direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen - Gestapeld
Plan: Noordhoek 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010004-e001

Artikel 15 Wonen - Gestapeld

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Functie

De voor ´Wonen - Gestapeld´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van gestapelde woningen;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
15.1.2 Aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. ´kantoor´;
    • 2. ´dienstverlening´;
    • 3. ´onderdoorgang´;

zijn de voor ´Wonen - Gestapeld´ aangewezen gronden, althans op de eerste bovengrondse bouwlaag, mede bestemd voor de desbetreffende functie(s).

  • b. Ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. ´nutsvoorziening´;
    • 2. ´bijgebouwen´;
    • 3. ´garage´;
    • 4. ´parkeerterrein´;
    • 5. ´erf´;

zijn de voor ´Wonen - Gestapeld´ aangewezen gronden mede bestemd voor de desbetreffende functie(s).

15.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen - Gestapeld´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep;
  • b. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen, erven en (speel)terreinen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 15.1.1 en 15.1.2 genoemde functies.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden.
  • c. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • e. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
15.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, in het erf en ter plaatse van de aanduiding ´bijgebouwen´ worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m moet bedragen.
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan.
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag per (bouw)perceel niet meer bedragen dan 40% van het erf, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven of de aanduidingen 'bijgebouwen' en/of ´garage´ een grotere maximumoppervlakte met zich brengen.
  • d. ten aanzien van de hoogte:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m, waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:
      • in die gevallen, waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is, dan wel gelijktijdig wordt opgericht;
      • ten aanzien van topgevels.
  • e. indien sprake is van het bouwen van een garage dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m voor een garage aanwezig te zijn.
15.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn.
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen.
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 15.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 15.2.3 onder e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m vóór de garage, mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg.
  • b. het bepaalde in 15.2.5 ten behoeve van een afwijkende hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m;
  • c. de in 15.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken zijn van overeenkomstige toepassing in het erf.
15.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 15.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 15.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18;
  • b. het bepaalde in 15.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  • c. het bepaalde in 15.2.3 voor erkers met dien verstande dat:
    • 1. op de begane grond:
      • de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt;
      • de diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
      • de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3 m;
    • 2. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
    • 3. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
  • d. de in 15.2.5 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2 m;
  • e. het bepaalde in 15.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m;
  • f. het bepaalde in 15.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m.
15.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken, strijdig met de bestemming ´Wonen - Gestapeld´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), anders dan toegelaten op grond van 15.1.1 en 15.1.2;
  • c. het splitsen van een woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
  • d. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening, waaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 15.1.1, 15.1.2 en 15.1.3;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, anders dan toegelaten op grond van 15.1.1, 15.1.2 en 15.1.3;
  • h. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • i. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • j. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • k. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 15.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  • a. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
  • b. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
  • c. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
15.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 15.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactivteiten-algemeen, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;
  • b. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  • c. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
  • d. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
  • e. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
  • f. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  • h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.