direct naar inhoud van 9.4 Zienswijzen
Plan: Buitengebied De Groene Zoom 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008025-e001

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 18 juni tot en met 30 juli 2012. Tijdens deze periode zijn er 17 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober 2009).

Bijlage 3 Notitie behandeling zienswijzen tegen ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied De Groene Zoom 2012".

1. Tennet,

Tennet geeft aan geen op- of aanmerkingen te hebben op het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied De Groene Zoom 2012"

Standpunt gemeente: De zienswijze is ongegrond en wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Waterschap De Dommel,

Waterschap De Dommel stemt in met het plan en de afstemming met hen.

Informeel hebben zij er via mail d.d. 25 juli 2012 op gewezen dat in de toelichting van het plan verwezen wordt naar een beleidsnota van Waterschap Brabantse Delta. Omdat het plangebied niet gelegen is in het beheergebied van Brabantse Delta verzoeken zij om deze verwijzing ambtshalve te verwijderen. Ook merken zij op dat deze reactie niet als een zienswijze beschouwd hoeft te worden.

Standpunt gemeente: De zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichting in die zin dat in hoofdstuk 3.2 de passage omtrent het Integraal Waterbeheersplan West Brabant II 2000-2004 van Waterschap Brabantse Delta verwijderd zal worden.

3. Petrochemical Pipeline Services,.

Het ontwerp-bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Standpunt gemeente: De zienswijze is ongegrond en wordt voor kennisgeving aangenomen.

4. Rotterdam-Rijn Pijpleiding,(RRP).

RRP verzoekt om aanpassing van par. 4.7.2.3.6 van de toelichting waarin staat dat met RRP een traject loopt tot het definitief vaststellen van de saneringsopgave van de locaties van meerdere kwetsbare objecten. RRP geeft echter aan dat zij nog volop bezig met het in kaart brengen van de (beperkt) kwetsbare objecten. Zodra die conclusie vastligt zullen ze het saneringstraject bewandelen. Ze vinden het daarom te vroeg om te vermelden dat een locatie dus kwetsbaar is. Ze verzoeken daarom om alleen te vermelden dat genoemde locatie nog in de beoordelingsfase zit en indien van toepassing een saneringsopgave zal worden meegewogen.

Standpunt gemeente: De zienswijze is gegrond. De zin dat een traject loopt tot het definitief vaststellen van de saneringsopgave zal worden gewijzigd in: De N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij, de leidingbeheerder van de RRP-leiding, is nog volop bezig met het in kaart brengen van de (beperkt) kwetsbare objecten. Zodra die conclusie vast ligt zullen ze het saneringstraject bewandelen.

5. ZLTO, Afdeling Hart van Brabant,

A. De ZLTO verzoekt om bedrijven die in de nabijheid van de Oostkamer liggen duidelijkheid te verschaffen omtrent hun toekomstperspectief en voldoende alternatieven te bieden indien het bedrijf niet in zijn huidige vorm kan worden voortgezet. Het zomaar insluiten van agrarische bedrijven door woningbouw is niet acceptabel. De mogelijkheid die dit bestemmingsplan biedt voor alternatieve stadsgerichte activiteiten zijn zeer beperkt. Voor ondernemers is onvoldoende duidelijk wat zij kunnen op hun locatie en als ze iets willen komen ze in lange procedures terecht. De gemeente wordt gevraagd hier kritisch naar te kijken.

Standpunt gemeente: Het onderhavige bestemmingsplan regelt het toekomstige woongebied Oostkamer niet. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan gemaakt. In het kader van dat bestemmingsplan wordt duidelijk wat de gevolgen van de Oostkamer zijn voor omliggende agrarische bedrijven. Wanneer ondernemers kun agrarische bedrijf willen uitbreiden met bepaalde alternatieve stadsgerichte activiteiten die niet passen binnen het onderhavige bestemmingsplan kan een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan worden ingediend en zal per geval geoordeeld worden of hieraan medewerking verleend kan worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

B. ZLTO geeft aan dat de gemeenten vaak nauwkeurig omschrijven wat zij wel en niet toestaan en wanneer zij hier niet aan voldoen zijn lange procedures nodig. Zij vragen in plaats van een exacte beschrijving om criteria te benoemen waaraan nieuwe activiteiten moeten voldoen.

Standpunt gemeente: Omdat er zeer veel wet- en regelgeving is met betrekking tot activiteiten in het buitengebied is het heel moeilijk om criteria te geven waaraan de nieuwe activiteiten moeten voldoen. Ook dan zal blijken dat deze criteria star zijn en veel activiteiten niet mogelijk zijn. Het college heeft daarom een systeem van het indienen van zgn. principe-verzoeken geïntroduceerd waarbij een ondernemer zijn gewenste activiteit als principe-verzoek kan indienen en hij of zij in redelijk korte termijn verneemt of hieraan medewerking verleend kan worden. Deze principe-verzoeken worden uiteraard ook getoetst aan wet- en regelgeving echter het voordeel is dat er overleg met verzoeker mogelijk is over aanpassing van het verzoek wanneer niet helemaal wordt voldaan aan de criteria en er evt. aanvullende voorwaarden gesteld kunnen worden waardoor wel medewerking verleend kan worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

C. In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelmogelijkheden opgenomen voor uitbreiding van agrarische bedrijven. Zij verzoeken om hiertoe een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Verder vragen ze om voor bedrijven met een iv- bestemming aan te sluiten op de regels van de Verordening Ruimte.

Standpunt gemeente: Wanneer een wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van agrarische bedrijven opgenomen wordt betekent dit dat er voor het bestemmingsplan een m.e.r.(beoordelings)procedure gevoerd dient te worden. Dit is een conserverend bestemmingsplan. Voor nieuwe ontwikkelingen c.q. uitbreidingen worden aparte ontwikkelplannen gemaakt.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

D. ZLTO verzoekt om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor de aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen.

