direct naar inhoud van 2.1 Ruimtelijke en functionele structuur
Plan: Buitengebied De Zandleij 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010020-e001

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijker landelijk gebied tussen de dorpskernen Loon op Zand, Udenhout, Berkel-Enschot en de stadsrandzone van Tilburg Noord. De locatie strekt zich grofweg uit tussen de Loonse en Drunense duinen aan de noordzijde, de Burgemeester Bechtweg en de stadsrand van Tilburg-Noord aan de zuidzijde , de A261 (Midden-Brabantweg) aan de westzijde en dorpenzone tussen Udenhout en Berkel-Enschot aan de oostzijde.

In het landschap is een stelsel van hoger gelegen, droge 'zandruggen' en lagere natte 'beekdalen' te onderscheiden, met ruwweg eenzelfde hoofdrichting (zuidwest – noordoost), die in belangrijke mate bepalend zijn voor de structuur van het landschap.

De drie beekdalen van de waterlopen de Zandleij, de Broekkamploop of Diepe Leij en de Kasteelloop monden uit in het natuurgebied De Brand in het noordoosten van het gebied.

Parallel daaraan loopt een aantal landwegen over de hoger gelegen gronden tussen de beekdalen, waaraan zich deels ook landelijke bebouwing bevindt (Kalverstraat, Quirijnstokstraat/Zwaluwsestraat, Riddershofpad, Groenstraat, Oude Bosschebaan).

Haaks hierop vormen vanouds de provinciale weg van Loon op Zand naar Udenhout ( Houtsestraat/ Waalwijkseweg) en de Schoorstraat belangrijke dwarsverbindingen. Ook de provinciale weg van Tiburg naar Loon op Zand (Stokhasseltlaan/Finantien) vormt een belangrijke verkeersverbinding in het plangebied.

Langs dit raamwerk van wegen heeft zich een aantal bebouwingsconcentraties ontwikkeld in de vorm van lintbebouwing en gehuchten.

Vanaf het eerder genoemde raamwerk van wegen werd het gebied in het verleden ontsloten en ontgonnen. De ontginningsmethode (kampontginning, boshoeve-ontginning en jongere heideontginning) is van grote invloed geweest op het landschap dat vandaag de dag wordt aangetroffen.

De kampontginningen zijn in de loop van de Late Middeleeuwen ontstaan op dekzandruggen, zonder duidelijke perceelsgrenzen. Kenmerken van deze ontginningsmethode zijn onregelmatige blokvormige percelen (vooral rond Kouwenberg en Vijfhuizen) die hun oorsprong vinden in het reliëf van het oorspronkelijke landschap. Zogenaamde reliëfafhankelijke wegen die hiermee samenhangen versterken het karakter van onregelmatige percelering.

De boshoeve-ontginningen komen voornamelijk in het noorden voor en hebben een duidelijk planmatig karakter. Deze ontstonden net als de kampontginningen in de Late Middeleeuwen.

De jongere heideontginning (in het zuiden van het plangebied, ruwweg tussen de Kalverstraat en het Riddershofpad) bevinden zich op de drassige , leemarme dekzandgronden. Pas in de negentiende en twintigste eeuw, na de komst van de kunstmest, werd het interessant om deze gronden te ontginnen. Kenmerkend is de regelmaat in het verkavelingspatroon. Het landschap in deze ontginningen is opmerkelijk open, bebouwing ontbreekt vrijwel volledig.

Daarnaast bevinden zich vooral in het westen en noorden van het plangebied nog steeds belangrijke bos- en natuurgebieden (Noorderbos, natuurgebied De Brand).

Binnen het plangebied is feitelijk sprake van een gemengde plattelandseconomie. Dit is in overeenstemming met hetgeen de gemeente binnen het plangebied nastreeft.

Deelgebieden

1. Ten noorden van de lijn Houtsestraat - Waalwijkseweg

Dit deelgebied strekt zich ten westen en noorden van de bebouwde kom van Udenhout uit tot aan de Loonsche en Drunense Duinen.

In het hart van het gebied liggen belangrijke grote natuurgebieden, zoals de Brand, Oude Tiend en Nieuwe Tiend. Stichting Het Noordbrabants Landschap bezit hier veel grond.

Langs de Schoorstraat en Groenstraat bevinden zich nog steeds veel agrarische bedrijven en landbouwgronden.

Zone met recreatiebedrijven langs Oude Bosschebaan

Het gebied langs de Oude Bosschebaan, dat direct grenst aan de Loonsche en Drunense Duinen, heeft zich ontwikkeld tot een zone met recreatiebedrijven. Nationaal park De Loonse en Drunense Duinen, direct ten noorden van het plangebied, is een omvangrijk bebost stuifzandcomplex met landduinen en heeft vandaag de dag een belangrijke als recreatieve functie. Als gevolg daarvan heeft zich direct ten zuiden van de Loonsche en Drunense Duinen, langs de Oude Bosschebaan en deels aan de Schoorstraat , een zone met recreatiebedrijven ontwikkeld. Hier bevinden zich de campings De Zandleij (Schoorstraat 30), Cambiance Duinhoeve en restaurant Bosch en Duin.

De Brand, Oude Tiend en Nieuwe Tiend

Natuurgebied De Brand, tezamen met de natuurgebieden De Oude Tiend in het noordoosten, en de Nieuwe Tiend direct ten oosten van het buurtschap Schoorstraat, strekt zich uit van de Groenstraat in Udenhout tot aan de Loonse en Drunense Duinen. Aan de westkant wordt De Brand begrensd door de Schoorstraat en aan de oostkant door de Gommelsestraat. De Brand maakt deel uit van het 3500 hectare tellende Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen.

Het natuurgebied wordt doorsneden door het beekdal van de Zandleij en is een typisch Brabants broeklandschap met boscomplexen afgewisseld met moerasgebieden en verspreid liggende vochtige graslanden. De naam De Brand verwijst naar het veen dat hier in het verleden werd gewonnen en gedroogd. De zo ontstane turf werd verhandeld als 'brand' (brandstof).

De Brand verschilt totaal van haar omgeving. Dit valt te verklaren uit de natuurlijke omstandigheden van zeer lang geleden, zo'n 10.000 tot 13.000 voor Christus. In de laatste ijstijd van Nederland werd door de wind veel jong dekzand afgezet waardoor her en der dekzandruggen gevormd werden. Deze dekzandruggen hadden tot gevolg dat de afwatering in sommige gebieden blokkeerde, waardoor leem werd afgezet: het water kon niet meer verder en zo ontstonden er op verschillende plekken ook moerasgebieden. Op deze wijze ontstonden de rug Loon op Zand-Tilburg, de rug Tilburg-Berkel-Enschot-Laar, de rug Cromvoirt-Loon op Zand en tot slot de rug Berkel-Enschot-Udenhout-Gommelsestraat. Omgeven door deze ruggen ontstond een schotelvormige laagte, een natte kom in het landschap: De Brand.

Was het ooit een door kronkelende stroompjes doorsneden en dus grillig beekdallandschap, als je nu op de kaart kijkt valt het blokvormige, rechtlijnige patroon op van het landschap, iets dat alles te maken heeft met de pogingen tot cultivering. Het rechtlijnige strokenpatroon dat tegenwoordig als monumentale erfenis bestempeld wordt, stamt uit de late Middeleeuwen en hoort bij de zogenaamde 'boshoevenontginningen'. Niet voor niets wordt deze erfenis als zeer waardevol beschouwd: het landschapstype 'laat Middeleeuws boshoevenlandschap' is in Nederland zeldzaam geworden.

De  'boshoevenontginningen' dateren uit de dertiende en veertiende eeuw. Lange tijd bestond Udenhout slechts uit één straat, namelijk de Groenstraat met in het verlengde daarvan de Slimstraat. De Groenstraat, van waaruit de ontginningen startten, liep pal over de noordelijke rand van de dekzandrug, op de overgang naar de lager gelegen gronden van De Brand die door de waterstagnatie veel moeilijker te bewerken waren. Het te ontginnen stuk werd dan ook in lange, smalle stroken opgedeeld. Deze stroken liepen van hoog naar laag, van vruchtbaar lemig zand op de dekzandrug naar de natte, zware leem in De Brand. Binnen de stroken, afgescheiden door stegen en paden, werd het complete landbouwbedrijf uitgeoefend: er waren zowel akkers, weilanden als hooilanden en op de natste percelen bevonden zich hakhoutbosjes. Deze structuur, lange smalle percelen met op de kop ervan bewoning, is nog steeds duidelijk herkenbaar. Ook verschillende perceelscheidingen tussen de destijds uitgegeven 'hoeven' bestaan nog: aan de noordzijde van de Groenstraat vinden we Aschotse Steeg, De Velden en de Brandsche Steeg. Deze laatste loopt vanaf de Groenstraat naar De Brand en sluit aan op de Oude Bosschebaan.

