Plan: | Buitengebied De Voorste Stroom |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001 |
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 28 augustus tot en met 8 oktober 2009. Tijdens deze periode zijn er 25 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder besproken.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).
Zienswijze 1: Op veel landkaarten van Tilburg staat het Pelgrimspad aangegeven. Deze weg was en is het verlengde van de Pelgrimsweg en loopt achter de percelen van de Bosscheweg en begint tegenover het dierenasiel. Echter, het pad is verdwenen, omgeploegd en door een landbouwer (onbewust) in gebruik genomen. Verzocht wordt het pad te herstellen.
Standpunt gemeente: Het tracé van het historische Pelgrimspad bevindt zich slechts deels binnen het plangebied. De gemeente streeft evenals de indiener van de zienswijze naar herstel van het Pelgrimspad als wandelroute (zie bijvoorbeeld onderdeel 5.3.2 van de plantoelichting). Het bestemmingsplan maakt dit dan ook mogelijk (wandelpaden kunnen binnen alle relevante bestemmingen worden gerealiseerd). Het vorenstaande laat onverlet dat de onderhavige zienswijze een verzoek om feitelijk handelen betreft en daardoor planologische relevantie mist. De zienswijze is derhalve ongegrond. Het verzoek is ter afhandeling doorgezonden aan het desbetreffende gebiedsteam.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 2: Naast de Burgemeester Bechtweg is een werkweg aangelegd. Bij de aansluiting op de Bosscheweg werden op de autoweg stoplichten geplaatst. De ventweg werdafgesloten tot aan de Kerkstraat. Hier werd op het fietspad een afsluitingsbord geplaatst. De fietsers dienen daar over te steken voor de richting Tilburg. Van de Kerkstraat tot aan de nieuw aangelegde werkweg staan huizen,een appartementengebouw en villa's. Wanneer de bewoners gaan fietsen of men zit in een scootmobiel en men wil richting Berkel-Enschot of Oisterwijk kan men nergens oversteken en men kan ook geen gebruik maken van het fietspad. Waarom zouden bij de werkweg/aansluiting Bosscheweg, op de ventweg ook geen stoplichten geplaatst kunnen worden zodat de ventweg gewoon gebruikt kan worden, er is wel een voetgangersstoplicht geplaatst. Nu is er een gevaarlijke situatie ontstaan. Bij de Kerkstraat fietst iedereen het trottoir op, voor een normale scootmobiel is het trottoir aan de smalle kant.
Standpunt gemeente: Deze zienswijze betreft een verzoek om feitelijk handelen, op een locatie die zich buiten het plangebied bevindt. Dit verzoek is ter afhandeling doorgezonden aan het desbetreffende gebiedsteam.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 3: Het bouwblok aan Broekstraat 9 (manege) en 2B is belegd met de dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Aan alle andere bouwblokken in Moerenburg is die dubbelbestemming niet toegekend. Verzocht wordt de dubbelbestemming te verwijderen. Daarnaast wordt verzocht de erfbeplanting aan Broekstraat 9 niet aan te duiden met de aanduiding 'landschapswaarden'.
Standpunt gemeente: In de vorige planfase is reeds besloten de desbetreffende dubbelbestemming van de bestemmingsvlakken Agrarisch-Agrarisch Bedrijf en Wonen-Buitengebied te verwijderen. Ook ten aanzien van de bestemmingen Recreatie en Sport kan deze dubbelbestemming worden verwijderd. Hetzelfde geldt voor het verwijderen van de aanduiding 'landschapswaarden' (zie ook vooroverlegreactie ZLTO en beantwoording daarvan), temeer daar in het voorliggende geval de landschappelijke inpassing reeds voldoende is geregeld in een anterieure overeenkomst.
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 4: De bedrijfswoning Torentjeshoeve 6 is niet aangegeven. De bedrijfswoning Torentjeshoeve 6a wel. Verzocht wordt de woning bij nummer 6 ook weer te geven.
Standpunt gemeente: Uit de regels blijkt dat bij een bestemming Agrarisch-Agrarisch Bedrijf altijd 'automatisch' een bedrijfswoning wordt toegelaten. Deze bedrijfswoningen hoeven derhalve niet op de plankaart te worden weergegeven. Dit gebeurt in de regel dan ook niet. Bedrijfswoningen worden slechts ingetekend indien er iets bijzonders aan de hand is, zoals de aanwezigheid van meerdere bedrijfswoningen binnen een bestemmingsvlak, of, zoals in casu ten aanzien van nummer 6a het geval is, een van de standaardregels afwijkende maatvoering op een bepaald punt. De bedrijfswoning hoeft gelet op het vorenstaande niet te worden ingetekend. Een aanpassing van het plan is niet nodig. De zienswijze dient ongegrond te worden verklaard. De indiener ervan is op 7 oktober 2009 telefonisch uitgelegd dat het intekenen van de bedrijfswoning niet nodig is.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 5: Opgekomen wordt tegen de wijziging van de bestemming van perceel sectie D. nr. 2762. Het is nu bouwland/grasland en in het nieuwe plan is het natuur. Daarnaast liggen aan de Enschotsebaan bij de spoorlijn naar Den Bosch een paar percelen met een rode arcering erop. Een Wro-zone. Gevraagd wordt wat dit betekent.
Standpunt gemeente: Het perceel sectie D. nr. 2762 valt in het vigerende bestemmingsplan Knooppunt De Baars. Binnen dat plan heeft het perceel de bestemming Verkeersdoeleinden I. Deze bestemming ligt thans niet voor de hand, daar het perceel geen verkeersfunctie heeft. Het gaat inderdaad om een stuk grasland, met daarop tevens enige beplanting. De provincie wijst het perceel binnen de Agrarische HoofdStructuur aan als RNLE-landschapsdeel. Dat wil zeggen dat het gaat om landbouwgronden, die op zichzelf geen bijzondere (potentiële) natuurwaarden bezitten, maar wel tot een regionale natuur- en landschapseenheid worden gerekend vanwege hun ligging ten opzichte van belangrijke bos- en natuurgebieden en landbouwgronden met bijzondere natuurwaarden binnen een RNLE. Dergelijke gronden krijgen volgens de plansystematiek de bestemming Agrarisch met Waarden-2. Het perceel zal worden bestemd naar AW-2.
Het is, ingaand op de vraag, daarnaast juist dat aan de Enschotsebaan bij de spoorlijn naar Den Bosch een aantal percelen is aangewezen als Wro-zone-wijzigingsgebied. Zoals ook uit de regels blijkt, houdt dit verband met het feit dat ergens in het desbetreffende gebied nog een ecologische verbindingszone van gemiddeld 25 meter breed moet worden gerealiseerd op basis van Groene Mal-beleid.
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 6: Op 2 percelen grond, gelegen in het gebied Moerenburg, te weten sectie D, nummers 1704 en 2240, ligt voor zover de indiener van de zienswijze weet, een agrarische bestemming. In het ontwerpbestemmingsplan hebben de percelen de bestemming Natuur gekregen. Verzocht wordt dit te veranderen in een agrarische bestemming.
Standpunt gemeente: De beide (aan elkaar grenzende) percelen vallen thans onder het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Berkel-Enschot. In dat plan zijn de desbetreffende gronden aangewezen als Natuurkerngebied, welke bestemming gericht is op de instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang. In het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is deze bestemming vertaald naar de volgens de huidige systematiek in inhoudelijke zin het meest daarop lijkende bestemming. Dat is de bestemming Natuur. In materiële zin verandert de bestemming niet. Onjuist is dat ten aanzien van de desbetreffende percelen thans een agrarische bestemming aan de orde is.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 7: Op p. 90 wordt gemeld dat ProRail voorstander is van het afsluiten van de spoorwegovergang op de Streepstraat. Is hiertegen nog protest in te dienen of is dit besluit al genomen?
Standpunt gemeente: Nee, dit besluit is niet genomen. Voor alle duidelijkheid zal de desbetreffende zin in de toelichting worden geschrapt.
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 8: De indiener van de zienswijze vraagt zich af of het inderdaad zo is dat de gronden ter plaatse van Moerenburgseweg 2/2a mede bestemd worden voor Bed&Breakfast.
Standpunt gemeente: Ja, dit is correct. Van deze mogelijkheid hoeft overigens geen gebruik te worden gemaakt, het gaat om een mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt. De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het plan.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 9: Sinds 1976 hebben we ons perceel grond aan de Oisterwijksebaan 13a in gebruik als heemtuin, deze zelf aangelegde tuin verschaft ons veel genoegen en het recreatieve belang is groot. Met deze heemtuin proberen we op onze eigen, eenvoudige, wijze een harmoniërend onderdeel te zijn van Moerenburg. Sinds er sprake is van een herziening van het huidige Bestemmingsplan Buitengebied Moerenburg, hebben we aangegeven ons tuinhuisje te willen verplaatsen/vergroten en er een tuinhuis/atelier voor in de plaats te zetten met de mogelijkheid er ook andere plantenliefhebbers te kunnen ontvangen, in het nieuwe ontwerpbestemmingsplan heeft ons perceel de bestemming R-vt (heemtuin) en is er inderdaad de mogelijkheid een gebouw op te richten van, in ons geval, de helft van het maximaal toegestane bouwvlak van 50 m2, zijnde
25 m2. Ons verzoek is deze maatvoeringsaanduiding te vergroten tot het toegestane maximum of een andere oppervlakte van het bouwvlak die de gemeenteraad redelijk en acceptabel acht. Dit geeft ons de gelegenheid een voldoende groot tuinhuis/atelier te creëren waar recreatie, ontvangst en opslag gecombineerd kunnen worden. We denken dat situering en oppervlakte bestemmingsvlak (1200 m2) in zone 1, een groter bouwvlak rechtvaardigen en geen enkele strijdigheid veroorzaken. Uiteindelijk ligt ons perceel in de ontvangstzone aan de Oisterwijksebaan en zou wellicht wat ruimhartiger met de bepalingen kunnen worden omgesprongen die hiertoe ook de mogelijkheid geven.
Standpunt gemeente: Bij het opstellen van het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is, mede gelet op de ligging van de desbetreffende percelen in de ontvangstzone van Landschapspark Moerenburg, gekeken naar de bebouwingsmogelijkheden voor de bestaande volkstuinpercelen aldaar. De ontvangstzone is bestemd voor de meer intensieve vormen van dagrecreatie, waaronder het gebruik van volkstuinen mede te vatten is. Geoordeeld is dat ten aanzien van 'klassieke' volkstuinen, zoals het volkstuincomplex ten zuiden van de Oisterwijksebaan, waarbij sprake is van meerdere kavels en gebruikers, in het belang van de gebruikers enige ruimte moet bestaan voor het oprichten van een (gezamenlijk) gebouw. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Moerenburg bestond die ruimte niet, en mocht per kavel van 150 m² slechts een bouwwerk, geen gebouw zijnde, worden opgericht. Thans wordt de mogelijkheid geboden op het complex in kwestie één gebouw op te richten, met een oppervlakte van maximaal 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, zulks tot een absoluut maximum van 50 m². Het perceel van de indiener van de zienswijze is, evenals de beide naastgelegen percelen, echter niet aan te merken als een klassiek volkstuincomplex. Er is slechts sprake van één eigenaar/gebruiker. Het perceel is niet verkaveld en opgedeeld in kleinere stukjes. Daarbij gaat het met betrekking tot de drie volkstuinpercelen ten noorden van de Oisterwijksebaan om relatief kleine percelen. Besloten is derhalve het toegestane bebouwde oppervlak op deze drie percelen te limiteren, en hier per perceel maximaal 25 m² aan gebouwen toe te staan. Ook in de ontvangstzone moeten bebouwing en inrichting immers bijdragen aan het groene en landschappelijke karakter van Moerenburg. De bebouwing mag derhalve niet te massaal worden. Hoewel in absolute zin minder is geoorloofd, wordt in relatieve zin op de kleine, 'noordelijke' volkstuinpercelen desalniettemin overigens meer bebouwing toegestaan dan op het zuidelijker gelegen volkstuincomplex. Het thans vigerende bestemmingsplan Buitengebied Moerenburg staat bovendien geen enkel gebouw toe op gronden met de bestemming 'volkstuin'. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling betekent voor betrokkenen dus een flinke vooruitgang wat betreft bouwmogelijkheden. Met de voor de hoofdbebouwing genoemde maximaal toelaatbare oppervlaktemaat van 25 m² is de bovengrens echter bereikt.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 10:
1. Om de door ons gewenste activiteiten, studiedagen, workshops of trainingen mogelijk te maken, vragen wij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid' of de aanduiding 'maatschappelijk' aan de bestemming van het perceel Torentjeshoeve 7 toe te voegen.
2. Torentjeshoeve 6 en 7 zijn twee van de oorspronkelijk vijf in opdracht van koning Willem II gebouwde koningshoeven. Zij lagen in de gemeente Hilvarenbeek maar zijn in 1997, na de grenscorrecties, komen te liggen in de gemeente Tilburg. Uit onze ervaringen met het archief en de gemeente Tilburg is het bestaan van deze panden vrijwel niet bekend, laat staan de toch wel bijzondere betekenis die deze panden voor de stad Tilburg en haar Textielindustrie hebben gehad. Het was koning Willem II die de waarde van wol onderkende en er zo bevlogen door raakte dat hij met de bouw van 5 boerderijen en een schaapskooi het heidegebied ten zuidoosten van de stad ging ontginnen om wol te kunnen produceren voor zijn militairen. Het is jammer dat van dit stukje geschiedenis niets is terug te vinden in de beschrijvingen van het nieuwe bestemmingsplan. Het is te overwegen, gezien de waarde voor de Tilburgse geschiedenis, om deze 2 panden misschien een bijzondere status toe te kennen.
