direct naar inhoud van 3.2 Beleid provinciaal-regionaal niveau
Plan: Buitengebied Zuidwest
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001

3.2 Beleid provinciaal-regionaal niveau

Op provinciaal en regionaal niveau zijn de volgende visies en plannen het meest ruimtelijk relevant. Deze visies en plannen zijn op hun beurt weer doorvertaald in gemeentelijk beleid, zoals bijvoorbeeld de Ruimtelijke Structuurvisie.

Interimstructuurvisie en Paraplunota (Provincie Noord-Brabant, 2008)

De Interimstructuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid. Ook benoemt ze op hoofdlijnen hoe het beleid wordt uitgevoerd. Nieuw zijn het overzicht van ruimtelijke belangen, het overzicht van instrumenten en het overzicht van ontwikkelprojecten. De uitwerking van het beleid is opgenomen in de Paraplunota ruimtelijke ordening. Deze nota vormt de basis voor het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en voor de inzet van de instrumenten uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit document bevat de beleidsregels van de provincie.

De Interimstructuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het Streekplan Noord-Brabant 2002 'Brabant in balans'. Actualiseringen van beleid zijn meegenomen. Het hoofdbelang, zorgvuldig ruimtegebruik, is thematisch uitgewerkt in provinciale belangen en doelen. De hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid worden uiteengezet aan de hand van de vijf leidende ruimtelijke principes:

  • meer aandacht voor de onderste lagen;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • concentratie van verstedelijking;
  • zonering van het buitengebied;
  • grensoverschrijdend denken en handelen.

Ad 1: Lagenbenadering

De Lagenbenadering gaat uit van drie lagen. De eerste en onderste laag wordt enerzijds gevormd door 'Water en bodem' en anderzijds door 'Natuur, landschap en cultuurhistorie'. De onderste lagen moet meer sturend worden voor de ruimtelijke ontwikkeling in Noord Brabant. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur en de derde door de occupatiepatronen.

Ad 2: Zuinig ruimtegebruik

Zuinig ruimtegebruik wordt voornamelijk uitgelegd in de zin van minder ruimtebeslag van de bebouwde ruimte. De bestaand ruimte (opnieuw) en beter benutten, efficiënte benutting van de bouwblokken en het voorkomen van verstening van het buitengebied.

Ad 3: Concentratie van verstedelijking

In de Interimstructuurvisie worden 5 stedelijke en 11 landelijke regio's aangegeven. Het plangebied maakt deel uit van de stedelijke regio Breda-Tilburg.

Ad 4: Zonering van het buitengebied

Om de hoofdfuncties van het landelijk gebied (landbouw, natuur en recreatie) goed tot hun recht te laten komen, is een onderscheid aangebracht tussen de Groene Hoofdstructuur (onderverdeeld in GHS-Natuur en GHS-Landbouw) en de Agrarische Hoofdstructuur (AHS-Landschap en AHS-Landbouw). In de GHS is in beginsel alleen plaats voor natuur, extensieve landbouw, extensieve recreatie en andere laagdynamische functies, zoals bosbouw en waterbeheer.

De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, inclusief de hoofdzonering van het buitengebied, worden weergegeven op de kaart 'Ruimtelijke Hoofdstructuur' van de Interimstructuurvisie. In de uitvoeringsagenda geeft de provincie aan welke instrumenten worden ingezet om de belangen en doelen te realiseren. Op genoemde kaart staan in het plangebied de volgende aanduidingen: GHS-natuur, Ecologische verbindingszone (onder andere Bels Lijntje en Oude Leij), AHS-landbouw overig, Stroomweg (A58) en Landschapsecologische zone. Met name in het oostelijke deel van het plangebied, omgeving De Blaak, is de aanduiding GHS-natuur opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0003.jpg"

Figuur: uitsnede Interimstructuurvisie

Op de kaart 'Zonering van het buitengebied' van de Paraplunota staan in het plangebied de volgende aanduidingen: GHS-natuur: natuurparel (De Sijsten en de Kaaistoep), GHS-natuur: overig bos- en natuurgebied, AHS-landbouw: overig, Reserveringsgebied waterberging en Regionaal waterbergingsgebied (omgeving Oude Leij), Waterwingebied, 25-jaarszone en Boringsvrije zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0004.jpg"

Figuur: uitsnede Paraplunota

De genoemde hoofdzones zijn uitgewerkt in meerdere subzones (o.a. verschillende leefgebieden). Deze provinciale aanduidingen zijn als richtinggevend beleidskader benut voor de uitwerking van de gebiedsbestemmingen en eventuele aanduidingen op de plankaart. In de onderstaande tabel is weergegeven welke zones er zijn.

