direct naar inhoud van 4.6 Detailhandel
Plan: Binnenstad 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008021-e001

4.6 Detailhandel

Het uitgangspunt van het gemeentelijke detailhandelsbeleid (nota Ruimte voor Detailhandel, 2002; voortgangsrapportage detailhandel 2007) is een bijdrage te leveren aan versterking en verbreding van de detailhandel in de buurten, in de wijken, in de dorpen, in de binnenstad en in de werkgebieden teneinde de werkgelegenheid te versterken en de inwoners van stad en regio een winkelaanbod te bieden dat past bij de status van Tilburg als zesde stad van het land.

In deze verzorgingsstructuur wordt een drieslagmodel gehanteerd. Dit model legt een relatie tussen het koopgedrag van consumenten en de in het winkelgebied aanwezige soorten winkels en branches. Het drieslagmodel onderscheidt drie typen winkelgebieden:

  • 1. de centra voor recreatief winkelen. Meestal gevestigd in stadscentra en stadsdeelcentra waarbij veel functiemening plaatsvindt tussen winkelen, cultuur, horeca en leisure,
  • 2. de gemakscentra voor dagelijkse artikelen. Deze gemakscentra zijn veelal gevestigd in wijk- en buurtcentra, maar als gemakswinkel ook daarbuiten en als solitaire supermarkt ook te vinden aan belangrijke verkeersassen; het accent ligt op de dagelijkse behoeften van de consumenten,
  • 3. de centra voor doelgerichte aankopen. Hieronder worden concentraties detailhandel verstaan gelegen buiten het stadscentrum en buiten de woongebieden, goed bereikbaar per auto, met grote vestigingen, het accent ligt op volumineuze artikelen.

Perifere detailhandel
Voor de centra voor doelgerichte aankopen zal de bestemming perifere detailhandel gelden. In deze centra zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, plant/dier, bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000 m2 v.v.o. winkelruimte. Daarvan mag met een beperkt aantal kleinere winkels afgeweken worden als dat voor de completering van een themacentrum nodig is. In bijzondere gevallen kan de gemeente aanvullende brancheregels stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om een zeer bijzonder concept als een groen tuincentrum of om beperkte detailhandelactiviteiten binnen een sportinstelling.

Verspreide winkels
Tilburg telt momenteel een groot aantal verspreide winkels. Deze structuur wordt gekoesterd, maar er wordt wel erkend dat de autonome ontwikkelingen in de toekomst zullen leiden tot een grofmazigere structuur. Er zal een aantal verspreide winkels verdwijnen.

De functie die de verspreide bedrijvigheid vervult, verschilt van buurt tot buurt. In de oude stad maken verspreide winkels deel uit van de historische gegroeide structuur. Daarbuiten dragen zij duidelijk bij aan de levendigheid en leefbaarheid van buurten. In het detailhandelsbeleid verleent de gemeente planologisch medewerking aan de uitbreiding en/of realisatie van verspreide winkels in woongebieden wanneer deze bijdragen aan het voorzieningenniveau van de betreffende buurt en aansluiten bij de stedenbouwkundige structuur van het gebied.

Voor de bedrijven- en kantorenlocaties geldt dat vestiging van detailhandel uitsluitend toegestaan wordt binnen een in het bestemmingsplan als zodanig aangewezen facility point. De facility points zijn een belangrijk onderdeel van het beleid gericht op de kwaliteitsverbetering van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. In een facility point kunnen ook andere functies worden ondergebracht (horeca, kapper, vergaderruimten, kinderopvang, sportzaal etc.). De omvang van de detailhandelsfunctie in een dergelijk facility point zal afhankelijk zijn van het aantal werknemers op het betreffende terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008021-e001_0004.jpg"

Ten aanzien van het plangebied is het vorenstaande als volgt uitgewerkt:

De binnenstad van Tilburg kan worden aangemerkt als een centrum voor recreatief winkelen, hier bevindt zich de grootste concentratie van winkels binnen de gemeente. Daarnaast is er veel horeca aanwezig en zijn er ook theaters, bioscopen en andere (culturele) voorzieningen te vinden.

Ook na realisatie van het Pieter Vreedeplein is de binnenstad relatief klein ten opzichte van nabij gelegen steden. Ondanks versterking van het aanbod door vestiging van onder andere Esprit, Sting, Sissy Boy en anderen zijn er nog kansen voor de recreatieve branches (warenhuis, kleding en mode, schoenen en lederwaren, juwelier en optiek, sport en spel). Voor een deel heeft dit betrekking op uitbreiding in oppervlak maar belangrijker is de segmentatie, er is ruimte voor het hogere en het middensegment.

Het kleinschaliger en specialistisch aanbod (zoals in het westelijk deel van de binnenstad) heeft een belangrijke toegevoegde waarde, versterking van dit gebied is een voorwaarde voor het verhogen van de aantrekkelijkheid van de binnenstad voor de (boven)regionale bezoeker.

Bij toekomstige plannen voor het centrum is ook het winkelcircuit van belang. Een goede routing met trekkers op de juiste locatie zorgt dat consumenten goed door het gebied worden geleid. Het realiseren van trekkers op strategische punten (zoals Schouwburgring en Stadhuisstraat) is van belang voor een goed functionerend winkelcircuit. Ook bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid is van belang voor het goed functioneren van de binnenstad.

Tot het kernwinkelgebied worden in ieder geval gerekend: Heuvelstraat, Stadhuisplein, Pieter Vreedeplein, Oude Markt en de overdekte winkelpassages: Emmapassage, Heuvelpoort en Schouwburgpromenade. In het beleid wordt ook het zogenaamde dwaalgebied onderscheiden, het westelijk deel van de binnenstad met als belangrijkste straten: Nieuwlandstraat, Noordstraat, Stationstraat, Tuinstraat, Telefoonstraat en Willem II-straat.