Standpunt gemeente: Permanent teeltondersteunende voorzieningen dienen (ook basis van provinciaal beleid) binnen een agrarisch bouwvlak opgericht te worden. Dit betekent dat er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zou moeten worden voor vergroting van agrarische bouwvlakken. Deze wijzigingsbevoegdheid is niet opgenomen vanwege redenen genoemd onder punt C.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

E. ZLTO vraagt om een nadere onderbouwing voor het opnemen van een omgevingsvergunningsplicht voor bodemingrepen dieper dan 0,40 meter en het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling. Ze vragen om de bewerkingsdiepte voor agrarisch gebruik te verruimen naar 0,50 m.

Standpunt gemeente: De nadere onderbouwing is gelegen in het feit dat het hier gaat om een gebied dat ingevolge de provinciale Verordening ruimte is aangewezen als Groenblauwe mantel, dat deze agrarische percelen daarom de bestemming Agrarisch met waarde heeft gekregen met een toetsmoment in de vorm van een omgevingsvergunning voor bodemingrepen dieper dan 0,40 cm dan wel het verlagen van de grondwaterstand. Navraag bij andere gemeenten toont aan dat de maat van 0,40 cm voor dit soort gebieden een gebruikelijke maat is.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

F. ZLTO maakt voor het gebied Agrarisch met Waarden bezwaar tegen de vergunningplicht voor het permanent omzetten van grasland in een andere bodemcultuur. Deze bepaling belemmert het normaal agrarisch gebruik.

Standpunt gemeente: De bestemming Agrarisch met waarden is gelegd op die percelen die door de provincie zijn aangewezen als Groenblauwe mantel. Het beleid binnen dit gebied is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Deze gebieden worden beschermd via het zgn. ja, mits-systeem. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn mits ze ecologische en landschappelijke waarden behouden en versterken. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het permanent omzetten van grasland in een andere bodemcultuur is er een toetsmoment om na te gaan of hier sprake is van behoud en versterking van de ecologische en landschappelijke waarden. Wanneer hiervan sprake kan de vergunning verleend worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

G. ZLTO verzoekt om de dubbelbestemming Waarde- archeologie te verwijderen van de agrarische bouwvlakken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel- bestemming Waarde- Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en op de plankaart/ verbeelding zal de dubbelbestemming Waarde- Archeologie dan ook van het agrarische bouwvlak worden verwijderd.

H. ZLTO verzoekt om op een aantal plaatsen het bouwvlak aan te passen in die zin dat sleufsilo's en kuilvoerplaten binnen het bouwvlak komen te liggen.

Standpunt gemeente: Dit verzoek is ook gedaan door enkele andere agrariërs dan wel door hun adviseur. Deze gevallen zijn alle separaat beoordeeld en voor het standpunt wordt verwezen naar deze gevallen. Algemene regel is dat de begrenzing van de bestaande bouwvlakken is overgenomen en dat voor uitbreiding van agrarische bouwvlakken separate procedures worden gevoerd.

Deze ingediende zienswijze is ongegrond.

6. Provincie Noord-Brabant.

A. De provincie verzoekt de retrospectieve toets op de volgende punten aan te vullen: op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn aan de Heuvelstraat 2-4 2 woningen bestemd terwijl het nieuwe bestemmingsplan 3 woningen regelt.

Standpunt gemeente: Op 9 augustus 1994 is door het college van de toenmalige gemeente Berkel-Enschot bouwvergunning verleend voor het splitsen van het woonhuis Heuvelstraat 4 in twee woningen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

B. In het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel Udenhoutseweg 2 een VAB-bestemming terwijl het nu bestemd is als agrarisch bedrijf.

Standpunt gemeente: Blijkens detailkaart 12 behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied 94 heeft het perceel Udenhoutseweg 2 de bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden. Het er aan de westzijde naast gelegen perceel heeft VAB-bestemming. Het bedrijf behoudt zijn agrarische bedrijfsbestemming.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

C. In het vigerende bestemmingsplan heeft Brem 1 een VAB-bestemming. De huidige zeer grote woonbestemming is in strijd met de principes van zuinig ruimtegebruik.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsvlak zal de omvang van het huidige bestemmingsvlak aan de oost- en westzijde worden verkleind tot de omvang van het huidige bestemmingsplan. Wel zal de toegangsweg tot de woning bij het bestemmingsvlak worden gevoegd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

D. Gevraagd wordt een verduidelijking van de procedure van de woonbestemming Hazennest 1.

Standpunt gemeente: Hazennest 1 is een woning die aangekocht is door de gemeente in het kader van de plannen voor aanleg van het nieuwe bedrijventerrein de Nieuwe Warande. Op basis van het bestemmingsplan Nieuwe Warande fase I kreeg dit perceel de bestemming Bedrijven met bijbehorende voorzieningen. Omdat het bedrijventerrein Nieuwe Warande niet doorgaat is besloten om het vigerende gebruik van het pand (zijnde woning) weer positief te bestemmen. Dit sluit aan op de toekomstige woningbouwplannen in de omgeving, namelijk de Oostkamer.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

E. Het agrarisch bedrijf aan de Hoolstraat 8 is in het vigerende bestemmingsplan gekoppeld aan een bouwvlak aan de overzijde van de weg. In het huidige plan ontbreekt die koppeling. Verzocht wordt te waarborgen dat hier geen zelfstandig agrarisch bedrijf kan ontstaan.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsplan regelt het agrarisch bedrijf aan de Hoolstraat 9 (noordzijde). Het plan zal worden uitgebreid met het agrarische bouwvlak aan de Hoolstraat 8 (zuidzijde). Verder zal er tussen de agrarische bouwvlakken Hoolstraat 8 en 9 de figuuraanduiding 'relatie' worden aangegeven om aan te geven dat deze bestemmingsvlakken worden aangemerkt als één bestemmingsvlak. Uit de regels blijkt dat er binnen deze twee bestemmingsvlakken maar één bedrijfswoning is toegestaan. In 2009 is bouwvergunning verleend voor een nieuwe bedrijfswoning op het noordelijke bestemmingsvlak onder voorwaarde dat de bestaande bedrijfswoning op het zuidelijke bestemmingsvlak ontmanteld zou worden.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

F. Gevraagd wordt of bij de uitbreiding van de bouwvlakken aan de Heikantsebaan 14 en 16 toepassing is gegeven aan artikel 2.2. van de Verordening Ruimte?