Hoofdzone   Subzone  
GHS Natuur   1 Natuurparel  
  2 Overig bos– en natuurgebied  
  3 Ecologische verbindingszone  
GHS Landbouw   4 Leefgebied kwetsbare soorten  
  5 Leefgebied struweelvogels  
  6 Natuurontwikkelingsgebied  
AHS Landschap   7 RNLE-landschapsdeel  
  8 Leefgebied Dassen  
  9 Waterpotentiegebied  
AHS Landbouw   10 Zoekgebied veeverdichtingsgebieden  
  11 Vestigingsgebied glastuinbouw  
  12 Doorgroeigebied glastuinbouw  
  13 Glasboomteeltgebied  
  14 AHS-overig  


Concreet komen in het plangebied de volgende subzones voor:

1. Natuurparel

Natuurparels bestaan uit begeleid natuurlijke eenheden en de daarbuiten gelegen bos- en natuurgebieden die bijzondere natuurwaarden hebben vanwege specifieke omstandigheden van de bodem of het (grond)water. In het plangebied betreft het met name grote delen van de Sijsten en de Kaaistoep en enkele kleine gebiedjes in het bosgebied ten zuiden van de Gilzerbaan.

2. Overig bos- en natuurgebied

De overige bos- en natuurgebieden bevatten minder hoge natuurwaarden dan de natuurparels. Het betreft het grootste deel van het in het plangebied aanwezige bosgebied en bloemrijk grasland, moeras, struwelen en reservaatsakkers in de Kaaistoep, de Blaak en het Schaapsgoor.

3. Ecologische verbindingszone

Ecologische verbindingszones zijn veelal langgerekte landschapselementen die ervoor moeten zorgen dat planten- of diersoorten zich van het ene naar het andere natuurgebied kunnen verplaatsen. Deze verbindingszones zijn veelal langgerekte landschapselementen langs waterlopen of langs dijken, wegen, spoor- en waterwegen, respectievelijk natte of droge verbindingszones. Binnen het plangebied bevinden zich twee natte verbindingszones, te weten langs de Hultensche Leij en de Oude Leij. Met uitzondering van een gedeelte van de Oude Leij moeten deze ecologische verbindingszones in de vorm van natte kralensnoeren nog worden gerealiseerd. Binnen het plan is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

4. Leefgebied struweelvogels

Het leefgebied struweelvogels omvat landbouwgronden en andere gronden -met name defensieterreinen- waarop struweelvogels kunnen gedijen, zoals de Roodborsttapuit en de Geelgors. Deze vogels hebben wel rust en ruimte nodig, maar zijn minder gevoelig voor ruimtelijke ingrepen door de landbouw, de recreatie en andere in het buitengebied voorkomende functies dan de kwetsbare planten- en diersoorten. In het leefgebied struweelvogels moeten activiteiten worden uitgeoefend met voldoende respect voor de bestaansvoorwaarden van de betreffende diersoorten. In het plangebied gaat het om de handhaving van houtwallen en onverharde zandpaden.

Nota Buitengebied in Ontwikkeling (Provincie Noord-Brabant, 2004)

Deze nota (nota BiO) biedt handvatten voor de wijze waarop beleidsmatig dient te worden omgegaan met voormalige agrarische bedrijfslocaties in het buitengebied, paardenhouderijen, nevenfuncties en verbrede landbouw. Deze beleidsnota biedt gemeenten de kans hun eigen beleidsruimte af te bakenen met betrekking tot de hiervoor genoemde onderwerpen. Dit kan op een creatieve, actieve en ontwikkelingsgerichte manier in een consistente visie. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is hierbij het uitgangspunt.

In het onderhavige plangebied zijn geen bebouwingsconcentraties aangewezen.

Uitwerkingsplan Breda-Tilburg (Provincie Noord-Brabant, 2004)

De uitwerkingsplannen die gebaseerd zijn op het oude streekplan Noord-Brabant 2002 geven de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken. Op de bijbehorende plankaart en het daarin opgenomen duurzame ruimtelijk structuurbeeld is een globale visie op de kwaliteiten en ontwikkelingskansen van de regio opgenomen. Deze dient als basis voor de verdere planvorming. Uitwerkingsplannen bevatten met name een uitwerking van het verstedelijkingsbeleid. Voor belang voor het buitengebied zijn onder meer aanduidingen als landschappelijke zones, transformatiegebieden en integratie stad-land.