Standpunt gemeente:
1. Hetgeen gevraagd wordt, komt feitelijk neer op de nieuwvestiging van een bedrijf in het buitengebied. Hiervoor geldt stringent provinciaal beleid, dat terug te vinden is in de Interimstructuurvisie, de bijbehorende Paraplunota en de Beleidsnota Buitengebied in
Ontwikkeling. Samengevat houdt het beleid in dat er onder bepaalde omstandigheden ruimte is voor de vestiging van recreatieve bedrijvigheid, statische opslag, paardenhouderijen en agrarisch-technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven. Hierbij is - naast allerlei andere voorwaarden - meestal vereist dat het gaat om een 'voormalige agrarische bedrijfslocatie' (vab-locatie). Overige (niet aan het buitengebied gebonden) bedrijven horen thuis op een bedrijventerrein of in een kern (zie bijvoorbeeld de provinciale Paraplunota, p. 66).
De aanduidingen die de indieners van de zienswijze vragen ('niet-buitengebiedgebonden bedrijvigheid' of 'maatschappelijk', waarbij de laatstgenoemde aanduiding, gelet op hetgeen betrokkenen voor ogen hebben, niet in de rede ligt), zijn ingevolge het provinciale beleid in het buitengebied slechts denkbaar op vab-locaties, en dan nog slechts op plaatsen, die gelegen zijn binnen een zogenaamde 'bebouwingsconcentratie'. Daargelaten het antwoord op de vraag of het in casu gaat om een vab-locatie in de strikte zin des woords, is het perceel in elk geval niet gelegen binnen een als zodanig aangewezen bebouwingsconcentratie (dus in buitengebied sec). Reeds daarom kan het toekennen van de aanduiding 'niet-buitengebiedgebonden bedrijvigheid' niet aan de orde zijn.
2. Torentjeshoeve 7 is in oorsprong in 1832 gebouwd. Voor wat betreft de plattegrond, de balklagen en kleine delen van het muurwerk is deze boerderij nog intact. Er is echter in de afgelopen decennia zoveel aan gewijzigd (de interne indeling, de plaats van deuren, ramen en vensters en de vernieuwing van het dak), dat het begrijpelijk is dat het pand in de jaren tachtig van de twintigste eeuw niet opgenomen is in het monumenten inventarisatieproject van de toenmalige gemeente Hilvarenbeek. Toch is het zowel historisch als cultuurhistorisch nog steeds van belang. Dat heeft te maken met de stichting door Willem II en met de L-vormige plattegrond van het gebouw. Ook het belang van Torentjeshoeve 6 is aannemelijk (al is dat pand i.t.t. Torentjeshoeve 7 wegens vakantie van de bewoner niet bezichtigd in het kader van deze zienswijze). Er lijkt nog meer authentiek muurwerk aanwezig te zijn dan bij de buren op nummer 7 en ook deze hoeve is gesticht door Willem II. Met het vorenstaande is de cultuurhistorische waarde van beide panden aangetekend in toelichting op het bestemmingsplan. Voorts zal de gemeentelijke monumentencommissie om nader advies over het eventueel toekennen van de gemeentelijke monumentenstatus gevraagd worden.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdeel 2), deels ongegrond (onderdeel 1).
Zienswijze 11: De indiener van de zienswijze wil van de mogelijkheid gebruik maken om de keuken van Streepstraat 3 wat te verbreden of te verschuiven tegenover de woonkamer, zodat de ingang naar de woonkamer breder en rolstoelvriendelijker wordt. In het ontwerpbestemmingsplan is het bouwvlak echter strak omlijnd. Gevraagd wordt de opgemelde verbouwing mogelijk te maken.
Standpunt gemeente: Aan dit verzoek kan worden meegewerkt. Indien het bouwvlak niet wordt aangepast, zou verplaatsing van de desbetreffende uitstulping wellicht niet mogelijk zijn. Door het bouwvlak iets op te rekken (iets minder strak te omlijnen), kan de uitstulping binnen het bouwvlak worden verplaatst. Het vorenstaande laat overigens onverlet dat betrokkene gebonden blijft aan de regels inzake maximale inhoud van de woning (600 m³), maximale goothoogte, maximale bouwhoogte et cetera.
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 12: In het ontwerpbestemmingsplan staat dat gestreefd wordt naar herstel van het Pelgrimspad als wandelroute. De indiener van de zienswijze wijst erop, dat een groot gedeelte van dit pad fungeert als ontsluitingsroute voor de woningen aan de Bosscheweg. Gevreesd wordt voor vermindering van privacy, waardevermindering van de woning van indiener en het verdwijnen van de ontsluitingsroute.
Standpunt gemeente: Het gedeelte van het Pelgrimspad, waar de zienswijze betrekking op heeft, bevindt zich buiten het plangebied. Daarnaast staat geenszins vast dat herstel van het Pelgrimspad als wandelroute per definitie ten koste zou moeten gaan van de desbetreffende ontsluiting. Integendeel, ingevolge het bestemmingsplan Bedrijventerrein Loven, Bosscheweg e.o. 2008 (vastgesteld op 12 oktober j.l.), waar het onderhavige gedeelte van het historische Pelgrimspad zich in bevindt, is aan dit gedeelte van het pad de bestemming Verkeer-Verblijftoegekend, welke bestemming mede ziet op voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 13 (voetbalvereniging Were-Di): Om de parkeerproblemen bij Were Di voetbal op te lossen, zou het wenslijk zijn om het perceel ten westen van ons sportcomplex te bestemmen voor parkeren ten behoeve van onze sporters, bezoekers en wandelaars in Moerenburg. Gelieve daarnaast het perceel ten oosten van ons sportcomplex te bestemmen voor sport. Onze vereniging groeit als kool (bijna 600 leden) en een extra veld is noodzakelijk voor onze gezonde vereniging. Gezien de komende nieuwbouw tussen de Oisterwijkse Baan en de Piushaven zal het ledenaantal weer toenemen, zo is de verwachting. De gemeente wil zoveel mogelijk mensen laten sporten, maar dan moeten wij ook de ruimte hebben om dit mogelijk te maken.
Standpunt gemeente: De plantoelichtingstelt in onderdeel 5.4.2.1 het volgende: Devoetbalclub Were Di is thans gehuisvest aan de Moerenburgseweg. Deze accommodatie bestaat uit een clubgebouw, oefenvelden, kunstgrasveld(en) en verlichtingsmasten. Deze elementen passen niet in het landschappelijke beeld van weilanden en houtsingels dat in dit deel van het landschapspark Moerenburg wordt nagestreefd. In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van handhaving van deze sportvelden, echter voor de herkenbaarheid van het landschap is op termijn verplaatsing wenselijk. Daarenboven merken wij op dat de gronden ten oosten van Were Di deel uitmaken van zowel de GHS (leefgebied kwetsbare soorten) als de EHS (beheersgebied). Het moge derhalve duidelijk zijn dat een extra veld op deze gronden niet aan de orde kan zijn. De mogelijkheid van parkeergelegenheid op de gronden ten westen van Were Di (dit is agrarische grond zonder bijzondere waarde, ingeklemd tussen de voormalige RWZI en de voetbalvereniging, niet deel uitmakend van GHS en/of EHS) kan aan de orde komen tegen de achtergrond van de verdere concrete invulling van het hergebruik van het RWZI-terrein, maar een bestemmingsaanpassing van de desbetreffende gronden (voorzover dit überhaupt nodig zou zijn voor het realiseren van een ondergeschikte parkeergelegenheid ter plaatse) kan op dit moment niet aan de orde zijn, al was het maar omdat de gronden in kwestie thans geen gemeentelijk eigendom zijn.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 14 (Waterschap De Dommel): In de bestemmingsregels is onder 9 1.1. onder h opgenomen dat, naast het gemaal en de bergingsbakken, er sprake is van een waterzuiveringsinstallatie van minder dan 100.000 i.e. bij het voormalige RWZI-terrein. Van deze waterzuiveringsinstallatie is geen sprake meer en deze passage kan dus vervallen. Ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van water-helofytenfilter' zijn daarnaast nu ook (betonnen) waterbassins gelegen. Verzocht wordt daarom deze bassins onder 22.1.1 of 22.1.2 specifiek te benoemen. Ten slotte mist in onderdeel 32.4.1 van de regels onder b 'het ophogen en aanleggen van kades'. Verzocht wordt deze zinsnede toe te voegen, omdat juist deze werkzaamheden het waterbergend vermogen van een gebied kunnen beïnvloeden.
Standpunt gemeente: De opmerkingen zijn terecht gemaakt en worden inhoudelijk overgenomen (kleine aanpassingen in de onderdelen 9.1.1, 22.1.2 en 32.4.1 van de regels).
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 15 (Sabic Pipelines B.V.): Door het plangebied loopt een 8" leiding voor transport van vloeibare koolwaterstoffen (PRB-leiding) welke in eigendom en beheer is van SABIC Pipelines BV. In uw plannen heeft u reeds rekening gehouden met deze leiding. Op een aantal punten is een aanvulling vereist:
1. Ook voor de K1K2K3 buisleidingen geldt dat het beleid voor externe veiligheid momenteel sterk in ontwikkeling is. Het Ministerie van VROM geeft in de brief met titel "Externe Veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode" d.d. 5 augustus 2008 alsmede met het document "Risicoafstanden buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3" d.d. augustus 2008 van het RIVM aan hoe met buisleidingen in bestemmingsplannen zou moeten worden omgegaan in deze interim-periode. Inmiddels is ook het concept Besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd, maar nog niet goedgekeurd. De genoemde documenten zijn alle terug te vinden op www.rivm.nl. Het voorgenomen beleid regelt op vergelijkbare wijze als het Bevi de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Er worden normen en richtwaarden gesteld voor het plaatsgebonden risico en er geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Wij vragen u op dit voorgenomen beleid te anticiperen in uw bestemmingsplan. Momenteel worden door VROM de volgende afstanden gehanteerd voor de PRB-leiding (80 bar, 8 inch):
a. 10-6 plaatsgebonden risico: 12 meter aan weerszijden van de leiding.
b. Invloedsgebied groepsrisico (1 % letaliteit): 31 meter aan weerszijden van de leiding.
2. Op de plankaart dient de PRB-leiding alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 m. aan weerszijden van de leiding te worden opgenomen. Momenteel komen de afstanden uit de voorschriften (dubbelbestemming: 5 m) niet overeen met de tekening (ca 12 m)
3. In de voorschriften dienen kwetsbare objecten binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour te worden uitgesloten. Beperkt kwetsbare objecten mogen enkel onder zwaarwegende motivering worden toegestaan.
4. In het bestemmingsplan wordt een toetsingsafstand gehanteerd van 12 m. Het begrip 'toetsingsafstand' wordt gebruikt in de circulaire van 1991 en het gebruik van deze term in het bestemmingsplan is niet eenduidig. Anticiperend op het voorgenomen beleid dient gesproken te worden van een 10-6 plaatsgebonden risico, welke geldt als grenswaarde voor kwetsbare objecten of richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast geldt een invloedsgebied van 31 m.
5. In de voorschriften dient de leidingdiameter te worden aangepast. De relevante kenmerken van de PRB-leiding zijn:
a. Eigenaar /beheerder van de buisleiding: SABIC Pipelines BV
b. Diameter: 8 inch (geen 25 cm),
c. Ontwerpdruk; 80 bar
d. Getransporteerde stof: naftaleen - K1 vloeistof.
Standpunt gemeente:
1. De opmerking wordt overgenomen en verwerkt in onderdeel 8.3 van de toelichting.
2. De opmerking wordt overgenomen. Op de plankaart wordt de leiding weergegeven met de dubbelbestemming "Leiding-Brandstof", waarbij de belemmeringenstrook (5 m aan weerszijden) op correcte wijze (op schaal) wordt weergegeven.
3. De opmerking wordt overgenomen en verwerkt in onderdeel 37.4 van de regels.
4. De opmerking wordt overgenomen en verwerkt in de toelichting en de regels.
5. De opmerking wordt overgenomen en verwerkt in de toelichting en de regels.
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 16: Indiener zou graag het (agrarische) bouwblok voor Zandstraat 13 te Berkel-Enschot aangepast zien. Gevraagd wordt niet om een bouwblokvergroting, het gaat slechts om een vormverandering van het bouwblok (richting Zandstraat 11). De oppervlakte van het bouwblok blijft gelijk.