Standpunt gemeente: Met betrekking tot Heikantsebaan 14 zal de rijbak binnen het agrarische bouwvlak worden gelegd. En aan de regels voor Agrarisch-Agrarisch bedrijf zal bij de algemene Bouwregels, artikel 4.2.1. het volgende lid 5 worden toegevoegd: Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch- rijbak" mogen geen gebouwen worden gebouwd. Met betrekking tot Heikantsebaan 16 zal het bouwvlak conform de bestaande situatie worden aangepast in die zin dat alle bestaande erfverharding binnen het bestemmingsvlak worden gebracht. In ruil voor deze uitbreiding van het bestemmingsvlak zullen er ter voorkoming van verdere uitbreiding van bebouwing (op deze uitbreiding) bouwvlakken om de bestaande bebouwing worden gelegd. Delen van beide bestemmingsvlakken zijn al landschappelijk ingepast. Het na al deze jaren nog verdere toepassing geven van artikel 2.2. van de verordening is niet reëel.

De ingediende zienswijze is ongegrond. Ambtshalve zal de verbeelding/plankaart in die zin worden aangepast dat de rijbak binnen het agrarische bouwvlak wordt gebracht en het agrarische bouwvlak aan de Heikantsebaan 16 conform bestaande situatie zal worden aangepast opdat de bestaande erfverharding binnen het bouwvlak valt. Om uitbreiding van gebouwen te voorkomen zal om de bestaande gebouwen een bouwvlak worden gelegd.

G. Bij de voorwaarden voor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden wordt verwezen naar een externe norm (artikel 2.1. en 2.2. de Verordening Ruimte) en dit houdt geen stand in een rechterlijke procedure. De voorwaarden dienen als eigen norm verwoord te worden. Verder dient het begrip ruimtelijke ontwikkeling aan de begripsbepalingen toegevoegd te worden.

Standpunt gemeente: De verwijzing naar de externe norm in artikel 29 van de regels zal worden aangepast in een eigen norm en het begrip Ruimtelijke ontwikkeling zal aan de begripsbepalingen worden toegevoegd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

H. Aan de voorwaarden voor splitsing van kenmerkende boerderijen (artikel 4.6.5) dient als voorwaarde toegevoegd te worden dat de splitsing gericht moet zijn op behoud en herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Standpunt gemeente: De huidige voorwaarde in artikel 4.6.5. lid j dat het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan verbonden cultuurhistorische waarden niet mag worden aangetast zal gewijzigd worden in "de splitsing moet gericht zijn op behoud en herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing".

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

I. Ten aanzien van rijbakken bij een woonbestemming dient geregeld te worden dat deze gesitueerd dienen te worden direct aansluitend aan de woonbestemming om daarmee een zorgvuldig ruimtegebruik te garanderen.

Standpunt gemeente: Rijbakken mogen uitsluitende ter plaatse van de betreffende functie-aanduiding worden opgericht en ze zijn allen gesitueerd direct aansluitend aan de woonbestemming. Voor verplaatsing van een rijbak is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Een aanvullende regeling is daarom niet noodzakelijk. De ingediende zienswijze is ongegrond.

J. De rijbak bij het agrarische bedrijf aan de Heikantsebaan dient geconcentreerd te worden binnen het bouwvlak.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf' aan de Heikantsebaan 14 zal zodanig worden verruimd dat de rijbak binnen het bestemmingsvlak valt. Om te voorkomen dat het agrarisch bouwvlak wordt uitgebreid ten behoeve van agrarische bedrijfsgebouwen zal in de algemene bouwregels worden opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- rijbak' geen gebouwen mogen worden gebouwd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

K. Negen voormalige agrarische bedrijven hebben een woonbestemming gekregen echter de bouwvlakken zijn niet in alle gevallen verkleind (bijv. Heikantsebaan 18). Omdat dit in strijd is met het zuinig ruimtegebruik wordt verzocht de bouwvlakken te verkleinen.

Standpunt gemeente: Heikantsebaan 18 (voormalige champignonkwekerij) is inderdaad de enige locatie waar het bouwvlak niet is verkleind en waar geen sloop heeft plaatsgevonden. Er heeft geen sloop plaats gevonden omdat er geen sprake is van overtollige bebouwing. De bestaande loods (gebouwd in 1985) wordt gebruikt voor opslag van het ter plaatse gevestigde klussenbedrijf. Nadere bestudering heeft wel aanleiding gegeven tot verkleining van het bouwvlak.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.Brabantse Milieufederatie

  • A. BMF geeft aan dat vanwege de ligging nabij twee Natura2000-gebieden voor het bestemmingsplan een passende beoordeling en een plan-MER verplicht is. In de Toelichting staat dat er geen plan-MER en passende beoordeling nodig is omdat er geen concrete ontwikkelingsmogelijkheden zouden zijn terwijl vanaf blz 90 staat dat het plan ontwikkelingen bij agrarische bedrijven niet onmogelijk maakt.

Standpunt gemeente: Blz 90 is blz 9 van het SRE-advies. In hfdst 2.2., in de 5e zin staat inderdaad: "Het bestemmingsplan, zoals nu voorligt, maakt ontwikkelingen bij agrarische bedrijven niet direct mogelijk, maar ook niet onmogelijk." Op de volgende pagina (pagina 10 bovenaan) wordt uitgelegd wat hier mee wordt bedoeld: “De mogelijke m.e.r.-plicht voor bestemmingsplannen buitengebied is het gevolg van de ruimte die soms wordt geboden voor de ontwikkeling van intensieve veehouderij”. Het betreft hier ruimte die al (latent) aanwezig is en nog niet benut is door de agrarische bedrijven. Deze beschikbare niet gebruikte ruimte op het bouwblok kan in theorie leiden tot een toename van de ammoniakemissie. Een dergelijke ontwikkeling is echter niet te verwachten. De laatste 8-10 jaar is de ammoniakemissie juist afgenomen en de verwachting is dat deze ontwikkeling zal doorzetten. Als gevolg van de economisch perspectieven verwacht de sector zelf (banken en landbouworganisaties) dat de komende jaren 40-50% van de bedrijven zal stoppen. Dit wordt door bedrijven in hun Bedrijfsontwikkelingsplan (BOP) in het kader van het Actieplan ammoniak ook aangegeven.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • B. In rapport SRE staat dat een plan-MER niet gemaakt hoeft te worden omdat er geen activiteiten in het plan worden ontwikkeld die onder de D-lijst vallen. BMF onderschrijft dit niet. Bij een plan-MER dienen meer aspecten dan alleen stikstof meegenomen te worden. Wat betreft stikstof wordt gewezen op de de Nb-wet en de stikstofverordening maar niet duidelijk is of de beoordeelde bedrijven beschikken over een Nb-wetvergunning en er bedrijven zijn die deze niet hebben en waarbij legalisatie niet mogelijk is.