Voor het plangebied gelden de aanduidingen Landschapsbeheer, Integratie Stad en Land, Beheer beekdalsysteem, Bos en Heide, (inter)Nationale wegverbinding (A58), Dorpverbindingsweg en KE-contour (vliegveld Gilze-Rijen). Ook is op de uitwerkingsplankaart (zie figuur Uitwerkingsplankaart) de grens van de Stedelijke Regio opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0005.png"

Figuur: Uitwerkingsplankaart

Reconstructieplan De Meierij (Provincie Noord-Brabant, 2005)

Het reconstructieplan De Meierij is, na vaststelling door de provincie en goedkeuring door het rijk, in 2005 in werking getreden. Onderdelen van een reconstructieplan zijn met toepassing van artikel 27 van de Reconstructiewet aangewezen voor (directe) planologische doorwerking.

Het reconstructieplan streeft er naar de problemen in het landelijke gebied structureel en op een samenhangende manier aan te pakken. Een belangrijk onderwerp daarbij is de zonering van de conflicterende functies intensieve veehouderij en natuur, landschap, recreatie en wonen. De integrale zonering geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen in extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze zonering heeft een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Verder zijn er richtlijnen opgenomen voor het aangeven van duurzame locaties voor de intensieve veehouderij. In het reconstructieplan zijn tevens de begrenzingen van natte natuurparels en bijbehorende beschermingszones, inundatie-gebieden en in te richten waterbergingsgebieden, beekherstelgebieden en de RNLE's opgenomen.

Op 30 mei 2007 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) uitspraak gedaan over het Reconstructieplan De Meierij. De Afdeling laat de kern van de reconstructieplannen, de planologische doorwerking van de begrenzing van de integrale zonering, nagenoeg overeind. De doorwerking van de werking (beleidsbepalingen) ervan wordt echter vernietigd. Hetzelfde geldt voor de begrenzing en werking van bestaande inundatiegebieden en in te richten waterbergingsgebieden alsmede voor enkele andere zaken.

Op plankaart 1 van het Reconstructieplan (Omgevingskwaliteit; zie figuur) zijn binnen het plangebied de volgende aanduidingen opgenomen: Ecologische hoofdstructuur (EHS), Ecologische verbindingszone (EVZ), In te richten waterbergingsgebied, Reserveringsgebied 2016, Te herstellen beken en Ruimte voor Beek- en kreekherstel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0006.jpg"

Figuur: uitsnede Reconstructieplan: Omgevingskwaliteit

Op plankaart 2 van het Reconstructieplan (Sociale en economische vitaliteit; zie figuur) zijn binnen de gemeente Tilburg de volgende aanduidingen opgenomen: Extensiveringsgebied natuur, Extensiveringsgebied Overig, Verwevingsgebied en Stedelijk uitloopgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0007.jpg"

Figuur: uitsnede Reconstructieplan: Sociale en economische vitaliteit

Correctieve Herziening reconstructieplan De Meierij (Provincie Noord-Brabant, 2008)

Naar aanleiding van het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het reconstructieplan hebben Gedeputeerde Staten van Noord Brabant voorstellen gedaan aan de reconstructiecommissies en een Correctieve Herziening opgesteld. De herziening betreft de onderdelen integrale zonering intensieve veehouderij, natte natuurparels inclusief beschermingszones en waterbergingsgebieden. De Correctieve Herziening Reconstructieplan is inmiddels vastgesteld (27-6-2008), goedgekeurd (12-8-2008) en in werking getreden (9-9-2008). In dit bestemmingsplan is uit de Correctieve Herziening de motivering voor de (beschermingszone rondom) de integrale zonering en waterbergingsgebieden overgenomen:

Motivering integrale zonering

Bij doorsnijdingen wordt het lichtste regiem van toepassing verklaard op het gehele bouwblok tenzij bij de betreffende doorsnijding een “harde” grens van de integrale zonering in het geding is. Als “harde” grenzen worden aangemerkt 220 meter rondom A-gebieden en 1000 meter rond Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingswetgebieden. Wordt een bouwblok doorsneden door een harde grens dan is het zwaarste regiem van toepassing. Extensiveringsgebied geldt als zwaarste regiem en landbouwontwikkelingsgebied als lichtste.

Indien een bouwblok wordt doorsneden door een harde grens en het gedeelte van het doorsneden bouwblok dat binnen het zwaarste regiem ligt ondergeschikt en niet benut is, is van het lichter regiem uitgegaan. Bouwblokken die door de grens van het stedelijk gebied worden doorsneden worden geheel opgenomen binnen de integrale zonering.

