lijkt hier geheel geen rekening mee gehouden.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f. Zie hiervoor ook de beantwoording van de zienswijze op het exploitatieplan onder 3.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
c. Zie hiervoor de reactie onder 17b.
d. Zie hiervoor de reactie onder 1b.
e. Een groot deel van het plangebied heeft, vanwege de hoge archeologische verwachting, in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde Archeologie gekregen. Hier mogen geen (bouw) werkzaamhedenheden uitgevoerd worden (boven een oppervlakte van 30 m² en met een diepte van meer dan 0,6 meter) zonder dat uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de aanwezige archeologische waarden niet wezenlijk worden aangetast.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 55. DAS Rechtsbijstand namens bewoner(s) Ruwenberg Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 53.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het plan wordt aangepast.
Zienswijze 56. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 57. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
a. De indiener van de zienswijze vraagt zich af waarom er niet eerst binnen het dorp zelf gebouwd wordt (inbreidingslocaties) nu het plan over zoveel jaren uitgesmeerd wordt. Bij inbreiding hoeft ook de EHS niet aangepast te worden.
b. De indiener van de zienswijze maakt zich zorgen over het extra verkeer dat door de Baksenbosch zal rijden zolang de rondweg niet gebouwd zal zijn. Bovendien vraagt hij zich af of de aansluiting bij de Mortelhof alleen voor fietsers, voetgangers en calamiteitenverkeer is. Tot slot de vraag hoe de nieuwe wijk op het openbaar vervoer aangesloten gaat worden?
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1a en 5a. In aanvulling hierop: De gemeente Tilburg zal de provincie Noord-Brabant en vervoerder Veolia verzoeken de nieuwe wijk te ontsluiten met het openbaar vervoer. Dit zal in de nieuwe concessie tussen de provincie en vervoerder eind volgend jaar worden ingebracht. Op dit moment kan niet worden ingeschat of dit kans van slagen heeft.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 58. Bewoner(s) Huysacker Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 59. Bewoner(s) Ruwenberg Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 60. Bewoner(s) Onsenoort Udenhout
a. Het is niet noodzakelijk te bouwen in het buitengebied omdat er nog voldoende ruimte is in Tilburg Noord-oost. Het behouden van de natuurgebieden De Brand en de Leemputten is van groot belang voor het buitengebied.
b. Reclamant verwacht een enorme toename van verkeer waardoor de veiligheid van de kindvriendelijke wijk ernstig in het geding komt. Is er voor de door de gemeente geplande ontsluitingswegen verkeerscirculatie-onderzoek gedaan ?
c. Reclamant verwacht een toename aan geluidsoverlast (verkeer, bouwverkeer, bouwwerkzaamheden) over een lange periode.
d. In Udenhout en (Berkel-Enschot) staan heel veel huizen te koop. Er is voldoende aanbod om te wonen. Betwijfeld wordt door de indiener van de zienswijze of nieuwbouw op zo'n grote schaal noodzakelijk is.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 17 e.
c. Zie hiervoor de reactie onder 1c.
d. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 61. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 62. Bewoner(s) Zwijnsbergen Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 63. Bewoner(s) Perweide Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 36.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond.
Zienswijze 64. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
a. Er is niet aangetoond dat er behoefte is aan de geplande hoeveelheid woningen zoals voorzien. Er zijn in Udenhout voldoende kleinere (inbreidings-)plekken beschikbaar waar in komende jaren op kleinere schaal gebouwd kan worden.
b. De woningen zijn met de achtertuinen direct gepland aan de achtertuinen van de Leeuwenstein. Dit levert voor beiden overlast op.
c. Reclamant is van mening dat er sprake is van waardeverlies.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
c. Zie hiervoor de reactie onder 8d.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 65. ZLTO Hart van Brabant Tilburg
a. Wenselijk is om in het compensatieplan EHS (pag. 5 zoekgebied ecologische verbindingszone) waar het gaat om agrarisch gebied te vermelden dat dit op vrijwillige basis moet worden uitgewerkt. Bovendien heeft de zone geen beperkende maatregelen.
b. Bij de planvorming van wandelpaden is het wenselijk dat deze zo worden ingericht dat honden niet zomaar bij de koeien in de wei kunnen komen.
