direct naar inhoud van 4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
Plan: Buitengebied De Zandleij 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010020-e001

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.2.1 Archeologie
4.2.1.1 Nota ´Grond voor het verleden´

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;

De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

4.2.1.2 Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek

Naar aanleiding van de herziening van het beheerbestemmingsplan Zandleij (verder plangebied genoemd) is door Fontys Hogescholen in 2010 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is deel van een reeks onderzoeken die kadert in de globale herziening van de beheersbestemmingsplannen van de gemeente. In het vervolg wordt volstaan met een globale beschrijving. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het desbetreffende rapport (H. van Dijk, Van De Kommer tot Hoormanke Tiendl. Tilburg (NB) – Tilburg, Zandleij. Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek, BILAN 2010).

4.2.1.3 Historische geografie plangebied

Het uitgestrekte plangebied ligt in het uiterste noordoosten van de gemeente Tilburg. Het gebied is, uitgezonderd enkele concentraties van boerderijen, voor het grootste deel nog steeds onbebouwd en bestaat hoofdzakelijk uit akkerland. Een deel wordt ingenomen door (grote) bospercelen waaronder De Brand, de Oude en Nieuwe Tiend en het Noorderbos.

De akkergronden bevinden zich rondom de belangrijkste nederzettingen in en rond het plangebied, waaronder Udenhout en de boerderijlinten langs de Oude Bossche Baan, Schoorstraat, Loonse Molenbaan en Houtsestraat, Waalwijkseweg en Quirijnstokstraat. Veelal liggen deze nederzettingen aan de rand van de akkergronden. Kleinere akkercomplexen treffen we aan rond de gehuchten Vijfhuizen en Kouwenberg in het zuidwesten van het plangebied.

Tussen Udenhout, de Oude Bossche Baan en de Loonse Molenstraat-Houtsestraat ligt een groot en deels ook moerassig boscomplex, bestaande uit De Brand en de Oude en Nieuwe Tiend. Dit gebied wordt doorsneden door enkele waterlopen. In het uiterste westen van het plangebied, ten westen van de Kalverstraat, lag lange tijd een nog onontgonnen en deels drassig heidegebied met daarin onder andere het Wit Ven en het Kommer Ven. Dit heidegebied sloot ten oosten van de Quirijnstokstraat aan op de deels nog onontgonnen woeste gronden van De Hemeltjens en de Zwaluwenbunders. Later werden hier vloeiweiden aangelegd.

Het plangebied wordt doorsneden door enkele, met name noord-zuidgerichte wegen waaronder, van west naar oost, de Stokhasseltlaan-Finantien die richting Loon op Zand en Waalwijk loopt, de Kalverstraat, de Houtsestraat en tenslotte de Schoorstraat die vanuit Udenhout naar de Loonsche en Drunensche Duinen voert. De Gommelsestraat, die de oostgrens van het plangebied bepaald, vormde de verbinding tussen Oisterwijk, het gehucht Winkel en Giersbergen op de noordrand van de Loonsche en Drunensche Duinen. Tenslotte kan hier nog de Oude Bossche Baan worden vermeld die van oudsher de verbinding vormde tussen Loon op Zand en 's-Hertogenbosch en in tegenstelling tot de eerder genoemde wegen een nogal bochtig, oost-west gericht tracé volgt. Over de exacte ouderdom van deze wegen is niets bekend, hoewel delen van routes al in de Middeleeuwen werden vermeld. Het feit dat een aantal routes lijkt te zijn bepaald door reliëf en/of water, doet vermoeden dat deze van (zeer) hoge ouderdom zijn.

Het bosgebied van De Brand werd doorsneden door enkele kaarsrechte en overwegend noord-zuidgerichte 'stegen' die vanaf de belangrijkste ontginningsassen (Slimstraat-Groenstraat, Loonse Molenstraat, Schoorstraat) het achterliggende gebied inliepen. De stegen dienden niet alleen als ontginningspaden, maar ook als perceelsscheidingen. Sommige stegen, zoals de Aschotsesteeg (1306) worden al in de Middeleeuwen vermeld.