Standpunt gemeente: In het SRE rapport zijn cumulatieve aspecten meegenomen, niet alleen voor stikstof maar ook voor andere aspecten zoals voor externe veiligheid, luchtkwaliteit en geur. De bedrijven in het plangebied hebben een rechtsgeldige Wabo vergunning voor de onderdelen bouwen en milieu. Aangenomen mag worden dat een deel van de veehouderijen niet beschikt over een Natuurbeschermingswet vergunning. Deze situatie is historisch gegroeid als gevolg van onduidelijkheid over het toetsingskader van de Natuurbeschermingswet. De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigde in 2008 en 2009 een aantal besluiten waarbij vergunning was verleend. De onderbouwing van het toetsingskader was onvoldoende en het bestaande gebruik was omstreden. Vanaf dat moment ging de vergunningverlening aan bedrijven weer op slot. Vervolgens hebben twee commissies zich gebogen over de ontstane situatie (Trojan en Huys). Deze kwamen tot vergelijkbare conclusies. Een nieuw toetsingskader moet wettelijk zijn verankerd. De oplossing moet komen van een geïntegreerde aanpak van de stikstofproblematiek (depositie vanuit veehouderij, industrie, verkeer en andere activiteiten). Hieruit is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voortgekomen. Deze is in ontwikkeling en zal eind 2013 worden vastgesteld. Daarnaast adviseerden de commissies om voor wat betreft stikstofdepositie het bestaand gebruik wettelijk te regelen. Dit is gebeurd in de Crisis- en Herstelwet (CHW) door de peildatum van 7 december 2004 op te nemen. De CHW is op 31 maart 2010 in werking getreden en sindsdien zijn de hiervoor aangehaalde regels onderdeel geworden van de Natuurbeschermingswet (Nbw). De Verordening stikstof en Natura 2000 zorgt er voor dat de veehouderijen in alle gevallen tot een depositieniveau op Natura 2000-gebieden, dat lager is of gelijk aan die op de peildatum van 7 december 2004. Dit wordt bereikt doordat onder de werkingssfeer van de Verordening stikstof vergaande emissiearme stalsystemen moeten worden toegepast en dat aanvullend zo nodig en zo mogelijk wordt gesaldeerd. Ook is geregeld dat het depositieniveau van bedrijven die zich tussen 2004 (peildatum) en 2010 (in werking treden Verordening stikstof) en van de bedrijven die zich niet ontwikkelen, wordt teruggebracht tot een niveau dat lager is of gelijk aan die op de peildatum (door saldering van depositie). Dit betekent dat alle veehouderijen met een rechtsgeldige Wabo vergunning in aanmerking komen voor een Natuurbeschermingswetvergunning (legalisatie zoals de BMF dit noemt). Daarmee is het voor het opstellen van plan-MER niet relevant of een veehouderij al dan niet in het bezit is van Natuurbeschermingwetvergunning.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • C. Er is in de regels geen koppeling gelegd tussen de Nb-wetvergunning als voorwaarde voor het toestaan van een ontwikkeling.

Standpunt gemeente: Het is niet nodig om een voorwaarde op te nemen voor ontwikkeling van bedrijven dat men in het bezit is van een Natuurbeschermingwet. De Natuurbeschermingswet haakt aan, aan de Wabo, hetgeen betekent dat de bij een Wabo procedure de provincie een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven (NB. Een verklaring van geen bedenkingen is niet nodig als voorafgaand aan de aanvraag om een Wabo vergunning al een aanvraag om een Natuurbeschermingswetvergunning is aangevraagd bij de provincie). Voor meldingsplichtige bedrijven is het aanhaken van de Natuurbeschermingwet aan de Wabo niet van toepassing. Door controles van de provincie - in samenwerking met de gemeenten - wordt op dit moment een grote inzet gepleegd om vast te stellen of de bedrijven voldoen aan de Natuurbeschermingswet.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • D. De BMF geeft aan dat er een plan-MER gemaakt moet worden vanwege de ontwikkelings-mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt. In bepaalde bouwvlakken zit nog behoorlijk wat ontwikkelruimte.

Standpunt gemeente: verwezen wordt naar het standpunt onder A.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • E. Het plan maakt omschakeling naar grondgebonden veehouderij rechtstreeks mogelijk.

Standpunt gemeente: Wanneer de twee iv-bedrijven in het plangebied omschakelen naar een grondgebondenbedrijf is dit qua ammoniak naar verwachting een verbetering. De grondgebonden bedrijven kunnen pas na een herziening van het bestemmingsplan omschakelen naar iv. Het huidige plan laat dit niet toe. Er zijn 4 agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen. Deze kunnen inderdaad omschakelen naar een grondgebonden veehouderij. In theorie, want in de praktijk bieden de betreffende locaties onvoldoende huiskavel voor het beweiden van melkvee. Omschakeling zou betekenen dat melkvee permanent opgestald zou moeten worden. In het licht van de Verordening ruimte zou een dergelijke melkrundveehouderij weer als intensief moet worden beschouwd en omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet mogelijk.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • F. Gestopte bedrijven kunnen opnieuw starten, bijv. via een melding. Het merendeel staat nog in het BVB-bestand als bestaande veehouderij hetgeen erop duidt dat de vergunning of melding nog voortbestaan.

Standpunt gemeente: Gestopte bedrijven hebben een woonbestemming gekregen en kunnen dus pas na een herziening van het bestemmingsplan opnieuw een bestemming agrarisch bedrijf krijgen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • G. Bouw van mestverwerkingsinstallaties en mestsilo's is rechtstreeks toegestaan.