Standpunt gemeente: De gronden, waarop de vormverandering van het bouwblok betrekking heeft (voor zover thans niet reeds binnen het bouwblok vallend) vallen binnen de kadastrale eigendom van de indiener van de zienswijze en hebben in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Ingevolge de plansystematiek kan ter plaatse van deze bestemming aan een vormverandering van een agrarisch bouwblok worden meegewerkt, indien gelijktijdig de desbetreffende oorspronkelijke bouwblok-gronden worden ombestemd naar de aangrenzende agrarische bestemming (in dit geval de bestemming 'Agrarisch' sec), indien in geval van een nabijgelegen ecologische verbindingszone het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet belemmerd wordt en in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate worden aangetast (in casu niet aan de orde), indien de totale oppervlakte van het agrarisch bouwblok niet wordt vergroot (dit blijft in casu gelijk), indien de vormverandering aanvaardbaar is uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-en leefklimaat (zulks is in casu het geval, de afstand tussen het bouwblok van indiener en het in de richting van de vormverandering van het bouwblok naastgelegen bouwvlak blijft in de nieuwe situatie minimaal 50 meter) en, ten slotte, indien sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Ten aanzien van dit laatste punt heeft betrokkene schriftelijk verklaard t.z.t. (d.w.z. na het verkrijgen van vereiste sloop- en bouwvergunningen) over te zullen gaan tot een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de nieuwe bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goed te keuren erfbeplantingsplan. Betrokkene heeft tevens een planschadeverhaalsovereenkomst getekend. Gelet op het vorenstaande zijn wij van oordeel dat aan de vormverandering kan worden meegewerkt en dat deze kan worden meegenomen in de onderhavige planprocedure. Gelet op het aan het houden van paarden gerelateerde deel van de bedrijfsvoering wordt tevens de aanduiding 'paardenhouderij' op het bestemmingsvlak gelegd.
Conclusie: De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 17:
1. Op het pand Moerenburgseweg 2 komt alleen de bestemming "Wonen-Buitengebied". Wij zien dat graag veranderd in het houden van paarden (met rijbak ), schapen en een geregistreerde hondenkennel, dus een z.g. hobbyboerderij.
2. Het perceel achter en naast Moerenburgseweg 2, dat wij al jaren in beheer hebben, wordt als bestemming natuur gegeven (bloemrijk weiland). Al honderden jaren zijn dit weilanden met houtwallen en zeer oude knotwilgen. Wij willen dat er aan dit stuk authentiek Moerenburg niets veranderd wordt. De natuurontwikkeling in het gebied is mooi maar als we de verwildering zien in het gebied ten zuiden van de Meierijbaan, waar bijna uitsluitend distels staan (waar iedereen last van heeft) lijkt ons dat geen goede oplossing. Extensieve begrazing, waar wij graag aan meewerken, is een goede oplossing.
3. Op het perceel tegenover ons pand Moerenburgseweg 2 komt als bestemming recreatie. Dit is voor ons onaanvaardbaar dat dit gebeurt op 4 meter voor ons pand. Ons uitzicht wordt totaal veranderd en de wandelaars zullen ook de schapen met hun lammeren moeten missen. In plaats komt er misschien een parkeerplaats!!
4. De precedentwerking voor Ut Rode Bietje is ontoelaatbaar. Bebouwing is niet nodig daar het pand Oisterwijksebaan 6 te koop staat. Verder is kassenbouw volgens het Ministerie van VROM alleen mogelijk in daarvoor aangewezen gebieden. Ze willen 500 tot 1000 vierkante meter kassen bouwen. Deze bebouwing en kassenbouw is een aantasting van de natuur en landschapwaarden (zie blz. 80), die er wel degelijk zijn. Moerenburg is een OPEN gebied en door al die kassen, plastic tunnels en verhoogde teeltbakken zal de doorkijk volledig verloren gaan.
5. Drie horecagelegenheden op een afstand van enkele honderden meters is wel erg veel! (zie blz. 84-89)
6. Het helofytenfilter tweede fase is volgens ons, buiten de overlast van stank en ongedierte, niet nodig. Er moet maar eens bewezen worden dat dit echt nodig is. Volgens een deskundige van de Dommel is deze tweede fase niet meer nodig.
7. Bebouwing volkstuin 50m2 en een hoogte van 3 tot 4,5 meter is wel erg groot en hoog. Het zou geen goede entree voor Moerenburg zijn.
Standpunt gemeente: Op deze schriftelijke zienswijze is de dagtekening woensdag 7 oktober 2009 vermeld, doch blijkens het ontvangststempel van de gemeentelijke postregistratiekamer is de zienswijze ontvangen op vrijdag 9 oktober 2009. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:16 van de Awb bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken. Deze termijn vangt, gelet op het tweede lid van dit artikel, aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd, in dit geval 28 augustus 2009. De termijn voor het indienen van zienswijzen liep mitsdien door tot en met donderdag 8 oktober 2009. Bij de beantwoording van de vraag of de zienswijze tijdig is ingediend, is gelet op het derde lid van genoemd artikel op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen artikel 6:9 van de Awb van overeenkomstige toepassing. In dit artikel is bepaald: "Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen." Indiener heeft zijn zienswijze blijkens de enveloppe niet per post verzonden, maar in de gemeentelijke brievenbus gedeponeerd. Deze wijze van indiening komt, gelet op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ABRvS 24 december 2004, LJN-nr. AT4176), voor risico van indiener. Derhalve is bepalend het tijdstip waarop de zienswijze door de gemeente is ontvangen. Ingevolge de genoemde jurisprudentie schept het stempel van de gemeente met de datum van ontvangst het vermoeden dat op die datum de zienswijze door de gemeente is ontvangen. De zienswijze dient gelet op het vorenstaande niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor zover toe zou moeten worden gekomen aan een inhoudelijke beoordeling, merken wij het volgende nog op:
1. Een rijbak kan binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd. Het houden van hobbydieren is eveneens toegestaan, voor zover dit plaats heeft in legale bijgebouwen en - uiteraard - niet sprake is van een agrarisch bedrijf, maar van puur hobbyisme (kleinschaligheid). Een hondenkennel kan niet zonder meer worden gevestigd. Het realiseren van een erkend hondenkennel komt feitelijk neer op de nieuwvestiging van een bedrijf in het buitengebied. Hiervoor geldt stringent provinciaal beleid, dat terug te vinden is in de Interimstructuurvisie, de bijbehorende Paraplunota en de Beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling. Samengevat houdt het beleid in dat er onder bepaalde omstandigheden ruimte is voor de vestiging van recreatieve bedrijvigheid, statische opslag, paardenhouderijen en agrarisch-technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven. Hierbij is - naast allerlei andere voorwaarden - meestal vereist dat het gaat om een 'voormalige agrarische bedrijfslocatie' (vab-locatie). Overige (niet aan het buitengebied gebonden) bedrijven horen thuis op een bedrijventerrein of in een kern (zie bijvoorbeeld de provinciale Paraplunota, p. 66). Bij een hondenkennel speelt aanvullend het probleem dat een dergelijke voorziening is ingedeeld in milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij het plan. Derhalve kan een hondenkennel evenmin gerealiseerd worden binnen de beroep-aan-huis-regeling. Als indiener wil dat de gemeente hier serieus naar kijkt, zal een principeverzoek moeten worden ingediend, vergezeld van een bedrijfsplan.
2. Hetgeen indiener veronderstelt, is feitelijk onjuist. Het perceel achter en naast Moerenburgseweg 2 heeft een agrarische bestemming (zij het met waarden). Begrazing is hier niet per definitie uitgesloten.
3. Dit perceel krijgt inderdaad de bestemming Recreatie. Dit houdt verband met de `herontwikkeling` van het terrein van de voormalige RWZI. In een intentieverklaring zijn de gemeente en Waterschap De Dommel overeengekomen gezamenlijk de potenties voor hergebruik van het terrein van de RWZI te verkennen. Het gaat hierbij om gezamenlijke planvorming. Gestreefd wordt naar een publieksfunctie waarbij in potentie veel mogelijk is, zoals dagrecreatie, natuureducatie en cultuur. De thans geprojecteerde bestemming is het resultaat van opgemeld proces. Aan de bestaande bebouwing kan op bescheiden schaal al dan niet permanente bebouwing worden toegevoegd ten dienste van het toekomstige gebruik. Op het terrein wordt een padenstelsel aangelegd dat door poorten verbonden is met zijn omgeving. Daarnaast wordt gestreefd door middel van groenelementen Huize Moerenburg te markeren en beleefbaar te maken. De gemeente stelt zich op het standpunt dat gelet op het vorenstaande sprake zal zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
4. Op de locatie aan de Oisterwijksebaan kan Ut Rooie Bietje landschappelijk relatief goed worden ingepast en kan het een vliegwiel zijn voor de aanleg van een wandelroute en voor landschapsbouw door de aanleg van landschapselementen. Gezien de ligging in het Landschapspark zullen er meerdere functies mogelijk worden gemaakt op het gebied van maatschappelijke en educatieve voorzieningen, waaronder een biologische stadsboerderij. Ook een beheerderswoning geïntegreerd in de stadsboerderij maakt deel uit van de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast zullen bijbehorende en ondergeschikte horeca- en detailhandelactiviteiten onderdeel uitmaken van de functie. Toen duidelijk werd dat de woning aan Oisterwijksebaan 6 beschikbaar kwam, is onderzocht of deze locatie kon worden betrokken bij de herhuisvesting van de biologische stadsboerderij. Dit bleek zowel in financiëel als in ruimtelijk en functioneel opzicht niet haalbaar. Een groot aantal andere mogelijke locaties is eveneens onderzocht en ongeschikt of minder geschikt gebleken. Het feit dat sprake is van een agrarisch bouwblok, brengt met zich dat op beperkte schaal inderdaad kassen mogen worden geplaatst. Moerenburg is inderdaad een open gebied, het bestemmingsplan als geheel zet sterk in op behoud van die openheid. De lintbebouwing aan de Oisterwijksebaan, de Broekstraat en de Zandstraat is daarentegen niet voor niets aangewezen als bebouwingsconcentratie. Overigens voorziet het thans vigerende bestemmingsplan Buitengebied Moerenburg reeds een agrarisch bedrijf tussen Oisterwijksebaan 6 en 8 (middels wijzigingsbevoegdheid).
5. Drie (mogelijke) horecapunten op relatief korte afstand van elkaar vormen in een Landschapspark met naar verwachting een toenemende instroom van recreanten en toeristen niet per se een overdaad. Bovendien gaat het bij twee van de drie punten om ondergeschikte horeca-activiteiten.
6. Blijkens de vooroverlegreactie van en andere contacten met het waterschap stelt het waterschap zich op het standpunt dat het helofytenfilter wel degelijk nodig is.
7. Bij de bouwregeling voor volkstuinen is aansluiting gezocht bij regelingen voor volkstuinen elders in de stad. De in het plan opgenomen maten zijn beoordeeld als redelijk voor volkstuincomplexen op om het even welke locatie in de gemeente. De volkstuinders hebben belang bij enige gezamenlijke (berg)ruimte. Ook aan dit belang komt gewicht toe. Het resultaat is de onderhavige bebouwingsregeling.
Conclusie: De zienswijze is niet-ontvankelijk.
Zienswijze 18 (ZLTO Hart van Brabant):
1. Op duurzame locaties mogen bedrijven uitbreiden tot 2,5 ha. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen bedrijven uitbreiden tot 1,5 hectare. Wil het bedrijf echter uitbreiden tot 2,5 hectare, moet een bestemmingsplanprocedure gevolgd worden, terwijl het al dan niet toekennen van een duurzame locatie niet bepaald wordt door de gekozen procedure. Wij constateren in meerdere bestemmingsplannen van gemeente Tilburg dat zij boven een bepaalde grens de keuze maakt voor een andere procedure. De gemeente geeft aan dat zij dan een nieuwe afweging kan maken, dit is niet juist. De procedure is niet bepalend voor de afweging die de gemeente moet maken, de criteria die de gemeente moet doorlopen zijn exact hetzelfde. De gekozen procedure heeft wel consequenties voor ondernemers, denk aan doorlooptijd en kosten.
In onderdeel 3.6.2, onder b 1, is aangegeven dat bouwblokvergrotingen voor intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden enkel zijn toegestaan indien noodzakelijk in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn. Hierbij mag de bouwblokvergroting niet meer bedragen dan 15% van het bestemmingsvlak. Voor bouwblokvergrotingen ten aanzien van dierenwelzijn geldt geen bovenmaat. Wij vragen de gemeente dit aan te passen.
2. Wij maken bezwaar tegen het feit dat de gemeente nog steeds aan een groot deel van haar gronden de aanduiding 'bomenteelt uitgesloten' heeft toegekend. De gemeente geeft aan dat zij op diverse gronden de aanduiding heeft geschrapt, en daarbij heeft gekeken naar de eigendommen van boomkwekers en het huidige gebruik van de gronden. Nog steeds is de aanduiding 'bomenteelt uitgesloten' toegekend aan een groot deel van de gronden. Naast het feit dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van ondernemers, ontbreekt het aan enige onderbouwing waarom deze functie op de betreffende gronden wordt uitgesloten. Wij vragen de gemeente de aanduiding 'bomenteelt uitgesloten' in zijn geheel te schrappen. Er zijn al een aantal voorbeelden waarbij bestemmingsplannen bij gebrek aan gedegen onderbouwing niet zijn goedgekeurd door de Raad van State.