Reactie:
a. Dat is een correcte opmerking maar de bedoelde percelen liggen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
b. Dit is geen planologisch bezwaar maar deze wens zal bij de inrichting meegenomen worden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 66. Bewoner(s) Herlaer Udenhout
a. Reclamant heeft bezwaar tegen de toekomstige ontsluitingsweg omdat deze voor een aanzienlijke toename van de geluidsbelasting op zijn woning zal zorgen en voor opstopping bij spoorwegovergang . Bovendien past zo'n weg niet in het beeld van "overgang naar de natuur". Voorgesteld wordt Den Bogerd alleen te ontsluiten via Groenstraat / Achthoevenstraat met een maximale snelheid van 30km/u. Voor de toekomst zou het doorgaand verkeer van Loon op Zand via de westzijde van Udenhout moeten ontsluiten richting Oisterwijk.
b. De groenstrook in het verlengde van Leeuwenstein heeft een dubbele bestemming: groen en verkeer. Hier wordt bezwaar tegen gemaakt . Verzocht wordt de nieuwe bestemming aan te passen in uitsluitend groen.
c. De indiener van de zienswijze verzoekt om primair te bouwen voor de jeugd zodat die in het dorp kunnen blijven wonen waar ze zijn opgegroeid: sociale huur, Hat-woningen, sociale koopwoningen. Dit bevordert uiteindelijk ook de doorstroom in de woningmarkt van dit dorp.
Reactie:
a. Met dit voorstel zou de verkeersdruk op de bestaande woonwijken te sterk toenemen. Met de beoogde verkeersstructuur met aansluitingen van de Huysacker en het Verzonken Kasteel op de nieuwe gebiedsontsluitende weg gebeurt dit niet. Het aanvullende akoestisch onderzoek is zodanig aangepast dat er een obstakelcorrectie is toegepast. Uit het aangepaste onderzoek blijkt dat de akoestisch bijdrage van de start stop situaties bij de op het spoor berekende geluidbelasting gering is (maximaal 1dB bij dichtbijzijde woningen).
b. Zie hiervoor de reactie onder 37c.
c. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 67. Bewoner(s) Berkvelt Udenhout
a. In het plan is niet goed onderbouwd waarom bouwen in het buitengebied noodzakelijk is. Als de noodzaak wordt aangetoond is elders bouwen ook mogelijk.
b. Er wordt onnodig ingegrepen in een natuurgebied met een Ecologische Hoofdstructuur en diverse beschermde diersoorten.
c. De overgang tussen bestaande bouw en nieuwbouw is onzeker en niet eenduidig.
d. De noodzaak voor een nieuwe school is niet aangetoond.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1d.
c. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
d. Zie hiervoor de reactie op de zienswijze onder 12a.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 68. Achmea rechtsbijstand namens bewoner(s) Huysacker Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 39.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 69. Bewoner(s) Groenendaal Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 70. Bewoner(s) Greef Udenhout
De indiener van de zienswijze is van mening dat een aantal open terreinen in het dorp benut moet worden alvorens het buitengebied vol te bouwen.
Reactie:
Zie hiervoor de reactie onder 1a.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 71. Bewoner(s) Verzonken Kasteel Udenhout
Reclamant sluit zich aan bij de zienswijze die is ingediend door Stichting behoud buitengebied Mortel 2. Aanvullende heeft hij nog de volgende bezwaren:
a. Er is onvoldoende aangetoond dat er een voldoende volkshuisvestelijk belang is om tot realisering van woningen binnen het plangebied Den Bogerd over te gaan. Er zijn binnen de kern Udenhout voldoende inbreidingslocaties voor handen. Het lijkt erop dat er alleen financiële motieven zijn om nu tot ontwikkeling van dit plan over te gaan. Aan de ruimtelijke relevantie wordt voorbij gegaan.
b. Reclamant heeft er moeite mee dat de gemeente over is gegaan tot tervisielegging van dit plan midden in de zomervakantie.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Geen wettelijke regeling verzet zich tegen ter visielegging in de zomervakantie. Er is extra aandacht besteed aan de ter inzage legging en er zijn 2 informatieavonden georganiseerd voorafgaand aan de vakantie. Gelet op het aantal zienswijzen blijkt dat de ter inzage legging algemeen bekend was en dat belangen van mogelijke indieners van zienswijzen niet zijn geschaad.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 72. Bewoner(s) Leeuwenstein Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 73. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
a. Het bestemmingsplan zoals het nu voorligt is slordig haastwerk en kan alleen al om die reden niet in redelijkheid worden vastgesteld.