In een enkel geval is een miniem gedeelte van het bouwblok onbedoeld in een andere zone komen liggen. Dit is doorgaans pas zichtbaar geworden bij het inzoomen naar een schaal van 1: 5.000. Hier is eerder sprake van een technische fout op de kaart dan van een doorsnijding. Op plaatsen waar zich dit voordoet wordt onder correctie van de begrenzing de oorspronkelijke zonering gehandhaafd.

Motivering waterbergingsgebieden

Bestaande inundatiegebieden en concreet begrensde in te richten waterbergingsgebieden (met een vastgesteld inrichtingsplan) dienen in bestemmingsplannen een hydrologische basisbescherming te krijgen. Deze gebieden, die een functie vervullen voor de wateropgave zullen als zodanig worden beschermd. De begrenzing van bestaande inundatiegebieden is gebaseerd op een tweetal bronnen. De eerste bron is de zogenaamde 'classificatie retentie en inundatie'. Eigenaren waarvan de gronden (frequent) overstromen krijgen van het waterschap een reductie op de te betalen waterschapsheffing. Daarnaast zijn middels luchtfoto's de bestaande gebieden die ongeveer eenmaal per 5 jaren overstromen vastgelegd. Een en ander is gebaseerd op luchtfoto's uit 1995 en 2002 en de begrenzing is in het veld gecheckt.

Bestaande inundatiegebieden en concreet begrensde in te richten waterbergingsgebieden (met een vastgesteld inrichtingsplan) komen in het plangebied niet voor. Wel is ten zuiden van de A58 sprake van een in te richten waterbergingsgebied, dat planologische bescherming heeft gekregen.

Cultuurhistorische Waardenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2006)

Deze provinciale kaart (zie figuur) biedt inzicht in cultuurhistorische waarden en archeologische verwachtingswaarden binnen gemeenten. De kaart biedt inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten en de historische ruimtelijke ontwikkeling van het landschap, cultuurhistorische elementen, patronen en structuren die het huidige beeld van stad en land mede bepalen. De kaart heeft tot doel de beschikbare informatie op een publieksvriendelijke manier te presenteren.

Kenmerkend voor het plangebied is de Historische Geografie. Verder is er sprake van een lage en (middel)hoge archeologische indicatieve waarde. Ook is er wat historisch groen aanwezig langs wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008024-e001_0008.jpg"

Figuur: uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart

Aardkundige Waardevolle Gebiedenkaart (Provincie Noord-Brabant, 2005)

Op de aardkundige waardevolle gebieden kaart is te zien of er aardkundige waarden aanwezig zijn in het plangebied. Aardkundige waarden zijn die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied. Denk bijvoorbeeld aan dekzandruggen, beken, kreken en stuifzanden. Bij aardkundige waarden gaat het om de eigen waarde die men aan een aardkundig verschijnsel mag toekennen. Het kan dan gaan om een object of een patroon, bestaande uit een combinatie van objecten. Het kan zelfs gaan over een aardkundig proces. In het plangebied zijn geen aardkundige waarden aanwezig.

Provinciaal Waterhuishoudingplan (Provincie Noord-Brabant, 1998) en Partiële herziening 2003-2006

Het provinciaal Waterhuishoudingsplan is partieel herzien. Dit plan bevat de hoofdlijnen en uitwerkingen van het provinciale waterbeleid. Het bevat beleid voor o.a. verdrogingbestrijding, beekherstel en waterberging. Dit beleid werkt door in waterbeheerplannen. In het reconstructieplan De Meierij is eveneens een vertaling opgenomen van het Waterhuishoudingsplan: onder andere hydrologisch te herstellen natuurgebieden (natte natuurparels), waterconserveringsprojecten, overstromings- en retentiegebieden voor regionale waterberging en maatregelen voor beekherstel.

De hernieuwd in de reconstructieplannen opgenomen concrete begrenzingen en beleidslijnen voor de waterbergingen en natte natuurparels als gevolg van de uitspraak van Raad van State zijn richtinggevend voor de nieuwe bestemmingsplannen. In hoofdstuk 4 wordt verder op de inhoud van het Provinciaal Waterhuishoudingplan in relatie tot het plangebied ingegaan.

