direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Witbrant Koolhoven 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011008-e001

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen";
  • 4. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • 1. de kans op een ongeval;
  • 2. het effect van het ongeval;
  • 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht.

5.3.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende wordt gewaarborgd. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht kunnen de volgende elementen beschouwd moeten worden:

1 het projectkader;

2 de hoogte en toename van het groepsrisico;

3 bronmaatregelen;

4 ruimtelijke maatregelen te treffen binnen het ruimtelijke besluit;

5 mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;

6 mogelijkheden tot zelfredzaamheid;

7 mogelijkheden planontwikkeling op andere locatie;

8 mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.

In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting worden verantwoord. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt, kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.

5.3.5 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten.

Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf

Buiten het plangebied is één bedrijf aanwezig met een risicocontour (afstand tot grens invloedsgebied verantwoording groepsrisico bedraagt 3.350 meter) die van invloed is op het plangebied. Het betreft Versteijnen's Internationaal Transportbedrijf waar het maatgevend scenario bestaat uit een mogelijke brand in de PGS 15 inrichting met relevante installaties bestaande uit opslagplaatsen en een overslagruimte voor gevaarlijke stoffen. De afstand van deze inrichting tot aan het plangebied is ruim 3.140 meter. Op basis van deze afstand kan worden geconcludeerd dat het plangebied geen relevante invloed ondervindt van Versteijnen. Wel is het plangebied gedeeltelijk gelegen binnen het invloedsgebied van Versteijnen op basis waarvan een verantwoordingplicht geldt.

Uit de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van Versteijnen uit 2009 van bureau Peutz blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar, binnen de inrichting is gelegen.

Verantwoording groepsrisico

Een groot deel van onderhavig bestemmingsplan binnen het invloedsgebied heeft een woonbestemming. Zowel in de vigerende bestemmingsplannen als in dit bestemmingsplan blijven de bestemmingen en daarmee het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van Versteijnen gelijk. Het groepsrisico neemt daardoor niet toe door dit plan. Uit de kwantitatieve risicoanalyse blijkt dat het groepsrisico ruim beneden de 10% van de oriënterende waarde ligt. In het plan worden geen ruimtelijke maatregelen genomen omdat het een beheerbestemmingsplan betreft.

Het scenario dat door Versteijnen kan worden veroorzaakt, is het toxisch scenario. Bij een toxisch scenario is het van belang dat men binnen in een zoveel mogelijk luchtdichte ruimte kan schuilen of het plangebied verlaat. Het gaat hier om een gebied waar mensen wonen en waar veel mogelijkheden zijn om binnen te schuilen voor een toxische wolk. De bestrijdbaarheid van de calamiteit bij Versteijnen is (vanwege de afstand) niet afhankelijk van de inrichting van het plangebied.

Bij een toxisch scenario is het van belang dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het gebied ligt binnen het dekkingsgebied van een WAS-installatie.

Door actief te communiceren over risico's wordt de zelfredzaamheid vergroot. De regionale brandweer adviseert daarom om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. In dit plan wordt vastgelegd met wie, op welke wijze en met welke frequentie over de risico's wordt gecommuniceerd. Op dit moment vindt uitsluitend passieve communicatie plaats.

Het risico bij een calamiteit met een toxische wolk is bekend en de risico's worden geaccepteerd door het bevoegd gezag.

Rugbyclub Tilburg

Ten zuiden van het plangebied is Rugbyclub Tilburg gelegen. Op het terrein van deze inrichting staat een propaantank van 3.000 liter. Met betrekking tot de propaantank dient, conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, een veiligheidsafstand van 20 meter te worden aangehouden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het plangebied is ruim buiten deze afstand gelegen.

Hockeycomplex aan de Bredaseweg

Aan de oostelijke zijde buiten het plangebied ligt het hockeycomplex aan de Bredaseweg. Op het terrein staat een propaantank van 3.000 liter. De propaantank valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, en heeft een veiligheidsafstand van 20 meter ten opzichte van perkt)kwestbare objecten. Het plangebied ligt ruim buiten deze afstand.

Vliegbasis Gilze-Rijen

Ten zuidwesten van het plangebied is Vliegbasis Gilze-rijen gelegen. Dit is geen bevi inrichting. Door de aard van de inrichting is er kans op brand en een ontploffing. Met betrekking tot deze inrichting bestaan daarom beperkingen aan het ruimtegebruik. Deze beperkingen gelden binnen bepaalde veiligheidszones (zones A, B en C). Er mogen daarbinnen o.a. geen woningen worden gebouwd en hoe dichter bij de munitieopslag hoe meer beperkingen er worden opgelegd.