3. Wij zijn van mening dat die activiteiten die de kwaliteiten van de groene ruimte vermarkten (rust, ruimte, beleving, natuur en landschap) in principe ontwikkelingsruimte moeten krijgen in het buitengebied. Wij constateren dat gemeentes vaak worstelen met de vraag wat wel en wat niet toe te staan onder welke voorwaarden. Wij vinden het verrassend dat de gemeente ervoor kiest om geen ruimte te bieden voor boerderijcampings in het landschapspark Moerenburg, een activiteit die in het buitengebied thuis hoort. Anderzijds biedt de gemeente wel ruimte voor een galerie, een activiteit waarbij de relatie en verbondenheid met de groene ruimte veel lastiger te leggen is. De argumentatie dat boerderijcampings het landschap aantasten is subjectief. Bij het ontplooien van nieuwe activiteiten in het buitengebied hoort ook een landschappelijke inpassing. Wij vragen de gemeente dit beleid aan te passen en ook boerderijcampings toe te staan in het landschapspark.
4. Permanente teeltondersteunende voorzieningen horen thuis op het bouwblok. Wanneer het bouwblok te klein is kan via wijzigingsbevoegdheid bouwblokvergroting worden aangevraagd. De wijzigingsbevoegdheid is niet opgenomen in het bestemmingsplan. Wij vragen de gemeente dit alsnog op te nemen.
5. Een groot deel van het gebied is bestemd als AW-1 gebied. Het betreffende gebied is conform de provinciale structuurvisie onderdeel van de AHS-landbouw. Aan de AW-1 gebieden zijn geen specifieke bestemmingen toegekend. Naar onze mening behoren deze gebieden tot de AHS-landbouw omdat er geen redenen worden aangevoerd om deze gronden zwaarder te bestemmen. Wij vragen de gemeente de bestemming AW-1 te veranderen in Agrarisch.
6. In de reactie op het voorontwerp hebben wij de gemeente verzocht om de aanduiding ´landschapswaarden´ te schrappen van de bouwblokken. Dit is voor een deel doorgevoerd, maar wij constateren dat de aanduiding 'landschapswaarden' op een aantal bouwblokken nog wel voorkomt. Zelfs op een aantal plaatsen waar de erfbeplanting nog niet gerealiseerd is. Wij vragen de gemeente de aanduiding ´landschapswaarden´ ter plaatse van alle bouwblokken te schrappen.
7. Ten behoeve van aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningsverbinding wordt aan weerszijden van de verbinding een zone van 39 meter of 26 meter, afhankelijk van het type verbinding, een dubbelbestemming toegekend. Wij constateren dat de zone op de kaart vele malen breder is. Wij vragen de gemeente de breedte van deze zone op de kaart aan te passen aan de correcte maatvoering.
8. Langs de Voorste Stroom zijn een aantal gebieden aangeduid als bestaand inundatiegebied. Wij constateren dat de begrenzing van het inundatiegebied, met name aan de noordkant van de Voorste Stroom, niet overeenkomt met de begrenzing op de reconstructiekaart. Wij vragen de gemeente dit aan te passen.
9. Wij constateren dat zeer veel percelen te maken krijgen met beperkingen vanwege de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Ondanks het feit dat er een archeologisch rapport is opgesteld, is de omvang van het gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' fors. Wij vragen de gemeente om ook de belangen van de agrarische bedrijven in het gebied mee te wegen in het toekennen van de bestemming archeologie, in relatie tot de consequenties van de toekenning van deze bestemming.
10. Bij knooppunt De Baars is een perceel landbouwgrond bestemd als natuur. Dit is naar ons inzien onterecht omdat het hier om landbouwgrond gaat. Graag omzetten in Agrarische (met Waarden).
Standpunt gemeente:
1. Op donderdag 15 oktober is een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van de ZLTO over dit onderwerp. Toegelicht is dat de gemeente, vooral vanwege het speciale karakter van Tilburg (niet een plattelandsgemeente pur sang) bij de grotere bouwblokuitbreidingen (waaronder mede begrepen uitbreidingen met meer dan 15% in extensiveringsgebied) een nieuw, integraal afwegingsmoment inlast, waarbij alle relevante factoren, die van belang zijn voor de totstandkoming van een ´goede ruimtelijke ordening´kunnen worden meegewogen, inclusief eventuele andere ontwikkelingen in de omgeving. Voor de grotere wijzigingen staan wij derhalve een separate planprocedure voor. Hieruit volgt echter niet dat de grotere uitbreidingen onmogelijk zijn. Het betekent wel dat voor dergelijke vergrotingen een nieuw afwegingsmoment ontstaat waarbij ook rekening gehouden kan worden met ligging, economisch perspectief, toekomstplannen voor het gebied et cetera.
2. Verwezen zij naar de Visie Landschapspark Moerenburg en de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied De Voorste Stroom. In verband met redenen van landschappelijke aard, de wens om het landschap zoveel als mogelijk open te houden, wordt bomenteelt op veel plaatsen uitgesloten. Nieuwvestiging van boomkwekerijen kan worden uitgesloten, omdat het bestemmingsplangebied in het provinciale beleid niet is aangemerkt als ontwikkelingsgebied voor boomteelt. Hiermee worden verdichting van landschappelijk open gebieden en verdroging voorkomen. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de ZLTO hebben wij de aanduiding ´bomenteelt uitgesloten´ reeds van een groot aantal percelen verwijderd. Gekeken is hierbij naar de eigendommen van de in het gebied aanwezige boomkwekers, alsmede naar de gronden daaromheen. Ten derde is gelet op het huidige gebruik van de gronden in kwestie (juli 2009) en ook de daar weer naast gelegen gronden. Gelet op de Nota van Uitgangspunten en de feitelijke situatie ter plaatse is er geen aanleiding de aanduiding ´bomenteelt uitgesloten´te handhaven ten aanzien van de resterende met de aanduiding belegde gronden in de deelgebieden Hoogeind-Noord en Nooitgedacht (voor zover gelegen ten noorden van het lint Zandstraat-Oisterwijksebaan). Aanvullend wordt de aanduiding naar aanleiding van de zienswijze derhalve uit deze gebieden verwijderd.
3. Eveneens om redenen van landschappelijke aard worden boerderijcampings uit het Landschapspark geweerd, ook dit op basis van de Nota van Uitgangspunten. De genoemde galerie wordt in de plantoelichting slechts genoemd in relatie tot mogelijke functies in vanwege landschappelijke en/of karakteristieke waarde(n) te behouden voormalige agrarische gebouwen. De vestiging van galerieën e.d. wordt niet actief nagestreefd, is geen speerpunt van beleid.
4. Deze wijzigingsbevoegdheid is wel opgenomen in het plan. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in de artikelen inzake de bestemmingen ´Agrarisch´ en ´Agrarisch met Waarden´.
5. Hoewel de bestemming AW-1 en het begrip AHS-Landbouw elkaar geenszins uitsluiten, kan bij nadere beschouwing aan dit verzoek worden voldaan, temeer daar de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen ´Agrarisch´en ´Agrarisch met Waarden-1´ sinds de verwerking van de vooroverlegreacties identiek zijn. Daarnaast was de bestemming in het ontwerpplan mede in relatie tot de - ter plaatse nu verdwenen - aanduiding ´bomenteelt uitgesloten´gekozen.
6. De aanduiding wordt van de desbetreffende percelen gehaald.
7. De breedte van de zones wordt aangepast op de plankaarten.
8. Gebruik is gemaakt van de actuele geo-informatie van het waterschap en de meest recente reconstructiekaart, te weten die bij de Correctieve Herziening van het Reconstructieplan De Meierij. De inundatiegebieden zijn naar ons oordeel correct opgenomen.
9. De dubbelbestemming Waarde-Archeologie brengt slechts een aanlegvergunningplicht met zich voor niet-reguliere agrarische werkzaamheden, zoals ontgronden en heien. In de vorige planfase is de dubbelbestemming reeds van alle bouwblokken verwijderd.
10. Zie de beantwoording van de zienswijze met volgnummer 5.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdelen 2 ged., 5, 6, 7 en 10), deels ongegrond (onderdelen 1, 2 ged., 3, 4, 8 en 9).
Zienswijze 19:
1. Wij constateren dat zeer veel percelen te maken krijgen met beperkingen vanwege de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Ondanks het feit dat er een archeologisch rapport is opgesteld, is de omvang van het gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' fors. Wij vragen de gemeente om ook de belangen van de agrarische bedrijven in het gebied mee te wegen in het toekennen van de bestemming archeologie, in relatie tot de consequenties van de toekenning van deze bestemming.
2. Ten behoeve van aanleg, instandhouding en bescherming van de hoogspanningsverbinding wordt aan weerszijden van de verbinding een zone van 39 meter of 26 meter, afhankelijk van het type verbinding, een dubbelbestemming toegekend. Wij constateren dat de zone op de kaart vele malen breder is. Wij vragen de gemeente de breedte van deze zone op de kaart aan te passen aan de correcte maatvoering.
3. Ten zuiden van de Broekstraat en ten noorden van de Voorste Stroom is een perceel aangeduid als bestaand inundatiegebied. Gevraagd wordt deze dubbelbestemming (Waterstaat-Waterbergingsgebied) voor zover gelegen op agrarische grond, te verwijderen.
Standpunt gemeente:
1. Zie de beantwoording van onderdeel 9 van de zienswijze met volgnummer 18.
2. Zie de beantwoording van onderdeel 7 van de zienswijze met volgnummer 18.
3. De gemeente is gehouden als zodanig aangewezen bestaande inundatiegebieden op de plankaarten bij bestemmingsplannen over te nemen. Gebruik is gemaakt van de actuele geo-informatie van het waterschap en de meest recente reconstructiekaart, te weten die bij de Correctieve Herziening van het Reconstructieplan De Meierij. De inundatiegebieden zijn naar ons oordeel correct opgenomen.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdeel 2), deels ongegrond (onderdelen 1 en 3).
Zienswijze 20:
1. Ik maak bezwaar tegen de ecologische verbindingszone onder de hoogspanning, die gedeeltelijk loopt over het perceel aan Enschotsebaan 31a en verder over het aangrenzende perceel.
2. Verder wil ik vergroting van het bouwblok naast mijn rundveestal vooraan tegen de Enschotsebaan, dit in verband met mogelijke verbreding van mijn rundveestal en het aanleggen van voerplaten. Binnen het huidige bouwblok past dit nu niet.
3. Ik wil ook bezwaar maken tegen verbod op bomenteelt op de percelen in Hoogeind-Noord.
Standpunt gemeente:
1. Hetgeen gesteld wordt is feitelijk onjuist. Ecologische verbindingszones worden op de plankaarten weergegeven met de dubbelbestemming Waarde-Ecologie. Deze dubbelbestemming komt in Hoogeind-Noord niet voor. Wel is een aantal percelen (een betrekkelijk groot gebied) aangewezen als Wro-zone-wijzigingsgebied. Zoals ook uit de regels blijkt, houdt dit verband met het feit dat ergens in het desbetreffende gebied nog een ecologische verbindingszone van gemiddeld 25 meter breed moet worden gerealiseerd op basis van Groene Mal-beleid. Daartoe is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
2. Het plan maakt vergroting van agrarische bouwblokken mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. Dit kan echter niet eenvoudigweg via een zienswijze worden geregeld. Eén van de eisen is immers bijvoorbeeld een positief advies van de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen. De gemeente wil voor dit soort aanvragen een separaat, integraal afwegingsmoment hebben, inclusief mogelijkheden voor derden tot het indienen van zienswijzen. Indiener wordt geadviseerd een goed onderbouwd principeverzoek (met tekening) in te dienen.
3. Zie de beantwoording van onderdeel 2 van de zienswijze met volgnummer 18.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdeel 3), deels ongegrond (onderdelen 1 en 2).
Zienswijze 21: Ten aanzien van een viertal percelen, kadastraal bekend als gemeente Tilburg, sectie A, nrs. 4218, 4219, 4220 en 4221, alle gelegen nabij de Enschotsebaan, wordt gevraagd een woonbestemming op te nemen en derhalve de agrarische bestemming te wijzigen. Reden hiervoor is dat het agrarisch gebruik op deze percelen zo goed als is gestaakt. Graag zouden indieners de percelen derhalve willen ontwikkelen in de toekomst. Het feit dat op het perceel vlak naast deze locatie, aan het adres Enschotsebaan 35, met het onderhavige plan een nieuwe woonbestemming is gevestigd, maakt dat de wensen van indieners, zo wordt gesteld, aansluiten bij het bestemmingsplan en de feitelijke situatie. Dit geldt te meer nu dit gedeelte van Hoogeind-Noord, het gedeelte rondom de hoogspanningskabel, in de toelichting wordt aangewezen als bebouwingsconcentratie en er in de nabije omgeving zich meer woningen bevinden.