b. Plangebied Den Bogerd ligt in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Het plan is in strijd met artikel 3.3. lid 2 van de Verordening Ruimte. Er zijn diverse andere mogelijkheden om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. Ook buiten de realisatie van Den Bogerd zijn er voldoende locaties( Akker/Heikant, Residence Berkenhout, De Noordkamer, Houthandel v.d. Voort, Silo Brameco Kreitenmolenstraat) beschikbaar om te kunnen voldoen aan de woningbouwopgave zoals voorzien in de woningbehoeftenprognose. De cijfers van de woningbouwopgave zijn gedateerd en houden onvoldoende rekening met de veranderde woningmarktomstandigheden sinds 2008.
c. In de voortoets en EHS toetsing woningbouw wordt duidelijk aangegeven dat t.a.v. ingrepen in en om de EHS een 'nee, tenzij' regime geldt. Er moet sprake zijn van een groot openbaar en maatschappelijk belang. De nut en noodzaak voor de bouw van deze wijk ontbreekt.
d. Het flora- en faunaonderzoek bevat hiaten en is onvolledig. Er is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Onderzoek is beperkt tot het plangebied zelf maar moet ook de omgeving van het plangebied omvatten (bijv.noordelijk park Ter Roomley en het stroompje). In park en stroompje van De Roomley zijn kamsalamanders waargenomen.
e. Gezien de nabijheid van Natura 2000 gebieden De Brand en de Leemkuilen is een m.e.r. noodzakelijk. Een m.e.r. is ook noodzakelijk omdat Den Bogerd altijd onlosmakelijk onderdeel geweest is van de Structuurvisie 2020 en deze veel meer dan 2000 woningen omvat.
f. De nieuwe Wgh is van kracht. Er wordt onterecht gebruik gemaakt van de overgangsregeling waardoor het mogelijk is dit plan nog te realiseren op basis van de oude wetgeving van voor 1 juli 2012. Doel overgangsregeling is voorkomen dat akoestisch onderzoek dat al is uitgevoerd overeenkomstig de oude regels opnieuw zou moeten worden uitgevoerd met toepassing van nieuwe regels. De akoestische onderzoeken dateren van februari en maart 2013 en hoefde dus helemaal niet opnieuw te worden uitgevoerd.
g. De akoestische onderzoeken zijn onvolledig, discutabel en op sommige punten zelfs onjuist.
h. Het bestemmingsplan en het exploitatieplan houden geen rekening met het feit dat er asbest en andere verontreiniging in de huidige wegen/paden zit in het plangebied.
i. Niet concreet is aangegeven hoe de diverse waardevolle vondsten bewaard gaan worden. Op enkele plaatsen in het plan niet mogelijk om plan uit te voeren en tegelijkertijd archeologische vondsten te behouden ( zie ook waterparagraaf en hydrologisch onderzoek, voor de realisatie van de woningen moeten delen van het plangebied diep gewoeld worden).
j. Nergens in het bestemmingsplan wordt genoemd dat vrijwel het gehele plangebied voor Den Bogerd in de provinciale plankaart aangeduid wordt als "Natte Natuurparel". Gevraagd wordt alsnog deze aanduiding te erkennen en te respecteren.
k. Bestemmingsplan kan niet worden vastgesteld voor zover op voorhand er in redelijkheid van moet worden uitgegaan dat de Ffw aan uitvoerbaarheid van het besluit in de weg staat. Ontheffing Ffw kan niet verleend worden (er zijn voldoende alternatieven voorhanden en er is geen sprake van een groot openbaar belang).
l. Het bestemmingsplan en het exploitatieplan zijn op diverse punten fundamenteel tegenstrijdig.
m. Verzocht wordt om de wisselstroken, die aan omwonenden aangeboden zouden worden om een zachte overgang tussen nieuwbouw en bestaande bouw te garanderen, terug te laten komen. Verzicht wordt om de beloofde garanties ten aanzien van een zachte overgang hard vast te leggen in het bestemmingsplan.
n. Er is nauwelijks sprake geweest van burgerparticipatie. De opmerking dat de klankbordgroep ca. 3 keer per jaar bij elkaar is geweest is pertinent onwaar, hooguit 1 tot maximaal 2 keer. De notulen van de klankbordgroep klopten inhoudelijk regelmatig niet en werden pas zeer laat (een half jaar tot een jaar later) gestuurd na vele verzoeken van de leden. Zonder communicatie is een aantal in de klankbordgroep overeengekomen zaken (bijv. sluiten van wegen voor gemotoriseerd verkeer, laten vervallen van een groenwisselstrook, woningen die aansluiten aan bestaande wijken toch weer hoger dan 1 bouwlaag) eenzijdig terzijde gelegd.
o. Reclamant maakt bezwaar tegen de hoogte van de in het plan opgenomen architectuurkavels. De toegestane bouwhoogte van 12,1 meter betekent een beperking van privacy en belemmering van uitzicht. Verzocht wordt om het aantal bouwlagen van deze kavels grenzend aan de huidige bebouwing terug te brengen tot een maximale bouwhoogte van 4,5 meter.
p. De planbegrenzing van het perceel van reclamant is onjuist. Door verjaring zou de gemeente geen rechthebbende meer zijn op een strook grond aan het einde van de tuin. De elzenhaag vormt sinds 1974 de werkelijke afscheiding tussen het betreffende perceel en het beoogde plangebied.
Reactie:
a. Niet onderbouwd is op welke punten het bestemmingsplan niet aan de daarvoor geldende eisen voldoet.
b Zie hiervoor de reactie onder 1a en 39c.
c. Zie hiervoor de reactie onder 39c en 1a.
d. Zie hiervoor de reactie onder 17b.
e. Zie hiervoor de reactie onder 39f.
f. Zie hiervoor de reactie onder 18f.
g. Zie hiervoor de reactie onder 17f.
h. Zie de notitie beantwoording zienswijzen exploitatieplan onder 23.
i. Zie hiervoor ook de reactie onder 39d.
j. Het plangebied ligt niet in een Natte Natuurparel en ook niet in de beschermingszone Natte Natuurparel.
k. In het bestemmingsplan is aannemelijk gemaakt dat er een ontheffing verkregen kan worden voor verplaatsing van de dassen. Het ministerie van EZ ( bevoegd gezag voor de flora en faunawet) toetst de aanvraag van de ontheffing van de flora en faunawet.
l. Zie hiervoor de reactie onder 39k.
m. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
n. Er is wel sprake geweest van burgerparticipatie. Er zijn diverse informatieavonden geweest voordat het bestemmingsplan in procedure is gebracht. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden met de klankbordgroep. Burgerparticipatie is overigens niet wettelijk voorgeschreven.
o. Zie hiervoor de reactie onder 39m.
p. Zie hiervoor de notitie beantwoording zienswijzen exploitatieplan onder 24.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 74. Bewoner(s) Bakschenbosch 11 Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 75. Dorpsraad Udenhout
Door de indiener van de zienswijze zijn de volgende opmerkingen gemaakt t.a.v. de verbeelding, toelichting en regels:
Verbeelding
a. Om de bestemming "BO" staat een bouwgrens aangegeven. Moet een bestemmingsgrens zijn.
b. Bouwvlak tussen twee groenstroken voor de bocht van de rondweg heeft GEEN bouwaanduiding.
c. Mis aanduiding; Verklaring Bestaande bebouwing en kadastrale ondergrond. Alsnog toevoegen.
d. Onderscheid bouwgrens - bestemmingsgrens moeilijk leesbaar.
e. Archeologie: De archeologische waardegrens in het westelijk gedeelte van Den Bogerd wijkt af van het voorontwerp bestemmingsplan. Waarom?
f. Bouwgrens loopt over de bocht van de weg De Mortel. Wat is hier de bedoeling mee?
g. Hartlijn leiding brandstof en hartlijn leiding riool. Deze aanduiding komt op de plankaart niet voor. De omschrijving ontbreekt. Dan verwijderen.
Toelichting
h Hoofdstuk 1, hier is het plangebied niet goed weergegeven. Hier moet het compensatiegebied bij gevoegd worden. Op de bestemmingsplankaart staat het gebied wel aangegeven.
i. In voorontwerp-bestemmingsplan "Den Bogerd" was het compensatiegebied een ander gebied, te weten Rauwbrakenweg, dan nu. In het ontwerpbestemmingsplan is in hoofdstuk 1 geen omschrijving van het compensatiegebied gevonden. Wat is hier de reden van?
j. Hoofdstuk 1; Inleiding, Mis ligging van compensatiegebieden. Moet alsnog worden toegevoegd waar deze zijn gelegen.
k. Hoofdstuk 3; Ruimtelijk beleidskader. 3.3.2 Verordening Ruimte; Naast kaartbeelden Verordening Ruimte 1e fase toevoegen: de compensatiegebieden.
l. Hoofdstuk 4. 4.2.1 Welstand. Mis de zinsnede uit voorontwerp-bestemmingsplan te weten: Een algemeen ontwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Toevoegen.
m. 4.5.1. Bomennota Tilburg boom T. Mis de afbeelding waarin staat aangegeven de beeldbepalende bomen in het plangebied Den Bogerd. Toevoegen.
n. 4.5.2. Nota Groen. Mis per hectare uitgegeven gebied speelterreinen die daarvoor gereserveerd worden.
o. Hoofdstuk 5. Milieuaspecten. 5.8. Natuur en Ecologie.
- Mis een alinea over compensatiegebieden.
- Tekstuele aanpassing: Natuurbeschermingswet(spatie) 1999-Natura 2000.
- Mis in dit hoofdstuk een passage over mitigerende maatregelen. Toevoegen.
p. Hoofdstuk 7. Opzet planregels.
- Mis passage over aan- en bijgebouwen.
- Mis passage over; Goothoogte, omschrijving die in voor-ontwerpbestemmingsplan stond Is in ontwerpbestemmingsplan weggelaten. Op de plankaart is goothoogte aangegeven. Omschrijving toevoegen.
- Mis passage over ecologie.
Regels
q. Hoofdstuk 1. Leiding regels.
-Bij 1.4. aanduiding; tweede regel staat 2x "regels" één ervan verwijderen.
-1.12 toevoegen; of het uitoefen van ambachtelijke bedrijvigheid of consumptie verzorging geheel of overwegend door middel van handwerk.
-1.4.3. Gestapelde woning. In artikel 1.4.3 wordt een definitie gegeven van een gestapelde woning. Eerdere opmerking is afgewezen. Verzoek om aanpassing van omschrijving. Strijdig met de voorschriften. Een bestemming die NIET voor komt in het bestemmingsplan wordt niet opgenomen in de regelgeving. Er dient een nadere omschrijving te worden gegeven. Aanpassen.
r. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
- Artikel 3, 3.1.2. Functieaanduiding. Hier staat geen uitleg vermeld. Uitleg toevoegen.
- 3.2.2. Gebouwen. Is deze omschrijving wel te handhaven? Moet hier geen nadere eisen worden gesteld dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn met in acht neming van de procedure regels in artikel 26 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situatie. Zie 3.3.
s. - Artikel 4, Bos.
- Paragraaf omtrent afwijken van de bouwregels toevoegen.
- Binnenplanse afwijking ontbreekt, zoals bouwwerken van algemeen nut, geen gebouwen zijnde.
t. - Paragraaf 7.4, in 7.4.1. wordt gesproken over "bevoegd gezag". Wie wordt daarmee bedoeld? Hiervan is geen definitie gegeven.
u. Paragraaf 11.5.2, Sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap: Hierin dient 15% als sociale huur- of koopwoning(n) aangeduid. Voorheen waren dat 57 woningen. Waarom nu het aantal vermelden? Zo ook voor woningen die door particulier opdrachtgeverschap moeten worden gerealiseerd?
Reactie:
a. Om de bestemming "BO" staat een bestemmingsvlakgrens aangegeven en geen bouwvlakgrens zoals reclamant denkt. Het digitale plan is leidend en hieruit is dit onderscheid duidelijk op te maken.
b. Hier zal de aanduiding "vrijstaand" [vrij] worden toegevoegd.
c. Het digitale plan is het leidende plan en opgesteld volgens de SVBP 2012. In de SVBP is het niet voorgeschreven om de aanduidingen verklaring bestaande bebouwing en kadastrale ondergrond op te nemen.
d. Het digitale plan is leidend en hieruit is dit onderscheid duidelijk op te maken.
e. Uit het BAAC rapport d.d. april 2012 Proefsleuvenonderzoek Tilburg Udenhout, Den Bogerd blijkt voor welke zones in het plangebied met een hogere archeologische waardering geadviseerd wordt nog nader te onderzoeken. Alleen die zones hebben een dubbelbestemming Waarde Archeologie gekregen.
f. De huidige weg De Mortel zal worden vervangen door een nieuwe weg, de gebiedsontsluitingsweg (GOW).
g. Deze aanduidingen worden verwijderd.
h. ,i. en j. In hoofdstuk 1 zal het plangebied van het compensatiegebied (uitvoeriger) opgenomen worden.
k. In paragraaf 3.3.2. wordt het kaartbeeld van de Verordening Ruimte m.b.t. de EHS toegevoegd.
l. De paragraaf t.a.v. welstand zal worden aangepast aan de tekst zoals deze is opgenomen is de laatst vastgestelde versie van de Plansystematiek.
m. Omdat uit de bomeninventarisatie blijkt dat er zich in het plangebied geen monumentale en beeldbepalende bomen bevinden is er in het bestemmingsplan geen boomwaardekaart opgenomen.
n. In paragraaf 4.5.3. is aangegeven dat per hectare uitgegeven gebied 300 m² van de ruimte gereserveerd wordt voor formele speelruimte. In de daarbij gevoegde afbeelding is inzichtelijk gemaakt waar deze speelvoorzieningen binnen het plangebied zijn voorzien.
o.In paragraaf 5.8.4.2. is kort aandacht besteed aan de compensatiegebieden en is verwezen naar het compensatieplan dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd. In paragraaf 5.8.3.4. is aandacht besteed aan mitigerende maatregelen.
p. Een passage over aan- en uitbouwen en bijgebouwen is opgenomen in paragraaf 7.2.6.
In de toelichting zal een passage over de goothoogte opgenomen worden alsmede over de aanduidingen verwijderde en toegevoegde ecologische hoofdstructuur.
q. Artikel 1.4. wordt hierop aangepast.
De opgenomen definitie van beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw is overeenkomstig de vastgestelde Plansystematiek.
Het wordt wenselijk gevonden de definitie van gestapelde woning te handhaven omdat daarmee het onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen expliciet wordt gegeven, ook al is dit laatste type woning niet toegestaan in dit plan. Het is niet verboden deze definitie op te nemen.
r. 3.1.2. wordt verwijderd. In 3.2.2. is opgenomen dat het niet toegestaan is gebouwen binnen deze bestemming op te richten. Hier kan van afgeweken worden in de gevallen die genoemd zijn in artikel 3.3. Het stellen van nadere eisen is niet nodig. Uitgangspunt is immers dat er een verbod voor het oprichten van gebouwen geldt.
s. Bouwwerken van algemeen nut kunnen gebouwd worden op grond van artikel 4.2.1. van de planregels. De binnenplanse afwijking (afwijken van de bouwregels) is vanwege strijdigheid met de Verordening Ruimte niet opgenomen in het ontwerpplan.
t. In hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt uiteengezet wie bevoegd gezag is voor de verlening van de omgevingsvergunning.
u. Het opnemen van minimaal percentage in de regels voor sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap wordt voldoende geacht.
Conclusie
Zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Het plan wordt aangepast.
Zienswijze 76. Bewoner(s) Mortelhof Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 36.
Conclusie
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 76a. Bewoner(s) Mortelhof Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 36.
Conclusie
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 77. Bewoner(s) Perweide Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 36.
Conclusie
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 78. Bewoner(s) Huysacker Udenhout
a. De indiener van de zienswijze maakt bezwaar tegen de ruime verkeersbestemming bij de aansluiting op de straten Huysacker en Groenendaal. Deze bestaande straten zijn gelet op de breedte niet geschikt als ontsluitingswegen voor gemotoriseerd verkeer.
b. De nieuw geplande weg nabij de Huysacker stopt haaks op een garage (Huysacker 14). Verzocht wordt dit manco in het ontwerp reeds in een vroeg stadium uit te werken. Er is bovendien geen noodzaak om de ontsluiting via de Huysacker te laten verlopen. Vijftig meter verderop is een hoofdstraat (Groenstraat).
c. Bezwaar wordt gemaakt tegen het verdwijnen van de bufferzone als "zachte" overgang tussen bestaande bebouwing en plan Den Bogerd.
d. Als gevolg van de planvorming is er sprake van een verslechterde planologische positie voor het perceel Huysacker 14 (intensiever gebruik verkeersdoeleinden, verminderde situeringswaarde, uitzichtschade, geluidsoverlast, lichthinder en privacy-aantasting.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1b , 5a en 9b.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1b. Bij het ontwerp en de inrichting van de weg zal rekening gehouden worden met de bestaande garage.
c. Zie hiervoor de reactie onder 17f en 24c.
d. Zie hiervoor de reactie onder 8d,17 c en 24f. Zie ook de reactie op de zienswijze bij het exploitatieplan onder 3.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 79. Bewoner(s) Stapelen 1 Udenhout
Bezwaar wordt gemaakt tegen de bestemming Verkeer aan de Groenendaal ter plaatse van de koppeling tussen de bestaande wijk "De Mortel" en de toekomstige wijk "Den Bogerd". Verzocht wordt om hier uitsluitend een fiets- of wandelpad toe te staan omdat daarmee de veiligheid en rust gewaarborgd blijft.
Reactie:
In het verkeersplan voor Den Bogerd is er van uitgegaan dat deze verbinding een langzaam verkeersverbinding wordt. Om juridisch te borgen dat dit ook zo wordt ingericht wordt het bestemmingsplan zodanig aangepast dat er alleen een langzaam verkeersverbinding mogelijk wordt.
Conclusie
Zienswijze is gegrond. Plan wordt aangepast.
Zienswijze 80. Bewoner(s) Hogewey Udenhout
a. De locatie Den Bogerd is veel te grootschalig en niet nodig als uitbreidingsgebied. Er zijn voldoende locaties om binnen de huidige dorpskern te bouwen. Daarbij kan ook beter ingespeeld worden op de woningvraag van dit moment.
b. In de bij het bestemmingsplan behorende stukken zitten veel tegenstrijdigheden. De indiener van de zienswijze vraagt zich af wat de rangorde is van de stukken en wat prevaleert bij tegenstrijdigheden?
c. In de stukken is sprake van een tegenstrijdige fasering. Verzocht wordt om een eenduidige routing met aaneengesloten faseringen.
d. Er ontbreekt een verkeerscirculatieplan dat ook ter inzage gelegd moet worden als onderdeel van het bestemmingsplan.
e. Reclamant neemt het de gemeente kwalijk dat ze als overheidsinstantie het randje van de wetgeving opzoekt. Verwacht wordt dat er voor de planontwikkeling van Den Bogerd de nieuwe wet geluidhinder toepast en openheid en transparantie toont in het kader van de burgerparticipatie.
f. Bezwaar wordt gemaakt tegen drie ontsluitingswegen voor gemotoriseerd verkeer van de nieuwe wijk naar de bestaande wijken Achthoeve en Mortel I. verzocht wordt om de ontsluitingen Huysacker en Groenendaal te laten vervallen of alleen open te stellen voor langzaam verkeer.
g. Bezwaar wordt gemaakt tegen het verdwijnen van de bufferzone als "zachte"overgang tussen bestaande bebouwing en plan Den Bogerd.
h. Er ontbreekt een goed motivatie voor de keuze om van de gebiedsontsluitingsweg De Mortel een 50 km weg te maken. De Mortel is nu een 30 km weg en dit moet ook in de nieuwe situatie zo blijven.
i. Bezwaar wordt gemaakt tegen de materialisatie van de gebiedsontsluitingsweg. Asfaltverharding past niet bij (het beschermd dorpsgezicht van) Udenhout. Waarom wordt er niet gekozen voor klinkerbestrating zoals in alle straten in Udenhout ?
j. De aansluiting Spoorakkerweg is niet geschikt voor de verwerking van het verkeer van de gebiedsontsluitingsweg op de toch al drukke Kreitenmolenstraat. In de huidige situatie is dit al een probleem. Met een toename van 3000 auto's vanuit de gebiedsontsluitingsweg wordt de Spoorakkerweg opgezadeld met dit probleem.
k. De indiener van de zienswijze verwacht dat de geplande rondweg gelijktijdig met de eerste fase van de nieuwbouw wordt aangelegd zodat er vanaf het begin van de bouwactiviteiten geen forse verkeerstoename zal zijn in de kom van Udenhout.
l. In het exploitatieplan is niets terug te vinden over voor wie de kosten zijn voor het verleggen van de EHS (o.a. verwerving grond).
m. De indiener van de zienswijze verzoekt om in het bestemmingsplan vast te leggen dat de vormgeving/bouwhoogte voor de overgang naar de bestaande wijken gemaximaliseerd is op 3 meter hoogte. Dit in verband met het realiseren van een zachte overgang naar de bestaande wijken.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 39k. Juridische bindend zijn de verbeelding en de regels.
c. Zie hiervoor de beantwoording van de zienswijzen op het exploitatieplan onder 8.
d. Zie hiervoor de reactie onder 17 e.
e. Zie hiervoor de reactie onder 18f.
f. Zie hiervoor de reactie onder 1b,5 en 9b.
g. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
h. Zie hiervoor de reactie onder 37d.
i. Vanwege beperking van de geluidhinder wordt gekozen voor geluidsarme asfaltverharding. Dit deel van Udenhout is geen onderdeel van het beschermd dorpsgezicht. Om de snelheid van het verkeer te remmen worden voorzieningen aangebracht zoals een overrijdbare middenberm.
j. Een toename van het gemotoriseerde verkeer op het kruispunt Spoorakkerweg/Kreitmolenstraat
levert geen problemen op voor de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid van dit kruispunt.
Met de huidige vormgeving voldoet het kruispunt aan de normen van Duurzaam Veilig en dit
geldt ook bij een intensiever gebruik ten gevolge van Den Bogerd.
k. Zie hiervoor de reactie onder 1c.
l. Zie hiervoor de beantwoording van de zienswijzen exploitatieplan onder 25.
m. Zie hiervoor de reactie onder 17c en 24f.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 81. Bewoner(s) Verzonken Kasteel Udenhout
a. De indiener van de zienswijze is van mening dat er geen enkele noodzaak is om buiten de dorpsgrens te gaan bouwen en zeker niet in een natuurgebied. In Udenhout zijn meerdere terreinen te vinden waarop woningbouw plaats kan vinden. Er is in Udenhout geen behoefte aan een dergelijk groots bouwplan. Er staan al geruime tijd veel woningen te koop.
b. In de bestaande woonwijken zal er als gevolg van Den Bogerd sprake zijn van een significante toename van de hoeveelheid verkeer. Dit is naar de mening van de indiener van de zienswijze ontoelaatbaar en de veiligheid komt hierdoor in het gedrang. De rondweg zou een welkome aanvulling zijn voor Udenhout. Een dergelijke rondweg moet als eerste aangelegd worden voordat er begonnen wordt aan nieuwbouw. Voorkomen moet worden dat er bouwverkeer door de huidige wijken gaat rijden.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 1c, 8c en 17d.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 82. Bewoner(s) Zwijnsbergen Udenhout
a. Reclamant is van mening dat de gemeente onvoldoende aangetoond heeft en niet beargumenteerd heeft waarom een buitenstedelijk plan als Den Bogerd gerealiseerd moet worden om aan de regionale/provinciale taakstelling tot realisatie van nieuwbouwwoningen te voldoen. Er zijn in en nabij Udenhout talloze plannen binnenstedelijk waarvoor het college besloten heeft de ontwikkeling te stoppen of uit te stellen tot na 2020 (bijv. De Noordkamer, Residence/Berkenhout, terrein Houthandel v.d. Voort, Akker/Heikant etc).
b. Het natuurwaardenonderzoek is onvolledig. Ten onrechte wordt gesteld dat ontwikkeling van Den Bogerd geen negatieve effecten kan hebben op de Natura 2000 gebieden De Brand en De Leemkuilen.
c. De akoestische onderzoeken laten ten onrechte de nabijheid van het stiltegebied De Brand buiten beschouwing. Een akoestisch onderzoek naar de effecten van de realisatie van de wijk en de rondweg op dit stiltegebied is noodzakelijk.
Reactie:
a. Zie hiervoor de reactie onder 1a.
b. Zie hiervoor de reactie onder 11.
c. Zie hiervoor de reactie onder 53e.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 83. Bewoner(s) Baksenbosch Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 84. Bewoner(s) Mortel Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 1, 17 en 37d.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.
Zienswijze 85. Bewoner(s) Groenstraat Udenhout
Zie hiervoor de zienswijze en de reactie op de zienswijze onder 17.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond.