direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - Buitengebied
Plan: Buitengebied West
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008023-e001

Artikel 16 Wonen - Buitengebied

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Functie

De voor ´Wonen - Buitengebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen waarbij geldt dat per bestemmingsvlak niet meer dan één woning is toegestaan tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
16.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. specifieke vorm van wonen - rijbak;

zijn de voor ´Wonen - Buitengebied´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s).

16.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen - Buitengebied´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. een beroepsmatige activiteit als een aan huis gebonden beroep,

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 16.1.1 genoemde functies.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
  • a. Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht. Deze bepaling is niet van toepassing op vrijstaande bijgebouwen bij de woning.
  • b. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
  • c. Bij vervangende nieuwbouw mogen de woningen uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen of bestaande locatie en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rijbak' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een woning inclusief aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 600 m3.
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
16.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan 30 m.
16.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
16.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rijbak' mag, met uitzondering van lichtmasten, niet meer dan 2 m bedragen. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • d. (openlucht) zwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen uitsluitend in het bouwvlak en het (on)bebouwd erf worden opgericht, met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 m.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
16.4 Onheffing van de bouwregels
16.4.1 Ontheffing goothoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 27.1, ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 16.2.2 ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte, zulks tot maximaal 8 m.

16.4.2 Ontheffing inhoud woningen en oppervlakte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.2.2 onder a en 16.2.3 onder b voor het vergroten van de inhoud van een woning, tot maximaal 750 m3 of een maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 200 m2 per woning, mits:

  • a. maximaal 60 m2 aan bijgebouwen aaneengesloten wordt gebouwd;
  • b. bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, in welk geval:

  • 1. ofwel voor maximaal 20% van de gesloopte oppervlakte extra oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan;
  • 2. ofwel voor maximaal 10% van de gesloopte inhoud extra inhoud van de woning is toegestaan;
  • 3. ofwel voor maximaal 20% van de bovenmatige (d.w.z. meer dan 75 m2) gesloopte oppervlakte deels als extra oppervlakte aan bijgebouwen en deels als extra oppervlakte van de woning is toegestaan.

16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Wonen - Buitengebied´, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf, met uitzondering van uitoefening van beroepsmatigeactiviteiten als bedoeld in 16.1.3 sub g;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
  • d. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten.
  • e. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • f. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • g. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • j. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 16.1.
16.5.2 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' wordt, op een bebouwde oppervlakte van maximaal 1.000 m², het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opgeslagen hebben en/of houden van naar hun aard statische goederen, zoals auto's, boten en caravans, als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:

    • a. het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit geen onevenredige beperkingen oplevert ten aanzien van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en
    • b. de nevenactiviteit aanvaardbaar is uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat, de nevenactiviteit zelf niet milieuvergunningplichtig is en daarnaast milieuhygiënisch inpasbaar is en
    • c. het gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die bij dit bestemmingsplan is gevoegd en
    • d. de nevenactiviteit qua aard, omvang en uitstraling past binnen de omgeving en
    • e. de nevenactiviteit geen onevenredige publieks- en/of verkeers-aantrekkende werking tot gevolg heeft en gezorgd wordt voor voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en
    • f. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en
    • g. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft en degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en,
    • h. geen sprake is van buitenopslag en
    • i. geen sprake is van detailhandel, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de nevenactiviteit en
    • j. de in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.
16.5.3 Ontheffing van het gebruik ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
    • 3. de maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
  • k. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van 16.5.3 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
16.5.4 Ontheffing ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Functie, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  • b. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
  • c. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
  • d. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
  • e. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  • g. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.
16.5.5 Ontheffing ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 27.1 ontheffing te verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van statische opslag (caravanstalling) als nevenactiviteit binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie blijft functioneren;
  • b. uitsluitend bebouwing voor de nevenactiviteiten gebruik mag worden en daarvoor geen nieuwbouw mag plaatsvinden;
  • c. de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, waarbij de aanwezige bebouwing die gebruikt wordt statische opslag (caravanstalling) maximaal 50% van de aanwezige bebouwing bedraagt tot een maximum van 1.000 m2;
  • d. er geen buitenstalling van caravans plaats vindt;
  • e. de nevenactiviteit zelf niet milieuvergunningplichtig is en milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • f. het een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft (bij ontsluiting passend, parkeren op eigen terrein);
  • g. er zorgvuldige landschappelijke inpassing plaatsvindt (geen visuele aantasting);
  • h. er geen onevenredige belemmering van de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven plaatsvindt.