Standpunt gemeente: In de zienswijze worden de kadastrale nummers (A) 3626, 3627, 3432 en 4218 genoemd. Dit moet zijn: nummers 4218 tot en met 4221. Ambtshalve is dit aangepast in de zakelijke weergave van de zienswijze. De desbetreffende gronden hebben alle thans een agrarische bestemming zonder mogelijkheden voor woningbouw. Hetgeen gevraagd wordt komt dus feitelijk neer op het toevoegen van burgerwoningen aan het buitengebied. Dit is ingevolge provinciaal beleid in beginsel niet toegestaan (zie bijvoorbeeld de provinciale Paraplunota, p. 64). Ook het gemeentelijke beleid ten aanzien van het desbetreffende deelgebied Hoogeind-Noord verenigt zich niet met het toevoegen van burgerwoningen ter plaatse. Er wordt in het nieuwe bestemmingsplan uitgegaan van het openhouden van het buitengebied als landschappelijke geledingzone tussen de bebouwde kom van Tilburg en de Noordoosttangent en behoud van de agrarische functie. Er zitten immers nog agrariërs in het deelgebied. In het bestemmingsplan krijgt dit deelgebied derhalve overwegend de bestemming 'Agrarisch'. Ten oosten van de percelen in kwestie wordt op termijn daarnaast een ecologische verbindingszone gerealiseerd. Tevens ligt er een natuuropgave op het deelgebied. Zo in de toekomst woningbouw in Hoogeind-Noord aan de orde zou kunnen zijn (het gebied is ingevolge het Uitwerkingsplan Breda-Tilburg een mogelijkelocatie voor verstedelijking), zal hier allerlei onderzoek inzake woningbehoefte, volkshuisvesting, infrastructuur, economische uitvoerbaarheid en dergelijke aan vooraf moeten gaan. Eerst en vooral zal e.e.a. uiteraard moeten passen in het gemeentelijke en provinciale beleid (in de meest brede zin des woords). Zolang er agrariërs in het gebied actief zijn spelen er ook zaken met betrekking tot geurhindercontouren, milieucategorieën en richtafstanden. De term ´bebouwingsconcentratie´, ten slotte, is vooral relevant met betrekking tot de hergebruiksmogelijkheden van voormalige agrarische bedrijfslocaties. Daarnaast is slechts het gedeelte van Hoogeind-Noord, dat gelegen is ten oosten van de hoogspanningsverbinding, aangewezen als bebouwingsconcentratie. Samenvattend luidt het antwoord op de zienswijze dat hetgeen wordt gevraagd thans niet in gemeentelijk en provinciaal beleid past, dat er geen concreet zicht is op verandering van die situatie binnen de planperiode en dat, zo woningbouw - op termijn - aan de orde zou kunnen zijn, aanzienlijk meer nodig is om met betrekking tot de desbetreffende percelen tot een woonbestemming te komen dan de voorliggende zienswijze(n) ten aanzien van het (conserverende) ontwerpbestemmingsplan.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 22:
1. Aan Eindhovenseweg 10 te Berkel-Enschot locatie wordt door indiener een vleesveehouderij geëxploiteerd. Het in het ontwerpbestemmingsplan ingetekend bouw/bestemmingsvlak is niet geheel conform de huidige en vergunde situatie opgenomen. Een deel van de vergunde en reeds bestaande sleufsilo valt buiten het bouwblok, zoals dat is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Gelet op het bovenstaande wordt verzocht het definitieve bestemmingsplan conform de vergunde en bestaande situatie aan te passen, zoals op de situatietekening is weergeven.
2. Aan Eindhovenseweg 12a te Berkel-Enschot exploiteert indiener een agrarisch loonbedrijf. Met betrekking tot deze locatie is het ontwerpbestemmingsplan in overeenstemming met de huidige situatie. Indiener is echter voornemens om zijn bedrijf uit te breiden met een nieuw te bouwen loods, waarin machines, hooi en stro worden opgeslagen. Conform het provinciaal beleid "Brabant in ontwikkeling; Interimstructuurvisie Noord-Brabant" en de daarbij horende Paraplunota dienen bestaande agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven een uitbreidingsruimte van maximaal 25% van het in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingsvlak te verkrijgen. Het loonbedrijf van indiener is een dergelijk agrarisch- technisch hulpbedrijf. Deze uitbreidingsruimte wordt voor de Eindhovenseweg 12a te Berkel-Enschot noodzakelijk geacht, gelet op de beoogde uitbreiding. Gelet op het vorenstaande wordt verzocht de gewenste situatie, conform de bijgevoegde situatietekening en het provinciaal beleid, op te nemen in het definitieve bestemmingsplan. Inhoudende de wijziging van het bouwblok met vergroting van 25% ten behoeve van de nieuw te bouwen stal en de wijziging van de bestemming voor de uitbreiding bij het agrarisch loonbedrijf.
3. In het ontwerpbestemmingsplan is Eindhovenseweg 12 bestemd als "Wonen-Buitengebied". Indiener is voornemens om op deze locatie een quarantainestal te realiseren. Deze stal is noodzakelijk voor het nabij gelegen agrarische bedrijf (vleesveehouderij aan de Eindhovenseweg 10). Ten behoeve van dierwelzijn en de gezondheidsstatus is het noodzakelijk dat de quarantainestal niet op het agrarische bedrijf zelf is gelegen. De quarantainestal dient gescheiden te zijn van de vleesveehouderij en op een andere locatie gelegen te zijn. Tevens is indiener voornemens om excursies vanuit de locatie Eindhovenseweg 12 naar onder andere de vleesveehouderij te organiseren. Daarbij is het wenselijk dat er ook een winkel wordt opgericht ten behoeve van de verkoop van streekproducten. Deze streekproducten zijn afkomstig van de vleesveehouderij en van nabij gelegen bedrijven zoals onder andere het trappistenklooster en een biologische geitenhouderij.
Voor de realisering van bovenstaande plannen is wijziging van het bestemmingsvlak en bouwblokvergroting noodzakelijk. Gelet op het bovenstaande wordt verzocht de locatie aan de Eindhovenseweg 12 te Berkel-Enschot in het definitieve bestemmingsplan te bestemmen als "Agrarisch-Agrarisch bedrijf" met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-biologische stadsboerderij". Mocht u ondanks dit schrijven van mening zijn dat deze bestemming niet kan worden toegekend op de locatie, dan luidt het verzoek de locatie dusdanig te bestemmen, dat de bouw van de quarantainestal en de realisering van de winkel in het definitieve bestemmingsplan wordt toegestaan.
4. De locatie aan de Eindhovenseweg 2 en 2a is in het ontwerpbestemmingsplan bestemd als "Wonen-Buitengebied" met de functieaanduidingen "landschapswaarden", "bed & breakfast" en "erf".
In het verleden is verzocht om één van de woningen te verplaatsen naar elders op het perceel. Bij brief van 10 mei 2006 is aan het college van burgemeester en wethouders van uw gemeente een principeverzoek ingediend tot vrijstelling van het bestemmingsplan onder andere inhoudende de herbouw van één van de woningen op bovenstaande locatie. In antwoord daarop heeft dhr. T. de Bruin van uw gemeente namens het college op 16 januari 2007 dit verzoek afgewezen. Eén van de argumenten om de vrijstelling niet te verlenen, betrof de mogelijke uitbreiding van de Rijksweg A58. De verplaatsing van de woning zou niet mogelijk zijn in verband met een eventuele verbreding van de Rijksweg A58. Gebleken is dat deze plannen vooralsnog niet zijn geconcretiseerd en tevens niet zijn uitgewerkt in de bestemmingsplannen. Rijkswaterstaat heeft gesteld dat het niet wenselijk is om capaciteit op slot te zetten door nieuwe bouwinitiatieven binnen een bepaalde zone. Een zone rondom een nieuw aan te leggen weg dient echter pas geacht aanwezig te zijn, indien deze in een ontwerpbestemmingsplan is opgenomen, (art 74 lid 3 Wet geluidhinder). De zone die Rijkswaterstaat op dit moment heeft "gesteld" heeft dus (nog) geen juridische status, daaraan dient gelet op de rechtszekerheid en zorgvuldigheid niet aan getoetst te worden.
Rijkswaterstaat kan indien zij bezwaren hebben tegen nieuwe bouwinitiatieven binnen de nog niet aanwezige zone, zienswijze indienen tegen een ontwerp projectbesluit of bestemmingsplan (art. 3.11 lid 1 sub d jo. 3.8 lid 1 sub d Wro) of beroep instellen, als belanghebbende, tegen een
gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan of bouwvergunning. Via deze wegen kunnen de belangen van Rijkswaterstaat ons inziens voldoende gewaarborgd worden.
Op basis van het ontwerpbestemmingsplan (art 24.3.2) wordt de herbouw van een woning, gelegen in de bestemming "Wonen-Buitengebied", mogelijk gemaakt.
De onderstaande criteria zijn daarbij van toepassing:
a. de herbouw vindt plaats op dezelfde locatie c.q. fundering;
b. de herbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
c. de herbouw is in overeenstemming met de Wet geluidhinder;
d. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
e. de herbouw veroorzaakt geen onevenredige belemmeringen tov omliggende
(agrarische) bedrijven;
f. de in het gebied aanwezige waarden worden niet in onevenredige mate aangetast.
Ad. a
Zoals uit de eerder ingediende plannen is gebleken vindt de herbouw niet plaats op exact dezelfde fundering. Wel is de herbouw beoogd binnen het bestemmingsvlak. De herbouw vindt niet plaats op de exacte zelfde locatie. Echter wordt de bestaande fundering (vorm) bij de nieuw te bouwen woning wel aangehouden. De woning wordt verplaatst omdat dit ten goede komt van de omgevingskwaliteit. De landelijke stijl van de nieuw te bouwen
woning met name de combinatie van riet en pannen sluit aan bij de natuurlijke waarden van de omgeving. Tevens zijn de woningen door verbouwingen in het verleden volledig ontdaan van hun authentieke uitstraling. De stijl van de nieuw te bouwen woning (authentieke landelijke
langgevelboerderij stijl) draagt bij aan een kwaliteitsverbetering ten opzichte van de huidige situatie. Het huidige beeld dat als rommelig wordt ervaren, wordt vervangen door een geordend beeld waarbij waardevolle landschapselementen beter tot hun recht komen. De woningen passen niet binnen het heersende beeld in de omgeving, zoals bijvoorbeeld het klooster en de in het landschap aanwezige boerderijen. De herbouw van de woning bevordert tevens de beeldkwaliteit ten opzichte van de Eindhovenseweg.
Ook is de beoogde locatie van de woning wenselijk vanuit sociaal oogpunt en de leefbaarheid. De privacy van beide bewoners wordt immers middels de herbouw van de woning beter gewaarborgd. De woningen worden verder van elkaar gesitueerd, waardoor verstedelijking van het buitengebied wordt verminderd en voorkomen. Hieruit kan worden opgemaakt dat het zeer wenselijk is om de nieuw te bouwen woning aan de oostzijde van de bestaande woning te situeren. De woning zal enigszins naar het zuiden worden gepositioneerd, om begeleiding van de weg te versterken. Tevens worden de uitbreidingsmogelijkheden van de A58 op deze manier gewaarborgd.
Ad. b
Zoals hierboven is beschreven is de herbouw stedenbouwkundig aanvaardbaar en wenselijk.
Ad. c
De afstand van de perceelsgrens van de weg ten opzichte van de huidige woning verandert niet ten opzichte van de nieuw te bouwen woning. Een gezond woon- en leefklimaat blijft gehandhaafd. Tevens blijkt uit overleg met de heer van Berkel van uw gemeente dat een akoestisch onderzoek op dit moment niet noodzakelijk is. Bij de bouwaanvraag zal alsnog een akoestisch onderzoek ingediend worden. De wijziging van de locatie van de woning heeft geen invloed op de geluidhinder omdat de afstanden gelijk blijven en voldoet derhalve aan de Wet Geluidhinder.
Ad. d
Als gevolg van de herbouw van de woning zijn geen milieuhygiënische belemmeringen te verwachten, mede omdat de woning verder van de bestaande bedrijven gesitueerd wordt.
Ad. e
De herbouw van de woning veroorzaakt geen onevenredige belemmeringen voor omliggende bedrijven. Het meest in de nabijheid gelegen is het agrarische bedrijf aan de Eindhovenseweg 10 te Berkel-Enschot. Dit bedrijf is in het bezit van de heer H.A.M. Broeders, die tevens mede initiatiefnemer van dit plan is.
Ad. f
De eventuele aanwezige waarden (landschappelijke en hydrologische waarden) worden niet in onevenredige mate aangetast. Indien noodzakelijk kan aanvullend onderzoek (zoals archeologisch onderzoek) in het kader van de bouwaanvraag worden uitgevoerd. Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat de verplaatsing van de woning geen belemmeringen met zich meebrengt en in grote mate in overeenstemming is met het ontwerpbestemmingsplan. De herbouw van de woning op de gewenste locatie is gunstiger ten opzichte van de huidige ligging en is tevens zeer wenselijk. Ook zijn de initiatiefnemers voornemens de bestaande loods af te breken en dichter bij de bestaande woning te realiseren. De herbouw van een schuur zal in vergelijkbare stijl als de huizen worden gerealiseerd. Tevens is het wenselijker om de schuur dichter bij de woningen te realiseren, zodat een eenheid in gebouwen ontstaat. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de
verplaatsing van de loods wenselijk. Verzocht wordt de voorgestelde situatie op te nemen in het definitieve bestemmingsplan, inhoudende:
- de aanpassing van het bestemmingsvlak "Wonen- Buitengebied";
- de aanpassing van de bouwvlakken waardoor herbouw op de gewenste locatie mogelijk wordt en waardoor de bestaande schuur aan de noordwestelijke zijde van het perceel ook binnen een bouwvlak wordt gesitueerd en verplaatsing van deze loods binnen dat bouwvlak mogelijk wordt gemaakt.
Standpunt gemeente:
1. Uit nader onderzoek op 21 oktober 2009, waarbij luchtfoto en bouwblok over elkaar heen zijn gelegd en waarover op dezelfde datum contact is geweest met indiener, is gebleken dat het bouwblok (bestemmingsvlak) op de plankaart juist is weergegeven. Een aanpassing van het plan is niet nodig.