Standpunt gemeente: Mestsilo's behoren tot de normale agrarische bedrijfsvoering van veehouderijen. Het bestemmingsplan laat geen zelfstandige mestinstallaties toe. Ook niet bij bestaande veehouderijen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • H. In het plan zitten nog ontwikkelingsmogelijkheden via een binnenplanse afwijking, zoals tot 2,5 ha aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, huisvesting seizoenarbeiders, 25 kampeerplaatsen etc.

Standpunt gemeente: Van deze ontwikkelingsmogelijkheden zijn geen significante effecten te verwachten.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • I. Er zijn ontwikkelingsmogelijkheden via wijzigingsbevoegdheden voor recreatieve voorzieningen met ondergeschikte horeca, agrarisch technische bedrijven, paardenhouderijen etc. Omdat significante effecten niet uit te sluiten zijn moet een plan-MER gemaakt worden.

Standpunt gemeente: Deze ontwikkelingen zijn van (zeer) beperkte omvang en kunnen daardoor geen significante gevolgen met zich meebrengen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • J. Vervolgens geeft de BMF aan waaraan de plan-MER moet voldoen en wat de uitgangspunten dienen te zijn.

Standpunt gemeente: Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • K. BMF verzoekt de gemeente in het bestemmingsplan een doorvertaling te maken van de in artikel 2.1 van de Verordening Ruimte vastgelegde verplichting voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. Bij een ontwikkeling in het buitengebied dient het hele bouwvlak goed landschappelijk ingepast te worden.

Standpunt gemeente: Verwezen wordt naar zienswijze 16 van de provincie onder punt G.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

  • L. In een plan voor landschappelijke inpassing moet duidelijk staan waar beplanting wordt aangebracht en hoe deze beplanting wordt onderhouden en beheerd. De borging kan geschieden in het bestemmingsplan zelf. Groen landschapselement op het bouwvlak en middels een overeenkomst met een kettingbeding.

Standpunt gemeente: Wat in een landschapsplan moet staan en hoe de borging moet plaatsvinden wordt onderschreven. De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • M. Op grond van de Verordening Ruimte dienen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen, zoals rijbakken, in het bouwvlak gerealiseerd te worden.

Standpunt gemeente: De artikelen waarnaar de BMF verwijst hebben alle betrekking op agrarische bedrijven. Wat betreft de rijbak bij het agrarische bedrijf aan de Heikantsebaan 14 zal het bestemmingsplan worden aangepast in die zin dat de rijbak binnen het bestemmingsvlak valt. Wat betreft het kleinschalig kamperen is dit op basis van een functie-aanduiding geregeld. Hiermee is de locatie voldoende geborgd.

De ingediende zienswijze is deels gegrond en geeft wat betreft de rijbak aan de Heikantsebaan 14 aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

  • N. BMF geeft aan dat de groenblauwe mantel ontbreekt als aanduiding op de verbeelding. Wel is de correcte bestemming Agrarisch met Waarden toegekend. Zij menen dat een AW-LN-bestemming passender zou zijn. In de toelichting ontbreekt een onderbouwing van de waarden op basis van onderzoek. Op basis van dat onderzoek dienen de gebieden met waarden een passende bestemming te krijgen.

Standpunt gemeente: De aanduiding groenblauwe mantel is niet noodzakelijk nu deze gebieden de bestemming Agrarisch met Waarden hebben gekregen. Separaat onderzoek is niet noodzakelijk nu niet afgeweken wordt van de begrenzing zoals deze in provinciale Verordening ruimte is aangegeven.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • O. De verspreide bosgebieden dienen een dubbelbestemming EHS te krijgen om ze een passende bescherming te geven.

Standpunt gemeente: De verspreide bosgebieden in het plangebied zijn in de provinciale verordening Ruimte niet aangewezen als EHS en behoeven op basis daarvan geen bescherming. Nochtans is besloten deze bosjes te bestemmen als Bos en ze via deze bestemming een passende bescherming te geven.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • P. BMF verzoekt de poelen, putten en vijvers gelegen binnen het N2000 gebied Leemkuilen die de bestemming Water hebben gekregen een Natuurbestemming te geven. Zij verwijzen naar in uitspraak inzake Alphen-Chaam waar de Raad van State daar waar de natuurfunctie boven de waterhuishoudkundige functie staat een natuurbestemming passender.

Standpunt gemeente: Het gaat hierbij om een grote en een kleine waterpartij achter het pand Haarensebaan 5 en een grote waterpartij achter het pand Molenbaantje 10. De drie waterpartijen liggen alle in een landschapspark dat hoort bij de betreffende woningen. De kleine waterpartij ligt geheel in het Natura 2000-gebied, de twee grote gedeeltelijk. Nu de waterpartijen meer gericht zijn op een landschaps- en natuurfunctie en minder op een waterhuishoudkundige functie is de bestemming natuur inderdaad beter passend dan de bestemming water. Zeker nu deze bestemming ook expliciet de functie water en waterhuishoudkundige voorzieningen kent.

De zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de plankaart/verbeelding.

  • Q. BMF acht binnen de bestemming Natuur de afwijkingsbevoegdheid voor gebouwen en de wijzigingsbevoegdheid naar Water bezwaarlijk. Voor bebouwing is geen noodzaak en de wijzigingsbevoegdheid naar Water is ongewenst omdat Water al binnen de Natuurfunctie is geregeld.

Standpunt gemeente: De afwijkingsbevoegdheid voor gebouwen binnen de bestemming Natuur beperkt zich tot gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van de natuur tot een maximale oppervlakte van 30m2 en tot de bouw van een brandtoren. De noodzaak van deze bebouwing dient aangetoond te worden dmv de eis dat deze zijn voor het onderhoud en beheer van de natuur dan wel uit oogpunt van brandpreventie of brandbestrijding. De wijzigingsbevoegdheid van Natuur naar Water vloeit voort uit afspraken met de waterschappen. De afspraak is dat daar waar het waterlopen betreft die vermeld staan in de legger waterlopen deze een bestemming Water krijgen omdat de waterhuishoudkundige functie prevaleert boven de natuurfunctie.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • R. Het afwegingskader voor het vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden is onvoldoende om te kunnen bepalen of er een onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschaps- en natuurwaarden. Aangegeven moet worden welke landschaps- en natuurwaarden worden beschermd, welke werken en werkzaamheden hier afbreuk aan kunnen doen en wanneer vergunningverlening wel of niet mogelijk is en onder welke voorwaarden.

