direct naar inhoud van 7.9 Groen en natuur
Plan: HaVeP-terrein
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008030-e001

7.9 Groen en natuur

Binnen de gemeente Tilburg zijn een groot aantal wetten en beleidsstukken met betrekking tot natuur en groen van kracht. Beleid en wetgeving is verdeeld over rijk, provincie en gemeente.

Op rijksniveau zijn Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998 (vastgesteld in 2006) biedt bescherming aan gebieden met bijzondere waarden, zoals de Natura2000-gebieden. De Flora- en faunawet (2002) beschermt vrijwel alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten (incl. de soorten, die genoemd worden in het Verdrag van Bern, de Vogel- en de Habitatrichtlijn). In de Boswet (1961) is de kap van individuele bomen en bos buiten de bebouwde kom geregeld.

In de Verordening Ruimte, eerste fase van provincie Noord Brabant is vormgegeven aan de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In Noord-Brabant wordt deze de Groene Hoofdstructuur (GHS) genoemd. Uitgangspunt van de GHS is het bereiken van een duurzaam ecologisch netwerk door de ontwikkeling van grootschalige natuur en tussenliggende ecologische verbindingszones. Naast strikte begrenzingen, zijn op provinciaal niveau ook zoekgebieden voor de GHS aangegeven. Per gemeente wordt de begrenzing nader uitgewerkt.

Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan Plus en de Bomenverordening van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende regels voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijn visie op beheer en inrichting van het openbaar groen. In de Bomenverordening (2008) is de bescherming van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg vastgelegd.

7.9.1 Bomeninventarisatie

Voor het onderhavig plangebied is in 2003 een bomeninventarisatie uitgevoerd. Een kaart van de bomeninventarisatie is terug te vinden in de bijlage bij dit bestemmingsplan.

Gezien het feit dat de Nota Tiburg boomT van latere datum is, komt deze bomeninventarisatie niet geheel overeen met deze nota en mag in afwijking van dit beleid een afstand van 12 meter aangehouden worden tot de in de Oude Goirleseweg aanwezige bomen.

Binnen deze zone zijn geen werkzaamheden toegestaan tenzij uit de Bomeneffectanalyse blijkt dat dit met maatregelen mogelijk is. Deze Bomeneffectanalyse is uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat de bomen langs de Oude Goirleseweg monumentale waarde hebben. Binnen een zone van 15 meter moet rekening worden gehouden met deze monumentale waarde. Bij de aanleg van de ventweg ter plaatse zullen dan ook maatregelen worden genomen om deze waarde te beschermen.

Een deel van het plangebied, globaal ten zuiden van de doorgetrokken Generaal Smutslaan, heeft volgens de zoneringskaart een nevenwaarde. Bij de planvorming wordt derhalve rekening gehouden met het beleid om het groen langs de Ringbaan Zuid te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld dat parkeren op maaiveldniveau in de groenstrook langs de Ringbaan Zuid niet toegestaan is.

Voor de bomen in de Afrikaanderstraat dient een beschermingszone van 8 m aangehouden te worden. De ligging van het bouwvlak is hierop aangepast en ten behoeve van de te realiseren woningen wordt een BEA uitgevoerd, zodat instandhouding van de bomen met de uitvoering gewaarborgd blijft.

7.9.2 Onderzoek natuurwaarden

Op grond van de Flora- en faunawet dient de aanwezigheid en verspreiding van beschermde planten- en diersoorten onderzocht te worden. Ten behoeve van het initiatief is door SAB Arnhem B.V zowel in 2006 als in 2008 een (actualisatie) quick scan flora en fauna opgesteld. Daarnaast heeft een nadere inspectie naar vleermuizen en rugstreeppadden plaatsgevonden, uitgevoerd door IJzerman advies B.V. De verschillende rapporten zijn als bijlage bijgevoegd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van de EHS en is niet in of nabij speciale beschermingszones gelegen, als bedoeld in de Natuurbeschermingswet. Met gebiedsbescherming hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden.

Soortenbescherming

De gegevens van Natuurloket geven een indicatie van de aanwezigheid van (beschermde) plant- en diersoorten in een kilometerhok weer. Het betreffende kilometerhok is matig tot niet onderzocht. Dit geldt voor bijna alle soortgroepen.

