15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Functies
De voor "Water - Waterstaatkundige doeleinden" aangegeven gebieden zijn bestemd voor:
-
a. water en vaarwegen;
-
b. haven voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen;
-
c. oevers en kaden met beschoeiing;
-
d. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;
-
e. laad- en losplaats inclusief opslag en laad- en loswerktuigen zoals hijswerktuigen en lopende banden;
-
f. zwaaikommen;
-
g. water aan- en afvoerkanalen / wegen;
-
h. vaarwegmeubilair en tekens;
-
i. leidingwerken ten behoeve van de functie;
-
j. p;
-
k.
recreatief medegebruik en evenementen;
-
l. wegen en (fiets-)paden langs oevers, toegangswegen objecten;
-
m. bermen, bermsloten, taluds, e.d.;
-
n. kunstwerken zoals bruggen, sluizen, stuwen, aanlegsteiger, bedieningsgebouwen, pontons, dockings e.d.;
-
o. verkeers- en straatmeubilair;
-
p. alles wat verder voor het in stand houden van de functie vaarwegen van toepassing is.
15.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding:
-
a. horeca (h) tot en met de categorie zoals op de verbeelding is weergegeven
-
b. dienstverlening (dv)
zijn de voor ´Water - Waterstaatkundige doeleinden´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functies;
-
c. ligplaats (lg) zijn de gronden mede bestemd voor permanente ligplaatsen voor woonboten, museumschepen, bijzondere vaartuigen, bedrijfsvaartuigen en een passantenvaartuig
15.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor "Water - Waterstaatkundige doeleinden" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
-
a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
b. objecten voor beeldende kunst,
voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 15.1.1 genoemde functies.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
15.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gronden als bedoeld in artikel 15.1.2.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter ten opzichte van het peil van de aanliggende kade.
15.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
-
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
-
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 meter bedragen.
15.4 Ontheffing van de bouwregels
15.4.1 Ontheffingsmogelijkheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels in 15.2.2 en dusdoende toe te staan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
15.4.2 Ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 15.4.4 ontheffing te verlenen van:
-
a. het bepaalde in artikel 15.2.3 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;
-
b. het bepaalde in artikel 15.2.3 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend-en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d.
15.4.3 Ontheffing voor overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 15.4.4, ontheffing te verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:
-
a. ondergeschikte delen van een bouwwerk;
-
b. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels ontheffing ten
behoeve van bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;
met dien verstande dat:
-
c. niet lager wordt gebouwd dan 4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg;
-
d. niet lager wordt gebouwd dan 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
15.4.4 Ontheffingsvoorwaarden
De in artikel 15.4.2 en 15.4.3 genoemde ontheffing kunnen slechts worden verleend, mits:
-
a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
-
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
-
c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
e. instemming is gegeven door door de vaarwegbeheerder.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.
15.5.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
-
a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
-
b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
-
c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
-
d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
-
f. het innemen van een ligplaats met een woonark.
15.5.3 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik
Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1ontheffing van het bepaalde in artikel 15.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.