direct naar inhoud van 6.3 Archeologie
Plan: HaVeP-terrein
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008030-e001

6.3 Archeologie

6.3.1 Inleiding

De locatie is gelegen op een dekzandrug ten noorden van een beekdal. Binnen een straal van 600 meter zijn reeds eerder vondsten gedaan uit met bijvoorbeeld de IJzertijd. Hierbij wordt met name gedacht aan de sites 'het Laar' en 'Stappegoor(weg)'. Daarnaast zijn er bij de gemeente ook archeologische waarnemingen op en rond deze locaties uit de Bronstijd, de Romeinse periode en de Middeleeuwen bekend. Op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) wordt de dekzandrug aangegeven als een gebied met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is de locatie niet gekarteerd. Ook op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van het Rijksinstituut Oudheidkundig Bodemonderzoek is de archeologische verwachtingswaarde van de locatie zelf niet gekarteerd. Echter, het gebied ten zuiden van de Ringbaan Zuid, dat deel uitmaakt van de dekzandrug, kent een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Er wordt derhalve van uitgegaan dat deze redenatie kan worden doorgetrokken naar de onderhavige locatie. De bebouwing op het terrein is gesloopt. Hiertoe is door de gemeente Tilburg een sloopvergunning verleend. Het overgrote deel van het terrein was in het verleden bebouwd. Deze gronden zijn derhalve geroerd en archeologisch onderzoek is op deze delen van het terrein niet noodzakelijk.

Op de overige gronden van het plangebied is door BILAN b.v. een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden twee vindplaatsen aangetroffen, één uit de (ijzertijd/) Romeinse tijd en één uit de Middeleeuwen. Deze vindplaatsen bestonden uit nederzettingssporen zoals paalkuilen, kuilen, greppels en een waterput. Slechts een klein deel daarvan kon aan de hand van vondstmateriaal worden gedateerd. Daarom is het niet mogelijk om te bepalen welke sporen bij welke vindplaats horen en wat de aard, omvang en verloop van de beide vindplaatsen is. Omdat de drie aangetroffen structuren slechts gedeeltelijk in de werkputten lagen was het ook niet mogelijk de plattegronden typologisch in te delen en te dateren. Mogelijk stammen de structuren uit de Romeinse Tijd, maar een datering in de Vroege Middeleeuwen is ook mogelijk.

Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is geconstateerd dat in het plangebied behoudenswaardige vindplaatsen uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn. Op basis van het proefsleuven onderzoek (27 november 2007) is door de gemeente een selectiebesluit genomen. In de loop van 2008 rees echter ambtelijk een ander inzicht met betrekking tot de aanpak van het vervolgonderzoek. Omdat ongestoord behoud in de bodem niet mogelijk is, is besloten tot het opgraven van de archeologische vindplaatsen. Voor het beoogde vervolgonderzoek is een programma van eisen opgesteld en ambtelijk goedgekeurd op 6 maart 2008. De opgraving wordt momenteel uitgevoerd door een gecertificeerd bureau en onder toezicht van het bevoegde gezag. Een en ander is privaatrechtelijk verzekerd.