Planten

Het terrein ligt sinds de sloop van de bedrijfsbebouwing braak. De vegetatie op het terrein bevindt zich in een pioniersstadium, waarbij grote delen van het terrein nog onbegroeid zijn. Volgens gegevens van Natuurloket komt in de omgeving van het plangebied tenminste één beschermde vaatplant voor. Gezien de veranderde terreinomstandigheden (bebouwing reeds gesloopt en braakligging) zijn deze gegevens niet meer van toepassing op het plangebied. Soms kunnen pioniersomstandigheden interessante plantensoorten herbergen, vaak doordat sprake is van een schrale zandgrond (na sloop en grondwerken) en de mogelijkheid voor soorten om zich op een onbegroeid terrein te vestigen. Tijdens het veldbezoek is een inschatting gemaakt van de geschiktheid van de aanwezige biotopen als groeiplaats voor beschermde planten. Het plangebied bestaat uit zandige grond met algemene soorten als Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris vulgaris), Middelste teunisbloem (Oenothera biennis), Smalle wegbree (Plantago lanceolata) en Canadese fijnstraal (Conyza canadensis). Dit zijn typisch planten die in het eerste stadium van de vegetatieontwikkeling zich vestigen. Op het moment van het veldbezoek zijn geen (resten van) beschermde soorten aangetroffen. Op basis van de waargenomen soorten is de verwachting dat beschermde soorten van de Flora- en faunawet niet voorkomen. Ook is het niet waarschijnlijk dat er een goed ontwikkelde zaadbank aanwezig is gezien de historie van het terrein. Het terrein was bebouwd en is hoogst waarschijnlijk opgespoten. Als het terrein lang braak ligt en successie verder verloopt, is de kans groter dat soorten van een schraal grasland zich gaan vestigen.

Grondgebonden zoogdieren

Gezien de aard van het plangebied zijn grondgebonden zoogdieren wel te verwachten, maar in beperkte mate. Het terrein is door de recente sloop van de bedrijfspanden en de korte braakligging nog weinig begroeid. Daardoor biedt het nauwelijks beschutting die dieren kunnen gebruiken om er vaste verblijfsplaatsen te hebben. In het veld zijn diverse muizensporen aangetroffen. Soorten als huismuis (Mus domesticus) en veldmuis (Microtis arvalis) mogen hier zeker worden verwacht. Het terrein lijkt op zich geschikt als leefgebied voor bijvoorbeeld konijnen, maar de binnenstedelijke ligging is mogelijk beperkend voor de daadwerkelijke aanwezigheid van deze soort. Het terrein zelf biedt weinig beschutting tegen predatoren.

Vleermuizen

Alle vleermuizen zijn strikt beschermd, zowel de soort zelf als hun leefgebied. Gezien de solitaire bomen in het terrein en de laanbeplanting langs de Oude Goirleseweg, Afrikaanderstraat en Laarstraat is het niet geheel uit te sluiten dat vleermuizen als rosse vleermuis (Nyctalus noctula) van deze bomen gebruikmaken. De rosse vleermuis is een boombewonende soort die mogelijk de bomen als zomerverblijfplaats gebruikt. De lanen kunnen gebruikt worden als vliegroute door onder andere de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus). De laanbomen langs de Oude Goirleseweg, Afrikaanderstraat en Tafelbergstraat blijven behouden. Hierdoor zullen hier geen verblijfplaatsen vernietigd worden. Er wordt wel geadviseerd bebouwing en verlichting op circa 10-15 meter van de bestaande laanbomen te houden. Aangezien tevens ten opzichte van de bomen al afstand gehouden dient te worden, wordt hierdoor al een afstand tussen bebouwing en de groenstructuur gewaarborgd waardoor voor vleermuizen geen significante verstoring zal optreden.

Vissen

Open water ontbreekt in het plangebied. Daardoor is de aanwezigheid van de soortgroep vissen uit te sluiten.

Amfibieën

In het plangebied is geen open water aanwezig, echter een aantal amfibieën is niet het gehele jaar afhankelijk van water, bijvoorbeeld rugstreeppad (Bufo calamita) en gewone pad (Bufo bufo). De soorten die beschermd zijn in de Flora- en faunawet, zijn doorgaans beperkt tot natuurgebieden. De gewone pad is een soort die zich kan handhaven in groene woonwijken met tuinvijvers en kan in de omgeving van het plangebied voorkomen. De gewone pad is een soort van beschermingscategorie 1 waarvoor geen ontheffing voor nodig is. De rugstreeppad is een soort van open, zandige en instabiele terreinen zoals bouwputten, zandafgravingen, opgespoten vlakten en pas ontgonnen gronden. Aan het eind van de zomer trekken de rugstreeppadden vanuit hun (waterrijke) voortplantingsgebieden naar zandige locaties om zich in te graven en te overwinteren. In de omgeving van Tilburg komt de rugstreeppad voor. De rugstreeppad is aangewezen onder beschermingscategorie 3, waarvoor een ontheffing nodig is. Gezien het feit dat het plangebied circa 2 jaar braak ligt, is nader onderzoek naar de rugstreeppad gedaan.