Standpunt gemeente: Het afwegingskader is dat de vergunning slechts wordt verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de betreffende bestemmingsomschrijving genoemde waarden en/of functies. Welke werken en werkzaamheden hier afbreuk aan kunnen doen worden ook aangegeven. Namelijk die werken en werkzaamheden waarvoor een vergunningsplicht is opgenomen. Wanneer vergunningverlening wel of niet mogelijk is, is in het betreffende artikel te lezen onder het kopje "Toelaatbaarheid". Daarin is ook aangeven dat in bepaalde gevallen advies van deskundigen wordt gevraagd. Of en welke voorwaarden aan de vergunning worden verbonden wordt per geval beoordeeld.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • S. Binnen de bestemming Sport, Verkeer, Verkeer-Railverkeer, Verkeer-Nationaal en andere bestemmingen waar het behoud van groen, groenvoorzieningen, landschapselementen en water tot de bestemmingsdoelen behoort moet een omgevingsvergunningstelsel worden opgenomen voor het verwijderen, rooien etc. van bos-, natuur- en landschapselementen, etc. etc. Anders zouden deze waarden niet beschermd worden zodat de bestemming niet duurzaam verwezenlijkt wordt of blijft.

Standpunt gemeente: De gronden binnen de genoemde bestemmingen hebben naast de hoofdfunctie Sport, verkeer etc. (mede) de functie van groenvoorzieningen en/of water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Landschapselementen worden niet genoemd. Niet is aangegeven dat er sprake dient te zijn van het behoud van de functie groen, water etc. Een omgevingsvergunningstelsel is dan ook niet op zijn plaats. Wanneer er wel gekozen zou zijn voor het behoud van groen, water of landschapselementen zouden deze elementen (separaat) bestemd zijn als Groen, Water of Natuur en op basis daarvan bescherming genieten via een omgevingsvergunningstelsel.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • T. BMF verzoekt om teeltvrije zones van tenminste gemiddeld 10 meter op te nemen langs de waterlopen die het Natura2000-gebied en de EHS instromen.

Standpunt gemeente: De gevraagde breedte van 10 meter van de teeltvrije zones wordt niet nader onderbouwd.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • U. BMF verzoekt om zandwegen en zandpaden te bestemmen als onverharde wegen en deze als zodanig te beschermen zodat verharding kan worden voorkomen.

Standpunt gemeente: Zandpaden en zandwegen hebben geen Verkeersbestemming gekregen maar vallen binnen de bestemming Agrarisch (met waarden), Bos of Natuur. Binnen al deze bestemmingen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100m2 per perceel. Een perceel is een aaneengesloten stuk grond met een kadastrale aanduiding. De vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in de betreffende functie genoemde waarden en/of functies. Op deze wijze worden bestaande zandpaden voldoende beschermd.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

  • V. BMF verzoekt om intrekking van de milieuvergunningen van de gestopte agrarische bedrijven en om het provinciale BVB-bestand te actualiseren. Verder verzoekt zij om de gestopte agrarische bedrijven een passende bestemming te geven, gekoppeld aan de sloop van overtollige gebouwen. Hierdoor wordt voorkomen dat deze bedrijven(her)starten.

Standpunt gemeente: In het plangebied zijn 9 agrarische bedrijven gestopt en deze krijgen een woonbestemming. Bij de meeste bedrijven heeft forse sloop van bedrijfsbebouwing plaatsgevonden en zijn de milieuvergunningen ingetrokken. Een aantal (voormalige) milieuvergunningen is niet ingetrokken omdat deze van rechtswege zijn overgegaan in een melding en meldingen kunnen juridisch niet ingetrokken worden.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

8. Eigenaar Berkhoek 6, Udenhout,

Reclamant verzoekt het bestemmingsvlak aan te passen. De woning is gelegen in een landschapsplan van ongeveer 2 ha. Het gewenste bestemmingsvlak is geheel omzoomd door erfbeplanting. Verder verzoekt hij de opslag te maximaliseren op 266 m2. Dit laatste op basis van gemaakte afspraken met een ambtenaar in 2000. Hiertoe heeft de eigenaar een gesprekverslag bijgevoegd.

Standpunt gemeente: In het kader van het principe van zuinig ruimtegebruik krijgen alleen een woning en het direct aansluitende erf en tuin een woonbestemming. Van het ongeveer 2 ha gewenste bestemmingsvlak heeft ongeveer 2800m2 een woonbestemming gekregen. De overige gronden behouden hun agrarische bestemming. Wat betreft het maximaliseren van de opslag tot 266m2 wordt opgemerkt dat uit overlegde gegevens niet blijkt dat er toezeggingen gedaan zouden zijn omtrent het toestaan van maximaal 266m2 aan bijgebouwen. Uitgangspunt blijft daarom dat alleen de bestaande bijgebouwen tbv opslag worden geregeld, zijnde 48m2 en 156m2.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

9. Eigenaar Waalwijkseweg 2a, Berkel-Enschot

Reclamant geeft aan dat bij zijn agrarische bedrijf 165m2 opslag staat vermeld. Echter op 20 januari 2012 is bouwvergunning verleend voor een nieuwe loods. Reclamant vraagt zich af waarom er opslag staat vermeld bij zijn bedrijf.

Standpunt gemeente: In het bestemmingsplan Buitengebied 94 is het perceel bestemd als Agrarische bedrijfsdoeleinden. Deze bestemming is gehandhaafd. Het bedrijf is thans bestemd als Agrarisch- Agrarisch bedrijf. De aanduiding 'opslag' is niet van toepassing bij deze bestemming.

De zienswijze is gegrond en de aanduiding 'opslag' zal dan ook van de plankaart/verbeelding verwijderd worden. Het bouwvlak zal zodanig worden aangepast dat de nieuwe loods erbinnen valt. Omdat in de bouwaanvraag voor de nieuwe loods is aangegeven dat 4 bestaande loodsen worden gesloopt zal het bouwvlak ook hierop worden aangepast.