Zoals gezegd bevonden zich op de natste percelen, aan het uiteinde van de boshoeven, de hakhoutbosjes. Nu nog liggen er deze zogenaamde 'rabatten', vermoedelijk in de negentiende eeuw opgeworpen. In die tijd werd elzenbos vervangen door eikenbos, onder meer om aan de vraag naar eikenschors te voldoen voor de leerlooierijen in de Langstraat. Op andere stukken werd veen gestoken dat diende als brandstof.

Grote veranderingen onderging De Brand  door de 'werkverschaffing' in de jaren dertig en door de ruilverkavelingen in de jaren vijftig en zestig. Tijdens de werkverschaffing werden bomen -populieren, elzen en naaldbomen- geplant en werd begonnen met de ontwatering van het gebied. In de jaren zestig werd de Zandleij na de Loonse Molenstraat gesplitst. Er werd een kanaal dwars door het gebied gegraven met de naam Zandleij: de oorspronkelijke loop bij de Oude Bosschebaan werd de gekanaliseerde Zandkantse Leij. De twee stromen komen vlak voor de Gommelsestraat weer in elkaar. Door de beheersing van het waterpeil werden steeds meer midden in het gebied gelegen gronden omgetoverd tot gras- en weilanden. De wildernis werd beheersbaar.

Agrarische bedrijven langs de Schoorstraat en Loonse Molenstraat

Langs de Loonse Molenstraat en de Schoorstraat, verbindingswegen tussen de dorpen Udenhout, Berkel-Enschot en Loon op Zand heeft zich op enkele plaatsen, waar aangrenzende bosgebieden zijn ontgonnen, lintbebouwing ontwikkeld. Het gehucht “Molenstraat” (vnl. in de gemeente Loon op Zand) heeft zich langs De Loonse Molenstraat ontwikkeld van een klein kampgehucht tot een kampennederzetting die het bochtige karakter van de Loonse Molenstraat volgt en diende waarschijnlijk als ontginningsbasis voor de Oude Tiend. De nederzetting heeft zich tussen 1800 en 1940 ontwikkeld. De nederzetting bestaat in hoofdzaak uit gave langgevelboerderijen.

Het buurtschap "Schoorstraat" is pas in de 19e eeuw tot ontwikkeling gekomen, onder invloed van landgoed De Strijdhoef.

Landgoed De Strijdhoef

Niet ver van de bebouwde kom van Udenhout ligt aan de Schoorstraat Landgoed De Strijdhoef. De centrale as van de buitenplaats wordt gevormd door de oprijlaan die aan beide zijden begeleid wordt door een dubbele rij eiken. Ten noorden van deze as (de zijde van de Brand) kenmerkt de buitenplaats zich door halfopen landerijen en bosblokken. Aan de Udenhoutse zijde is het het landhuis De Strijdhoef met bijbehorende bijgebouwen gelegen. De slotgracht vormt de scheiding tussen de landerijen en bij het kasteel behorende buitenruimte.

2. Ten zuiden van de lijn Houtsestraat - Waalwijkseweg

Dit gebied strekt zich uit tot aan de Noordoosttangent als zuidelijke begrenzing en heeft thans overwegend een agrarische functie. Dit gebied bevat nog delen van het historische wegenpatroon en de oorspronkelijke buurtschappen: De Kouwenberg/Vijfhuizen, Quirijnstokstraat, Hazennest, Riddershofspad. Veel van deze wegen zijn doorsneden door de aanleg van de Noordoosttangent. Door middel van fly-overs over de Noordoosttangent is een aantal verbindingen behouden gebleven

Van west naar oost kunnen deelgebieden met een eigen karakteristiek worden onderscheiden:

Tussen de Midden-Brabantweg (N261) en de Kalverstraat bevindt zich een bosrijk gebied met o.m. het Noorderbos en andere kleinere boscomplexen.

