3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
-
a. bestaande bebouwing, welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-archeologisch monument' mag niet worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
-
a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-paardenstal' mogen schuilgelegenheden voor paarden (of daarmee gelijk te stellen dieren), die niet ten behoeve van een volwaardig (agrarisch) bedrijf, doch hobbymatig worden gehouden, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
1. per door de functie-aanduiding begrensd perceel niet meer dan één schuilgelegenheid mag worden gebouwd en
-
2. de schuilgelegenheden vrijstaand worden gebouwd en
-
3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven, en
-
4. de oppervlakte per schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 25 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-dierenverblijf' mogen hokken of schuilgelegenheden voor andere dieren, zoals konijnen, kippen en hangbuikzwijnen, die niet ten behoeve van een volwaardig (agrarisch) bedrijf, doch hobbymatig worden gehouden, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
1. per door de functie-aanduiding begrensd perceel niet meer dan één schuilgelegenheid mag worden gebouwd en
-
2. de schuilgelegenheden vrijstaand worden gebouwd en
-
3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven, en
-
4. de oppervlakte per schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 25 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 3.1.1 en 3.1.2 toegelaten functies, uitgezonderd permanente teeltondersteunende voorzieningen, kuilvoerplaten en sleufsilo's.
-
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
c. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
-
d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-rijbak' mogen rijbakken voor paarden worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte van de desbetreffende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m, en
-
2. de inwendige oppervlakte van een rijbak niet meer mag bedragen dan 800 m2 en de buitenwerkse oppervlakte niet meer mag bedragen dan 875 m².
3.2.4 Ondergronds bouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.5 Aanlegvergunning
3.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-archeologisch monument' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100m2 per perceel of met meer dan 0,40m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
-
b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40m onder maaiveld;
-
c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
-
d. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
-
e. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
-
f. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
-
g. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel.
3.5.2 Uitzonderingen
Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid
De in 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de desbetreffende landschapswaarden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf', mits die vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf en met dien verstande dat:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf' en
-
b. in/nabij een ecologische verbindingszone vormverandering slechts is toegestaan als het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet belemmerd wordt en
-
c. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet mag worden vergroot en
-
d. sprake moet zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.6.2 Vergroting bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf', mits die vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf en met dien verstande dat:
-
a. voor grondgebonden agrarische bedrijven, naast het bepaalde onder e, geldt, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha, terwijl, indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, dit bestemmingsvlak mag worden vergroot met maximaal 20%. In/nabij een ecologische verbindingszone is vergroting slechts toegestaan als het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet belemmerd wordt;
-
b. voor intensieve veehouderijen, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', naast het bepaalde onder e, geldt, dat
-
1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan, indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij de vergroting niet meer mag bedragen dan 15% van het bestemmingsvlak;
-
2. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone-verwevingsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan tot 1,5 ha of indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn;
-
c. voor glastuinbouwbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', naast het bepaalde onder e, geldt, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van
4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha uit kassen mag bestaan;
-
d. voor intensieve kwekerijen, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij', naast het bepaalde onder e, geldt, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha;
-
e. naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, in het algemeen de volgende voorwaarden gelden:
-
1. de vergroting dient plaats te vinden, aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak en
-
2. er moet sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan en
-
3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen en
-
4. de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen dient vooraf een positief advies te hebben afgegeven.
3.6.3 Wijziging naar bestemming 'Natuur' of 'Bos'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' of 'Bos' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur of bos, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie buiten de EHS.
3.6.4 Wijziging naar bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk, natuur- en/of landschapscompensatie buiten de EHS, beekherstel, waterberging en/of waterzuivering.