2. Aan dit verzoek kan worden meegewerkt. Hetgeen indiener stelt met betrekking tot het provinciale beleid ter zake is juist, zie bijvoorbeeld p. 66 van de Paraplunota. Het bedrijf is gevestigd buiten de GHS/EHS en de richtafstand ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedraagt 30 meter, welke afstand gerespecteerd blijft. Er zijn derhalve geen beletselen voor de gevraagde uitbreiding met 25%. De plankaart wordt aangepast. Indiener heeft een planschadeverhaalsovereenkomst getekend.
3. Hetgeen indiener vraagt, komt de facto neer op het toevoegen van bouwblok aan het buitengebied, ten behoeve van een agrarische bedrijfsfunctie. Ingevolge gemeentelijk beleid komen aan aanvragen als de onderhavige in elk geval nader onderzoek en een advies van de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen te pas. Het verzoek is naar deze commissie doorgestuurd voor advies. Bij brief van 24 november 2009 heeft de commissie een positief advies afgegeven. Gelet daarop, en omdat er anderszins geen bezwaren tegen bestaan, kan aan het verzoek van indiener worden meegewerkt. Het bestemmingsvlak aan Eindhovenseweg zal hiertoe worden aangepast in overeenstemming met de bij de zienswijze overgelegde tekening. Daarnaast zal de relatie met het agrarische bedrijf aan Eindhovenseweg 10 op de verbeelding worden aangegeven, en zullen de bestemmingsvlakken aan Eindhovenseweg 10 en 12 worden voorzien van de functie-aanduiding ´intensieve veehouderij´.
4. Nadere bestudering wijst uit dat de beantwoording van het principeverzoek van aanvrager van 16 januari 2007 grotendeels nog steeds actueel is. In het concept-ontwerpbestemmingsplan is geen gebiedsaanduiding ´vrijwaringszone-weg´ opgenomen ten behoeve van de door Rijkswaterstaat gewenste reserveringsruimte. Rijkswaterstaat heeft daar in haar vooroverlegreactie niet tegen geprotesteerd. Navraag op 28 oktober 2009 heeft uitgewezen dat Rijkswaterstaat inderdaad geen behoefte heeft aan opname van de opgemelde vrijwaringszone in het bestemmingsplan. Hetgeen de brief van januari 2007 stelt aangaande de geluidsbelasting van de geprojecteerde locatie voor de nieuwe woning geldt echter nog steeds. Deze locatie heeft een dermate grote geluidsbelasting, dat het verlenen van een ontheffing (hogere waarde) niet aan de orde kan zijn. Daar komt nog bij dat een dergelijk besluit in ontwerp gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage zou moeten zijn gelegd. Hetgeen aanvrager voorstaat, brengt voorts diverse haken en ogen met zich met betrekking tot vigerend provinciaal beleid. Aan het verzoek kan gelet op het vorenstaande geen medewerking worden verleend.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdelen 2 en 3), deels ongegrond (onderdelen 1 en 4).
Zienswijze 23 (Vereniging Behoud Moerenburg):
1. Aangaande onze opmerking met betrekking tot de illegale activiteiten van Transportbedrijf Spierings aan de Moerenburgseweg ongenummerd (kadastraal bekend gemeente Tilburg sectie V nr 00218) en het standpunt van het college maken wij bezwaar tegen het legaliseren van het huidig gebruik. Standpunt college: In het thans vigerende plan Buitengebied Moerenburg vallen
bedrijfsactiviteiten, die ten tijde van het onherroepelijk worden van dat plan (i.e. 21 februari 1986)
reeds aan de orde waren, onder het overgangsrecht. Wij maken bezwaar omdat het huidige bestemmingsplan reeds ter visie lag sinds 6 februari 1984 en dit door de gemeenteraad op
3 september 1984 is vastgesteld. De verwerving heeft plaats gevonden op 27 augustus 1985. De koper kon o.i. redelijkerwijs weten welke bestemming op het perceel zou rusten ten tijde van de verwerving. Dat het huidige bestemmingsplan onherroepelijk is geworden op 21 februari 1986 achten wij geen steekhoudend argument en het overgangsrecht is hier derhalve ons inziens niet van toepassing. Mochten onze bezwaren ongegrond worden verklaard, dan achten wij het alleszins redelijk dat vooraf de maximale hoeveelheid kubieke meter grond wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. Wij achten een maximum van belang i.v.m. de maximale hoogte van de opslag en de landschappelijke impact die de hoogte van de opslag met zich meebrengt. In Biest-Houtakker heeft Transportbedrijf Spierings ook in het buitengebied een opslag en daar is een maximum van 7.500 m3 vastgesteld. Ook dient vooraf duidelijk te zijn dat alleen schone grond opgeslagen mag worden, voorzien van een schone grond verklaring. Tevens dient de bestemming beperkt te blijven tot de opslag van grond en niet voor containers, stenen en andere (afval)stoffen.
2. Wat betreft de plankaarten die door ons ingezien zijn merken wij op dat plankaart nr. 2, zoals die ter inzage ligt, niet overeenstemt met plankaart nr. 2, zoals wij die ontvingen bij het concept-ontwerpbestemmingsplan. Op hetweiland gelegen aan de Oisterwijksebaan ongenummerd, tegenover het café Zomerlust, staat in het definitieve ontwerp een schuilplaats voor dieren ingetekend met de letters sa-prs. Het is een illegaal bouwwerk van 11 m bij
3 m, wat ons inziens veel te groot is voor een redelijke schuilplaats voor een of twee paarden. Wij merken overigens op dat deze illegale schuur thans ook wordt gebruikt voor de opslag van voertuigen. Het achteraf legaliseren van dit bouwwerk, omdat het gelegen is in het overgangsgebied, achten wij niet juist.
3. Wat betreft de aangebrachte wijziging in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan aangaande de aanvankelijk uitsluiting van de functie bomenteelt, constateren wij tot onze spijt dat de uitbreiding van bomenteelt nu is toegestaan op diverse daarvoor in aanmerking komende locaties. Ons inziens komt de diversiteit van het huidige landschap door het eenzijdig gebruik voor bomenteelt ernstig in het gedrang. Moerenburg is door het Rijk aangewezen ais pilotgebied in het kader van het Deltaplan voor het Landschap Het Groene Woud. Doel hiervan is om de landschaps- en cultuurhistorische waarden te vergroten. Door de mogelijkheden voor boomteelt te verruimen worden deze inspanningen juist teniet gedaan. Boomteelt heeft immers een grote impact op landschapswaarden en is in strijd met de plannen in het kader van het Deltaplan voor het landschap. Wij verzoeken u de aangebrachte wijziging ongedaan te maken en te voorkomen dat boomteelt in Moerenburg kan uitbreiden.
4. Voorts Is de aanduiding "landschapswaarden" binnen agrarische bouwblokken komen te vervallen. Ook tegen deze wijziging maken wij bezwaar. Wij volgen hierin dezelfde redenering ais bovenstaand: in een pilotgebied In het kader van het Deltaplan voor het Landschap worden inspanningen verricht om de landschaps- en cultuurhistorische waarden te vergroten. Het lijkt ons derhalve strijdig als bestaande landschapselementen niet langer afdoende beschermd worden. Wij stellen voor om de bescherming van landschapselementen onverminderd te handhaven, en bij bouwblokwijzigingen te verlangen dat de te wijzigen bestemming landschapselementen naar bouwblok wordt gecompenseerd met de aanleg en veiligstelling van nieuwe landschapselementen direct aansluitend op het nieuwe bouwblok. De nieuw aan te leggen landschapselementen moeten zodanig zijn dat sprake is van een volwaardige kwantitatieve en kwalitatieve compensatie.
Standpunt gemeente:
1. Het feit dat het overgangsrecht van toepassing is, kan geen onderwerp van discussie zijn. E.e.a. is geregeld in artikel 28, tweede lid, van het thans vigerende bestemmingsplan Buitengebied Moerenburg. Het maximeren van de hoeveelheid aanwezig te hebben grond achten wij op dit moment niet wenselijk, daar ten eerste niet vast staat dat de desbetreffende gronden in het verleden niet zijn gebruikt voor het opslaan van meer dan de genoemde 7.500 m³ grond, welk gebruik eveneens onder het overgangsrecht zou vallen, en ten tweede omdat betrokkene door e.e.a. thans te maximeren geen mogelijkheid meer zou hebben tot het kenbaar maken van een zienswijze. Hetgeen betrokkene mag en niet mag met betrekking tot de kwaliteit van de grond, waaronder mede begrepen de mate van vervuiling, is geregeld in milieuregelgeving.
2. Deze paardenstal wordt op korte termijn verwijderd en derhalve op de plankaart doorgehaald.
3. In algemene zin kan niet worden gesteld dat de voorliggende ontwerpbestemmingsplan ruimte biedt voor het uitbreiden van bomenteelt, zoals in de zienswijze wordt opgemerkt. Integendeel, vergeleken met de thans vigerende situatie worden de mogelijkheden voor bomenteelt in het plangebied als geheel juist beperkt. Het is wel juist dat vergeleken met het concept-ontwerpbestemmingsplan het aantal gronden met de aanduiding ´bomenteelt uitgesloten´is verminderd (zulks naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de ZLTO; zie ook de beantwoording van die reactie, alsmede de beantwoording van de zienswijze van genoemde organisatie, de zienswijze met volgnummer 18). In het concept was namelijk op een te groot aantal gronden deze beperking gelegd. Vaststelling van de in het concept vastgelegde situatie zou afbreuk doen aan bestaande rechten van agrariërs en sommigen van hen het werken onmogelijk maken. Dat kan niet de bedoeling zijn van een nieuw, overwegend conserverend bestemmingsplan. Daar komt nog bij dat dit zou kunnen leiden tot toe te wijzen claims inzake tegemoetkoming in planschade. De voorliggende zienswijze spitst zich overigens toe op bomenteelt in het deelgebied Moerenburg; wij merken nog op dat juist in dit deelgebied de aanduiding ´bomenteelt uitgesloten´ grotendeels gehandhaafd blijft.
4. De aanduiding ´landschapswaarden´is van de agrarische bouwblokken verwijderd (zulks naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de ZLTO; zie ook de beantwoording van die reactie, alsmede de beantwoording van de zienswijze van genoemde organisatie). Dit is voor een groot gedeelte slechts een cosmetische operatie geweest, omdat ten aanzien van bomen blijft gelden dat voor het vellen of anderszins verwijderen in veel gevallen een kapvergunning nodig is. Daarnaast wijzen wij op de artikelen 34.4 en 40 van de planregels, die - voor zover het beeldbepalende en monumentale bomen betreft - een beschermingsregiem in het leven roepen. Belangrijker nog is ten derde dat in zeer veel gevallen, waarin sprake is van nieuw aan te leggen of in stand te houden landschapselementen c.q. erfbeplantingen binnen het bouwblok, overeenkomsten met betrokkenen zijn gesloten, waarin zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan en/of de instandhouding van de beplanting is geregeld. E.e.a. is daarmee civielrechtelijk geregeld en ook afdwingbaar. Voor toekomstige bouwblokwijzigingen (zowel vormveranderingen als vergrotingen) geldt ingevolge de planregels overigens, in overeenstemming met hetgeen in de onderhavige zienswijze gevraagd wordt, de eis van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente goed te keuren erfbeplantingsplan. Gewezen zij op bijvoorbeeld de onderdelen 3.6.1 en 3.6.2 van de regels.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdeel 2), deels ongegrond (onderdelen 1, 3 en 4).
Zienswijze 24:
Indieners wijzen op aspecten van de gemeentelijke communicatie inzake Moerenburg, die naar hun mening niet goed verlopen. Voorts wordt een aantal inhoudelijke punten genoemd, waar indieners minder tevreden over zijn. Daarnaast wordt een aantal planologisch-juridisch minder relevante zaken aangeroerd, zoals het uitblijven van asfalteringswerkzaamheden in de Kommerstraat. Voornaamste klacht zit hem echter in alle publiciteit met betrekking tot de (mogelijke) komst van biologische stadsboerderij Ut Rooi Bietje, met zijn benodigde bebouwing, naar de Oisterwijksebaan 6-8 in Moerenburg. Een komst die voor november 2007 nooit besproken is. Hij kwam ineens uit de lucht vallen, zo leek het wel, aldus indieners. Volgens het vigerende bestemmingsplan en het provinciaal beleid (provinciale nota Buitengebied in Ontwikkeling) mag er helemaal geen 1500 m2 bebouwd worden op het aangewezen perceel in het buitengebied Moerenburg. Van die 1500 m2 wil Ut Rooi Bietje ook nog eens 500 m2 kas (liever zelfs 1000 m2) en een woonhuis bouwen. Kassen worden in heel Nederland, op een enkele regio na, in de buitengebieden bestreden (pleidooi minister Cramer, VROM). Op het aanliggende perceel, Oisterwijksebaan 6, staat een woonhuis te koop. De precedentwerking die uitgaat van het toestaan van bebouwing op de locatie Oisterwijksebaan 6 - 8 is enorm. Volgens handhaving mag er zelfs geen schuilstalletje van 2 x 4 m2 staan. Op Oisterwijksebaan 13 mag ondanks dat de eigenaar dit al 42 jaar probeert, niets gebouwd worden. Moerenburgseweg 2a staat te "verpauperen" omdat men hier geen woonbestemming op wil afgeven.