Reptielen

Volgens verspreidingsgegevens van RAVON komen er geen reptielen in de omgeving voor. Geschikte biotopen voor reptielen worden veelal gevonden in natuurlijke bos-, heide- en veengebieden. Dergelijke omstandigheden doen zich in het plangebied niet voor. Reptielen kunnen hier ook worden uitgesloten.

Insecten

Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd.

De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen en waardplanten. Dergelijke biotopen zijn niet in het plangebied aanwezig.

Vogels

In de struwelen, hagen en de in de omgeving aanwezige tuinen en bebouwing kunnen algemeen voorkomende vogels broeden zoals merel (Turdus merula). Vogels die broeden op kale grond, zijn in het plangebied niet te verwachten. Het plangebied is gelegen in bebouwd gebied en tussen (snel)wegen. Er zijn veel verstorende invloeden (geluid, honden, katten) waardoor het ongeschikt wordt voor deze groep broedende vogels. In het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) zijn kapwerkzaamheden verboden. Werkzaamheden tijdens deze periode kunnen leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Het is niet mogelijk om een vrijstelling te verkrijgen voor activiteiten die vogels in het broedseizoen kunnen storen.

Conclusie

In het plangebied komen voornamelijk plantensoorten voor uit een pioniersstadium. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen en gezien de omstandigheden zijn deze ook niet waarschijnlijk. Wel dient rekening te worden gehouden dat als het terrein lang braak ligt, de mogelijkheid bestaat dat kolonisatie van beschermde soorten plaatsvindt.

Door het ontbreken van water in het terrein en directe omgeving zijn de diergroepen vissen en amfibieën uit te sluiten. Aangezien het terrein al 2 jaar braak ligt, is echter wel nader onderzoek naar de rugstreeppad gedaan. Zie hierna.

Reptielen en beschermde insectensoorten zijn niet te verwachten vanwege de specifieke eisen die de beschermde soorten van deze groepen nodig hebben en het ontbreken van deze omstandigheden in het plangebied. Grondgebonden zoogdieren zijn wel te verwachten. De soorten die te verwachten zijn, zoals veldmuis, zijn soorten die algemeen in Nederland voorkomen en waarvoor geen ontheffingsplicht geldt. Langs de Afrikaanderstraat en Laarstraat staan laanbomen. Deze kunnen gebruikt worden door vleermuizen als vliegroute.

Nadere inspectie vleermuizen en rugstreeppadden

Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek is een nadere ecologische inspectie naar vleermuizen en rugstreeppadden uitgevoerd. Deze nadere inspectie heeft plaatsgevonden in het najaar van 2008 en de voorjaar-zomer van 2009.

vleermuizen

Op de planlocatie zijn geen in- of uitvliegende dieren of zwermende dieren waargenomen. Op de planlocatie bevinden zich geen vaste verblijfslocaties. Bij alle rondes werden foeragerende dieren waargenomen rondom de planlocatie. Het betrof in alle gevallen jagende gewone dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus). Rondom de straatverlichting en de bomenlaan van de Oude Goirleseweg en rondom de bebouwing en achtertuinen op de hoek met de Ringbaan Zuid en de Afrikaanderstraat zijn bij alle onderzoeksrondes jagende dwergvleermuizen waargenomen. Het betrof maximaal 2 dieren per keer en de meeste activiteit was waar te nemen na de schemerperiode. Op het braakliggende terrein werd in de juni-ronde eenmaal een overvliegend dier waargenomen.

rugstreeppadden

Het onderzoek naar de aanwezigheid van rugstreeppadden op het terrein bestond uit een aantal vlakdekkende inspecties en het waarnemen van kooractiviteit van roepende mannetjesdieren. Er werden geen kooractiviteiten of dieren waargenomen op de planlocatie. Vermoedelijk ligt de locatie te ver geïsoleerd ten opzicht van bestaand leefgebied. Door de stedelijke ligging kan dit kolonisatie vanuit het buitengebied bemoeilijken.

Er kan geconcludeerd worden dat de ruimtelijke ingrepen in het plangebied door het ontbreken van vaste verblijfs- en gebruiksplaatsen voor vleermuizen en rugstreeppadden, geen nadelige effecten op de instandhouding van de lokale populaties hebben. Een ontheffing op de Flora- en faunawet is dan ook niet vereist. Het aspect flora en fauna vormt daarmee geen belemmering voor de doorgang van het project.