direct naar inhoud van Artikel 9 Detailhandel - Perifeer
Plan: Lobelia-Spinder-Rugdijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011033-e001

Artikel 9 Detailhandel - Perifeer

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functie

De voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.1.2 Functie-aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' zijn de voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor een tuincentrum.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-vuurwerkverkooppunt' zijn de voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden mede bestemd voor een verkooppunt van consumentenvuurwerk.
9.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. objecten voor beeldende kunst;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan één van de onder 9.1.1 en 9.1.2 genoemde functies.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
  • b. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Indien tussen bestemmingsvlakken de figuuraanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
  • c. tenzij door middel van (een) bouwvlak(ken), bouw- en/of maatvoeringsaanduiding(en) anders is aangegeven, mag het bebouwingspercentage 50 bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m.
9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden.
  • c. de gebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 5 m van de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen.
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
9.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
  • c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
    • 3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
9.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een
    maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
    30 m.
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
9.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht.
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m.
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
9.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 9.1.1 , 9.1.2 en 9.1.3 toegelaten functies.
  • b. de toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m.
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.1 met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100.
  • b. het bepaalde in 9.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een afstand tot de as
    van de weg waaraan wordt gebouwd, kleiner dan 15 m.
  • c. het bepaalde in 9.2.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen, kleiner dan 5 m.
  • d. het bepaalde in 9.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 10 m en een hogere bouwhoogte tot maximaal 20 m.
  • e. het bepaalde in 9.2.3 ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte, zulks tot maximaal 8 m.
  • f. het bepaalde in 9.2.4 voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
  • g. het bepaalde in 9.2.6 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3 m.
  • h. het bepaalde in 9.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m.
9.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning, mits:

  • a. sprake is van een ook op langere termijn volwaardig bedrijf en
  • b. uit de situering van de bedrijfswoning een duidelijke samenhang met de bedrijfsgebouwen
    ter plaatse blijkt, zodat de bedrijfswoning niet afzonderlijk afsplitsbaar is en
  • c. de bouw van de bedrijfswoning geen onevenredige belemmeringen voor de bedrijfsuitoefening en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven oplevert.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning, uitgezonderd ingevolge de regels toegelaten bedrijfswoningen;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan aangegeven in 9.1.1 en 9.1.2.