Integraal Waterbeheersplan West- Brabant 2 (IWWB-2) (Waterschap Brabantse Delta, 2000-2004)

Het plangebied valt binnen het Waterschap Brabantse Delta. De voormalige waterschappen Het Scheldekwartier, Land van Nassau, De Dongestroom, Mark en Weerijs en het Hoogheemraadschap van West-Brabant beschikten over het Integraal Waterbeheersplan West-Brabant II (IWWB-2) 2000-2004. Waterschap Brabantse Delta heeft dit plan verlengd tot 2009.

Dit plan beschrijft de uitwerking van het provinciale (oppervlakte)waterbeleid door het Waterschap, zoals is vastgelegd in het provinciale streekplan of provinciale waterhuishoudingsplan. Het plan is richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer van het Waterschap gedurende de planperiode. In het IWWB-2 zijn de hoofdlijnen voor het te voeren waterbeleid beschreven. Op de waterfunctiekaart hebben de waterlopen en gebieden dezelfde functies als in het Provinciaal Waterhuishoudingsplan. Het ruimtelijk relevante waterbeleid zal doorwerken in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 volgt een inhoudelijke beschrijving van dit beleid.

Provinciale Milieuverordening (PMV) (Provincie Noord-Brabant, 2002)

Deze verordening wijst bijzondere en kwetsbare gebieden aan vanuit milieuoptiek op basis van de Wet Milieubeheer. De PMV richt zich onder andere op het aanduiden van bodembeschermingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden. Hierbinnen gelden gebruiksbeperkingen welke door deze verordening geregeld worden. In het plangebied is een klein gedeelte aangewezen als in te richten waterbergingsgebied en een klein gedeelte als reserveringsgebied 2016. Er zijn geen stiltegebieden in het plangebied aanwezig.

Beleidsnota Glastuinbouw, incl. teeltondersteunende kassen (Provincie Noord-Brabant, 2006)

Deze nota vormt een herziening van de Beleidsnota Glastuinbouw 1999. Het glastuinbouwbeleid zoals verwoord in deze nieuwe nota past grotendeels binnen het Streekplanbeleid. De nieuwe beleidsnota glastuinbouw wijkt af van het Streekplan 2002 op de volgende punten:

  • de mogelijkheid nieuwe concentratiegebieden buiten de in het Streekplan aangewezen concentratiegebieden te ontwikkelen aan de hand van in de nota opgenomen locatie- en inrichtingscriteria (onder andere ligging in AHS en minimaal 50 ha);
  • de mogelijkheid tijdelijk maatwerk te leveren bij solitaire bedrijven in de AHS- landbouw die tegen de grens van 3 ha zitten en niet kunnen verplaatsen naar een concentratiegebied.

Ten aanzien van tunnelkassen (schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter)) wordt in de nota afgeweken van de provinciale Beleidsnota Teeltondersteunende Voorzieningen uit 2003 op de volgende punten:

  • in de AHS- landschap wordt een verruiming van teeltondersteunende kassen toegestaan op het bouwblok tot 5.000 m², waarbij de goedkeuringsvereiste van Gedeputeerde Staten vervalt;
  • in de AHS- landbouw wordt voor een aantal nog nader aan te wijzen en te begrenzen gebieden door middel van maatwerk en onder voorwaarden groei tot maximaal 1,5 ha mogelijk gemaakt.

Teeltondersteunende kassen zijn alleen toegestaan op het bouwblok.

Tevens zijn in de nota de provinciale ambities ten aanzien van duurzaamheidsaspecten als energie, water, licht, geluid, lucht, afval, natuur en landschap, cultuurhistorie en aardkundige waarden opgenomen.

Beleidsnota teeltondersteunende voorzieningen (Provincie Noord-Brabant, 2007)

Het beleid voor teeltondersteunende voorzieningen (TOV) gaat uit van een onderscheid tussen permanente voorzieningen en tijdelijke voorzieningen (maximaal 6 maanden per jaar). Permanente voorzieningen moeten op het bouwblok. Indien het bouwblok te klein is, dan kan een bouwblokvergroting worden aangevraagd. In kwetsbare gebieden geldt daarvoor een maximum maat, in de agrarische hoofdstructuur (AHS) landbouw niet (conform Streekplanbeleid). Tijdelijke voorzieningen mogen buiten het bouwblok worden opgericht. Hiervoor moet de gemeente op basis van het beleid op gebied van natuur, milieu, cultuurhistorie, water etcetera afwegen of een tijdelijke voorziening inpasbaar is.

NB: Het beleid voor de teeltondersteunende kassen is overgeheveld naar de Beleidsnota glastuinbouw.