direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk-1
Plan: Udenhout beschermd dorpsgezicht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008017-e001

Artikel 9 Maatschappelijk-1

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functies

De voor ´Maatschappelijk-1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in combinatie met welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking, tehuis voor daklozen, e.d.;
  • b. voorzieningen voor religieuze instellingen;
  • c. ondersteunende voorzieningen voor onder a genoemde functies, zoals voorzieningen voor dagactiviteiten, educatie, ontwikkelingsgerichte werkgerelateerde activiteiten en voorzieningen voor sport en recreatie, zoals een zwembad, kinderboerderij en manege;
  • d. voorzieningen ten behoeve van service en beheer;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bouwwerken van algemeen nut.
9.1.2 Aaanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'water' zijn de voor Maatschappelijk-1 aangewezen gronden bestemd voor de daarbij weergegeven functie.

9.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Maatschappelijk-1´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. kantoorruimten;
  • c. detailhandel;
  • d. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. objecten voor beeldende kunst;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 9.1.1 en genoemde functies.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • e. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
9.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen,
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m bedragen en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen..
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Binnenplans afwijken m.b.t. bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.2 onder d met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte tot een maximum van 6,5 m respectievelijk 11,5 m;
  • b. het bepaalde in 9.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. het bepaalde in 9.2.4 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.

Daarnaast zijn de in 9.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

9.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.4 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 10 m;
  • b. het bepaalde in 9.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. het bepaalde in 9.2.2 onder a, voor balkons van maximaal 1,5 m diepte;
  • d. het bepaalde in 9.2.2 onder a, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  • e. het bepaalde in 9.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
  • f. het bepaalde in 9.2.2 onder a, voor overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken;9.2.2
  • g. het bepaalde in onder a. voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan 20 m² per eenheid en een bouwhoogte van maximaal 4,5 m.
9.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • i. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Maatschappelijk-1´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan toegelaten op grond van 9.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of bedrijvigheid;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding 'water' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren.

9.6.2 Uitzonderingen

Het in 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.6.3 Toelaatbaarheid

De in 9.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 9.1 genoemde waarden en/of functies. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap.