direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Lobelia-Spinder-Rugdijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011033-e001

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen";
  • 4. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • 1. de kans op een ongeval;
  • 2. het effect van het ongeval;
  • 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

5.3.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten zoals de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht dienen de volgende elementen te worden beschouwd:

1 het projectkader;

2 de hoogte en toename van het groepsrisico;

3 bronmaatregelen;

4 ruimtelijke maatregelen te treffen maatregelen in het ruimtelijke besluit;

5 mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;

6 mogelijkheden tot zelfredzaamheid;

7 mogelijkheden planontwikkeling op andere locatie;

8 mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.

In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt, kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.

5.3.5 Inrichtingen

In het plangebied ligt één risicovol bedrijf zoals bedoeld in het besluit externe veiligheid inrichtingen (Afvalverwerking Attero). Met de komst van een bio-energieinstallatie valt de inrichting onder het besluit risico's zware ongevallen en is er sprake van een risicovolle inrichting. Dit is vergund middels een (provinciale) omgevingsvergunning. Hierin heeft de beoordeling plaatsgevonden van de inrichting in haar omgeving. De omgevingsvergunning van de bio-energieinstallatie vormt het uitgangpunt bij dit bestemmingsplan.

Voor de omgevingsvergunning is een quickscan en een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Dat laatste is gedaan omdat de opslag van vloeibaar biogas (LBM) onder het besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt.

Uit de quickscan volgt dat er vanwege externe veiligheid geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling bestaan. Hetzelfde geldt voor de voorgenomen opslag van vloeibaar biogas. Geconcludeerd is dat aan de normstelling van het Bevi wordt voldaan, omdat binnen de PR contouren van 10-5 en 10-6 per jaar er geen beperkt kwetsbare en/of kwetsbare objecten bevinden. Verder is het groepsrisico berekend als verwaarloosbaar klein. Ook wordt voldaan aan de gemeentelijke beleidsvisie, doordat de PR contour niet over terrein van derden ligt.

Buiten het plangebied liggen verschillende bedrijven waarvan het invloedsgebied over het plangebied ligt. De invloedsgebieden van Coca Cola enterprises Nederland BV (Eindsestraat Dongen), Versteijnen's internationaal transport BV (Zeusstraat 3 Tilburg), Nederlandse Technische Gasmaatschappij BV (Swaardvenstraat 11 Tilburg), BP tankstation met LPG (Burgemeester Bechtweg 50 Tilburg) liggen over het plangebied. Van deze inrichtingen ligt slechts één invloedsgebied over kwetsbare bestemmingen in het plangebied. Het gaat echter over een bestaande situatie met bestaande kwetsbare bestemmingen. Er is daarmee geen sprake van een toename van het groepsrisico. De verantwoording hoeft dan ook niet ingevuld te worden.

5.3.6 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Binnen het plangebied zijn 3 leidingen gelegen, die vanwege hun diameter, door te geleiden stof en/of druk op de verbeelding vermeld worden. Zie het onderstaande overzicht.

Leiding/te vervoeren stof   Diameter   Ontwerpdruk   10-6 risicocontour   Invloedsgebied  
RRP I
aardolieproducten (K1-vloeistof)  
24 "   62 bar   25,4 m   36 m  
RRP II
ruwe aardolie
(K1-vloeistof)  
36"   43 bar   32,6 m   43 m  
PRP
naftaleen
(K1-vloeistof)  
8"   80 bar   13,0 m   31

 

De belemmeringenstrook bedraagt 5 meter aan weerszijden van elk van de leidingen.

De PR 10-6-contour is een grenswaarde voor bestemmingen die kwetsbare objecten mogelijk maken. De 10-6-contour is een richtwaarde voor bestemmingen die beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken. Binnen de PR 10-6-contour geldt een motiveringsplicht voor beperkt kwetsbare objecten.Binnen het bestemmingsplan liggen geen kwetsbare objecten in de PR 10-6 contour.

Ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico voor de drie leidingen geldt voor leidingen met lichtere brandstoffen (K1) dat de rand van de plas bepalend is (ook al is de maximale warmtestraling minder dan 35 kW/m²). De omvang van het effectgebied strekt zich maximaal enkele meters buiten de PR 10-6-contour uit als gevolg van het risicoscenario plasbrand. Ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico voor brandstofleidingen is berekend dat voor leidingen met lichte brandstoffen buiten de PR 10-6 het aantal van 10 slachtoffers niet gehaald wordt voor dichtheden tot 255 personen per hectare (36 inch, 100 bar). Voor dit type leiding is dus geen sprake van een significant groepsrisico.

5.3.7 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Langs het plangebied ligt de Burgemeester Bechtweg. Deze weg verbindt de N261 aan de noordzijde van Tilburg met de A58 ten zuiden van de stad. Deze verbinding ontsluit de stad aan de oostzijde. De Burgemeester Bechtweg is opgenomen in de routering van gevaarlijke stoffen in Tilburg.

Voor de gemeentelijke wegen blijkt uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, dat op geen van deze wegen een 10-6 -risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. Voor het groepsrisico van deze wegen geldt, conform deze rapportage, dat ter hoogte van dit bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan betreft, is tevens geen sprake van toename van het groepsrisico. Geen van de gemeentelijke wegen, waaronder de Burgemeester Bechtweg, hoeft daarom betrokken te worden bij de verantwoording van het groepsrisico.

Daarnaast is de provinciale weg A261 een relevante risicobron. Kwetsbare objecten binnen dit bestemmingsplan liggen op tenminste 200 meter van de A261. Ligging van kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 is op deze afstand niet aan de orde. Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat ter hoogte van het plangebied de drempel van het aantal van 10 slachtoffers niet gehaald wordt en dat dus geen sprake is van een groepsrisico. De weg hoeft daarom niet betrokken te worden bij de verantwoording van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. De ontwikkeling ligt op een afstand van meer dan 1250 m meter van de spoorlijn Tilburg-Den Bosch en ongeveer 2500m van de spoorlijn Tilburg-Eindhoven.

In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3000 meter en valt vrijwel geheel over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het toekomstige Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie. Voor de spoorlijn dient daarom de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. In paragraaf 5.3.8 is deze verantwoording opgenomen. Vanwege de afstand tot de spoorlijn, en het gegeven dat het hier gaat om een conserverend plan betekent dat dit bestemmingsplan niet leidt tot een toename van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat er voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.

Conclusie relevantie risicobronnen: Voor dit ruimtelijke besluit hoeft alleen voor de spoorlijn de verantwoordingsplicht ingevuld te worden.

Verantwoording groepsrisico

In deze paragraaf wordt de verantwoordingsplicht van het groepsrisico (m.b.t. het spoor) verwoord. In het kader van deze verantwoording heeft de regionale brandweer advies uitgebracht. De relevante inbreng van dit advies is verwerkt in deze verantwoording.

Groepsrisico

Dit ruimtelijk plan ligt aan de noordzijde van Tilburg, het omvat de gebieden Lobelia, een natuurgebied, Spinder, een bedrijventerrein waar waterzuivering, een vuilstort, stortgasinstallatie GFT-vergisters en biogasinstallatie aanwezig zijn, en de gebieden Rugdijk en Kouwenberg wat een overgangsgebied is tussen stedelijk woongebied en de Burgemeester Bechtweg. Het bestemmingsplan is een conserverend plan. Dit betekent dat er geen toename plaatsvindt van het groepsrisico vanwege het spoor. Dit vanwege het feit dat er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden. Wel is er een omgevingsvergunning verleend voor een biogasinstallatie bij de Spinder, wat nu is opgenomen in het bestemmingsplan.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

Er zijn geen mogelijkheden onderzocht voor beperking van het groepsrisico. Dit omdat er sprake is van een bestaande situatie en er geen sprake is van ontwikkelingen die een toename van het groepsrisico teweeg brengen.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Op deze afstand van het spoor (risicobron) speelt het bestrijdbaarheids vraagstuk niet of nauwelijks. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de Beleidsvisie Externe Veiligheid.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt 'schuilen' de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Aanpassing van bijvoorbeeld oude woningen op dit punt is ingrijpend en kostbaar. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas

Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het gebied ligt binnen het dekkingsgebied van een WAS-installatie.

In de brief van de veiligheidsregio is aangegeven dat er niet overal voldoende blusvoorzieningen aanwezig zijn. Met name bij de risicovolle inrichting Deponie Zuid is te weinig capaciteit aanwezig. Bij de omgevingvergunning is geadviseerd over geboorde putten. In een bestemmingsplan kunnen dergelijk niet ruimtelijk relevante onderwerpen worden opgenomen. Er wordt vanuit gegaan dat het advies van de veiligheidsregio zal worden overgenomen.

Risicocommunicatie

Door actief te communiceren over risico's zal de zelfredzaamheid worden vergroot. De regionale brandweer adviseert daarom ook om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. In dit plan kan dan worden vastgelegd met wie, op welke wijze en met welke frequentie over de risico's wordt gecommuniceerd. Op dit moment vindt uitsluitend passieve communicatie plaats.

5.3.8 Vuurwerk

Binnen een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en de opslag van professioneel vuurwerk. Binnen het bestemmingsplan is één bestaand verkooppunt/opslagpunt van consumentenvuurwerk aanwezig (Stokhasseltlaan 39). Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om op nieuwe locaties professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

5.3.9 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg -'s-Hertogenbosch. Personen in het plangebied worden aan een extern veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld, welke stoelt op de Beleidsvisie externe veiligheid. Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.