Plan: | Buitengebied De Uiterste Stuiver 2010 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010009-e001 |
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 17 december 2010 tot en met 27 januari 2011. Tijdens deze periode zijn er invullen 5 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Zienswijze 1
De indiener van de zienswijze (binnengekomen op 12 januari 2011 en derhalve ontvankelijk) maakt bezwaar tegen het feit dat het bouwblok aan de Vierbundersweg 56 te gering van omvang is. Hij maakt dezelfde bezwaren als hij heeft gemaakt tegen het plan Uiterste Stuiver, 1e herziening (ook toen was zijn bouwblok te klein). Medio zomer 2010 heeft hij opdracht gegeven tot herziening van het plan ten behoeve van een groter bouwblok maar daarvan heeft hij nog geen concept ontvangen.
Standpunt gemeente:
De indiener van de zienswijze heeft inderdaad bezwaar gemaakt tegen het bestemmingsplan Uiterste Stuiver, 1e herziening omdat hij vond dat zijn bouwblok te gering van omvang was. Hij heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft hem in het ongelijk gesteld. De onderzoeken en adviezen die nodig zijn om medewerking te kunnen verlenen aan een bouwblokvergroting waren nog niet zover dat deze meegenomen konden worden in het bestemmingsplan Uiterste Stuiver, 1e herziening. Besloten is om een aparte procedure te voeren ten behoeve van de bouwblokvergroting. In de loop der tijd zijn de plannen van de indiener van de zienswijze omtrent de gewenste omvang van zijn bouwblok echter gewijzigd waardoor deze procedure vertraging heeft opgelopen. Momenteel is er duidelijkheid omtrent de gewenste omvang van de bouwblokvergroting. Hierover heeft de Agrarische Adviescommissie positief geadviseerd. De procedure zou vervolgd kunnen worden ware het niet dat de indiener bezwaar heeft gemaakt tegen de legesaanslag die hij heeft ontvangen voor de bestemmingsplanherziening t.b.v. de bouwblokvergroting. De indiener heeft slechts een deel van de leges betaald. Zijn bezwaarschrift tegen de legesaanslag is op 25 november 2010 afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft indiener op 29 december 2010 beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda. Dit betekent dat de procedure m.b.t. de bestemmingsplanherziening ten behoeve van de bouwblokvergroting momenteel stil ligt en de benodigde onderzoeken ook nog niet zijn afgerond . Er kan dus ook (nog) geen concept van het plan aan indiener worden gezonden. Zodra de volledige leges worden betaald zal de procedure worden hervat. Betaling van de leges voordat het ontwerp bestemmingsplan aan het college kan worden voorgelegd is voorwaarde omdat daarmee de plan- en apparaatskosten worden gedekt. De bouwblokvergroting meenemen in dit plan is dan ook niet aan de orde omdat de benodigde onderzoeken nog niet zijn afgerond.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het plan.
Zienswijzen 2
Gemeente Dongen (binnengekomen op 21 jan. 2011 en derhalve ontvankelijk) heeft de volgende zienswijzen ingediend:
Standpunt gemeente:
De nieuwe woning en vormverandering van het bouwblok Uiterste Stuiver 40 waarop wordt gedoeld wordt geregeld via een separaat bestemmingsplan en wordt niet opgenomen in het onderhavige plan omdat nog niet alle onderzoeken zijn verricht en beoordeeld. Het onderhavige bestemmingsplan legt voor Uiterste Stuiver 40 daarom de bestaande situatie vast. Voor het perceel is expliciet geregeld met een functieaanduiding dat de bouw van een bedrijfswoning wordt uitgesloten. Het plan verschaft derhalve geen rechtstreekse bouwtitel en een ontwerpbesluit hogere waarde hoeft dan ook niet gepubliceerd te worden.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Standpunt gemeente:
Deze opmerking klopt. De toelichting is dan ook aangepast.
Conclusie:
De zienswijze is gegrond en leidt derhalve tot aanpassing van de Toelichting.
Standpunt gemeente:
Deze opmerking is correct. De Toelichting is in overeenstemming met de verbeelding gebracht.
Conclusie:
De zienswijze is gegrond en leidt derhalve tot aanpassing van de Toelichting.
Standpunt gemeente:
Op de legenda wordt Reconstructiezone-extensiveringsgebied en Reconstructiezone-verwevingsgebied genoemd. Beide komen ook voor op de verbeelding zelf.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Standpunt gemeente:
Het hele plangebied valt binnen de Luchtvaartverkeerszone. Derhalve ook aan de zuidoostzijde bij de Flaassendijk, evenals bij de Vierbundersweg 64.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Standpunt gemeente:
In de Toelichting is een passage opgenomen met betrekking tot de luchtvaartverkeerszone-ihcs.