10. Eigenaar Kreitenmolenstraat 226, 5071 Udenhout

Reclamant verzoekt om aanpassing van de archeologische verwachtingswaarde voor zijn perceel.. Hiertoe heeft hij als bijlage een bodemonderzoek bijgevoegd.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd in dit geval..

De ingediende zienswijze is gegrond en op de plankaart/ verbeelding zal de dubbelbestemming Waarde- Archeologie dan ook van het agrarische bouwvlak worden verwijderd.

11. Zienswijze door een adviesbureau mbt De Hemeltjens 1 te Berkel-Enschot..

A. Reclamant geeft aan dat zijn cliënt op de huiskavel een kas heeft van ruim 3000m2. Volgens de bestemming Agrarisch mogen slechts grondgebonden bedrijven aanwezig zijn. Gelet op de bestemming Agrarisch zouden er slechts grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig mogen zijn. Gelet op de definities in artikel 1 kan het bedrijf van cliënt, onder meer vanwege de gedeeltelijke teelt onder glas, niet worden aangemerkt als grondgebonden, in elk geval niet voor dat deel waarop de kas aanwezig is wat een substantieel deel is van het totale bedrijf. Dit zou betekenen dat een deel van de bedrijfsvoering zoals deze thans plaatsvindt onder overgangsrecht wordt gebracht. Verzocht wordt de bestemmingsbeschrijving zodanig aan te passen dat kassen expliciet binnen het gehele bouwvlak worden toegestaan en verder de bestemmingsomschrijving zodanig te wijzigen dat ter plaatse een glastuinbouwbedrijf c.q. kwekerij onder glas aanwezig mag zijn.

Standpunt gemeente: Het bedrijf heeft de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf gekregen en is bestemd voor een grond gebonden agrarisch bedrijf. Ingevolge de begripsbepalingen in artikel 1.7 is een grondgebonden bedrijf een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Een glastuinbouwbedrijf daarentegen (art. 1.6) is een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in één of meerdere kassen. Zoals reclamant zelf aangeeft exploiteert het bedrijf een boom- en tuinplantenkwekerij met verkoop van producten aan huis ( de Hemeltjens 1) en worden gronden van ongeveer 5 ha gelegen aan het Riddershofpad gebruikt voor de teelt van bomen en planten. Op de huiskavel bevindt zich een kas van ruim 3000m2. Dit betekent dat er sprake is van een bedrijfsvoering die in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en daarmee terecht bestemd is als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

De zienswijze is ongegrond.

B. Reclamant verzoekt om de productiegebonden detailhandel in de omvang zoals deze thans plaats vindt te blijven toestaan, subsidiair om deze oppervlakte vast te leggen op 1000m2.

Standpunt gemeente: Het bestemmingsplan staat een productiegebonden detailhandel toe van maximaal 200m2. In het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied 94 had het perceel de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden A". Productiegebonden detailhandel was hierin niet geregeld. Bij brief van 21 januari 1999 heeft het college medegedeeld dat beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan. Tilburg hanteert thans het beleid dat bij agrarische bedrijven maximaal 200m2 aan productiegebonden detailhandel wordt toegestaan. Dit is ook provinciaal beleid. Het toestaan van een grotere oppervlakte detailhandel is verder in strijd met het Tilburgs detailhandelsbeleid. Op basis van deze argumenten wordt vastgehouden aan maximaal 200m2. Echter gezien het karakter van het bedrijf dat producten vervaardigt waarbij de (grotere) verkoop zich tijdelijk concentreert op een aantal weken per jaar zal in het onderhavige bestemmingsplan worden bepaald dat de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte voor productiegebonden detailhandel van medio april tot medio mei, van medio september tot medio oktober en van eind november tot kerstmis (met een maximum van in totaal 12 weken per jaar) maximaal 1000m2 mag bedragen.

De zienswijze is deels gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van regels en de verbeelding/plankaart.

 C. Reclamant geeft aan dat cliënt een milieuvergunning heeft voor 96 vleesvarkens en verzoekt daarom de aanduiding intensieve veehouderij op te nemen binnen het bestemmingsvlak.

Standpunt gemeente: Blijkens artikel 1.8 van de begripsbepalingen is een intensieve veehouderij een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals ………varkens, ….… of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van een melkveehouderij. In dit onderhavige geval is geen sprake van bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate plaats vindt in gebouwen en gericht is op het houden van varkens. Het gaat om het (incidenteel) houden van 96 vleesvarkens, die gezien moeten worden als een neveninkomen bij de boom- en tuinplantenkwekerij. Het (incidenteel) houden van de 96 vleesvarkens is mogelijk binnen de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf zonder dat daarvoor de aanduiding intensieve veehouderij noodzakelijk is. Omdat de locatie is gelegen in zgn. extensiveringsgebied is uitbreiding van het bedrijf wat betreft de varkenstak niet mogelijk.

De zienswijze is ongegrond.

D. Het huisperceel van cliënt en de daartegenover gelegen gronden die eveneens zijn eigendom zijn hebben de dubbelbestemming Archeologie gekregen. Hierdoor worden er allerlei beperkingen gesteld indien grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m. Deze beperking is niet zinvol en onnodig bezwarend.

Standpunt gemeente: Voor zover het gaat om het agrarische bouwvlak aan de Hemeltjens 1 zal de dubbelbestemming Waarde-Archeologie van dit bouwvlak worden afgehaald omdat deze gronden inderdaad al grotendeels zijn geroerd en deze dubbelbestemming niet zinvol en onnodig bezwarend is. Wat de overige gronden betreft blijft de dubbelbestemming gehandhaafd vanwege het belang van de bescherming van mogelijke archeologische waarden in de bodem. Werkzaamheden dieper dan 0,5 m blijven mogelijk, zij het dat er een omgevingsvergunning nodig is wanneer deze werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 500m2 beslaan. Echter, hiervoor gelden ook weer een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld voor normaal beheer en onderhoud (zie artikel 20.4.2). Hierdoor is de dubbel-bestemming niet onnodig bezwarend.

De zienswijze is in zoverre gegrond dat de dubbel bestemming Waarde Archeologie op de plankaart/verbeelding van het agrarische bouwvlak zal worden verwijderd. Voor het overige is de zienswijze ongegrond.

