direct naar inhoud van Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
Plan: Goirkestraat beschermd stadsgezicht 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010033-e001

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
  • b. bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend is van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
  • c. het is verboden scheidende muren van afzonderlijke panden te doorbreken waardoor onderling panden gekoppeld worden;
14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' geldt dat, mede gelet op en met inachtneming van het bepaalde in Monumenten:
    • 1. uitsluitend gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de bestaande:
      • goothoogte;
      • bouwhoogte;
      • bouwdiepte;
      • voorgevelrooilijn;
      • pandbreedte;
      • kapvorm;
      • dakhelling;
      • nokrichting van de kap;
      • hoogte van de beganegrondse bouwlaag;
      • aantal bouwlagen,

zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op bovenstaande opsomming. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, voor zover deze situatie niet strijdig is met de op dat tijdstip geldende regelgeving;

    • 1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de beganegrondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;
    • 2. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd,
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' geldt dat:
    • 1. uitsluitend gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de bestaande:
      • voorgevelrooilijn;
      • pandbreedte;
      • kapvorm;
      • dakhelling;
      • nokrichting van de kap;
      • hoogte van de beganegrondse bouwlaag;
      • aantal bouwlagen,

zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op bovenstaande opsomming. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, voor zover deze situatie niet strijdig is met de op dat tijdstip geldende regelgeving;

    • 1. de goothoogte en de bouwhoogte van de op te richten bebouwing maximaal 10% mag afwijken van de rand- en/of bouwhoogte zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op de rand- en/of bouwhoogte. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, voor zover deze situatie niet strijdig is met de op dat tijdstip geldende regelgeving;
    • 2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de beganegrondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;
    • 3. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd,
  • c. ten aanzien van overige gebouwen waarbij geen sprake is van een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument', 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' of 'specifieke bouwaanduiding-cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' geldt dat:
    • 1. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak mogen overschrijden;
    • 3. ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn moet worden gebouwd;
    • 4. het bebouwingspercentage en de bouwhoogte opgenomen binnen de basisbestemmingen mag niet worden overschreden, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
    • 5. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de beganegrondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;
    • 6. de hoogte van de beganegrondse bouwlaag niet minder mag bedragen dan 3.50m tenzij de bestaande beganegrondse bouwlaag op het moment van ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan al lager was dan 3.50m.
14.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de bebouwingsregels met bijbehorende afwijkingsregels voorzover bij de voorkomende onderliggende basisbestemmingen zijn opgenomen.

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de bebouwingsregels met bijbehorende afwijkingsregels voorzover bij de voorkomende onderliggende basisbestemmingen zijn opgenomen.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nadat de Omgevingscommissie is gehoord. Tevens kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de Omgevingscommissie is gehoord.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 14.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 14.2.1 onder c voor wat betreft het doorbreken van scheidende muren van afzonderlijke panden waarbij maximaal twee panden onderling gekoppeld kunnen worden;
  • b. het bepaalde in 14.2.2 onder a sub 1 voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, pandbreedte, kapvorm, nokrichting, dakhelling, hoogte van de beganegrondse bouwlaag en het aantal bouwlagen;
  • c. het bepaalde in 14.2.2 onder b sub 1 en sub 2 voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, kapvorm, pandbreedte, nokrichting, dakhelling, hoogte van de beganegrondse bouwlaag en het aantal bouwlagen;
  • d. het bepaalde in 14.2.2 onder c sub 6 ten behoeve van de minimale hoogte van de begane- grondse bouwlaag.
14.4.2 Voorwaarden
  • a. Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
    • 1. de Omgevingscommissie is gehoord;
    • 2. de cultuurhistorische waarden van het object en zijn directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd stadsgezicht;
    • 4. de maximale hoogte binnen de basisbestemming niet wordt overschreden.
  • b. Tevens geldt ten aanzien van het koppelen van panden via het doorbreken van scheidende muren van afzonderlijke panden aanvullend dat vergunning slechts kan worden verleend indien:
    • 1. de karakteristiek van de panden gewaarborgd blijft;
    • 2. de directe individuele toegankelijkheid van de panden gewaarborgd blijft;
    • 3. de bebouwingskarakteristiek van het straatbeeld waarvan de panden deel uitmaken niet wordt geschaad.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de voor ´Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)´ bestemde gronden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, verleggen of wijzigen van het profiel van wegen, pleinen e.d. gelegen binnen de basisbestemming Verkeer, Verkeer-Verblijf en Groen;
  • b. het verwijderen van beeldbepalende en monumentale boombeplanting zoals weergegeven in de bijlage Boomwaardekaart;
  • c. het vellen, rooien en anderszins aantasten van waardevolle hagen in voor- en zijtuinen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn, met uitzondering van het normale onderhoud;
  • d. het ophogen, het afgraven of ontgronden van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte van meer dan 30 m²;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijk te verwachten archeologische waarden/vindplaatsen worden uitge- voerd;
  • f. het slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of delen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor vergunning is verleend.
14.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van onderzoek naar mogelijk te verwachten archeologische waarden worden uitgevoerd;
  • d. in overeenstemming zijn met een op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg verleende vergunning;
  • e. noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of het gedeeltelijk vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstige een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk.
14.5.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in 14.5.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermde stadsgezicht;
  • c. en de Omgevingscommissie is gehoord.