Het plangebied is niet gelegen binnen één van deze zones waardoor er geen belemmeringen bestaan met betrekking tot de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.3.6 Buisleidingen

Binnen het plangebied ligt de Z-520-01aan de noordwestelijke zijde en de A-531-KR aan de westelijke zijde. Het invloedsgebied van de A-531-KR ligt over het plangebied. De Z-520-01 is buiten gebruik gesteld waarmee het invloedsgebied is komen te vervallen. Het betreft de volgende leidingen:

Leidingbeheerder   Leidingnummer   Diameter   Ontwerpdruk   10-6 risicocontour   Invloedsgebied  
Gasunie   A-531-KR-010   18"   66,2 bar   Tussen de 0 en 87 m aan weerszijden   240 meter  
Gasunie   Z-520-01-KR-041   12"   40,0 bar   0 meter   140 meter  

De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 van de relevante leidingen ligt niet over kwetsbare bestemmingen. De vereiste basisveiligheid is hiermee geborgd.

Gasleiding A-531-KR-010

Een deel van het plangebied (westen) is gelegen binnen de invloedsgebieden van gasleiding A-531-KR-010. Hiertoe dient te worden bepaald wat dit betekent voor het groepsrisico en de wijziging hiervan ten opzichte van de oriëntatiewaarde. In 2011 is hiertoe door Oranjewoud onderzoek (projectnummer 234755, 5 oktober 2011) verricht. Hierin is als eerste stap beoordeeld of sprake is van een significante personendichtheid binnen de 100% letaliteitgrens. Voor hogedrukaardgastransportleidingen geldt dat personen buiten de 100% letaliteitgrens niet of nauwelijks van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Wanneer er geen sprake is van significante bevolkingsdichtheid binnen de 100% letaliteitcontour, is sprake van geen of een verminderd significant groepsrisico (kleiner dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde). Van significante personendichtheid is sprake vanaf 5 personen per hectare. Hierbij wordt gekeken naar de gemiddelde personendichtheid binnen de 100% letaliteitgrens per kilometer buisleiding. Bij de inventarisatie is uitgegaan van de bestemmingsplancapaciteit.

Uit het onderzoek blijkt dat de personendichtheid binnen de 100% letaliteitsgrens minder dan 5 personen per hectare bedraagt waardoor wordt geconcludeerd dat er sprake is van geen of een verminderd significant groepsrisico. Voor onderhavig plangebied dient een beperkte verantwoordingsplicht te worden uitgewerkt.

Omdat het hier een beheerbestemmingsplan betreft en er geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen vindt er geen toename plaats van het groepsrisico.

De belemmerende strook voor leiding A-531-KR-010 bedraagt 5 meter aan weerszijden van de leiding. In dit bestemmingsplan liggen binnen deze strook geen bestemmingen die kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken.

Gasleiding Z-520-01-KR-041

Gasleiding Z-520-01-KR-041 is inmiddels door Gasunie buiten gebruik gesteld en het tracé komt niet in aanmerking om opnieuw gebruikt te worden voor een andere gastransportleiding van Gasunie. In overleg met de gemeente Tilburg wordt bepaald waar de buiten gebruik gestelde leiding verwijderd kan en mag worden (Brief Gasunie, TOLTW 11, 1969, 23 september 2011). Wel is er voor deze leiding nog een planologische reservering gemaakt waarbij alleen nog de locatie van ligging en de belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding relevant is.

In dit bestemmingsplan liggen binnen deze strook geen bestemmingen die kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken.

5.3.7 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd.

Voor gemeentelijke wegen blijkt uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. De vereiste basisveiligheid is hiermee geborgd. Voor het groepsrisico van deze wegen geldt volgens deze rapportage dat ter hoogte van dit bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Omdat het hier een beheerbestemmingsplan betreft en er geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen vindt er geen toename plaats van het groepsrisico. Voor dit aspect hoeft derhalve geen verantwoordingsplicht te worden ingevuld.

Het plangebied ligt op een afstand van ruim 2.000 meter van de A58. Voor het relevante wegvak geldt conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen een veiligheidszone van 24 meter. Het plangebied ligt hier buiten waardoor de basisveiligheid ten opzichte van de A58 is geborgd.

Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Weg blijkt dat voor het, voor dit plan, relevante weggedeelte de hoogte van het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Dit bestemmingsplan betreft een beheerplan waardoor de bestemmingen gelijk blijven aan de vorige bestemmingsplannen. Hierdoor blijft het aantal aanwezige personen binnen het plangebied gelijk. Onderhavig plan geeft dus geen toename van het groepsrisico. De verantwoordingsplicht moet conform de circulaire alleen ingevuld worden bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of een toename van het groepsrisico, van beide in voor dit plan geen sprake. De A58 is daarmee verder niet relevant voor de planontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden onder andere brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.

In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan wordt van de uitgangspunten zoals deze zijn verwoord in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3.000 meter en valt dus over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie. Tevens maakt het bestemmingsplan geen toename van de personendichtheid mogelijk. De verantwoordingsplicht moet conform de circulaire alleen ingevuld worden bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of een toename van het groepsrisico, van beide is voor dit plan geen sprake. De spoorlijn is daarmee verder niet relevant voor de planontwikkeling/verantwoordingsplicht.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.

5.3.8 Verantwoording groepsrisico en conclusies aardgasleiding A-531-KR-010

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een tweetal hogedruk aardgasleidingen waarvan er één buiten gebruik is gesteld. Voor dit bestemmingsplan dient de verantwoordingsplicht daarom te worden uitgewerkt voor zowel de hogedruk aardgasleidingen A-531-KR-010 als voor de inrichting van Versteijnen. De verantwoordingsplicht voor Versteijnen is onder de betreffende paragraaf uitgewerkt. Daarom wordt de verantwoordingplicht hieronder beperkt tot de betreffende hogedruk aardgasleiding. De overwegingen voor de verantwoording zijn in onderstaande tekst verwoord, overeenkomstig het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de regionale brandweer.

Beschrijving en ligging plan

Het plan ten zuiden van de wijk Reeshof betreft een tweetal woongebieden -Witbrant en Koolhoven- welke reeds eerder in meerdere bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Onderhavig bestemmingsplan is een beheerbestemmingsplan dus zowel in de voorgaande bestemmingsplannen als in dit bestemmingsplan blijven de bestemmingen gelijk.

Risicobron

Uit eerder onderzoek blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Vanwege het beheersmatige karakter van dit plan is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Voor dit bestemmingsplan kan, vanwege het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde, worden volstaan met een beperkte verantwoordingsplicht.

Bestrijdbaarheid van een fakkelbrand

In geval van een calamiteit spuit aardgas onder hoge druk uit de leiding. Voor de brandweer bestaat geen bestrijdingsstrategie om de bron te doven. De Gasunie zal op afstand de leiding afsluiten, waarna het gas moet opbranden en de fakkelbrand dooft. De rol van de brandweer beperkt zich tot het afzetten van de omgeving, zo mogelijk het redden van de slachtoffers, het koelen van de omgeving en het bestrijden van secundaire branden.

Mogelijkheden voor ontvluchting bij een fakkelbrand

Voor een fakkelbrand bij een gasleiding geldt dat de warmtestraling dusdanig intens en continue is dat vluchten het gewenste handelingsperspectief is voor personen binnen het invloedsgebied van de leiding. Voor deze gasleiding betreft dat een afstand van 240 meter. Voor personen buiten het invloedsgebied is, naast vluchten, binnen blijven en/of dekking zoeken aan de luwzijde van een gebouw een mogelijkheid. In een optimale situatie staan alle vluchtroutes haaks op de gasleiding.

Het plangebied is slechts voor een klein deel (zuidwestelijk) gelegen binnen het invloedsgebied van de gasleiding. In geval van een calamiteit is het plangebied over de bestaande wegen te ontvluchten. Tevens kan ontvluchting te voet over het nabijgelegen agrarisch land plaatsvinden. Dit betreft een goede situatie voor ontvluchting waarbij geen sprake is van significantie belemmeringen.

Mobiliteit van de aanwezigen

De mobiliteit van de personen binnen het invloedsgebied is als normaal mobiel te beschouwen.

Risicocommunicatie

Door actief te communiceren over risico's wordt de zelfredzaamheid vergroot. De regionale brandweer adviseert daarom ook om een communicatieplan op te stellen met deskundigen op dit gebied. Op dit moment vindt uitsluitend passieve communicatie plaats.

Restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een fakkelbrand. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

  • Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van één hogedruk aardgasleidingen, het bestemmingsplan maakt geen wijzigingen mogelijk van welke aard dan ook.
  • De mogelijkheden voor ontvluchting in geval van een calamiteit zijn goed te noemen en er is geen sprake van significante belemmeringen.
  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt geen actieve risicocommunicatie plaats.

De gemeenteraad accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.3.9 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.