Standpunt gemeente:
In augustus 2009 heeft het gemeentebestuur de in de kerngroep zitting hebbende burgers gewezen op de periode voor het kenbaar maken van zienswijzen en in oktober 2009 is van gemeentewege inhoudelijk gereageerd op de onderhavige (in eerste instantie premature) zienswijze. Aangaande de communicatie-aspecten zij verwezen naar laatstgenoemde brief. In algemene zin herhalen wij op deze plaats dat niet in alle publicaties inzake Moerenburg evenveel aandacht kan zijn voor alle aspecten. Hiermee willen wij overigens niet uitsluiten dat wij in sommige publicaties zaken anders of wellicht beter hadden kunnen weergeven. Wij zijn echter wel van oordeel dat de communicatie over Moerenburg in algemene zin voldoende is geweest, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Voor zover de zienswijze zich richt op bepaalde concrete zaken, reageren wij hierbij als volgt. Wij bestrijden niet dat Moerenburg in nog steeds in overwegende mate agrarisch gebied is. Dat sluit een landschappelijke functie echter geenszins uit. De Kommerstraat is inmiddels voorzien van nieuw asfalt, zoals ook opgemerkt in de brief van oktober. Het voorliggende ontwerpbestemmingsplan schept daarnaast wel degelijk een bebouwingsmogelijkheid aan Oisterwijksebaan 13, een grote stap voorwaarts voor betrokkene. Moerenburgseweg 2a krijgt geen woonbestemming op basis van een rechterlijke uitspraak enerzijds en provinciaal beleid anderzijds (inhoudende dat geen nieuwe burgerwoningen aan het buitengebied worden toegevoegd op niet-vab-locaties). De relatie met de gestelde ´verpaupering´ zien wij overigens niet; ook een niet-woning kan immers goed worden onderhouden. Dat kleine schuilgelegenheden voor hobbydieren en bedrijfsmatig gehouden vee niet worden geduld, houdt eveneens grotendeels verband met provinciaal beleid (zie de vooroverlegreactie van de provincie en de beantwoording daarvan). De opstallen rondom Broekstraat 4 zijn verwijderd behoudens de oude gebinten van de Vlaamse schuur en de boerderij zelf. Inmiddels is de verkoop in volle gang. Dat ook aan gebieden met een natuurbestemming onderhoud moet worden gepleegd, zijn wij met u eens. Van gebied tot gebied zal de wijze waarop dit onderhoud plaats heeft echter verschillen. Ten aanzien van het Rooie Bietje kunnen we stellen dat deze sociaal-maatschappelijk instelling met de ecologisch tuinderij een grote waarde heeft voor Tilburg. Wij vinden daarbij dat een locatie in Moerenburg erg goed past bij Landschapspark Moerenburg. Temeer omdat Moerenburg de poort vormt tot het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De relatie stad-land wordt hierdoor steviger neergezet. De beoogde locatie past in de vastgestelde Visie Landschapspark Moerenburg en is nader bekrachtigd in de vastgestelde Nota van Uitgangspunten ten behoeve van het bestemmingsplan. Hieraan is een uitgebreid locatie-onderzoek vooraf gegaan. In totaal zijn 14 locaties in meer of minder diepgaand opzicht bekeken (zie Locatie-onderzoek Ut Rooie Bietje uit 2007 en het vervolg daarop, eveneens uit 2007). Toen Oisterwijksebaan 6 te koop kwam te staan is ook die locatie nog tegen het licht gehouden. De thans geprojecteerde plek tussen Oisterwijksebaan 6 en 8 kwam als meest geschikte uit de bus. Daarnaast merken wij op dat op de beoogde locatie in het huidige bestemmingsplan een wijzigingbevoegdheid rust. Daardoor kan een nieuw agrarisch bouwblok aldaar reeds nu al worden gerealiseerd. Wij hebben echter gekozen om de ontwikkeling van Ut Rooie Bietje aan de Oisterwijksebaan op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan De Voorste Stroom. In elk geval moge duidelijk zijn dat het bouwblok niet zomaar uit de lucht komt vallen, maar voortvloeit uit enerzijds het vigerende plan Buitengebied Moerenburg en anderzijds een gedegen locatieonderzoek.
Conclusie: De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 25: Gaarne willen wij u onze zienswijze en bezwaren voorleggen naar aanleiding van het ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan Buitengebied de Voorste Stroom. Wij zullen onze zienswijzen c.q. bezwaren hierover puntsgewijs behandelen, met verwijzing naar de bladzijden waar e.e.a. in het ontwerpbestemmingsplan staat omschreven. Wij zien een aantal gemiste kansen.
1. (blz. 23) In het huidige bestemmingsplan rust op onze locatie, Oisterwijksebaan 8, de bestemming "D"= "dierenhandel, het houden en fokken van dieren". In het nieuwe bestemmingsplan is deze bestemming verdwenen, zonder enig overleg. Wij willen deze bestemming minimaal handhaven.
2. (kaart 2 van 4 en blz. 275) Op de hoek Kommerstraat/Hoevense Kanaaldijk hebben wij een perceel in eigendom dat in het huidige bestemmingsplan agrarisch is. In het nieuwe bestemmingsplan staat hier "Wro-zone-wijzigingsgebied 4" op. Dat lijkt ons erg voorbarig. Wij willen deze grond gewoon agrarisch houden en blijven gebruiken.
3. (blz. 82) Om verrommeling van het gebied Moerenburg tegen te gaan lijkt het ons zeer ongewenst om nog meer wandel- en fietspaden aan te leggen. Je ziet nu langs alle fiets- en wandelroutes al overal rommel en hondenpoep liggen. Bij nog meer wandelpaden, zal dit zeker meer rommel geven. Er zijn nu ruim voldoende mogelijkheden voor lange, minder lange en korte wandelingen in Moerenburg aanwezig.
4. (kaart 2 van 4, AW-4) De percelen aan de Moerenburgseweg ten zuiden van de Korvelse Waterloop staan in het plan beschreven als natuur. Dat zal ten koste gaan van de visueel open doorkijk richting Koebrugseweg en ten koste van de oude knotwilgen. Dit is ongewenst. Het gaat hier om een heel mooi oud authentiek open stuk Moerenburg.
5. (blz 75. en 83) Om de parkeerproblemen bij Were Di op te lossen, zou het wenselijk zijn om één van de aanliggende percelen, bij verwerving door de gemeente, te bestemmen voor parkeren. Vooral omdat verhuizing van Were Di voorlopig nog niet van toepassing is, zoals valt te lezen in uw plan. Om het sportpark beter in te passen in de EHS en de natuur zou het mogelijk zijn om e.e.a. rondom groen aan te planten i.o.m. de club.
6. (blz. 22) Voor de veiligheid zou het wenselijk zijn om aan Moerenburgseweg 2- 2A een dubbele woonbestemming te geven. Of als de bestemming B&B daarvoor voldoende ruimte geeft is het nu goed geregeld in het nieuwe ontwerpbestemmingsplan.
7. (blz. 64 5.2.b enz.) De precedentwerking van Ut Rooi Bietje vinden wij ontoelaatbaar. De Oisterwijksebaan 6 staat al enige tijd te koop. Op dit perceel is al enige bebouwing, woonhuis en opslag, aanwezig. Naar ons idee wordt het niet toegestaan (provinciaal beleid buitengebied) om in het buitengebied nieuw rood te maken als op een aanliggend perceel bestaand rood leeg staat. Op de beoogde locatie zit niet eens een bouwblok. Het is toch vreemd dat u dit er zomaar op kunt leggen, terwijl er 100 meter verderop niet gebouwd mag worden (Oisterwijksebaan 13). U spreekt op blz. 83 over beperkte bebouwingsmogelijkheden. O.i. is 1500 m2 niet beperkt.
8. (blz. 118) Waarom wordt er in de berekening voor de geluidsbelasting door Ut Rooi Bietje wel naar Oisterwijksebaan 6 en niet naar Oisterwijksebaan 8 gekeken? De zorgboerderij komt precies tussen deze twee percelen c.q. woningen in.
9. (blz. 81,83, 154) Op blz. 81 schrijft u dat er geen detailhandel bij voormalige bedrijfswoningen mag worden gedreven en op bIz. 83 schrijft u dat Ut Rooi Bietje dit wel mag. Weer een precedent. Waarom mogen de bestaande bewoners, gebruikers niet en een nieuwe gebruikers (onderdeel van de gemeente) wel detailhandel bedrijven?
10. (blz. 80) "De functieverandering mag niet leiden tot de aantasting van natuur- en landschapswaarden" schrijft u. De komst van Ut Rooi Bietje aan de Oisterwijksebaan tast natuurlijk de landschapswaarde, die er van oudsher is, aan. E.e.a. is erg tegenstrijdig.
11. (blz. 65) Er wordt gesproken over lintbebouwing aan de Oisterwijksebaan. Daarvan is nu nog geen sprake. De lintbebouwing gaat pas ontstaan als u toestaat dat Ut Rooi Bietje over een lengte van ca. 70 m gaat bouwen, evenwijdig aan de Oisterwijksebaan. Hierdoor verdwijnt de huidige visueel halfopen structuur aan de Oisterwijksebaan, Moerenburgseweg en vanaf de Korvelse Waterloop volledig.
12. (bIz. 39 en 82) Kassenbouw moet volgens het ministerie van VROM alleen mogelijk zijn in daarvoor aangewezen geconcentreerde Vestigingsgebieden (zie MER Meijerij, nota glastuinbouw, provinciale beleidsnota, bIz 39). Ook hier is weer precedentwerking van Ut Rooi Bietje (bIz. 82). Zij willen nu 500 m2 kas, maar liever nog 1000 m2 kas. Dat is dus ongewenst, zo niet ontoelaatbaar. Temeer, omdat in het ontwerpbestemmingsplan nieuwvestiging van kassenbedrijven wordt uitgesloten.
13. Moerenburg is een visueel OPEN gebied, zo wordt regelmatig beschreven in het ontwerpbestemmingsplan. Aan de Broekstraat moeten voerkuilen verlegd worden (achter de stallen) om de doorkijk groter te maken. Het is dan ook vreemd dat Ut Rooi Bietje over de volle breedte van het perceel tussen Oisterwijksebaan 6 en 8 mag bouwen. Ook al is het dan veel glas, de doorkijk zal volledig verloren gaan, zoals het nieuwe plan nu wordt gepresenteerd, totaal 1500 m2, excl. de te verwachten plastic tunnels.
14. In verband met de landschapsvervuiling zouden wij in het bestemmingsplan graag zien opgenomen dat "plastic" tunnels slechts in zeer beperkte mate gebruikt mogen worden. Met name op de huidige locatie van Ut Rooi Bietje staan semi permanent van die "lelijke" plastic tunnels. Dat is echte aantasting van het landschap (zie bijlage 1 foto's huidige situatie Oisterwijksebaan en huidige situatie Ut Rooi Bietje).
15. (blz. 82-7) We mogen toch hopen dat "de verbetering van de arbeidsomstandigheden door gewassen verhoogd te telen" niet van toepassing is op Ut Rooi Bietje. Het wordt echt afschuwelijk als er ook nog lange rijen hoge bakken in het open veld komen te staan.
16. Vele ha. natuurontwikkeling is mooi als dit niet gaat gebeuren op de manier zoals ten zuiden van de Meierijbaan. Want daar is sprake van verwildering. Ook natuur vraagt om onderhoud. Graag zien wij hiervoor dan ook een omschrijving in het bestemmingsplan. "Natuur ten behoeve van extensieve begrazing". Of iets dergelijks.
17. (blz. 83) De parkeerproblemen bij Longa zouden kunnen worden opgelost door een deel van de grond aan de Spoordijk, die bestemd wordt voor sport, tijdelijk te bestemmen voor parkeren en een ontsluiting te creëren.
18. (blz. 76) Wederom wordt aangegeven dat de vervuilde kavels ten zuiden van de Voorste Stroom worden gesaneerd. Dit wordt al jaren beloofd en is volgens ons ook een plicht van de gemeente, die niet hoeft te wachten c.q. te blijven liggen op dit nieuwe bestemmingsplan. De gemeente is hier gewoon al jaren in gebreke.
19. (blz. 79) Het is erg voorbarig om uit te gaan van slechts twee melkveebedrijven. Er zijn er in ieder geval nu nog drie actief.
20. (blz. 79) Wij zijn voor goed bermbeheer. Met name voor de verkeersveiligheid is het nodig om tijdig te maaien en gaten te vullen. Tevens lijden de aanliggende akkers ernstig onder de verwildering van de bermen. Met name de woekering van riet, bramen, brandnetels, Jacobskruiskruid en distels is verschrikkelijk slecht voor de weilanden en akkers. Onvoldoende onderhoud is ook gevaarlijk voor wandelaars (kinderen) en fietsers.
21. (blz. 81) Bij gebruik voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, omschrijft u dat de oppervlakte van de bijgebouwen slechts 75 m2 mogen bedragen. Dat is niet haalbaar, maar zou ook de uitstraling tekort doen die de bijgebouwen hebben in dit gebied.
