Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.
15.2 Voorrangsbepaling
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
15.3 Bouwregels
15.3.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
-
a. bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend is van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
-
b. het is verboden scheidende muren van afzonderlijke panden te doorbreken waardoor onderling panden gekoppeld worden.
15.3.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' en de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' geldt dat, mede gelet op het bepaalde in artikel 17.6:
-
1. uitsluitend gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de bestaande:
- goothoogte;
- bouwhoogte;
- bouwdiepte;
- voorgevelrooilijn;
- pandbreedte;
- kapvorm;
- dakhelling;
- nokrichting van de kap;
- hoogte van de begane grondse bouwlaag;
- aantal bouwlagen,
zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op bovenstaande opsomming. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
-
1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de begane grondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;
-
2. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd,
-
b.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing' geldt dat:
-
1. uitsluitend gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de bestaande:
- voorgevelrooilijn;
- pandbreedte;
- kapvorm;
- dakhelling;
- nokrichting van de kap;
- hoogte van de begane grondse bouwlaag;
- aantal bouwlagen,
zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op bovenstaande opsomming. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
-
2. de goothoogte en de bouwhoogte van de op te richten bebouwing maximaal 10% mag afwijken van de rand- en/of bouwhoogte zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op de rand- en/of bouwhoogte. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
-
3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de begane grondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;
-
4. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd,
-
c.
ten aanzien van overige gebouwen waarbij geen sprake is van een aanduiding 'specifieke
bouwaanduiding-rijksmonument', 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' of
'specifieke bouwaanduiding-cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' geldt dat:
-
1. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
-
2. in afwijking van het bepaalde onder 1 ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak mogen overschrijden;
-
3. ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn moet worden gebouwd;
-
4. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100 mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
-
5. de randhoogte niet meer mag bedragen dan de randhoogte zoals is aan te merken op basis van de laatst verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en voorzover die vergunning betrekking heeft op de randhoogte. Bij het ontbreken van deze omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geldt de bestaande situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De randhoogte mag worden verhoogd met maximaal 3,50 meter onder voorwaarde dat:
- de randhoogte minimaal 0,5 meter verschilt ten opzichte van de randhoogte van gebouwen op de belendende percelen;
- de randhoogte maximaal 3.50 meter verschilt ten opzichte van het laagst naastgelegen gebouw op het belendende perceel;
- de maximale bouwhoogte van de basisbestemming mag niet worden overschreden.
-
6. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de begane grondse bouwlaag niet mag worden bebouwd;
-
7. de hoogte van de begane grondse bouwlaag niet minder mag bedragen dan 3.50m tenzij de bestaande begane grondse bouwlaag op het moment van ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan al lager was dan 3.50m.
15.3.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de bebouwingsregels met bijbehorende ontheffingsregels voorzover bij de voorkomende onderliggende basisbestemmingen zijn opgenomen.
15.3.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de bebouwingsregels met bijbehorende ontheffingsregels voorzover bij de voorkomende onderliggende basisbestemmingen zijn opgenomen.
15.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene nadere eisenregeling in artikel 23 ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen bij gemeentelijke en rijksmonumenten aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Tevens kunnen burgemeester en wethouders bij gemeentelijke en rijksmonumenten ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de monumentencommissie is gehoord.
15.5 Afwijken van de bouwregels
15.5.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 22.1 omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 15.3.1 onder b voor wat betreft het doorbreken van scheidende muren van afzonderlijke panden waarbij maximaal twee panden onderling gekoppeld kunnen worden;
-
b. het bepaalde in 15.3.2 onder a sub 1 voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, pandbreedte, kapvorm, nokrichting, dakhelling, hoogte van de begane grondse bouwlaag en het aantal bouwlagen;
-
c. het bepaalde in 15.3.2 onder b sub 1 en sub 2 voor wat betreft de goothoogte, bouwhoogte, kapvorm, pandbreedte, nokrichting, dakhelling, hoogte van de begane grondse bouwlaag en het aantal bouwlagen;
-
d. het bepaalde in 15.3.2 onder c sub 3;
-
e. het bepaalde in 15.3.2 onder c sub 5 tot de maximale hoogte zoals weergegeven binnen de basisbestemming;
-
f. het bepaalde in 15.3.2 onder c sub 7 ten behoeve van de minimale hoogte van de begane grondse bouwlaag.
15.5.2 Voorwaarden
-
a. Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
-
1. de monumentencommissie is gehoord;
-
2. de cultuurhistorische waarden van het object en zijn directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
-
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd stadsgezicht;
-
4. de maximale hoogte binnen de basisbestemming niet wordt overschreden.
-
b. Tevens gelden ten aanzien van het koppelen van panden via het doorbreken van scheidende muren van afzonderlijke panden de volgende voorwaarden:
-
1. de karakteristiek van de panden gewaarborgd blijft;
-
2. de directe individuele toegankelijkheid van de panden gewaarborgd blijft;
-
3. de bebouwingskarakteristiek van het straatbeeld waarvan de panden deel uitmaken niet wordt geschaad.
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de als ´Waarde - Cultuurhistorie´ bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen, verbreden, verleggen of wijzigen van het profiel van wegen, pleinen e.d. gelegen binnen de basisbestemming Verkeer, Verkeer-Verblijf en Groen;
-
b. het verwijderen van waardevolle boombeplanting zoals weergegeven in de bijlage Boomwaardekaart;
-
c. het ophogen, het afgraven of ontgronden van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte van meer dan 50 m²;
-
d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijk te verwachten archeologische waarden/vindplaatsen worden uitgevoerd;
-
e. het slopen van gebouwen of delen van gebouwen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
15.6.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 15.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:
-
a. het normale onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. betrekking hebben op werken en werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 50 m² zoals bedoeld in 15.6.1 onder c;
-
d. in het kader van onderzoek naar mogelijk te verwachten archeologische waarden worden uitgevoerd;
-
e. in overeenstemming zijn met een op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg verleende vergunning;
-
f. noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of het gedeeltelijk vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstige een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk.
15.6.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in 15.6.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de monumentencommissie is gehoord.