De belangrijkste nederzetting op de zuidelijke rand van het plangebied is Udenhout. Hoewel het dorp niet in het plangebied ligt, heeft de ontwikkeling van de nederzetting vergaande gevolgen gehad voor de inrichting van een groot deel van het gebied. Andere nederzettingen die wel in het gebied liggen, zijn de lintbebouwingen langs de Houtsestraat-Loonse Molenstraat, de Schoorstraat en, in het zuidwesten van het plangebied, de Quirijnstokstraat. Verder kent het plangebied een aantal gehuchten en buurtschappen. Een groot deel van deze nederzettingen is ontstaan of was reeds aanwezig in de periode dat Udenhout tot ontwikkeling kwam vanaf de dertiende eeuw.

Er zijn echter ook sporen gevonden die duiden op een veel oudere bewoning. Ter hoogte van de samenkomst Houtsestraat-Loonse Molenstraat- Grote Steeg ligt een terrein waar men sporen verwacht van een nederzetting uit de late bronstijd/vroege ijzertijd en mogelijk ook uit het mesolithicum (AMK-terrein 8209). Ook in het uiterste noordwesten van het plangebied vermoed men bewoningssporen uit het mesolithicum en een nederzetting en/of grafveld uit de ijzertijd of Romeinse periode (AMK-terrein 4296). Over de noordgrens van het plangebied, in de Loonsche en Drunensche Duinen, ligt een relatief groot terrein waar enkele grote concentraties voorwerpen uit het paleolithicum en mesolithicum zijn gevonden (AMK-terrein 4292).

4.2.1.4 Verwachtingswaarde plangebied

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft een groot deel van het plangebied, vanwege de ligging in nat gebied en/of het voorkomen van veldpodzolgronden en laarpodzolgronden, een lage archeologische verwachting. De relatief laaggelegen hoge zwarte enkeerdgronden en de droge duinvaaggronden en vlakvaaggronden hebben een middelhoge archeologische verwachting, de hooggelegen hoge zwart enkeerdgronden hebben een hoge archeologische verwachting toegekend. Deze liggen vooral langs de noord- en westgrens van het plangebied en rond Udenhout. Uit het plangebied zelf zijn tot op heden slechts enkele archeologische waarnemingen en monumenten bekend. In de omgeving van het plangebied (straal van circa 400 m) bevinden zich volgens ARCHIS (Registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) wel een groot aantal waarnemingen.

Naast deze bron wordt voor Tilburg gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT)4. De ARWATI kent de hoger gelegen delen van het plangebied (dekzandruggen en landduinen) een hoge tot zeer hoge verwachtingwaarde toe. De lagere vlaktes en dalen in het plangebied hebben een basis verwachtingswaarde. Een groot gebied in het westelijke deel van het plangebied is, vanwege een kartering als vlakte ontstaan door afgraving en egalisatie, aangeduid als verstoord5. Hier lagen de vloeivelden en is nu het Noorderbos aangelegd. In het databestand van het RAT zijn uit het plangebied geen waarnemingen bekend. Ook in de directe omgeving van het plangebied is slechts 1 waarneming bekend (b18, identiek met ARCHIS-waarnemingsnr. 411280).

Om de verwachting op de IKAW en ARWATIi nader te kunnen specificeren, is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel hierbij is het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek, om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een groot aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de IKAW en ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen in het plangebied.

In het plangebied is de meest westelijke uitloper verstoord tengevolge van de aanleg van vloeivelden. Het grootste deel van het plangebied bestaat nog steeds uit weilanden en akkers en zal dan ook weinig tot geen verstoring kennen.

In bovenstaande figuur zijn de verwachtings- en de verstoringskaart samengevoegd tot een kaart, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen terreinen met een lage archeologische verwachting, terreinen met middelhoge tot hoge archeologische verwachting en archeologisch waardevolle terreinen (archeologische monumenten).

4.2.1.5 Vertaling naar bestemmingsplan

Net over de noordgrens van het plangebied ligt een archeologisch monument (Archisnr. 4292). Binnen plangebied liggen twee terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde (Archisnrs. 4296, 8209), waarvoor wordt aanbevolen om voor wijzigingen aan de bestemming een aanlegvergunning te vereisen, evenals voor de gebieden met (middel)hoge archeologische verwachting. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Waarde-Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming brengt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met zich. Daarnaast geldt ten aanzien van de onderliggende enkelbestemming een beperking van de bouwmogelijkheden.