12. ZLTO namens bedrijven resp. Brem 3 te Berkel-Enschot en Enschotsebaan 23 Berkel-Enschot.

A. ZLTO verzoekt namens twee boomtelers om voor bepaalde door hen aangewezen gronden binnen het plangebied bodemingrepen (planten en rooien van bomen) tot tenminste 0,50m onder maaiveld te mogen uitvoeren zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning nodig is. Nu is de grens 0,40 m onder maaiveld.

Standpunt gemeente: H-et betreft hier allemaal percelen met de bestemming Agrarisch. Binnen deze bestemming is een aanlegvergunning noodzakelijk voor het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschaps-elementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiedoeleinden. Aangezien het hier gaat om bomen t.b.v. agrarische productie doeleinden is voor het planten en rooien van deze bomen geen aanlegvergunning noodzakelijk.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

B. Verder verzoeken zij om binnen de bestemming "agrarisch" een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage.

Standpunt gemeente: Binnen de bestemming Agrarisch is het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling mogelijk. Hiervoor dient echter wel een omgevingsvergunning aangevraagd te worden. Zie artikel 3.5.1. Een wijzigingsbevoegdheid is dan ook niet nodig.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

13.Een adviesbureau namens bedrijf Kreitenmolenstraat 224, 5071 ND Udenhout, ingekomen 23 juli 2012.

A. Reclamant geeft aan dat de bestaande kuilplaten voor een gedeelte buiten het bouwvlak zijn gelegen. De kuilplaten zijn reeds geruime tijd aanwezig en maken deel uit van de vigerende milieuvergunning. Verzocht wordt de kuilplaten binnen de grenzen van het bouwvlak op te nemen.

Standpunt gemeente: Het bouwvlak zal aan de zuidzijde zodanig worden vergroot dat de kuilplaten erbinnen vallen. Totaal is dit een uitbreiding van 1617m2. Aan de oostzijde/achterzijde zal ongeveer eenzelfde oppervlakte van het bouwvlak worden afgehaald waardoor er bijna geen vergroting plaats vindt maar er sprake is van vormverandering.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

B. Het bedrijf heeft een milieuvergunning en bouwvergunningen voor het houden van 2184 mestvarkens en verzoekt om op het betreffende perceel de aanduiding intensieve veehouderij op de plankaart te vermelden.

Standpunt gemeente: Tussen 1991 en 2009 zijn er diverse milieuvergunningen voor varkens verleend en ingetrokken. Thans vigeert de milieuvergunning uit 2009 en een bouwvergunning uit 2010. Tot op heden is geen aanvang gemaakt met de bouw.  De iv-aanduiding zal dan ook niet op de verbeelding/plankaart worden opgenomen.

De ingediende zienswijze is ongegrond.

C. Verzocht wordt de dubbelbestemming waarde archeologie van het bouwvlak te verwijderen. Dit om onnodige kosten en tijdrovende procedures te voorkomen. Verder is de bodem op deze locatie al diep gewoeld t.b.v. andere bouwwerken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

14. Een adviesbureau namens eigenaar Haarensebaan 3, Udenhout.

A. Reclamant verzoekt tot een beperkte aanpassing van het bouwvlak opdat de bestaande erfverharding volledig binnen het bouwvlak valt.

Standpunt gemeente: Aan de noordzijde zal het bouwvlak beperkt worden aangepast waardoor de bestaande erfverharding volledig binnen het bouwvlak valt.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

B. Verzocht wordt de dubbelbestemming waarde archeologie van het bouwvlak te verwijderen. Dit om onnodige kosten en tijdrovende procedures te voorkomen. Verder is de bodem op deze locatie al diepgewoeld tbv andere bouwwerken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

15. Een adviesbureau namens eigenaar, Udenhoutseweg 3a, 5056 PE Berkel-Enschot

Reclamant verzoekt om een geringe aanpassing van het bouwvlak. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak richting straatzijde verschoven waardoor een klein deel van de rundveestal, mixputten en verharding buiten het bouwvlak is komen te vallen.

Standpunt gemeente:. Uit nameting blijkt dat door de verschuiving het bouwvlak aan de achterzijde met ongeveer 10 meter is verkleind. Omdat aan de straatzijde ook agrarische activiteiten plaatsvinden is terugschuiven van het bouwvlak geen optie. Aan de zuid-westzijde is daarom een strook van dezelfde omvang als de uitbreiding afgehaald waardoor het bouwvlak niet wordt vergroot maar alleen van vorm verandert.

De zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

B. Verzocht wordt de dubbelbestemming waarde archeologie van het bouwvlak te verwijderen. Dit om onnodige kosten en tijdrovende procedures te voorkomen. Verder is de bodem op deze locatie al diep gewoeld t.b.v. andere bouwwerken.

Standpunt gemeente: Het beleid van de gemeente is om geen dubbel-bestemming Waarde-Archeologie op te nemen binnen bestaande agrarische bouwvlakken omdat de grond binnen deze bestemming vaak al diep gewoeld is en dit onnodige kosten en tijdrovende procedures met zich meebrengt. Dit is ten onrechte toch gebeurd.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

16. ZLTO namens eigenaar Hoolstraat 17 Berkel-Enschot

ZLTO verzoekt aanpassing van het bouwvlak conform vigerend bestemmingsplan. Door de bouwvlakverkleining wordt initiatiefnemer beperkt in zijn bedrijfsvoering.

Standpunt gemeente: het bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch Bedrijf zal alsnog conform vigerend bestemmingsplan worden overgenomen nu reclamant heeft aangetoond dit deel van het perceel onder ontbindende voorwaarden is verkocht en hij aannemelijk heeft gemaakt dat deze ontbindende voorwaarden in werking treden.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.

17. Eigenaar, Berkhoek 7, 5071 NE Udenhout, ingekomen 31 juli 2012

Reclamant verzoekt om twee kleine gebouwen die nu buiten het bouwvlak zijn getekend in het bouwvlak te laten vallen.

Standpunt gemeente: De twee kleine gebouwtjes zijn ten onrechte niet binnen het bestemmingsvlak Bedrijf ingetekend.

De ingediende zienswijze is gegrond en geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding/plankaart.