Conclusie:
De zienswijze is gegrond en leidt derhalve tot aanpassing van de Toelichting.
Standpunt gemeente:
Op de legenda van de verbeelding wordt de Waarde-archeologie en de Waarde-ecologie weergegeven. Waarde-archeologie ligt op delen van het noordelijke plangebied. Waarde-ecologie ligt bijvoorbeeld over het kanaal. In artikel 11 wordt aangegeven wat de Waarde-archeologie inhoudt. In artikel 12 wordt ingegaan op de Waarde-Ecologie.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Zienswijze 3
De Brandweer Midden- en West-Brabant (binnengekomen op 20 jan. 2011 en derhalve ontvankelijk) heeft het volgende advies (zienswijzen) ingediend:
Zij adviseren inzake art. 13 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en concluderen dat op grond van de bestaande en geprojecteerde bestemmingen geen aanvullende maatregelen (bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch) noodzakelijk zijn.
Standpunt gemeente:
De zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Zienswijze 4
De indiener van de zienswijze (binnengekomen op 27 januari 2011 en derhalve ontvankelijk) heeft de volgende zienswijzen ingediend:
Ze zijn het niet eens met de nieuwe bestemming. Deze was "Agrarisch technisch hulpbedrijf" en wordt "Bedrijf'. Ze vragen zich af of de voorbeelden de definitie bepalen. Verder geven ze aan dat de naam van hun bedrijf "aardappelgroothandel" de lading al lang niet meer dekt. Hiervoor verwijzen ze naar de als bijlage bijgevoegde visie van de ZLTO. In deze bijlage wordt aangegeven dat het bedrijf een bedrijf is dat in samenwerking met een ander bedrijf en in deelbouw met andere agrarische ondernemers aardappelen, uien en wortelen teelt. De activiteiten aan de Vierbundersweg zijn opslaan, overslaan, bewerken (wassen) en verpakken van agrarische producten. Geconcludeerd wordt dat het bedrijf een agrarisch technisch hulpbedrijf is omdat het voldoet aan de definitie van agrarisch technisch hulpbedrijf zoals deze is gegeven in het bestemmingsplan Uiterste Stuiver.
Standpunt gemeente:
De aangedragen voorbeelden in de toelichting van het bestemmingsplan bepalen niet de definitie. Het is de definitie zelf die bepaalt dat een aardappelgroothandel en -verpakkingsbedrijf geen agrarisch technisch hulpbedrijf is. Wat betreft de visie van de ZLTO wordt opgemerkt dat de ZLTO bij de definitie uitgaat van de definitie van agrarisch technisch hulpbedrijf zoals deze in het bestemmingsplan Uiterste Stuiver is gegeven. Blijkens deze definitie valt een groothandelsbedrijf in akker- en tuinbouwgewassen onder agrarisch technisch hulpbedrijf. Echter in het onderhavige bestemmingsplan geldt er een andere definitie voor een agrarisch technisch hulpbedrijf en daar valt het bedrijf niet onder om de navolgende redenen: het bedrijf verleent geen diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen. Het bedrijf teelt elders agrarische producten en op de locatie aan de Vierbundersweg worden de agrarische producten opgeslagen, overgeslagen, bewerkt (gewassen) en verpakt en vervoerd naar de detailhandel. Ook blijkens jurisprudentie ( RvSt.200404338/1) gaat het dan om een bedrijf, niet zijnde een agrarisch technisch hulpbedrijf.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Het bedrijf wil uitbreidingsmogelijkheden. De uitbreidingsmogelijkheden die zij eind 2010 hebben gekregen omvat slechts een klein deel van de benodigde ruimte. Door een grotere uitbreidingsmogelijkheid op de huidige locatie worden transportbewegingen voorkomen. Verder is uitbreiding van de huidige locatie noodzakelijk vanwege de geautomatiseerde administratieve en logistieke stroom en het kunnen combineren van verzending met andere producten. Vanwege besmettingsgevaar is het niet wenselijk om vooral biologische landbouwproducten op een bedrijventerrein te vestigen.