4.2.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate regelingen, met name de Monumentenwet 1986 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn. De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw.

4.2.2.1 Waardevolle structuren

Het plangebied werd tot ver in de twintigste eeuw doorkruist werd door een aantal wegen en paden, dat mogelijk teruggaat op een zeer oud padenpatroon. Slechts een zeer klein deel van dit netwerk is verloren gegaan en het tracé van de meeste van deze oude wegen en paden is nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon:

Finantien - Kalverstraat – Kouwenberg – Vijfhuizen – Udenhoutseweg – Houtsestraat – Waalwijkseweg – Quirijnstokstraat – Zwaluwsestraat – Hemeltjens – De Kraan – Molenhoefstraat – De Kuil – Loonse Molenstraat – Moleneind – Kloosterstraat – Loonse Hoek – Oude Bossche Baan – Schoorstraat – Groenstraat – Gommelsestraat en de stegen in o.a. De Brand.

De huidige Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant is een bijgewerkte versie van de voorganger uit 2006. Op de nieuwe CHW is de legenda sterk vereenvoudigd. Wel kunnen legenda-eenheden uit de vorige versie worden opgeroepen, maar hierbij ontbreekt dan een deel van de informatie (bijvoorbeeld straatnamen). Voor dit rapport is, hetzij anders vermeld, uitgegaan van versie 2010-2011.

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied een aantal gekarteerde, maar niet nader benoemde historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering 'redelijk hoog'.

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied een aantal gekarteerde, maar niet nader benoemde historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering 'hoog' en 'zeer hoog '. Wel benoemd zijn:

Vloeiweide Loonse Heide

Ontginningsassen De Brand

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de volgende waardevolle historische groenstructuren:

Beekdal, bos, broekbos, grasland Brand, 1e en 2e Klamp, Oude en Nieuwe Tiend, Hoornmanken Tiend, Udenhout osschage, laanbeplanting Hoolstraat, Molenbaan, Brem, Heikant

Bos, stuifzandwal, hakhout, houtwal, zandverstuiving Drunensche Duinen, Giersbergen

Bos Udenhoutse Weg, Moleneind

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de volgende waardevolle vlakken:

Broekgronden De Brand

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant bevinden zich in het gebied de volgende waardevolle cultuurhistorische landschappen:

Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen

4.2.2.2 Waardevolle objecten

In het plangebied bevinden zich de volgende rijksmonumenten:

Waalwijkseweg 6

Groenstraat 90

Groenstraat 92

Groenstraat 131

Schoorstraat 14

Schoorstraat 17

Schoorstraat 25

In het plangebied bevinden zich de volgende gemeentelijke monumenten:

Groenstraat 88

Groenstraat 94

Kuil 37

Kuil 42

Loonse Molenstraat 1A

Loonse Molenstraat 2

Deze zijn op de verbeelding zichtbaar gemaakt door middel van de specifieke bouwaanduidingen ´rijksmonument´ respectievelijk ´gemeentelijk monument´.

4.2.2.3 MIP

De provincie Noord-Brabant heeft in 1995 een Monumenten Inventarisatie Project (MIP) uitgevoerd. De geïnventariseerde objecten zijn door de gemeente Tilburg in 2006 geherinventariseerd (Herinventarisatie M.I.P.-panden, BILAN 2006). Niet alle in dit onderzoek betrokken objecten zijn uiteindelijk aangewezen als monument. De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP, die niet voorzien zijn van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument of beschermd stads- of dorpsgezicht) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Zij zijn dan ook niet op de verbeelding weergegeven. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw. Dit is echter niet geformaliseerd in het voorliggende bestemmingsplan.

In het plangebied bevinden zich de volgende MIP-panden zonder formeel beschermde status:

Groenstraat 96

Groenstraat 98

Molenhoefstraat 16

Molenhoefstraat 18