direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk
Plan: Veemarktkwartier 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010008-e001

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functies

De voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
9.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn de voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden mede bestemd voor religieuze instellingen.

9.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen, erven en (speel)terreinen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 9.1.1 en 9.1.2 genoemde functies.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag maximaal 100 bedragen;
  • d. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
9.2.3 Woning

Voor het bouwen van een woning gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding ´wonen´;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan één per bouwperceel bedragen;
  • c. voor de woning geldt het volgende:
    • 1. de woning mag uitsluitend binnen het weergegeven bouwvlak met de aanduiding ´woning´ worden gebouwd;
    • 2. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
9.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen het erf te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
9.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
9.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Binnenplans afwijken m.b.t. bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.3, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 9.2.6 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. het bepaalde in 9.2.6 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.
9.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.3, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 9.2.6 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 10 m;
  • b. het bepaalde in 9.2.6 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor balkons van maximaal 1,5 m diepte;
  • d. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  • e. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
  • f. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken;
  • g. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a. voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan 20 m² per eenheid en een bouwhoogte van maximaal 4,5 m.
9.4.3 Voorwaarden

De in artikel 9.4.1 en 9.4.2 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • i. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Maatschappelijk´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of bedrijvigheid;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.