Standpunt gemeente:
Het bedrijf heeft recentelijk alle uitbreidingsmogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan bood benut. Een nog verdergaande uitbreiding is toen afgewezen omdat dit in strijd was met het toen geldend provinciaal beleid (Streekplan en later de Interim-structuurvisie). Daarnaast werd aangevoerd dat het gebied De Uiterste Stuiver ligt in het 'Landschappelijk Raamwerk' (LR), zoals opgenomen in het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio en het is een uitwerking van de 'Landschapsecologische zone' (LEZ), zoals in de Interim-Structuurvisie is opgenomen. De provincie wil de LEZ en de LR zoveel mogelijk vrijwaren van verstedelijking. Ook werd aangevoerd dat het bedrijf ligt in het gebied westelijk van de tangent. Dit gebied is zeer belangrijk als landschappelijke geleding in de stedelijke regio. Het gebied tussen Tilburg en Dongen/Rijen heeft al een redelijk minimale maat om een geleding te bewerkstelligen. Een verdere versnippering moet voorkomen worden en het bedrijf is nu al zo groot dat het niet inpasbaar is. Tilburg heeft dit beleid onderschreven. In het tussengebied vindt bovendien compensatie plaats en wordt landschapsontwikkeling beoogd. Geconcludeerd werd dat het bedrijf nu al een verstoring in het landschap is en dat het onaanvaardbaar is de oppervlakte bebouwing te verdubbelen. Daarbij komt dat op enkele honderden meters oostelijk de gemeente het bedrijventerrein Vossenberg West II ontwikkelt. Op dat toekomstige bedrijventerrein of op een van de andere bestaande bedrijventerreinen in Tilburg is voldoende ruimte voor een nieuwe opslaghal voor het bedrijf. Er liggen derhalve voldoende alternatieven voor het bedrijf in de directe omgeving. Al deze argumenten gelden nog steeds. Daarbij komt dat op basis van het nieuwe provinciale beleid (de Verordening Ruimte) het bedrijf gelegen is in de groenblauwe mantel. Op basis van artikel 11.6 kan een bestemmingsplan dat gelegen is in de groenblauwe mantel, onder een aantal voorwaarden, voorzien in een redelijke uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf in de milieucategorie 1 of 2, gelegen op een bestemmingsvlak van meer dan 5000m2 voorzien in een redelijke uitbreiding. Op basis van bovengenoemde argumenten wordt de mogelijkheid van het opnemen van een redelijke uitbreidingsmogelijkheid niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Zienswijze 5
Een adviesbureau uit Uden heeft de volgende zienswijzen (binnengekomen op 28 dan wel 31 januari 2011 en derhalve ontvankelijk) ingediend:
Er ontbreekt een duidelijke gebiedsvisie die de mogelijkheden voor het gebied in beeld brengt.
Standpunt gemeente:
Zoals het plan zelf aangeeft gaat het om een beheerbestemmingsplan en is het plan gericht op het vastleggen van de bestaande situatie. Een gebiedsvisie voor het gebied ontbreekt inderdaad maar initiatieven/ mogelijkheden worden getoetst aan de zgn. standaardvoorschriften waarin het ruimtelijk beleid is verwerkt. Daarnaast wordt elk initiatief ook op zijn eigen merites beoordeeld en wordt bekeken of afwijken van het beleid mogelijk is.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Voor uitbreidingsplannen wordt een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen. Daarmee gaat het nut van de algehele herziening van dit plan deels verloren.
Standpunt gemeente:
Het nut van deze algehele herziening is gelegen in het feit dat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangeeft dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden. Het bestemmingsplan "De Uiterste Stuiver" dateert van 24 juni 2002 en is daarom aan vernieuwing toe. Verder voldoet het onderhavige plan, in tegenstelling tot het thans geldende plan, aan de wettelijke verplichting dat het plan gedigitaliseerd dient te zijn.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
De gemeente heeft medegedeeld dat er nieuw c.q. aanvullend beleid opgesteld zou worden over hoe er omgegaan wordt met nieuwe initiatieven in het buitengebied. De visie van het adviesbureau zou nader bestudeerd worden. Hiervan is in het ontwerpplan niets terug te vinden.
Standpunt gemeente:
Nieuw en aanvullend beleid is en wordt verwerkt in de zgn. standaard-voorschriften. Zo ook nieuw beleid vanwege de nieuwe provinciale regelgeving voor het buitengebied. Deze nieuwe regelgeving en beleid is meegenomen in het onderhavige plan. De visie van het adviesbureau voor het bebouwingslint "Vierbundersweg' is bestudeerd maar geeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het vastgestelde beleid.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Ze concluderen dat het bestemmingsplan niet wordt geactualiseerd als het gaat om mogelijke ontwikkelingen bij bewoners en ondernemers in het gebied.
Standpunt gemeente:
Het plan is wel degelijk geactualiseerd daar waar het gaat om mogelijke ontwikkelingen bij bewoners en ondernemers. Het plan is aangepast aan de nieuwste provinciale wetgeving en provinciaal beleid. Verder wordt verwezen naar de afwijkingsmogelijkheden en de wijzigingsbevoegdheden die in het plan zijn opgenomen. Mochten er desondanks ontwikkelingen bij bewoners of ondernemers zijn die niet passen binnen het onderhavige bestemmingsplan dan kan altijd een verzoek ingediend worden om het plan aan te passen. Dit verzoek wordt dan getoetst aan het beleid en zoals ook aangegeven onder punt 1 wordt elk initiatief ook op zijn eigen merites beoordeeld en wordt bekeken of afwijken van het beleid mogelijk is.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.