Plan: | Buitengebied De Uiterste Stuiver 2010 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010009-e001 |
Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte. Evenals de AMvB Ruimte komt de provinciale verordening in twee fases tot stand. De eerste fase is op 1 juni 2010 in werking getreden.De Paraplunota ruimtelijke ordening die tot dat moment de belangen en doelen zoals verwoord in de Interimstructuurvisie 2008 verder concretiseerde is op dat moment ingetrokken. De tweede fase treedt op 1 maart 2011 in werking.
In de eerste fase zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
De tweede fase is gekoppeld aan het totstandkomingstraject van de provinciale Structuurvisie en heeft betrekking op:
De verordening bevat hoofdzakelijk instructieregels. Gemeenten dienen deze regels bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen in acht te nemen. De verordening kent echter ook rechtstreeks werkende regels. De rechtstreeks werkende regels zijn alleen opgenomen in paragraaf 3.3., te weten de artikelen met regels voor extensiveringsgebieden, verwevinsgegebieden, landbouwontwikkelingsgebieden en de intensieve geiten- en schapenhouderijen. De rechtstreeks werkende regels hebben tot doel te voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden tot het moment dat de bestemmingsplannen aan de verordening zijn aangepast. Deze regels hebben dan ook een tijdelijk karakter. Door het opnemen van de rechtsstreeks werkende regels moeten gemeenten bouwaanvragen rechtsstreeks toetsen aan de verordening. De wettelijke basis daarvoor is neergelegd in de Woningwet en na invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in deze wet.
De Verordening Ruimte fase 1 geeft aan dat het plangebied valt binnen de stedelijke regio Tilburg, Dongen, Oosterhout en Breda.Op de kaartlaag ecologische hoofdstructuur worden het Wilhelminakanaal en de Oude Dongeloop als zoekgebied voor een ecologische verbindingszone en het gebied ten zuiden van het kanaal wordt aangegeven als ecologische hoofdstructuur. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan. Op de kaartlaag Ontwikkeling intensieve veehouderij wordt aangegeven dat het gehele plangebied extensiveringsgebied is met uitzondering van één perceel. In onderstaand hoofdstuk 3.3.3. wordt hier nader op ingegaan.
De Verordening Ruimte fase 2 geeft met betrekking tot de plankaart Water aan dat aan dat door het plangebied het Wilhelminakanaal loopt.De plankaart Cultuurhistorie vermeldt niets omtrent het plangebied. De kaart Agrarisch gebied geeft aan dat het oostelijke deel van het plangebied valt binnen de zgn. groenblauwe mantel terwijl het westelijke deel valt binnen agrarisch gebied. Voor de groenblauwe mantel zijn in de Verordening Ruimte in hoofdstuk 6 regels opgenomen. Aangegeven is dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel regels stelt ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In het bestemmingsplan is het gebied van de zgn Groenblauwe mantel aangeduid met de gebiedsbestemming "Agrarisch met Waarden". In de regels wordt de bescherming van het betreffende gebied geregeld.
Het Reconstructieplan De Meierij is in 2005 in werking getreden. Het plan streeft er naar de problemen in het landelijke gebied structureel en op een samenhangende manier aan te pakken. Een belangrijk onderwerp daarbij is de zonering van de conflicterende functies intensieve veehouderij enerzijds en natuur, landschap, recreatie en wonen anderzijds. De zogenaamde integrale zonering geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen in te onderscheiden extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Tevens zijn begrenzingen en beleidsbepalingen ten aanzien van natte natuurparels en bijbehorende beschermingszones, inundatiegebieden en in te richten waterbergings- en beekherstelgebieden opgenomen. Op 30 mei 2007 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) uitspraak gedaan over het Reconstructieplan De Meierij. De Afdeling liet de kern van de reconstructieplannen, de planologische doorwerking van de begrenzing van de integrale zonering, nagenoeg overeind. De doorwerking van de werking (beleidsbepalingen) ervan werd echter vernietigd. Hetzelfde geldt voor de begrenzing en werking van bestaande inundatiegebieden en in te richten waterbergingsgebieden alsmede voor enkele andere zaken. In verband daarmee is in 2008 een Correctieve Herziening van het Reconstructieplan doorgevoerd en in werking getreden en zijn gemeenten gewezen op de op de met hen gesloten bestuursovereenkomsten gestoelde verplichting om het reconstructiebeleid door te voeren in hun bestemmingsplannen.
Voor het plangebied gelden op reconstructieplankaart 1: Omgevingskwaliteit (zie: afbeelding hierna) de volgende aanduidingen:
Op reconstructieplankaart 2: Sociale en economische vitaliteit (zie: afbeelding hierna) gelden voor het plangebied de volgende aanduidingen:
Van de integrale zonering:
Bij de uiteindelijke bestemmingskeuze wordt de EHS en de integrale zonering volledig overgenomen.Zo ook de EVZ langs het Wilhelminakanaal. Wat betreft de noord-zuid EVZ en de landschapsontwikkelingszone wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 5.