In het gebied rond de Kalverstraat is nog goed te zien dat het landschap is gevormd door de diverse kampontginningen.

Door het contrast met het meer besloten karakter van de omliggende gebieden kenmerkt het middengebied tussen de Kalverstraat en Riddershofpad zich door haar openheid. Vanuit dit agrarisch middengebied kan de omgeving in groter verband worden ervaren, met zichtlijnen naar de kerktorens van Udenhout en Berkel-Enschot, de hoogspanningsleidingen en de hoogbouw van Tilburg-Noord. Langs de Burgemeester Bechtweg wordt deze openheid doorbroken door de aanleg van het bedrijventerrein Zwaluwenbunders.

Verder naar het oosten, nabij het Riddershofpad worden restanten van boscomplexen aangetroffen. Het deelgebied grenst hier ook aan de zgn. dorpenzone tussen Berkel-Enschot en Udenhout, met een fijnmazige, grotendeels oorspronkelijk, middeleeuws wegenpatroon, waarlangs plaatselijke Iintbebouwing en boerderijen-clusters voorkomen. Midden van het gebied is het karakteristieke buurtschap Heuveltje gelegen.

Noorderbos e.o.

Tussen de Midden-Brabantweg (N261) en de Kalverstraat ligt een zone met diverse grotere en kleinere boscomplexen (Noorderbos, Kouwenbergbos) alsmede de Noorderplas. De Noorderplas, waarvan het afgegraven zand is gebruikt voor de aanleg van de Burgemeester Bechtweg, heeft binnen dit gebied een belangrijke natuurfunctie.

Het Noorderbos verbindt natuurgebied Huis ter Heide met De Brand. Het bos werd als mijnhoutplantage aangelegd op de vloeivelden, die tussen 1923 en 1929 weer werden aangelegd ter plaatse van de toenmalige Kommerheide. De vloeivelden waren bestemd voor de zuivering van het uit Tilburg afkomstige, door textielfabricage vervuilde water van de Zandleij. Het systeem bestond uit een stelsel van dijkjes die de waterstroom van Zandleij over de vloeivelden en een stelsel van greppeltjes moest leiden. Het was daarbij de bedoeling de vervuilende stoffen op de vloeivelden te laten Infiltreren. De vloeivelden vormen een landelijk gezien zeldzaam landschapselement met een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Het Noorderbos en de Noorderplas zijn tevens van belang als recreatiegebied.

De hier genoemde boscomplexen vormen een duidelijke begrenzing van het open middengebied ten oosten van de Kalverstraat.

Kalverstraat e.o.

In het deelgebied tussen de Kalverstraat en waterloop De Broekkamploop hebben zich rond de 11e eeuw op de hier gelegen dekzandruggen de buurtschappen De Kouwenberg en Vijfhuizen ontwikkeld uit zogenaamde einzelhöfe. Dergelijke nederzettingen, die vaak uit niet meer dan één grote boerderij bestonden, werden doorgaans gesticht door kloosters of grootgrondbezitters. Door opsplitsing van land of door overerving hebben deze zich ontwikkeld tot gehuchten. De Kouwenberg is inderdaad een 'berg', dat wil zeggen een lichte verhoging in het landschap.

In de verkavelingsstructuur is nog herkenbaar dat de hier gelegen oude akkercomplexen uit oude kampontginningen zijn ontstaan. Het verkavelingspatroon is blokvormig en volgt vaak natuurlijke terreinverschillen, evenals de in het gebied aanwezige wegen. De buurtschappen beschikten vroeger over akkers in het oosten en heide (Kommerheide) in het westen. Dit is deels nog duidelijk te zien in het verkavelingspatroon.

Omstreeks het begin van de 20e eeuw zijn de buurtschappen een deel van hun context kwijt geraakt door de ontginning van de Kommerheide. Toch is de kleinschalige structuur van beide nederzettingen nog zeer gaaf te noemen.