22. (blz. 84) U schrijft dat de voormalige RWZI een startpunt voor recreatieve wandel- en fietsroutes wordt en horecavoorzieningen krijgt. Dit schrijft u ook bij Ut Rooi Bietje op bIz 83. Beetje dubbel op slechts enkele honderden meters van elkaar, waar ook café Zomerlust nog tussenzit. Er is steeds sprake geweest van extensieve recreatie, maar als er zoveel horecavoorzieningen in de ontvangstzone worden gemaakt zullen deze echter toch ook minstens kostendekkend moeten worden, dus publiek aan moeten trekken. Wij zouden voor de voormalige RWZI graag een educatieve functie zien.
23. (blz. 85) Aansluitend op het vorige punt, lezen we dat ook op Broekstraat 4 nog sprake kan zijn van ondergeschikte horeca- en detailhandelactiviteiten. En dat alles in een "stiltegebied". Manege Hooijen mag geen wedstrijdmanege worden omdat dat teveel druk op het gebied zou leggen. Onbegrijpelijk ais je alle horeca- en detailhandelmogelijkheden in dit ontwerpbestemmingsplan ziet ter plaatse van "gemeentelijk aangestuurde projecten".
24. (blz. 84) Wij zijn tegen de komst van de helofytenfilter, 2e fase, omdat daardoor ons perceel, het weiland aan de Kommerstraat/Hoevense Kanaaldijk onbruikbaar zal worden voor onze paarden ivm al het ongedierte. Met name zullen de vele muggen en dazen vreselijk zijn voor deze dieren. Ook met de stank zijn we niet blij.
25. (blz. 225 15.2.4.a en b) Het lijkt ons ongewenst om op de volkstuinen een bebouwing van 50 m2 toe te staan met een hoogte van 3 tot 4,5 m. De ontvangst aan de Oisterwijksebaan is al zo rommelig bij het volkstuinencomplex.
26. (bIz. 224 en 247) Met betrekking tot B&B zit er een tegenstrijdigheid in het bestemmingsplan. Op blz. 224 wordt voor 5 eenheden met een max. vloeropp. van 200 m2 gesproken, op bIz. 247 wordt dit max. 260 m2. Wat het wordt maakt ons niet uit, maar e.e.a. spreekt elkaar tegen.
27. (blz. 249 24.2.5.d.2) De max. maat voor de rijbak 800 m2 is onvoldoende. Een minimale dressuurring is 20 x 40 m2, een omheining staat buiten de hoefslag en is dus minimaal 22 x 42 m2 = minimaal 924 m2.
Standpunt gemeente:
1. Uit onze milieu- en overige informatie blijkt dat de dierenhandel en het kennel in kwestie niet meer aanwezig zijn. Zowel feitelijk als anderszins. De milieuvergunning is al sinds enkele jaren niet meer aanwezig voor een dierenhandel/-kennel ter plaatse en verder zijn ook geen andere milieuvergunningen c.q. meldingen bekend ten aanzien van dit perceel.
2. De wijzigingsbevoegdheid is op het desbetreffende perceel gelegd met het oog op de ontwikkeling van het helofytenfilter (tweede fase). Blijkens de vooroverlegreactie van het waterschap bestaat daar nog steeds behoefte aan. In de praktijk wordt overigens pas van de wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt wanneer de gemeente de benodigde gronden heeft verworven. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om zodra het moment van handelen daar is, direct naar een relatief lichte procedure te kunnen grijpen (wijzigingsplan), in plaats van een reguliere planherziening.
3. Verwezen zij naar de plantoelichting, de Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied De Voorste Stroom en de Visie Landschapspark Moerenburg. De gemeente heeft nu eenmaal (gemotiveerd) gekozen voor verbetering van de toeristisch-recreatieve infrastructuur in Moerenburg. Dat indiener zich daar niet mee kan verenigen, betreuren wij, maar doet daar niet aan af. Waarmee overigens niet gezegd is dat een wildgroei van fiets- en wandelpaden aan de orde zal zijn.
4. Hetgeen indiener veronderstelt, is feitelijk onjuist. Deze gronden hebben een agrarische bestemming gekregen (zij het met waarden). Begrazing is hier niet per definitie uitgesloten. Evenmin hoeft deze bestemming ten koste te gaan van doorkijk en knotwilgen.
5. Zie de beantwoording van de zienswijze met volgnummer 13.
6. Wij zien de relatie met veiligheid niet. Moerenburgseweg 2a krijgt geen woonbestemming op basis van een rechterlijke uitspraak enerzijds en provinciaal beleid anderzijds (inhoudende dat geen nieuwe burgerwoningen aan het buitengebied worden toegevoegd op niet-vab-locaties).
7. Ten aanzien van het Rooie Bietje kunnen we stellen dat deze sociaal-maatschappelijk instelling met de ecologisch tuinderij een grote waarde heeft voor Tilburg. Wij vinden daarbij dat een locatie in Moerenburg erg goed past Moerenburg. Temeer omdat Moerenburg de poort vormt tot het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De relatie stad-land wordt hierdoor steviger neergezet. De beoogde locatie past in de vastgestelde visie Moerenburg en is nader bekrachtigd in de vastgestelde Nota van Uitgangspunten. Hieraan is een uitgebreid locatie-onderzoek vooraf gegaan. In totaal zijn 14 locaties in meer of minder diepgaand opzicht bekeken (zie Locatie-onderzoek Ut Rooie Bietje uit 2007 en het vervolg daarop, eveneens uit 2007). Toen Oisterwijksebaan 6 te koop kwam te staan is ook die locatie nog tegen het licht gehouden. De thans geprojecteerde plek tussen Oisterwijksebaan 6 en 8 kwam als meest geschikte uit de bus. Daarnaast merken wij op dat op de beoogde locatie in het huidige bestemmingsplan een wijzigingbevoegdheid rust. Daardoor kan een nieuw agrarisch bouwblok aldaar reeds nu al worden gerealiseerd. Wij hebben echter gekozen om de ontwikkeling van Ut Rooie Bietje aan de Oisterwijksebaan op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan De Voorste Stroom. In elk geval moge duidelijk zijn dat het bouwblok niet zomaar uit de lucht komt vallen, maar voortvloeit uit enerzijds het vigerende plan Buitengebied Moerenburg en anderzijds een gedegen locatieonderzoek. Terzijde merken wij nog op dat aan Oisterwijksebaan 13 wel degelijk bouwmogelijkheden zijn gerealiseerd in dit ontwerpbestemmingsplan.
8. De toelichting zal worden aangevuld met een stuk tekst inzake de geluidsbelasting vanwege Ut Rooie Bietje in relatie tot Oisterwijksebaan 8.
9. Op bladzijde 81 gaat het om detailhandel op een vab-locatie, bij een burgerwoning dus. Het Bietje heeft, evenals elk ander agrarisch bedrijf (dat is dus iets anders dan een woonbestemming) de mogelijkheid op beperkte schaal te doen aan productiegebonden detailhandel.
10. Op bladzijde 80 gaat het over agrarische bedrijfsbeëindiging in relatie tot een vervolgfunctie. Dat heeft, zie ook hierboven, niets te maken met de vestiging van een agrarisch bouwblok op een plaats, die daarvoor in 1983 reeds was voorzien.
11. Naar de gangbare definitie is er langs de Oisterwijksebaan, Broekstraat en Zandstraat wel degelijk sprake van lintbebouwing. Volgens die definitie is een bebouwingslint immers een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een of meerdere wegen in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedgerelateerde functies (zie bijvoorbeeld Nota Buitengebied in ontwikkeling van de provincie uit 2004, p. 13).
12. We hebben het hier over een zeer beperkte mogelijkheid voor kassenbouw bij een biologische stadsboerderij. Het Bietje mag 500 m² benutten voor kassen. Het gaat hier niet om de vestiging van een glastuinbouwbedrijf in de gangbare zin des woords. In de GHS zijn geen teeltondersteunende kassen toegestaan. In de AHS-landbouw en de AHS-landschap is tot 5.000 m² teeltondersteunende kas toegestaan (zie p. 5 van de provinciale Beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen uit 2007).
13. Wij herhalen dat ter plaatse van de Oisterwijksebaan tussen 6 en 8 reeds in het thans vigerende plan door een wijzigingsbevoegdheid een agrarisch bouwblok was voorzien. De openheid van Moerenburg erkennen en ondersteunen wij, zo moge uit bijvoorbeeld de plantoelichting duidelijk blijken. Moerenburg is inderdaad een open gebied, het bestemmingsplan als geheel zet sterk in op behoud van die openheid. De lintbebouwing aan de Oisterwijksebaan, de Broekstraat en de Zandstraat is daarentegen niet voor niets aangewezen als bebouwingsconcentratie.
14 . Wat betreft teeltondersteunende voorzieningen wordt het Bietje behandeld als elk ander bedrijf. Het Bietje mag 500 m² benutten voor kassen. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen worden beschouwd als gewone kassen (vgl. p. 5 van de provinciale Beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen uit 2007). Het antwoord op de vraag of een tunnelkas ´mooier´ of ´minder mooi´ is dan een gewone kas, is naar ons oordeel subjectief. Wij willen daar niet in treden, dit staat ter beoordeling van de degene die verantwoordelijk is voor de bedrijfsvoering ter plaatse.
15. Voor zover de planregels het mogelijk maken, kan het Bietje, als elk ander agrarisch bedrijf binnen het plangebied, gebruik maken van teeltondersteunende voorzieningen. Wij maken ook wat dit betreft geen onderscheid tussen de stadsboerderij en andere agrarische bedrijven.
16. De bestemming ´Natuur´ sluit extensieve begrazing niet uit.
17. De bestemming ´Sport´maakt bijbehorende en ondergeschikte parkeer- , stallings- en verkeersvoorzieningen reeds mogelijk. Hiervoor is geen permanente of tijdelijke andere bestemming nodig.
18. Slechts voor zover de gemeente langdurig eigenaar is van te saneren gronden zou kunnen worden gesteld dat e.e.a. eerder had moeten gebeuren. Hoe dan ook zal de sanering spoedig ter hand worden genomen.
19. Dat betwisten wij niet. Hier wordt slechts herhaald wat in de Visie genoemd wordt als doelstelling.
20. Ook wij onderschrijven het nut van goed bermbeheer.
21. Dit vloeit voort uit provinciaal beleid, gericht op ontstening van het buitengebied. Bij een burgerwoning hoort een maximum van 75 m² aan bijgebouwen, zo luidt het uitgangspunt. Dit provinciale beleid is niet-onderhandelbaar. Slechts in geval van een acceptabele vervolgfunctie, de aanwezigheid van karakteristieke, cultuurhistorisch waardevolle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing of sloop van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder omstandigheden afgeweken van dit uitgangspunt (en slechts tot een bepaalde grens, afhankelijk van de situatie). Het komt ons overigens enigszins vreemd voor om - omwille van het landschap - enerzijds te protesteren tegen teeltondersteunende voorzieningen bij functionerende agrarische bedrijven (onderdelen 10 tot en met 15 van deze zienswijze), maar anderzijds en tegelijkertijd te pleiten voor het in stand laten van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bij niet meer functionerende bedrijven.
22. Educatie op het voormalige RWZI-terrein is niet uitgesloten. Wat betreft de horeca-aspecten merken wij op dat drie (mogelijke) horecapunten op relatief korte afstand van elkaar in een Landschapspark met naar verwachting een toenemende instroom van recreanten en toeristen niet per se een overdaad vormen. Bovendien gaat het bij twee van de drie punten om ondergeschikte horeca-activiteiten.
23. Zoals gezegd kan bij elk agrarisch bedrijf sprake zijn van productiegebonden detailhandel. Daarnaast kan bij elke woonbestemming sprake zijn van een ´beroep-aan-huis´met ondergeschikte detailhandelsactiviteiten. Dit heeft niets met gemeentelijke bemoeienis te maken en evenmin iets met de manege aan de Broekstraat.
24. Aan het helofytenfilter, tweede fase, bestaat nog steeds behoefte, zo heeft het waterschap aangegeven. Nut en noodzaak staan voor de gemeente vooralsnog niet ter discussie. Wel zal e.e.a. zo zorgvuldig mogelijk worden ingepast. Niet uit te sluiten valt dat e.e.a. zal leiden tot te honoreren verzoeken om tegemoetkoming in planschade.
25. Bij de bouwregeling voor volkstuinen is aansluiting gezocht bij regelingen voor volkstuinen elders in de stad. De in het plan opgenomen maten zijn beoordeeld als redelijk voor volkstuincomplexen op om het even welke locatie in de gemeente. De volkstuinders hebben belang bij enige gezamenlijke (berg)ruimte. Ook aan dit belang komt gewicht toe. Het resultaat is de onderhavige bebouwingsregeling.
26. Bij de bestemming ´Recreatie´en de bestemming ´Agrarisch-Agrarisch Bedrijf´ is 200 veranderd in 260.
27. Deze opmerking is juist. In de regels inzake rijbakken voor paarden wordt thans duidelijk gemaakt dat het wat betreft de maximale oppervlakte gaat om de inwendige maatvoering. Buitenwerks komt de maatvoering ingevolge de door de gemeente gevolgde VNG-brochure Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening op 21,2 x 41,2 m.
Conclusie: De zienswijze is deels gegrond (onderdelen 8, 18 ged., 26 en 27), deels ongegrond (overige onderdelen).