Het gebied tussen Kalverstraat en Quirijnstokstraat

Oostelijk van deze buurtschappen bevindt zich een open landschap met lange zichtlijnen, dat zich uitstrekt tot aan de Quirijnstokstraat. Het wordt doorsneden door het beekdal van de Broekkamploop of Diepe Leij.

Quirijnstokstraat/Zwaluwsestraat

De Quirijnstokstraat was vroeger de kortste weg van Tilburg naar Udenhout. Aan het begin van de straat lag Sinte Quirine Stock, een stok of veldkapel van Sint Quirinus, waarnaar de gehele straat is genoemd. Sint Quirinus werd vroeger in Tilburg vereerd, omdat hij bescherming bood tegen onder meer huidziekten en de pokken , 'Stok' heeft hier de betekenis van veldkapelletje of een paal met de beeltenis van Quirinus.

Het hier gelegen buurtschap Quirijnstok hoorde evenals De Kouwenberg en Vijfhuizen bij de voormalige herdgang De Heikant. De buurtschap lag vroeger op de overgang van enkele kleine akkercomplexen ten westen van buurtschap en het drassige heidegebied De Hemeltjens, oostelijk van de buurtschap.

Omdat het heidegebied De Hemeltjens is ontgonnen is tot afzonderlijke weidekavels, is een deel van de landschappelijke context van deze nederzetting verloren gegaan.

Het gebied tussen de Quirijnstokstraat en het zandpad Zwaluwsestraat wordt doorsneden door het beekdal van de Kasteelloop.

Het gebied tussen Quirijnstokstraat en Riddershofpad

Dit oostelijk deel van het open middengebied betreft een relatief jong landbouwgebied, dat is ontstaan door jonge heideontginningen. De verkaveling is rationeel met rechthoekige percelen.

Als meest recent ontgonnen gebied, kenmerken deze heideontginningen zich door de relatief grootschalige percelen en relatief weinig bebouwing.

Vroeger lagen hier woeste en drassige heidegronden (De Rauwbraken en De Hemeltjens) die in de periode 1910-1935 zijn omgezet in landbouwgrond. Bijzonder zijn de vele drenkpoelen en de restanten van bosopstanden en perceelsrandbegroeiing in het gebied. De poelen waren rond de eeuwwisseling 1899– 1900 nog natuurlijke laagten in een groot heidegebied, genaamd 'De Hemeltjens'. Het ontstaan van deze poelen is wellicht te wijten aan uitwaaiing, waarbij de wind een grote hoeveelheid zanderig sediment verplaatst en een komvormige laagte achterlaat. Dit proces heeft vermoedelijk in de late ijstijd plaats gevonden. Rond de vorige eeuwwisseling werd het ter plekke aanwezige heide- areaal ontgonnen tot weiland en kregen de poelen de functie 'veedrinkplaats' toegewezen. Door de transformatie van heidegebied naar weiland is een groot deel van de context waarin de poelen in het verre verleden verkeerden, verloren gegaan. Maar de natuurlijke vorm van de poelen, het komvormige profiel, is grotendeels bewaard gebleven. Omdat de vennen ingebed liggen in een uitgestrekt complex van weilanden is de belevingswaarde wat minder, maar de poelen vallen meteen op door hun afwijkende begroeiing.

Nabij het Riddershofpad liggen bosrestanten van de Nieuwe Warande. Dit omvangrijke boscomplex werd in de 18e eeuw aangelegd in een gebied dat later bekend werd als de Rauwbraken. Door de eeuwen heen is het bos en het ruige land eromheen meer en meer ontgonnen en omgevormd tot landbouwgebied. Het bos is vrijwel geheel verdwenen.

Rondom de Hazennest bevinden hogere (akker-)gronden en is een bebouwingsconcentratie aanwezig die mogelijk van vroegmiddeleeuwse oorsprong is.

In de zone langs de Burgemeester Bechtweg wordt bedrijventerrein Zwaluwbunders gerealiseerd. Dit bedrijventerrein is bestemd voor tuincentra en een bouwmarkt, alsmede voor kleinschalige bedrijvigheid.